31997R0088

Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie van 20 januari 1997 tot goedkeuring van de vrijstelling van de invoer van bepaalde delen van rijwielen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad ingestelde antidumpingrecht

Publicatieblad Nr. L 017 van 21/01/1997 blz. 0017 - 0027


VERORDENING (EG) Nr. 88/97 VAN DE COMMISSIE van 20 januari 1997 tot goedkeuring van de vrijstelling van de invoer van bepaalde delen van rijwielen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad ingestelde antidumpingrecht

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2331/96 (2),

Gelet op Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van 14 januari 1997 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht, ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 voor rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China op de invoer van bepaalde onderdelen van rijwielen uit de Volksrepubliek China en tot heffing van het uitgebreide recht op dergelijke uit hoofde van Verordening (EG) nr. 703/96 geregistreerde invoer (3), inzonderheid op artikel 3,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 71/97, hierna de "referentieverordening" genoemd, het antidumpingrecht dat bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad (4) op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China was ingesteld, ook doen uitstrekken tot de invoer van bepaalde delen van rijwielen uit dat land.

(2) In de referentieverordening zijn enkele beginselen en richtsnoeren vervat die bepalend zijn voor de vrijstelling van de invoer van bepaalde rijwieldelen van het uitgebreide recht.

(3) De onderhavige verordening dient voor de belanghebbende partijen duidelijk aan te geven hoe het stelsel van de vrijstelling zal werken. In het bijzonder dient daarin nauwkeurig te worden bepaald op welke wijze de invoer van bepaalde hoofdbestanddelen van rijwielen van het uitgebreide recht kan worden vrijgesteld, en de goedkeuring voor dergelijke vrijstellingen kan worden verkregen.

(4) Het stelsel van vrijstelling biedt in dit opzicht drie mogelijkheden waardoor de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen voorwaardelijk dan wel definitief van de betaling van het uitgebreide recht kan worden vrijgesteld.

Ten eerste wordt rechtstreekse invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen van het uitgebreide recht vrijgesteld indien deze invoer voor het vrije verkeer wordt aangegeven door of namens een door de Commissie vrijgestelde assembleur.

Ten tweede wordt de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen eveneens van het uitgebreide recht vrijgesteld indien deze invoer wordt toegelaten onder voorwaarden van toezicht op het eindgebruik en indien deze invoer uiteindelijk aan een vrijgestelde assembleur wordt geleverd, dan wel voor het vrije verkeer wordt aangegeven of in beperkte hoeveelheden aan een partij wordt geleverd. Het is in dit verband dienstig de bestaande regeling voor het toezicht op het eindgebruik dat in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (5) is vervat, alsmede in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 12/97 (7), op overeenkomstige wijze toe te passen. Indien minder dan 300 eenheden per maand van enigerlei soort van hoofdbestanddelen van rijwielen voor het vrije verkeer worden aangegeven door, of worden afgeleverd aan, een partij, heeft deze invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen een beperkt economisch belang en is het onwaarschijnlijk dat daardoor de gevolgen van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 ingestelde recht worden ondermijnd. De invoer wordt derhalve geacht geen ontwijking te vormen.

Ten derde wordt de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen voorwaardelijk van het uitgebreide recht vrijgesteld door middel van de opschorting van de betaling van het uitgebreide recht indien deze bestanddelen voor het vrije verkeer worden aangegeven door of namens een assembleur die bij de Commissie in onderzoek is.

(5) Op de Commissie rust de taak te onderzoeken of de assemblageverrichtingen van een partij binnen de werkingssfeer van artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96, hierna de "basisverordening" genoemd, vallen, en zij zal aan de partij vrijstelling verlenen indien dit gerechtvaardigd is. Alleen partijen die assemblageverrichtingen uitvoeren, mogen een aanvraag indienen om vrijstelling door de Commissie.

Elk besluit van de Commissie om een partij die assemblageverrichtingen uitvoert, vrijstelling te verlenen, vormt een goedkeuring in de zin van artikel 13, lid 4, van de basisverordening.

