31998L0056

Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen

Publicatieblad Nr. L 226 van 13/08/1998 blz. 0016 - 0023


RICHTLIJN 98/56/EG VAN DE RAAD van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

(1) Overwegende dat in de agrarische productie van de Gemeenschap de teelt van siergewassen een belangrijke plaats inneemt;

(2) Overwegende dat bevredigende resultaten bij de teelt van siergewassen in ruime mate afhangen van de kwaliteit en de gezondheid van het materiaal dat voor de teelt van de siergewassen wordt gebruikt;

(3) Overwegende dat vaststelling van geharmoniseerde voorschriften op communautair niveau de kopers in de gehele Gemeenschap de zekerheid zal geven dat het teeltmateriaal dat zij ontvangen, fytosanitair in orde en van goede kwaliteit is;

(4) Overwegende dat, wat het fytosanitaire aspect betreft, de geharmoniseerde voorschriften coherent moeten zijn met het bepaalde in Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (4);

(5) Overwegende dat communautaire voorschriften moeten worden vastgesteld voor alle geslachten en soorten van siergewassen in de Gemeenschap, behalve voor die welke worden bestreken door Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (5);

(6) Overwegende dat het, onverminderd de plantenziektekundige voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG, niet dienstig is de communautaire voorschriften voor het in de handel brengen toe te passen op teeltmateriaal waarvan wordt aangetoond dat dit voor uitvoer naar derde landen bestemd is, aangezien de in die landen geldende voorschriften van de bij deze richtlijn vastgestelde kunnen afwijken;

(7) Overwegende dat voor de vaststelling van fytosanitaire eisen en kwaliteitsnormen voor bepaalde geslachten en soorten uitvoerig en gedetailleerd technisch en wetenschappelijk onderzoek vereist is; dat daartoe derhalve moet worden voorzien in een adequate procedure;

(8) Overwegende dat het in de eerste plaats de taak van de leveranciers van teeltmateriaal is om ervoor te zorgen dat hun producten aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen;

(9) Overwegende dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten via controles en keuringen erop moeten toezien dat de leveranciers deze voorschriften naleven;

(10) Overwegende dat communautaire controlemaatregelen moeten worden getroffen om te garanderen dat de normen van deze richtlijn in alle lidstaten op gelijke wijze worden toegepast;

(11) Overwegende dat het in het belang van de koper van teeltmateriaal is dat de benaming van het ras of de plantengroep bekend is en dat de identiteit wordt gevrijwaard;

(12) Overwegende dat de specifieke kenmerken van de bedrijven in de siergewassensector een complicatie vormen; dat bovengenoemde doelstelling derhalve het best kan worden bereikt door algemene rasbekendheid of, indien het een ras of plantengroep betreft, door een beschrijving die wordt opgesteld en bewaard door de leverancier;

(13) Overwegende dat met het oog op een correcte identificatie van en een geordende handel in teeltmateriaal communautaire voorschriften moeten worden vastgesteld met regels betreffende het apart houden van partijen en de waarmerking; dat op het waarmerkstrookje alle gegevens moeten worden vermeld die voor de officiële controle nodig zijn of waarover de teler moet kunnen beschikken;

(14) Overwegende dat regels moeten worden vastgesteld op grond waarvan bij tijdelijke moeilijkheden op het gebied van de voorziening, teeltmateriaal in de handel mag worden gebracht dat aan minder strenge eisen voldoet dan die welke bij deze richtlijn zijn vastgesteld;

(15) Overwegende dat moet worden bepaald dat in derde landen gekweekt teeltmateriaal in de Gemeenschap mag worden verhandeld, doch steeds op voorwaarde dat hiervoor in alle opzichten gelijkwaardige garanties worden gegeven als voor teeltmateriaal dat in de Gemeenschap wordt geproduceerd en aan de communautaire voorschriften voldoet;

