31996R1628

Verordening (EG) nr. 1628/96 van de Raad van 25 juli 1996 betreffende de steun aan Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federatieve Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

Publicatieblad Nr. L 204 van 14/08/1996 blz. 0001 - 0005


VERORDENING (EG) Nr. 1628/96 VAN DE RAAD van 25 juli 1996 betreffende de steun aan Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federatieve Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende dat de economische ontwikkeling, het herstel van een civiele samenleving en de samenwerking tussen de uit het voormalige Joegoslavië ontstane republieken, overeenkomstig de door de Raad omschreven regionale aanpak, onlosmakelijk zijn verbonden met de vrede en stabiliteit in het Balkangebied;

Overwegende dat een begin dient te worden gemaakt met de werkzaamheden voor de reparatie en het herstel van de infrastructuur alsmede met de politieke en economische hervormingen;

Overwegende dat de Gemeenschap heeft besloten mee te werken aan deze acties onder de door de Raad genoemde voorwaarden;

Overwegende dat de Unie voornemens is haar steunverlening afhankelijk te stellen van de nakoming van de politieke en economische voorwaarden die zijn vastgelegd in de op 14 december 1995 in Parijs ondertekende vredesakkoorden, met name de eerbiediging van de mensenrechten;

Overwegende dat om de verzoening tussen de verschillende partijen te bevorderen en het ontstaan van nieuwe conflicthaarden te voorkomen bijzondere aandacht moet worden besteed aan acties met economische en sociale doelstellingen, met name werkgelegenheid, heropbouw van een civiele samenleving en terugkeer en reïntegratie van vluchtelingen en ontheemden;

Overwegende dat een meerjarige aanpak tot en met december 1999 dient te worden gevolgd om een efficiënt beheer van de in het kader van deze verordening geplande maatregelen en het op gang brengen van acties op middellange termijn mogelijk te maken;

Overwegende dat steun van de Gemeenschap gepaard dient te gaan met een zo groot mogelijke transparantie op het vlak van de tenuitvoerlegging van de financiële steun en van een strikte controle voor het gebruik van de middelen;

Overwegende dat in deze verordening voor de gehele looptijd van het programma een financieel referentiebedrag wordt opgenomen in de zin van punt 2 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995, waarbij de in het Verdrag vastgelegde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet worden gelaten;

Overwegende dat de uitvoering van de geplande acties zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap en dat het Verdrag voor de aanneming van deze verordening in geen andere bevoegdheden dan die van artikel 235 voorziet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Gemeenschap legt volgens de in deze verordening vastgelegde criteria en overeenkomstig de door de Raad vastgestelde specifieke voorwaarden in Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federatieve Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië steunmaatregelen, met name projecten, programma's en samenwerkingsacties, ten uitvoer ten behoeve van de wederopbouw, de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden en de economische en regionale samenwerking.

Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van deze verordening in het tijdvak 1996-1999 bedraagt 400 miljoen ecu.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten goedgekeurd.

De financiering door de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening geschiedt in de vorm van niet-terugvorderbare steun.

Artikel 2

Deze verordening is gebaseerd op de eerbiediging van de democratische beginselen en de beginselen van de rechtsstaat, alsmede van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, die daarvan een essentieel element vormen. De specifieke voorwaarden die de Raad voor de tenuitvoerlegging van de samenwerking met het voormalige Joegoslavië heeft vastgesteld, vormen eveneens een essentieel element van deze verordening.

Artikel 3

Regionale en internationale organisaties, overheids- en semi-overheidsinstanties, organisaties die steun verlenen aan ondernemingen, particuliere ondernemingen, coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen, stichtingen en niet-gouvernementele organisaties komen voor deelneming aan de tenuitvoerlegging van de uit hoofde van deze verordening gefinancierde projecten, programma's en samenwerkingsacties in aanmerking.

Artikel 4

1. De projecten, programma's en samenwerkingsacties hebben tot doel de wederopbouw te ondersteunen, de terugkeer van vluchtelingen, verzoening en regionale economische samenwerking te bevorderen en de economische en sociale voorwaarden te creëren die ten grondslag liggen aan de ontwikkeling van de begunstigde landen.

2. Zij hebben met name betrekking op de volgende gebieden:

- projecten inzake regionale samenwerking en goede nabuurschap, alsmede grensoverschrijdende projecten;

- wederopbouw van de infrastructuur en andere individuele of collectieve voorzieningen die van de oorlog hebben geleden;

- consolidatie van de democratie en de civiele samenleving;

- terugkeer van de vluchtelingen;

- integratie of reïntegratie van vluchtelingen, ontheemden en oudstrijders in het arbeidsproces;

- voorbereiding van het produktie-apparaat op het herstel van de economie;

- ontwikkeling van de particuliere sector, met name van kleine ondernemingen en bevordering van investeringen;

- versterking van niet-gouvernementele organisaties alsmede van culturele en onderwijsinstellingen.

Artikel 5

De te financieren maatregelen worden onderworpen aan een selectie die met name gebaseerd is op een beoordeling van de aanvragen van potentiële begunstigden, in het licht van de urgentie, het daadwerkelijke steunabsorptievermogen, de impact op de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden en op de verzoening tussen de partijen, doordat deze bij gemeenschappelijke projecten worden betrokken. De steun wordt voor zover mogelijk op gedecentraliseerde wijze toegekend.