Indien de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen van het uitgebreide recht is vrijgesteld, omdat de assembleur is vrijgesteld of omdat de de-minimis-regel van toepassing is, dient in de voorwaarden van de vrijstelling te worden bepaald dat de Commissie erop toeziet dat de rijwielonderdelen daadwerkelijk bij de assemblageverrichtingen van de vrijgestelde partij worden gebruikt en dat van de de-minimis-drempel geen misbruik wordt gemaakt.

(6) De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten moeten erop toezien dat deze delen hetzij door een vrijgestelde assembleur voor het vrije verkeer worden aangegeven, hetzij dat, door de werking van het stelsel van eindgebruik, zij uiteindelijk aan een vrijgestelde assembleur worden geleverd dan wel onder de de-minimis-regel vallen.

(7) Met betrekking tot de aanvragen van de assembleurs om vrijstelling door de Commissie dienen duidelijke voorschriften te worden gegeven met betrekking tot de ontvankelijkheid van deze aanvragen, het voeren van het onderzoek, het besluitvormingsproces, de nieuwe onderzoeken en de intrekking van vrijstellingen.

In het belang van een goed beheer dienen de aanvragen op het eerste gezicht voldoende prima facie het bewijs te leveren dat er zich geen ontwijking voordoet en dienen zij, om door de Commissie als ontvankelijk te worden aangemerkt, naar behoren te worden gestaafd. Voor een spoedig besluit over de ontvankelijkheid van naar behoren gestaafde aanvragen, dient een termijn te worden gesteld waarbinnen dergelijke besluiten normaal gesproken moeten worden genomen.

Er dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de Commissie zich normaal gesproken over de gegrondheid van een aanvraag zou moeten uitspreken.

De Commissie kan met betrekking tot nieuwe onderzoeken opnieuw onderzoek doen aangaande vrijgestelde assembleurs om, in het bijzonder aan de hand van steekproeven, na te gaan of nog steeds aan de voorwaarden van vrijstelling wordt voldaan.

(8) Andere partijen, die niet door de Commissie kunnen worden vrijgesteld omdat zij geen assemblageverrichtingen uitvoeren, kunnen desalniettemin voor het stelsel van vrijstelling in aanmerking komen indien zij de goederen aangeven krachtens de regeling van toezicht op het eindgebruik en de hoofdbestanddelen van rijwielen aan de vrijgestelde partijen of aan andere houders van een vergunning inzake eindgebruik leveren, of krachtens de de-minimis-regel.

Desondanks is het noodzakelijk dat de afnemers van deze partijen indien zij assembleurs zijn, doch nog geen vrijstelling hebben verkregen, en indien zij delen gebruiken in hoeveelheden die de de-minimis-drempel overschrijden, een vrijstelling van de Commissie verkrijgen.

(9) Met betrekking tot partijen die behoorlijk gestaafde aanvragen hebben ingediend, die hangende zijn, moeten terstond onderzoeken worden ingeleid.

Voor deze partijen met hangende aanvragen dient vrijstelling met terugwerkende kracht mogelijk te zijn. Derhalve zou de betaling van het uitgebreide recht niet alleen moeten worden opgeschort met betrekking tot de invoer die wordt aangegeven voor het vrije verkeer na de inwerkingtreding van de referentieverordening, doch eveneens met betrekking tot het recht dat ontstaat krachtens artikel 2, lid 3, van de referentieverordening.

(10) Partijen die assemblageverrichtingen uitvoeren waarvan reeds is gebleken dat deze geen ontwijking vormen van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 ingestelde antidumpingrecht, dienen bij de onderhavige verordening te worden vrijgesteld.

Het is noodzakelijk te bepalen dat deze partijen met terugwerkende kracht worden vrijgesteld.