(16) Overwegende dat om de verschillende in de lidstaten toegepaste technische controlemethoden te harmoniseren en het in de Gemeenschap gekweekte teeltmateriaal te kunnen vergelijken met producten uit derde landen, vergelijkingsproeven moeten worden uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal aan de bij deze richtlijn vastgestelde eisen voldoet;

(17) Overwegende dat, om de bij deze richtlijn vastgestelde regeling vlot te doen functioneren, de Commissie moet worden opgedragen maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn vast te stellen; dat dergelijke maatregelen moeten worden vastgesteld volgens een procedure waarbij de Commissie en de lidstaten nauw met elkaar samenwerken in het kader van een Permanent Comité voor teeltmateriaal van siergewassen;

(18) Overwegende dat bij Richtlijn 91/682/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen, alsmede van siergewassen (6) op communautair niveau geharmoniseerde voorschriften werden vastgesteld om de kopers in de gehele Gemeenschap de zekerheid te geven dat het teeltmateriaal en de siergewassen die zij ontvangen, fytosanitair in orde en van goede kwaliteit zijn;

(19) Overwegende dat de lidstaten gewag hebben gemaakt van moeilijkheden bij de interpretatie en de omzetting van genoemde richtlijn;

(20) Overwegende dat genoemde richtlijn geschikt werd geacht voor opname in het SLIM-initiatief (Simpler Legislation for the Internal Market - eenvoudiger regelgeving voor de interne markt), dat in mei 1996 door de Commissie werd opgestart;

(21) Overwegende dat het SLIM-team voor siergewassen diverse aanbevelingen heeft gedaan ter vereenvoudiging van genoemde richtlijn; dat deze aanbevelingen zijn opgenomen in de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het SLIM-initiatief;

(22) Overwegende dat deze aanbevelingen betrekking hadden op de personen die door die richtlijn aan controle moesten worden onderworpen, de soorten die onder die richtlijn moesten vallen, de authenticiteit van de rassen, de verhouding tot Richtlijn 77/93/EEG en de gelijkwaardigheid ten aanzien van derde landen;

(23) Overwegende dat het gezien deze aanbevelingen wenselijk is enige bepalingen van Richtlijn 91/682/EEG te wijzigen; dat de richtlijn duidelijkheidshalve, gezien het aantal veranderingen, in een nieuw jasje moet worden gestoken,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

1. Deze richtlijn is van toepassing op het in de handel brengen in de Gemeenschap van teeltmateriaal van siergewassen. Zij is van toepassing onverminderd de voorschriften voor de bescherming van in het wild levende plantensoorten van Verordening (EG) nr. 338/97, de voorschriften met betrekking tot verpakkingen en verpakkingsafval van Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad (7), en, tenzij in de onderhavige richtlijn of op grond daarvan anders is bepaald, de fytosanitaire voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG.

2. Deze richtlijn is niet van toepassing op

- teeltmateriaal waarvan wordt aangetoond dat het voor uitvoer naar derde landen bestemd is, mits het duidelijk als zodanig is geïdentificeerd en in voldoende mate apart wordt gehouden,

- materiaal waarvan de producten niet bestemd zijn voor sierdoeleinden, indien dat onder andere communautaire voorschriften inzake het in de handel brengen van zulk materiaal valt.

3. Volgens de procedure van artikel 17 kan worden besloten dat sommige of alle vereisten van deze richtlijn niet van toepassing zijn op zaad van bijzondere soorten of groepen planten, wanneer die bestemd zijn voor de productie van ander teeltmateriaal en er geen duidelijk verband bestaat tussen de kwaliteit van dergelijk zaad en de kwaliteit van het daaruit geteelde materiaal.

