31998R2411

Verordening (EG) nr. 2411/98 van de Raad van 3 november 1998 inzake de erkenning van het onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan in het verkeer binnen de Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 299 van 10/11/1998 blz. 0001 - 0003


VERORDENING (EG) Nr. 2411/98 VAN DE RAAD van 3 november 1998 inzake de erkenning van het onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan in het verkeer binnen de Gemeenschap

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75, lid 1, onder d),

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3),

(1) Overwegende dat de Gemeenschap een aantal maatregelen heeft vastgesteld die tot doel hebben de totstandbrenging van een interne markt zonder binnengrenzen, waarbinnen het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag is gewaarborgd, te bevorderen;

(2) Overwegende dat verschillende lidstaten partij zijn bij het Verdrag van Wenen van 1968 inzake het wegverkeer (4) (hierna "Verdrag van Wenen" genoemd), van welk verdrag artikel 37 bepaalt dat op elk motorvoertuig in het internationale verkeer aan de achterzijde, behalve zijn kenteken, het onderscheidingsteken van de staat, waarin het is ingeschreven, dient te zijn aangebracht;

(3) Overwegende dat de Gemeenschap geen partij bij het verdrag is en dat sommige van haar lidstaten die wel partij zijn, zich beroepen op de bepalingen van artikel 37 van het verdrag; dat deze lidstaten bijgevolg verlangen dat voertuigen uit andere lidstaten van het onderscheidingsteken overeenkomstig bijlage 3 bij het Verdrag van Wenen zijn voorzien, dat sommige van deze lidstaten geen andere onderscheidingstekens erkennen, bijvoorbeeld deze die zijn aangebracht op de kentekenplaten en, hoewel zij de lidstaat van inschrijving van het voertuig aanduiden, niet in overeenstemming zijn met bijlage 3 bij het Verdrag van Wenen;

(4) Overwegende dat verschillende lidstaten een model kentekenplaat hebben ingevoerd waarop, aan de linkerzijde van het kentekennummer, een blauw vlak is aangebracht met daarin enerzijds de twaalf gele sterren van de Europese vlag en anderzijds het onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving; dat dit onderscheidingsteken, wat het intracommunautaire vervoer betreft, beantwoordt aan de doelstellingen van artikel 37 van het Verdrag van Wenen met betrekking tot de aanduiding van de staat van inschrijving;

(5) Overwegende dat het derhalve nodig is dat lidstaten die verlangen dat voertuigen uit andere lidstaten van het onderscheidingsteken van de staat van inschrijving zijn voorzien, eveneens het onderscheidingsteken overeenkomstig de bijlage bij deze verordening erkennen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op de in de lidstaten ingeschreven voertuigen die zich in de Gemeenschap in het verkeer bevinden.

Artikel 2

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. "onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving": een geheel bestaande uit één, twee of drie Latijnse hoofdletters, waarmee de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven wordt aangeduid, als omschreven in de bijlage;

2. "voertuig": elk motorvoertuig en aanhangwagen daarvan als gedefinieerd bij:

- Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (5);

- Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen (6).

Artikel 3

Lidstaten die verlangen dat in een andere lidstaat ingeschreven voertuigen een onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving dragen als zij aan het verkeer op hun grondgebied deelnemen, erkennen het onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving dat overeenkomstig de voorschriften van de bijlage van deze verordening is aangebracht, als gelijkwaardig aan ieder ander onderscheidingsteken dat zij erkennen ter aanduiding van de staat van inschrijving van het voertuig.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 november 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

B. PRAMMER

(1) PB C 290 van 24. 9. 1997, blz. 25 en PB C 159 van 26. 5. 1998, blz. 16.

(2) PB C 95 van 30. 3. 1998, blz. 32.

(3) Advies uitgebracht op 19 februari 1998 (PB C 80 van 16. 3. 1998, blz. 210), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 5 juni 1998 (PB C 227 van 20. 7. 1998, blz. 31) en besluit van het Europees Parlement van 7 oktober 1998 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(4) Verdrag dat op 8 november 1968 te Wenen is gesloten in het kader van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties.

(5) PB L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/27/EG (PB L 233 van 25. 8. 1997, blz. 1).

(6) PB L 225 van 10. 8. 1992, blz. 72. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

BIJLAGE

VOORSCHRIFTEN VOOR HET AANBRENGEN VAN HET ONDERSCHEIDINGSTEKEN VAN DE LIDSTAAT VAN INSCHRIJVING OP DE LINKERZIJKANT VAN DE KENTEKENPLAAT

MODEL 1 (ter indicatie)

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

MODEL 2 (ter indicatie)

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Kleuren:

1. Retroflecterende blauwe ondergrond (Munsell 5,9 pb 3,4/15,1)

2. Twaalf retroflecterende gele sterren

3. Retroflecterend onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving in witte of gele kleur

Samenstelling en afmetingen:

1. Blauwe ondergrond:

hoogte = min. 98 mm

breedte = min. 40 mm, max. 50 mm

2. Twaalf sterren waarvan de middelpunten op een cirkel met een straal van 15 mm zijn aangebracht; afstand tussen twee tegenoverliggende punten van eenzelfde ster is 4 à 5 mm

3. Onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving:

hoogte = min. 20 mm

lijndikte = 4 à 5 mm

Bij geringe afmetingen van de blauwe ondergrond in geval van kentekenplaten waarvan het nummer op twee regels is weergegeven (zie model 2) en/of van kentekenplaten voor twee- of driewielige motorvoertuigen, kunnen de afmetingen van de sterren en het onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving naar evenredigheid worden gereduceerd.