(11) Bij deze verordening is een lijst gevoegd van partijen ten aanzien waarvan hierbij een onderzoek wordt ingeleid en een lijst van partijen die van het uitgebreide recht zijn vrijgesteld. Wijzigingen op de lijsten en geconsolideerde bijgewerkte lijsten worden telkens wanneer dit noodzakelijk is, bekendgemaakt in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

(12) Tenslotte dienen de algemene regels bij antidumpingonderzoeken, zoals die inzake de uitvoering van onderzoeken, controlebezoeken, niet-medewerking, vertrouwelijkheid, en de procedurele rechten van de betrokken partijen van toepassing te zijn op de in deze verordening vastgelegde procedures,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

- "delen van rijwielen": delen van rijwielen en toebehoren van de GN-codes 8714 91 10 tot en met 8714 99 90;

- "uitgebreid recht": het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 ingestelde antidumpingrecht, zoals uitgebreid bij artikel 2 van Verordening (EG) nr. 71/97 (de referentieverordening);

- "hoofdbestanddelen van rijwielen": de in artikel 1 van de referentieverordening omschreven delen van rijwielen;

- "assemblageverrichting": een verrichting waarbij hoofdbestanddelen van rijwielen voor het assembleren of het afwerken van rijwielen worden ingebracht;

- "aanvraag": elk verzoek van een assemblageverrichtingen uitvoerende partij, dat ingevolge artikel 3 op het van de Commissie verkrijgen van een goedkeuring voor vrijstelling is gericht;

- "onderzochte partij": een assemblageverrichtingen uitvoerende partij ten aanzien waarvan ingevolge artikel 4, lid 5, of artikel 11, lid 1, een onderzoek is ingeleid, en

- "vrijgestelde partij": elke partij waarvan is gebleken dat haar assemblageverrichting buiten de werkingssfeer van artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 valt en waaraan ingevolge artikel 7 dan wel artikel 12 van de onderhavige verordening vrijstelling is verleend.

Artikel 2

Vrijstelling van de invoer van het uitgebreide recht

1. De invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen wordt van het uitgebreide recht vrijgesteld indien:

- deze bestanddelen door of namens een vrijgestelde partij voor het vrije verkeer worden aangegeven, of

- deze bestanddelen krachtens de in artikel 14 vervatte bepalingen van het toezicht op het eindgebruik voor het vrije verkeer worden aangegeven.

2. De invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen wordt voorlopig van betaling van het uitgebreide recht vrijgesteld, indien die bestanddelen door of namens een onderzochte partij voor het vrije verkeer worden aangegeven.

Artikel 3

Aanvraag voor vrijstelling

1. De aanvragen dienen schriftelijk in één van de officiële talen van de Gemeenschap te worden ingediend en door degene die gemachtigd is de aanvrager te vertegenwoordigen, te zijn ondertekend. De aanvraag dient aan het navolgende adres te worden gezonden:

Commissie van de Europese Gemeenschappen,

Directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen,

Eenheid I/C-3,

CORT 100 4/59,

Wetstraat 200,

B-1049 Brussel

(Fax (+32-2) 295 65 05).

2. Bij ontvangst van een aanvraag stelt de Commissie de aanvrager en de Lidstaten onverwijld in kennis.

Artikel 4

Ontvankelijkheid van de aanvragen

1. Een aanvraag is ontvankelijk indien:

a) deze bewijsmateriaal bevat dat de aanvrager hoofdbestanddelen van rijwielen voor de productie of assemblage van rijwielen in dusdanige hoeveelheden gebruikt dat de drempel van artikel 14, onder c), wordt overschreden of dat de aanvrager een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om dit te doen,

b) deze op het eerste gezicht toereikend bewijst dat de assemblageverrichtingen van de aanvrager niet onder de werkingssfeer van artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 vallen, en,

c) binnen de twaalf maanden voorafgaande aan de aanvraag, de aanvrager de goedkeuring van de vrijstelling ingevolge artikel 7, lid 3 of lid 4, niet is geweigerd, of wiens vrijstelling ingevolge artikel 10 is ingetrokken.

2. Voor de verstrekking van voor de vaststelling van de ontvankelijkheid van de aanvraag vereiste bijkomende informatie kan een redelijke termijn worden gesteld. Indien binnen de gestelde termijn dergelijk materiaal niet wordt verstrekt, wordt de aanvraag niet-ontvankelijk beschouwd.

