31998D0293

98/293/EG: Beschikking van de Commissie van 22 april 1998 betreffende het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde maïs (Zea mays L. T25) overeenkomstig Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 131 van 05/05/1998 blz. 0030 - 0031


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 22 april 1998 betreffende het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde maïs (Zea mays L. T25) overeenkomstig Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (Voor de EER relevante tekst) (98/293/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/220/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/35/EG van de Commissie (2), inzonderheid op artikel 13,

Overwegende dat de artikelen 10 tot en met 18 van Richtlijn 90/220/EEG voorzien in een communautaire procedure die de bevoegde instanties van een lidstaat in staat stelt toestemming te verlenen om producten in de handel te brengen die genetisch gemodificeerde organismen bevatten of uit dergelijke organismen bestaan;

Overwegende dat een kennisgeving betreffende het in de handel brengen van een dergelijk product bij de bevoegde instanties van Frankrijk is ingediend;

Overwegende dat de bevoegde instanties van Frankrijk het desbetreffende dossier vervolgens met een positief advies aan de Commissie hebben toegezonden;

Overwegende dat de bevoegde instanties van andere lidstaten bezwaren tegen dit dossier hebben ingebracht;

Overwegende dat de kennisgever het in het oorspronkelijke dossier opgenomen voorstel voor etikettering vervolgens als volgt heeft gewijzigd;

- op de voor verkoop aan landbouwers bestemde zaadzakken zal worden vermeld dat het product door genetische modificatie tolerant is gemaakt voor het herbicide glufosinaatammonium;

- hetzij op het etiket van de voor verkoop aan landbouwers bestemde zaadzakken, hetzij in de documentatie die deze vergezelt, zal worden aangegeven, dat wegens de oorspronkelijke genetische wijziging, op het geoogste materiaal specifieke etiketteringsvoorschriften van toepassing kunnen zijn; en

- met betrekking tot de onder deze kennisgeving vallende genetisch gemodificeerde gewassen die door of in licentie van Hoechts Schering AgrEvo GmbH buiten de Gemeenschap worden geproduceerd, zal aan de bedrijven waarvan bekend is dat zij die gewassen met het oog op verwerking in de Gemeenschap invoeren nadere informatie worden verstrekt;

Overwegende dat de kennisgever vervolgens nadere informatie aan het oorspronkelijke dossier heeft toegevoegd;

Overwegende dat de Commissie derhalve overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Richtlijn 90/220/EEG een besluit moet nemen volgens de prodcedure van artikel 21 van die richtlijn;

Overwegende dat de Commissie over dit dossier het advies heeft gevraagd van de betrokken, bij Besluit 97/579/EG van de Commissie (3) ingestelde wetenschappelijke comités; dat op 10 februari 1998 advies is uitgebracht door het Wetenschappelijk Comité voor planten, dat tot de bevinding is gekomen dat er geen reden is om aan te nemen dat het in de handel brengen van het product nadelige effecten op de menselijke gezondheid of het milieu zal hebben;

Overwegende dat de Commissie, na alle naar voren gebrachte bezwaren in het licht van het toepassingsgebied van Richtlijn 90/220/EEG, de in het dossier opgenomen informatie en het advies van het Wetenschappelijk Comité voor planten te hebben onderzocht, tot de conclusie is gekomen dat er geen reden is om aan te nemen dat de introductie in maïs van het gen dat codeert voor fosfinotricine-acetyltransferase en een verkorte versie van het gen dat codeert voor bèta-lactamase nadelige effecten op de menselijke gezondheid of het milieu zal hebben;

Overwegende dat het toestaan van het gebruik van chemische herbiciden als gewasbeschermingsmiddelen en de evaluatie van de effecten van dit gebruik op de volksgezondheid en het milieu vallen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/73/EG van de Commissie (5), en niet binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 90/220/EEG;

Overwegende dat in artikel 11, lid 6, en artikel 16, lid 1, van Richtlijn 90/220/EEG wordt voorzien in aanvullende veiligheidsmaatregelen voor het geval nieuwe informatie over de risico's van het product beschikbaar komt;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het bij artikel 21 van Richtlijn 90/220/EEG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Onverminderd de andere communautaire wetgeving, met name Richtlijnen 66/402/EEG (6) en 70/457/EEG (7) van de Raad en Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (8), en met inachtneming van de in lid 2 genoemde voorwaarden wordt door de bevoegde instantie van Frankrijk toestemming gegeven voor het in de handel brengen van het hieronder omschreven product, waarvoor een kennisgeving is ingediend door AgrEvo France (nr. C/F/95/12/07):

zaden en korrels van genetisch gemodificeerde maïs (Zea mays L.) met verhoogde tolerantie voor glufosinaatammonium, afgeleid van de maïslijn HE/89 tranformant T25, die is getransformeerd met behulp van plasmide pUC/Ac waarop gelegen:

a) een synthetisch pat-gen, coderend voor fosfinotricine-acetyltransferase, dat wordt gereguleerd door de 35S-promotor- en terminatorsequenties van het bloemkoolmozaïekvirus, en

b) een verkorte versie van het bèta-lactamasegen, waarvan aan het 5'-uiteinde ongeveer 25 % van het gen ontbreekt en dat in complete toestand codeert voor resistentie tegen bèta-lactaam-antibiotica, alsmede de Col E1-replicatiestartplaats van pUC.

2. Deze toestemming geldt ook voor de nakomelingschap die is ontstaan door kruising van dit product met andere op traditionele wijze verkregen maïsvariëteiten.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 april 1998.

Voor de Commissie

Ritt BJERREGAARD

Lid van de Commissie

(1) PB L 117 van 8. 5. 1990, blz. 15.

(2) PB L 169 van 27. 6. 1997, blz. 72.

(3) PB L 237 van 28. 8. 1997, blz. 18.

(4) PB L 230 van 19. 8. 1991, blz. 1.

(5) PB L 353 van 24. 12. 1997, blz. 26.

(6) PB 125 van 11. 7. 1966, blz. 2309/66.

(7) PB L 225 van 12. 10. 1970, blz. 1.

(8) PB L 43 van 14. 2. 1997, blz. 1.