TITEL II

DEFINITIES

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. Teeltmateriaal: plantmateriaal bestemd voor:

- de vermeerdering van siergewassen; of

- de productie van siergewassen; in geval van productie uitgaande van complete planten is deze definitie evenwel alleen van toepassing voorzover de ontstane siergewassen bestemd zijn om verder in de handel te worden gebracht;

Vermeerdering: reproductie op vegetatieve of andere wijze;

2. Leverancier: elke natuurlijke of rechtspersoon die beroepshalve teeltmateriaal in de handel brengt of invoert;

3. In de handel brengen: het verkopen of leveren door een leverancier aan een andere persoon. Verkoop omvat het ter beschikking of in voorraad houden, tentoonstellen met het oog op verkoop, te koop aanbieden;

4. Verantwoordelijke officiële instantie:

a) een door de lidstaat onder toezicht van de nationale regering opgerichte of aangewezen instantie die verantwoordelijk is voor vraagstukken inzake de kwaliteit;

b) een overheidsinstantie die is ingesteld

- hetzij op nationaal niveau

- hetzij op regionaal niveau, onder toezicht van de nationale autoriteiten, binnen door de grondwet van de betrokken lidstaat vastgestelde grenzen.

De hierboven bedoelde instanties kunnen, overeenkomstig de nationale wetgeving, de in deze richtlijn bedoelde taken die onder hun gezag en toezicht moeten worden verricht, overdragen aan een publiek- of privaatrechtelijk rechtspersoon die, krachtens zijn officieel goedgekeurde statuten, uitsluitend belast is met specifieke taken van openbaar belang, op voorwaarde dat deze rechtspersoon en de leden daarvan geen enkel persoonlijk belang hebben bij het resultaat van de maatregelen die zij nemen.

Bovendien kan, volgens de procedure van artikel 17, een andere namens de onder a) bedoelde instantie ingestelde rechtspersoon die onder het gezag en toezicht van een dergelijke instantie handelt, worden erkend, op voorwaarde dat deze rechtspersoon geen enkel persoonlijk belang heeft bij het resultaat van de maatregelen die hij neemt.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun verantwoordelijke officiële instanties.

De Commissie zendt deze informatie toe aan de andere lidstaten;

5. Partij: een aantal eenheden van één product, identificeerbaar door de homogene samenstelling en oorsprong.

TITEL III

VEREISTEN WAARAAN HET TEELTMATERIAAL MOET VOLDOEN

Artikel 3

1. Leveranciers mogen teeltmateriaal alleen in de handel brengen wanneer dit voldoet aan de in deze richtlijn genoemde vereisten.

2. Lid 1 niet van toepassing op teeltmateriaal dat is bestemd voor:

a) proeven of wetenschappelijke doeleinden;

b) selectie;

c) instandhouding van de genetische diversiteit.

3. Volgens de procedure van artikel 17 kunnen gedetailleerde regels voor de toepassing van lid 2 worden vastgesteld.

Artikel 4

In voorkomend geval moet het teeltmateriaal in overeenstemming zijn met de relevante plantenziektekundige voorschriften van Richtlijn 77/93/EEG.

Artikel 5

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1 en in artikel 4, moet teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht

- nagenoeg vrij zijn van, althans met het blote oog waarneembare, schadelijke organismen die de kwaliteit van het teeltmateriaal aantasten, dan wel tekenen of symptomen daarvan die de bruikbaarheid van het teeltmateriaal schaden;

- nagenoeg vrij zijn van gebreken die de kwaliteit als teeltmateriaal kunnen aantasten;

- voldoende groeikracht en afmetingen hebben met het oog op zijn bruikbaarheid als teeltmateriaal;

- in geval van zaden, voldoende kiemcapaciteit hebben;

- indien in de handel gebracht met verwijzing naar het ras overeenkomstig artikel 9, voldoende rasidentiteit en -zuiverheid bezitten.

2. Teeltmateriaal dat op basis van zichtbare tekenen of symptomen niet nagenoeg vrij is van schadelijke organismen moet op adequate wijze worden behandeld of, zo nodig, worden verwijderd.