3. De ontvankelijkheid van een naar behoren gestaafde aanvraag in de zin van de leden 1 en 2 wordt normalerwijze binnen 45 dagen na de ontvangst daarvan vastgesteld. De aanvrager krijgt eerst de gelegenheid om op de gevolgtrekkingen van de Commissie met betrekking tot de ontvankelijkheid van de aanvraag te reageren.

4. Indien een aanvraag niet ontvankelijk wordt bevonden, wordt deze bij beschikking, na raadpleging van het raadgevend comité, afgewezen.

5. Indien een aanvraag ontvankelijk is bevonden, wordt onverwijld een onderzoek ingeleid en worden de aanvragen en de Lid-Staten daarvan in kennis gesteld.

Artikel 5

Schorsing van betaling van de rechten

1. Vanaf de datum van de ontvangst van de aanvraag overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, lid 1, en hangende een beschikking over de gegrondheid van een aanvraag overeenkomstig de artikelen 6 en 7, wordt de betaling van de douaneschuld die voor het bij artikel 2, lid 1, van de referentieverordening uitgebreide recht is verricht, geschorst met betrekking tot de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen die door de onderzochte partij voor het vrije verkeer zijn aangegeven.

2. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten kunnen voor de schorsing van de betaling van het uitgebreide recht een zekerheid eisen tot waarborging van de betaling van het uitgebreide recht indien de aanvraag nadien ingevolge artikel 4, lid 4, niet ontvankelijk wordt bevonden, of ingevolge artikel 7, lid 3 of lid 4, wordt afgewezen.

Artikel 6

Onderzoek van de aanvraag

1. Bij het uitvoeren van haar onderzoek kan de Commissie, indien zij zulks dienstig acht, de aanvrager om aanvullende gegevens verzoeken en/of verificaties ter plekke verrichten. Het onderzoek bestrijkt normalerwijze een tijdsduur van niet minder dan zes maanden voorafgaande aan de ontvangst van de aanvraag.

2. Elke onderzochte partij zal ervoor zorg dragen dat hoofdbestanddelen van rijwielen die zij voor het vrije verkeer aangeeft, op elk moment hetzij bij haar assemblageverrichtingen worden gebruikt, hetzij worden vernietigd, hetzij worden wederuitgevoerd. Zij houdt een boekhouding bij van de hoofdbestanddelen van rijwielen die zij ontvangt, en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt. Deze boekhouding wordt ten minste drie jaar bewaard. De boekhouding en eventueel benodigd bijkomend bewijsmateriaal en bijkomende informatie worden desgevraagd aan de Commissie voorgelegd.

3. Het onderzoek naar de gegrondheid van een aanvraag wordt normalerwijze afgesloten binnen twaalf maanden na de kennisgeving ingevolge artikel 4, lid 5.

4. Alvorens ingevolge artikel 7 een beschikking te geven, worden de aanvrager de gevolgtrekkingen van de Commissie over de gegrondheid van de aanvraag medegedeeld en krijgt de aanvrager de gelegenheid daarop te reageren.

Artikel 7

Beschikking

1. Wanneer uit de uiteindelijk geverifieerde feiten blijkt dat de assemblageverrichtingen van de aanvrager niet onder de werkingssfeer van artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 vallen, wordt, na raadpleging van het raadgevend comité, goedkeuring verleend om de aanvrager vrij te stellen van het uitgebreide recht.

2. De beschikking werkt terug tot aan het tijdstip van ontvangst van de aanvraag. De ingevolge artikel 2, lid 1, van de referentieverordening voor de aanvrager ontstane douaneschuld wordt met ingang van dat tijdstip geacht niet te hebben bestaan.

3. Indien door de aanvrager niet aan de criteria voor vrijstelling wordt voldaan, wordt, na raadpleging van het raadgevend comité, de aanvraag afgewezen en wordt daarbij de in artikel 5 bedoelde schorsing van de betaling van het uitgebreide recht opgeheven.

4. Schending van de verplichtingen krachtens artikel 6, lid 2, of een valse verklaring met betrekking tot een beschikking kan grond vormen voor afwijzing van de aanvraag.

