31996Y0404(03)

Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 betreffende de opneming van financiële bepalingen in de wetgevingsbesluiten

Publicatieblad Nr. C 102 van 04/04/1996 blz. 0004 - 0004


VERKLARING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE

van 6 maart 1995

betreffende de opneming van financiële bepalingen in de wetgevingsbesluiten

(96/C 102/03)

(Deze tekst vervangt en annuleert de tekst gepubliceerd in PB nr. C 293/95 van 8 november 1995)

HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE,

Overwegende dat in de Gezamenlijke Verklaring van 30 juni 1982 (1) gesteld wordt dat "teneinde aan de begrotingsprocedure haar volledige betekenis te geven (. . .) vaststelling van maximumbedragen bij verordening (moet) worden vermeden, evenals de opneming in de begroting van bedragen die hoger zijn dan de reële uitvoeringsmogelijkheden";

Overwegende dat de bepalingen inzake de begrotingsprocedure volgens een Verklaring gehecht aan het Interinstitutioneel Akkoord van 29 oktober 1993 (2) "opnieuw zullen moeten worden onderzocht tijdens de Intergouvernementele Conferentie welke in 1996 zal worden gehouden teneinde tot een interinstitutionele samenwerking in de vorm van partnerschap te komen",

VERKLAREN:

1. Volgens de medebeslissingsprocedure vastgestelde wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma's

Deze besluiten bevatten een bepaling waarin de wetgever de financiële middelen van het programma voor de gehele looptijd daarvan vaststelt.

Dit bedrag vormt het voornaamste referentiepunt voor de begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

De begrotingsautoriteit en de Commissie - wanneer deze laatste het voorontwerp van begroting (VOB) opstelt - verbinden zich ertoe niet van dat bedrag af te wijken, tenzij zich blijvende en objectief vast te stellen nieuwe omstandigheden voordoen die uitdrukkelijk en nauwgezet worden toegelicht.

2. Niet volgens de medebeslissingsprocedure vastgestelde wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma's

Deze besluiten bevatten geen "noodzakelijk geacht bedrag".

Indien de Raad een financiële referentie wenst op te nemen, dient deze slechts ter illustratie van de wil van de wetgever en laat deze de in het Verdrag vastgelegde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet. In elk besluit met een dergelijke financiële referentie wordt een vermelding in die zin opgenomen.

Indien in het kader van de procedure van overleg waarin is voorzien in de Gemeenschappelijke Verklaring van 4 maart 1975 (3) over het betrokken bedrag overeenstemming is bereikt, wordt dit bedrag beschouwd als een referentiebedrag in de zin van punt 1 van de onderhavige verklaring.

3. In het financieel memorandum dat overeenkomstig artikel 3 van het Financieel Reglement wordt opgesteld, worden de doelstellingen van het voorgestelde programma in financiële termen omgezet en wordt een tijdschema voor de looptijd van het programma opgenomen. Het memorandum wordt in voorkomend geval herzien bij de opstelling van het VOB, rekening houdend met de stand van uitvoering van het programma. Dit herziene memorandum wordt te zamen met het VOB aan de begrotingsautoriteit toegezonden.

(1) PB nr. C 194 van 28. 7. 1982, blz. 1.

(2) PB nr. C 331 van 7. 12. 1993, blz. 1.

(3) PB nr. C 89 van 22. 4. 1975, blz. 1.