3. Voor teeltmateriaal van citrusgewassen moet bovendien aan de volgende vereisten worden voldaan:

a) het materiaal moet afkomstig zijn van uitgangsmateriaal dat bij controle vrij is bevonden van symptomen van virussen, virusachtige organismen of ziekten;

b) het materiaal moet sedert het begin van de laatste vegetatiecyclus bij controle nagenoeg vrij zijn bevonden van dergelijke virussen, virusachtige organismen of ziekten; en

c) indien het entmateriaal betreft, moet het materiaal zijn geënt op onderstammen die niet vatbaar zijn voor viroïden.

4. Voor bloembollen moet bovendien aan het volgende vereiste worden voldaan:

- het teeltmateriaal moet rechtstreeks afkomstig zijn van materiaal dat in het stadium van staand gewas bij controle nagenoeg vrij is bevonden van schadelijke organismen en ziekten, dan wel tekenen of symptomen daarvan.

5. Voor bepaalde geslachten of soorten kan volgens de procedure van artikel 18 een schema worden opgesteld dat aanvullende kwaliteitsvoorschriften bevat waaraan teeltmateriaal moet voldoen wanneer het in de handel wordt gebracht. Een geslacht of soort mag alleen in het schema worden opgenomen wanneer er een aantoonbare behoefte bestaat aan dergelijke aanvullende regels. Bij het vaststellen van een dergelijke behoefte dienen de volgende criteria te worden gehanteerd:

- het bestaan van problemen met de kwaliteit van teeltmateriaal van het betrokken geslacht of de betrokken soort, die alleen door wetgevende middelen op bevredigende wijze kunnen worden opgelost,

- het economische belang van teeltmateriaal van het betrokken geslacht of de betrokken soort,

- overeenstemming met internationale normen betreffende andere gereglementeerde ziekten dan quarantaineziekten.

TITEL IV

VEREISTEN WAARAAN LEVERANCIERS VAN TEELTMATERIAAL MOETEN VOLDOEN

Artikel 6

1. Onverminderd lid 2, moeten leveranciers officieel zijn geregistreerd voor de activiteiten die zij uit hoofde van deze richtlijn uitoefenen. De verantwoordelijke officiële instantie kan oordelen dat leveranciers die reeds uit hoofde van Richtlijn 77/93/EEG zijn geregistreerd, voor deze richtlijn zijn geregistreerd. Dergelijke leveranciers moeten evenwel voldoen aan de vereisten van deze richtlijn.

2. Lid 1 is niet van toepassing op leveranciers die alleen verkopen of leveren aan personen die zich niet beroepshalve bezighouden met de productie of verkoop van siergewassen of teeltmateriaal. Deze leveranciers moeten wel voldoen aan de eisen van deze richtlijn.

Artikel 7

1. Leveranciers die teeltmateriaal produceren

- identificeren en controleren kritische punten in hun productieproces die de kwaliteit van het materiaal beïnvloeden;

- houden gegevens betreffende de in het vorige streepje bedoelde controle bij, die desgewenst door de verantwoordelijke officiële instantie kunnen worden onderzocht;

- nemen zonodig monsters voor analyse in een laboratorium dat beschikt over passende faciliteiten en een passende deskundigheid;

- zorgen ervoor dat partijen van teeltmateriaal tijdens de productie afzonderlijk identificeerbaar blijven.

2. Indien op een bedrijf van een leverancier die teeltmateriaal produceert, een schadelijk organisme wordt aangetroffen dat voorkomt op de lijst in Richtlijn 77/93/EEG of in krachtens artikel 5, lid 5, opgestelde maatregelen, meldt de leverancier dit aan de verantwoordelijke officiële instantie en voert hij alle door deze instantie opgelegde maatregelen uit.

3. Wanneer teeltmateriaal in de handel wordt gebracht, houden de geregistreerde leveranciers ten minste twaalf maanden lang een register van hun verkoop of aankoop bij.

