31998D0314

98/314/EG: Beschikking van de Raad van 1 mei 1998 tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Zweden

Publicatieblad Nr. L 139 van 11/05/1998 blz. 0019 - 0019


BESCHIKKING VAN DE RAAD van 1 mei 1998 tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Zweden (98/314/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 104 C, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende dat de tweede fase van de verwezenlijking van de Economische en Monetaire Unie op 1 januari 1994 is ingegaan; dat in artikel 109 E, lid 4, van het Verdrag is bepaald dat de lidstaten in de tweede fase ernaar streven buitensporige overheidstekorten te voorkomen;

Overwegende dat er een procedure bij buitensporige tekorten bestaat, die inhoudt dat een beschikking over het bestaan van een buitensporig tekort wordt vastgesteld en dat, nadat het buitensporige tekort is gecorrigeerd, bedoelde beschikking wordt ingetrokken; dat voor de tweede fase de procedure bij buitensporige tekorten is bepaald in artikel 104 C van het Verdrag, met uitzondering van de leden 1, 9 en 11; dat het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, dat aan het Verdrag is gehecht, nadere bepalingen behelst betreffende de toepassing van de procedure bij buitensporige tekorten; dat in Verordening (EG) nr. 3605/93 (1) gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van genoemd protocol zijn vervat;

Overwegende dat de Raad op 10 juli 1995, op grond van een aanbeveling van de Commissie overeenkomstig artikel 104 C, lid 6, van het Verdrag heeft besloten dat in Zweden een buitensporig tekort bestond; dat overeenkomstig artikel 104 C, lid 7, de Raad aanbevelingen tot Zweden heeft gericht om dit buitensporige tekort te corrigeren (2);

Overwegende dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 104 C, lid 12, van het Verdrag een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort wordt ingetrokken, indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd;

Overwegende dat de Raad zijn beschikking tot intrekking van bedoelde beschikking vaststelt op grond van een aanbeveling van de Commissie; dat uit de gegevens die de Commissie heeft verstrekt, nadat Zweden vóór 1 maart 1998 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93 gegevens heeft overgelegd, de volgende conclusies kunnen worden getrokken:

Sinds 1993 is het overheidstekort in Zweden zeer scherp teruggedrongen en in 1997 bedroeg het 0,8 % van het BBP, hetgeen aanmerkelijk lager is dan de referentiewaarde van het Verdrag. Voor 1998 wordt een overschot van 0,5 % van het BBP verwacht. Volgens het in april 1998 herziene convergentieprogramma voor Zweden zullen de overheidsrekeningen in 2001 wellicht een overschot van 3,5 % van het BBP vertonen.

De schuldquote van de overheid bereikte in 1994 een hoogtepunt van 79,0 % van het BBP en is sindsdien ieder jaar teruggelopen tot een niveau van 76,6 % in 1997. Voor 1998 wordt een verdere daling van de schuldquote verwacht, die volgens de prognoses in het in april 1998 bijgewerkte Zweedse convergentieprogramma de komende jaren zal blijven aanhouden om te dalen tot 62,9 % van het BBP in 2001.

Het tekort lag in 1997 ver onder de referentiewaarde van het Verdrag. Verwacht wordt dat de begroting in 1998 een overschot zal vertonen, dat op middellange termijn verder zal oplopen. De schuldquote is de afgelopen drie jaar gedaald en wordt verwacht de komende jaren te blijven afnemen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Zweden is gecorrigeerd.

Artikel 2

De beschikking van de Raad van 10 juli 1995 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Zweden wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 1 mei 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

G. BROWN

(1) PB L 332 van 31. 12. 1993, blz. 7.

(2) Aanbevelingen van de Raad van 24 juli 1995, 16 september 1996 en 15 september 1997.