Artikel 8

Verplichtingen van vrijgestelde partijen

1. Elke vrijgestelde partij draagt ervoor zorg dat te allen tijde:

a) haar assemblageverrichtingen buiten de werkingssfeer van artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 vallen,

b) indien zij hoofdbestanddelen van rijwielen in ontvangst neemt die ingevolge artikel 2 van het uitgebreide recht zijn vrijgesteld, deze bestanddelen hetzij bij haar assemblageverrichtingen worden gebruikt, hetzij worden vernietigd, hetzij worden wederuitgevoerd, hetzij aan een andere vrijgestelde partij worden doorverkocht.

2. Elke vrijgestelde partij houdt een boekhouding bij van de hoofdbestanddelen van rijwielen die zij ontvangt en van het gebruik dat daarvan is gemaakt. Zij bewaart deze gegevens en bijbehorend ondersteunend bewijsmateriaal gedurende ten minste drie jaar. Deze gegevens worden desgevraagd de Commissie ter beschikking gesteld.

Artikel 9

Nieuw onderzoek

1. De Commissie kan op eigen initiatief een nieuw onderzoek instellen naar de toestand van een vrijgestelde partij om na te gaan of de assemblageverrichtingen van deze laatste buiten de werkingssfeer van artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 vallen.

2. Een nieuw onderzoek bestaat uit een onderzoek dat is gebaseerd op een tijdsbestek dat korter dan zes maanden kan zijn.

Artikel 10

Intrekking van een vrijstelling

Een vrijstelling wordt, nadat de vrijgestelde partij in de gelegenheid is gesteld te reageren, en na raadpleging van het raadgevend comité, ingetrokken:

- indien uit een nieuw onderzoek is gebleken dat de assemblageverrichtingen van een vrijgestelde partij binnen de werkingssfeer van artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 vallen;

- bij schending van de verplichtingen ingevolge artikel 8, lid 2;

- bij niet-medewerking nadat de vrijstellingsbeschikking werd gegeven.

Artikel 11

Hangende aanvragen

1. De aanvragen van de in bijlage I vermelde partijen zijn ontvankelijk en onderzoeken ingevolge artikel 6 worden hierbij ingeleid.

2. De datum van ontvangst in de zin van artikel 5, lid 1, van de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde aanvragen wordt geacht de datum van inwerkingtreding van deze verordening te zijn.

3. In afwachting van een beschikking over de gegrondheid van de aanvragen van de in bijlage I vermelde partijen wordt de betaling van de douaneschuld die ingevolge artikel 2 van de referentieverordening voor het uitgebreide recht is ontstaan, met werking van de datum van inwerkingtreding van die verordening geschorst.

4. Beschikkingen ingevolge artikel 7, lid 2, met betrekking tot de in bijlage I vermelde partijen hebben terugwerkende kracht tot 20 april 1996. De douaneschulden van de aanvrager die met betrekking tot het uitgebreide recht ontstaan, worden daarbij geacht vanaf dat tijdstip te zijn vervallen.

Artikel 12

Bij deze verordening vrijgestelde partijen

1. De in bijlage II genoemde partijen worden van het uitgebreide recht vrijgesteld met werking vanaf 20 april 1996.

Artikel 13

Procedurele bepalingen

De relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 384/96 betreffende:

- de uitvoering van het onderzoek (artikel 6, leden 2 tot en met 5),

- controlebezoeken (artikel 16),

- niet-medewerking (artikel 18) en

- vertrouwelijkheid (artikel 19)

zijn van toepassing op de uit hoofde van deze verordening verrichte onderzoeken.