4. Volgens de procedure van artikel 17 kunnen voorschriften voor de toepassing van lid 1 worden vastgesteld.

TITEL V

IN DE HANDEL BRENGEN EN ETIKETTEREN VAN TEELTMATERIAAL

Artikel 8

1. Teeltmateriaal wordt in partijen in de handel gebracht. Teeltmateriaal van verschillende partijen kan evenwel in één zending in de handel worden gebracht, mits de leverancier registers bijhoudt van de samenstelling en oorsprong van de verschillende partijen.

2. Teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht, gaat vergezeld van een etiket of een ander document dat door de leverancier is opgemaakt.

3. Volgens de procedure van artikel 17 worden voorschriften ten aanzien van het in lid 2 bedoelde etiket of document opgesteld. Bij het in de handel brengen van teeltmateriaal voor personen die zich niet beroepshalve met de productie of verkoop van siergewassen of teeltmateriaal bezighouden, kunnen de etiketteringseisen beperkt worden tot adequate informatie over de producten. Volgens diezelfde procedure kunnen ook voorschriften ten aanzien van het verpakken van teeltmateriaal worden aangenomen.

4. Lid 1 is niet van toepassing op teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht voor personen die zich niet beroepshalve bezighouden met de productie of verkoop van siergewassen of teeltmateriaal.

Artikel 9

1. Teeltmateriaal kan alleen dan met een verwijzing naar het ras in de handel worden gebracht, wanneer het betrokken ras:

- wettelijke bescherming geniet uit hoofde van een kwekersrecht overeenkomstig de bepalingen over de bescherming van nieuwe rassen, of

- officieel geregistreerd is,

- of algemeen bekend is, of

- voorkomt op een lijst van een leverancier met zijn benaming en een gedetailleerde beschrijving. Deze lijsten worden opgesteld overeenkomstig aanvaarde internationale richtsnoeren, wanneer die van toepassing zijn. De lijsten zijn op verzoek beschikbaar voor de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken lidstaat.

2. Ieder ras moet voorzover mogelijk in alle lidstaten dezelfde benaming hebben, overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die volgens de procedure van artikel 17 kunnen worden goedgekeurd, of, zo deze er niet zijn, in overeenstemming met aanvaarde internationale richtsnoeren.

3. Wanneer teeltmateriaal in de handel wordt gebracht met een verwijzing naar een andere plantengroep en niet naar een ras als bedoeld in lid 1, beschrijft de leverancier deze plantengroep zodanig dat verwarring met een rasnaam wordt voorkomen.

4. Volgens de procedure van artikel 17 kunnen aanvullende bepalingen ter uitvoering van lid 1, vierde streepje, worden vastgesteld.

TITEL VI

TEELTMATERIAAL WAARVOOR MINDER STRENGE VEREISTEN GELDEN

Artikel 10

In geval van tijdelijke moeilijkheden bij de levering van teeltmateriaal dat voldoet aan de vereisten van deze richtlijn, waarvoor binnen de Gemeenschap geen oplossing kan worden gevonden, kunnen volgens de procedure van artikel 17 voorschriften worden aangenomen inzake het in de handel brengen van teeltmateriaal dat aan minder stringente vereisten voldoet.

TITEL VII

IN DERDE LANDEN GEPRODUCEERD TEELTMATERIAAL

Artikel 11

1. Volgens de procedure van artikel 17 wordt besloten of in een derde land geproduceerd teeltmateriaal in alle opzichten dezelfde garanties verschaft als materiaal dat in de Gemeenschap overeenkomstig deze richtlijn is geproduceerd.

2. In afwachting van het in lid 1 bedoelde besluit mag teeltmateriaal niet uit derde landen worden ingevoerd, tenzij de importerende leverancier vóór de invoer ervoor zorgt dat het in te voeren materiaal in alle opzichten dezelfde garanties verschaft als teeltmateriaal dat in de Gemeenschap overeenkomstig deze richtlijn is geproduceerd, inzonderheid wat kwaliteit, identificatie en fytosanitaire aspecten betreft.

