31997E0289

97/289/GBVB: Gemeenschappelijk Optreden van 29 april 1997 door de Raad vastgesteld op basis van artikel J.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot vaststelling van een bijstandsprogramma van de Europese Unie om de Palestijnse Autoriteit te steunen in haar inspanningen ter bestrijding van de terroristische activiteiten die van de onder haar controle staande gebieden uitgaan

Publicatieblad Nr. L 120 van 12/05/1997 blz. 0002 - 0003


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN van 29 april 1997 door de Raad vastgesteld op basis van artikel J.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot vaststelling van een bijstandsprogramma van de Europese Unie om de Palestijnse Autoriteit te steunen in haar inspanningen ter bestrijding van de terroristische activiteiten die van de onder haar controle staande gebieden uitgaan (97/289/GBVB)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op de artikelen J.3 en J.11,

Gezien de verklaringen van de Europese Raad van Florence van 21 en 22 juni 1996 en van Dublin van 13 en 14 december 1996,

Overwegende dat de Raad op 1 oktober 1996 een verklaring heeft aangenomen waarin hij te kennen geeft dat de Europese Unie bereid is een actieve rol te spelen bij de bevordering van het vredesproces in het Midden-Oosten, in overeenstemming met haar belangen in de regio, en op basis van de aanzienlijke bijdrage die zij tot dusver tot het vredesproces heeft geleverd;

Overwegende dat de Raad op 20 januari 1997 heeft herhaald dat de Europese Unie haar actieve rol bij het bevorderen en versterken van het vredesproces zal voortzetten,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een programma voor bijstand van de Europese Unie, hierna "programma" te noemen, met een looptijd van drie jaar vastgesteld, om de Palestijnse Autoriteit (PA) te steunen in haar inspanningen ter bestrijding van de terroristische activiteiten die van de onder haar controle staande gebieden uitgaan en om mee te werken bij de oprichting van daarmee samenhangende Palestijnse administratieve structuren.

2. Doel van het programma is de capaciteit van de PA om het terrorisme te bestrijden, te ondersteunen en het vredesproces te helpen bevorderen, en de betrokken veiligheids- en politiediensten een ruim begrip bij te brengen van de beginselen van de mensenrechten in de uitvoering van hun activiteiten in de onder de controle van de PA staande gebieden.

3. Het programma bevat de volgende elementen: opleiding in surveillance-, opsporings- en ondervraagtechnieken; het opzetten van een technisch onderzoeksbureau met gerechtelijke capaciteit; opleiding van het leidinggevend personeel van de betrokken veiligheids- en politie-instanties om samenwerking en een effectieve reactie op daden van terrorisme mogelijk te maken; bijstand aan de directie van de verschillende diensten met het oog op een effectieve administratie. Het programma zal worden aangevuld met maatregelen op het gebied van opleiding inzake mensenrechten, verwerving van uitrusting en diensten, informatietechnologie, beveiligde communicatie en opruiming van explosieven, overeenkomstig artikel 3, lid 6.

4. In overeengekomen stadia, afhankelijk van de vorderingen, vinden op gezette tijden onafhankelijke evaluaties plaats.

5. Het programma wordt geschorst indien de PA:

- niet ten volle meewerkt aan de uitvoering van het programma;

- geen passende maatregelen neemt om de eerbiediging van de mensenrechten te garanderen bij de uitvoering van het programma;

- daartoe geen EU-controle en/of externe evaluaties op gezette tijden toestaat.

6. De operationele, administratieve en financiƫle aspecten van het programma worden jaarlijks herzien.

Artikel 2

1. Hierbij wordt een EU-adviseur benoemd die op de uitvoering van het programma moet toezien en het correcte gebruik van de door de Europese Unie voor de uitvoering van artikel 1, lid 3, bezorgde capaciteiten moet controleren. De EU-adviseur en de Commissie zorgen, binnen de perken van hun onderscheiden bevoegdheden, voor een passende coƶrdinatie van het programma, de communautaire bijstand en de bilaterale bijstand van de lidstaten en werken daartoe samen.

2. De EU-adviseur wordt voor de looptijd van het programma benoemd, behoudens de in artikel 1, lid 6, genoemde herziening.

3. De EU-adviseur zal op gezette tijden en wanneer de behoefte daartoe zich doet gevoelen, onder het gezag van het voorzitterschap richtsnoeren ontvangen van en verslag uitbrengen aan de Raad of de door de Raad aangewezen instanties.

Artikel 3

1. Ter dekking van de kosten voor de vaststelling van het bijstandsprogramma van de Europese Unie komt een bedrag van 3,6 miljoen ecu als volgt ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen: 1,2 miljoen ecu op de begroting voor 1997, 1,8 miljoen ecu op de begroting voor 1998 en 0,6 miljoen ecu op de begroting voor 1999. Het bedrag ten laste van de begroting voor 1997 komt met ingang van de datum van vaststelling van dit gemeenschappelijk optreden beschikbaar voor de financiering van het programma.

2. De uitgaven die worden gefinancierd uit het in lid 1 genoemde bedrag, worden beheerd overeenkomstig de begrotingsprocedures en -voorschriften van de Europese Gemeenschap.

3. De Europese Unie financiert de infrastructuur en de lopende uitgaven van de EU-adviseur, met inbegrip van zijn salaris en de kosten van zijn personeel.

4. De voorrechten, immuniteiten en verdere garanties die voor de voltooiing en het soepel functioneren van het programma en van de EU-adviseur en zijn internationaal personeel nodig zijn, worden door de partijen in onderling overleg vastgesteld. De lidstaten en de Commissie verlenen daarbij alle nodige steun.

5. De Raad neemt er nota van dat het voorzitterschap, de Commissie en de lidstaten, zo nodig steun zullen verlenen in de regio.

6. De Raad neemt nota van de maatregelen die de Commissie wil voorstellen als communautaire actie ter ondersteuning van de doelstellingen van dit gemeenschappelijk optreden, in het bijzonder op het gebied van opleiding inzake mensenrechten, verwerving van uitrusting en diensten, informatietechnologie, beveiligde communicatie en de opruiming van explosieven.

Artikel 4

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag van zijn vaststelling.

Het is van toepassing tot en met 29 april 2000.

Artikel 5

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 1997.

Voor de Raad

De Voorzitter

H. VAN MIERLO