Artikel 14

Aan toezicht op het eindgebruik onderworpen vrijstelling

Indien op of na de datum van inwerkingtreding van de referentieverordening de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen voor het vrije verkeer wordt aangegeven door een ander dan door een vrijgestelde partij, wordt deze invoer van de toepassing van het uitgebreide recht vrijgesteld indien de aangifte in overeenstemming met de in bijlage III weergegeven Taric-structuur geschiedt en voldoet aan de voorwaarden van artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en van de artikelen 291 tot en met 304 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 die van overeenkomstige toepassing zijn, en indien:

a) de hoofdbestanddelen van rijwielen aan een overeenkomstig artikel 7 of artikel 12 vrijgestelde partij worden geleverd, of

b) die bestanddelen aan een andere houder van een vergunning in de zin van artikel 291 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 worden geleverd, of

c) per maand minder dan 300 eenheden per soort hoofdbestanddelen van rijwielen hetzij door een partij voor het vrije verkeer worden aangegeven dan wel aan die partij worden geleverd. Het aantal bestanddelen dat wordt aangegeven door of wordt geleverd aan een partij, wordt berekend met verwijzing naar het aantal bestanddelen dat is aangegeven door of is geleverd aan alle partijen die met die partij zijn geassocieerd of die met die partij compensatieovereenkomsten hebben.

Artikel 15

Bijzondere bepalingen voor partijen die de minimis-zendingen ontvangen

1. De Commissie of de bevoegde autoriteiten van de Lidstaten kunnen op eigen initiatief besluiten onderzoek in te stellen naar partijen die hoofdbestanddelen van rijwielen voor het vrije verkeer aangeven of die zendingen ontvangen ingevolge artikel 14, onder c).

2. Indien blijkt dat de in lid 1 bedoelde partijen hoeveelheden hoofdbestanddelen van rijwielen voor het vrije verkeer hebben aangegeven of zendingen boven de drempel van artikel 14, onder c), hebben ontvangen, of indien deze partijen niet aan het onderzoek medewerken, worden zij niet langer geacht buiten de werkingssfeer van artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 te vallen. Na de betrokken partij de gelegenheid tot reageren te hebben geboden, wordt van deze bevindingen kennis gegeven aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-staten.

3. Indien in lid 1 bedoelde partijen van artikel 14, onder c), misbruik hebben gemaakt om het uitgebreide recht te ontwijken, kan het aldus ontweken uitgebreide recht voor alle hoofdbestanddelen van rijwielen die sedert de inwerkingtreding van deze verordening door deze partijen voor het vrije verkeer zijn aangegeven of die aan deze partijen zijn afgeleverd, worden ingevorderd.

Artikel 16

Gegevensuitwisseling

1. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten worden de nadere gegevens medegedeeld van de partijen ten aanzien van welke een onderzoek ingevolge artikel 4 is ingeleid of ten aanzien van welke ingevolge artikel 7 of artikel 10 een beschikking is gegeven.

2. Geregeld en wanneer dat gewenst lijkt, worden in een mededeling bijgewerkte lijsten van de onderzochte en van de vrijgestelde partijen bekendgemaakt, welke lijsten eveneens onverwijld op verzoek aan belanghebbende partijen worden verstrekt.

3. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten delen de Commissie gedurende de maand volgende op elk verstreken kwartaal volgens het in bijlage IV weergegeven schema beknopte gegevens mede met betrekking tot de vrijgestelde partijen.

Artikel 17

Bepaling inzake douanerechten

Tenzij anderszins bepaald, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 20 januari 1997.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 56 van 6. 3. 1996, blz. 1.

(2) PB nr. L 317 van 6. 12. 1996, blz. 1.

(3) PB nr. L 16 van 18. 1. 1997, blz. 55.

(4) PB nr. L 228 van 9. 9. 1993, blz. 1.

(5) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.

(6) PB nr. L 253 van 11. 10. 1993, blz. 1.

(7) PB nr. L 9 van 13. 1. 1997, blz. 1.

BIJLAGE I

ONDERZOCHTE PARTIJEN

(Aanvullende Taric-code 8962)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

VRIJGESTELDE PARTIJEN

(Aanvullende Taric-code 8963)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

TARIC-STRUCTUUR

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

Informatiestructuur

TOEZICHT OP HET EINDGEBRUIK BETREFFENDE DELEN VAN RIJWIELEN UIT CHINA VOOR DE TENUITVOERLEGGING VAN VERORDENING (EG) Nr. 88/97 (1)

>EIND VAN DE GRAFIEK>