3. De importeur stelt de verantwoordelijke officiële instanties ervan in kennis dat in het kader van lid 2 teeltmateriaal is ingevoerd en houdt een schriftelijk bewijs bij van zijn contract met de leverancier in een derde land.

4. Uitvoeringsbepalingen over de te volgen procedure en andere vereisten waaraan importeurs moeten voldoen, kunnen volgens de procedure van artikel 17 worden vastgesteld.

TITEL VIII

CONTROLE EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 12

1. De lidstaten eisen dat leveranciers alle nodige maatregelen treffen om te waarborgen dat aan de vereisten van deze richtlijn wordt voldaan. Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat teeltmateriaal officieel wordt geïnspecteerd:

- tenminste steekproefsgewijs; en

- tenminste bij het in de handel brengen voor personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie of verkoop van siergewassen of teeltmateriaal,

teneinde na te gaan of aan de vereisten wordt voldaan. De lidstaten kunnen ook monsters nemen om na te gaan of aan de vereisten wordt voldaan. Bij de uitvoering van het toezicht en de controle hebben de verantwoordelijke officiële instanties op alle redelijke tijdstippen vrije toegang tot alle delen van de vestigingen van de leveranciers.

De Commissie legt vóór 31 december 2002 aan de Raad een verslag voor over de werking van deze controleregelingen, samen met eventuele voorstellen, die, indien daartoe aanleiding bestaat, voorstellen kunnen omvatten om vereisten van deze richtlijn te laten vervallen voor de detailhandel.

2. Volgens de procedure van artikel 17 kunnen gedetailleerde uitvoeringsbepalingen over de voor officiële inspecties te volgen procedure krachtens deze richtlijn worden vastgesteld.

Artikel 13

1. Wanneer tijdens officiële inspecties als bedoeld in artikel 12 of proeven als bedoeld in artikel 14 blijkt dat teeltmateriaal niet aan de vereisten van deze richtlijn voldoet, zorgt de verantwoordelijke officiële instantie ervoor dat de leverancier passende corrigerende maatregelen neemt, of, indien zulks niet mogelijk is, verbiedt zij het in de handel brengen van dat teeltmateriaal in de Gemeenschap.

2. Wanneer blijkt dat teeltmateriaal dat door een bepaalde leverancier in de handel wordt gebracht niet aan de vereisten van deze richtlijn voldoet, zorgt de betrokken lidstaat ervoor dat ten aanzien van deze leverancier passende maatregelen worden genomen.

3. Krachtens lid 2 genomen maatregelen worden ingetrokken zodra met voldoende zekerheid is vastgesteld dat het teeltmateriaal dat bestemd is om door de leverancier in de handel te worden gebracht, voortaan aan de vereisten en voorwaarden van deze richtlijn zal voldoen.

Artikel 14

1. In voorkomend geval worden in de lidstaten op monsters proeven of tests uitgevoerd om na te gaan of het teeltmateriaal voldoet aan de vereisten en voorwaarden van deze richtlijn. De Commissie kan toezicht door vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie op de proeven organiseren.

2. Volgens de procedure van artikel 17 kan worden beslist of het noodzakelijk is op communautair niveau proeven of tests uit te voeren met hetzelfde doel als beoogd in lid 1. De Commissie kan toezicht door vertegenwoordigers van de lidstaten en van de Commissie op de communautaire proeven organiseren.

3. De in leden 1 en 2 bedoelde proeven of tests worden aangewend om de technische methoden voor het onderzoek van teeltmateriaal te harmoniseren. Over de proeven of tests worden voortgangsrapporten aan de Commissie toegezonden en voorgelegd aan het comité van artikel 17.

4. De Commissie zorgt ervoor dat in passende gevallen in het in artikel 17 bedoelde comité regelingen worden getroffen voor coördinatie en uitvoering van en toezicht op de in de leden 1 en 2 bedoelde proeven, alsmede voor de beoordeling van de uitkomsten van die proeven. Wanneer zich problemen voordoen met betrekking tot de onder Richtlijn 77/93/EEG vallende organismen, brengt de Commissie het Permanent Plantenziektekundig Comité op de hoogte, dat eveneens moet worden geraadpleegd over protocollen voor communautaire proeven wanneer die verband houden met de onder Richtlijn 77/93/EEG vallende organismen. Bij de proeven kan ook in derde landen geproduceerd teeltmateriaal worden onderzocht.

Artikel 15

Voor het in de handel brengen van teeltmateriaal dat voldoet aan de vereisten van deze richtlijn, mogen geen andere dan de in deze richtlijn vastgestelde beperkingen gelden ten aanzien van de leverancier, de kwaliteit, de fytosanitaire aspecten, de etikettering en de verpakking.

Artikel 16

Volgens de procedure van artikel 17 kan een lidstaat op zijn verzoek en onder bepaalde voorwaarden geheel of gedeeltelijk van bepaalde verplichtingen krachtens deze richtlijn worden vrijgesteld wat betreft types teeltmateriaal van bepaalde geslachten of soorten waarvan de productie op zijn grondgebied van zeer gering economisch belang is, tenzij zulks in strijd zou zijn met het bepaalde in artikel 15.

TITEL IX

COMITOLOGIE

Artikel 17

1. In de gevallen waarin naar de in dit artikel bedoelde procedure wordt verwezen, wordt de Commissie bijgestaan door een comité, "Permanent Comité voor teeltmateriaal van siergewassen" genoemd, dat wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. a) De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn.

b) Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht.

In dat geval:

- kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten voor ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen;

- kan de Raad binnen de na het eerste streepje genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

4. Op verzoek van de voorzitter of van een van de lidstaten kan het comité alle vraagstukken met betrekking tot het onderwerp van deze richtlijn onderzoeken.

Artikel 18

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel bedoelde procedure, wordt de Commissie bijgestaan door het Permanent Comité voor teeltmateriaal en siergewassen, voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad, na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

TITEL X

SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om op 1 juli 1999 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3. De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijkste nationale bepalingen die zij op het gebied van deze richtlijn goedkeuren.

Artikel 20

1. Richtlijn 91/682/EEG wordt met ingang van 1 juli 1999 ingetrokken. Dit doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten in verband met de omzettings- en uitvoeringstermijn als genoemd in deel A van de bijlage van deze richtlijn.

2. Verwijzingen naar de ingetrokken Richtlijn 91/682/EEG worden geacht naar deze richtlijn te verwijzen en worden gelezen overeenkomstig het in deel B van de bijlage van deze richtlijn opgenomen concordantietabel.

3. De krachtens Richtlijn 91/682/EEG aangenomen uitvoeringsbepalingen blijven van kracht tenzij zij worden gewijzigd of ingetrokken bij nieuwe uitvoeringsbepalingen.

Artikel 21

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 juli 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

W. MOLTERER

(1) PB C 50 van 17. 2. 1998, blz. 8.

(2) PB C 104 van 6. 4. 1998, blz. 40.

(3) PB C 157 van 25. 5. 1998, blz. 3.

(4) PB L 26 van 31. 1. 1977, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/2/EG van de Commissie (PB L 15 van 21. 1. 1998, blz. 34).

(5) PB L 61 van 3. 3. 1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 938/97 van de Commissie (PB L 140 van 30. 5. 1997, blz. 1).

(6) PB L 376 van 31. 12. 1991, blz. 21.

(7) PB L 365 van 31. 12. 1994, blz. 10.

BIJLAGE

DEEL A

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

DEEL B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>