Artikel 6

1. Om de samenhang van de samenwerkingsacties te waarborgen en het complementaire karakter en de doeltreffendheid daarvan te verbeteren wisselen de Lid-Staten en de Commissie alle nuttige gegevens uit over de door hen overwogen financieringen. In het kader van deze gegevensuitwisseling kan worden nagegaan of er mogelijkheden bestaan voor medefinanciering. Ook de mogelijkheden tot complementariteit, met name via medefinanciering of parallelle financiering, worden in het kader van deze gegevensuitwisseling onderzocht.

2. De Lid-Staten en de Commissie wisselen ook, met name in het kader van het in artikel 12 bedoelde comité, de gegevens uit waarover zij met betrekking tot andere bilaterale en multilaterale steunmaatregelen ten behoeve van de in deze verordening bedoelde Staten beschikken. De Lid-Staten en de Commissie houden met dit doel een systeem voor wederzijdse kennisgeving in stand.

Artikel 7

De financieringsbesluiten en de daaruit voortvloeiende overeenkomsten en contracten voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie en audits door de Rekenkamer, in voorkomend geval ter plaatse.

Artikel 8

1. De in deze verordening bedoelde acties kunnen betrekking hebben op uitgaven voor de invoer van goederen en diensten, en lokale uitgaven die nodig zijn voor de voltooiing van projecten en programma's, alsmede op rentesubsidies voor door de EIB verstrekte leningen. Heffingen, rechten en lasten, noch de aankoop van onroerende goederen komen in aanmerking voor financiering door de Gemeenschap.

Op de overeenkomsten voor de uitvoering van de acties die door de Gemeenschap ter uitvoering van deze verordening worden gefinancierd, moet in de begunstigde Staat een fiscale en douaneregeling worden toegepast die niet minder gunstig is dan die welke dit land toepast op de meestbegunstigde Staat of op de meestbegunstigde internationale organisatie die met het bevorderen van de economische ontwikkeling is belast.

2. Voor projecten kunnen de lokale kosten van onderhoud en werking binnen de van tevoren voor elke maatregel vastgestelde grenzen worden gedekt, met dien verstande dat dit slechts in de aanloopfase en op degressieve wijze kan gebeuren.

3. Wat de investeringsprojecten betreft, wordt de financiering door de Gemeenschap gecombineerd met eigen middelen van de begunstigde of met andere financieringsbronnen, waarbij de medefinanciering door de Gemeenschap, met inbegrip van leningen uit de eigen middelen van de EIB, niet meer mag bedragen dan 80 % van de totale investeringskosten.

Artikel 9

De aanbestedingen en overeenkomsten staan zonder enig onderscheid open voor alle natuurlijke en rechtspersonen van de Lid-Staten en de begunstigde Staten.

De deelname van natuurlijke en rechtspersonen van de Staten waarvoor het Phare-programma geldt, kan per geval door de Commissie worden toegestaan, indien voor de betreffende programma's of projecten specifieke vormen van bijstand zijn vereist, die zeer in het bijzonder in deze Staten voorhanden zijn.

Als rechtspersonen van een Lid-Staat, een begunstigde Staat of een Staat waarvoor het Phare-programma geldt, worden beschouwd de rechtspersonen die in overeenstemming met de wetgeving van een Lid-Staat, van een begunstigde Staat of van een Staat waarvoor het Phare-programma geldt, zijn opgericht en waarvan het hoofdbestuur of de hoofdvestiging zich bevindt op de grondgebieden waar het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is, of in de begunstigde Staten, of in de Staten waarvoor het Phare-programma geldt, of die daar hun statutaire zetel hebben wanneer er een daadwerkelijke en ononderbroken band bestaat tussen hun bedrijvigheid en de economie van deze grondgebieden of Staten.

In geval van medefinanciering kan de Commissie per geval aan onderdanen van andere landen toestemming verlenen om deel te nemen aan aanbestedingen en contracten. In dit laatste geval komen ondernemingen uit derde landen slechts voor deelname in aanmerking indien die landen ten aanzien van de Gemeenschap het wederkerigheidsbeginsel toepassen.

Overeenkomsten inzake diensten worden via niet-openbare aanbestedingen gegund, behalve voor verrichtingen van niet meer dan 200 000 ecu, waarvoor zij onderhands mogen worden gegund.

Artikel 10

1. Financieringsbesluiten voor een bedrag van meer dan 2 miljoen ecu worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 12, lid 2. Het in artikel 12 bedoelde comité wordt in kennis gesteld van acties waarvoor de financiering minder dan 2 miljoen ecu bedraagt.

2. De besluiten tot wijziging van besluiten die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 12 worden door de Commissie zonder raadpleging van het comité genomen wanneer zij de aard van de oorspronkelijke projecten en acties niet wezenlijk wijzigen en wanneer, wat het financiële aspect betreft, het daarmee gemoeide bedrag niet meer bedraagt dan 20 % van het oorspronkelijke bedrag van het financieringsbesluit, met een maximum van 4 miljoen ecu. Het comité dient van alle herziene besluiten op de hoogte te worden gesteld.

Artikel 11

De in deze verordening bedoelde acties die uit de begroting van de Europese Gemeenschappen worden gefinancierd worden door de Commissie overeenkomstig artikel 12 beheerd.

De Commissie voert de uitgaven uit overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

Vanaf 1 januari 1998 houdt de Commissie zich bovendien aan de regels die zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening en die gelden voor de toekenning van opdrachten op grond van aanbestedingen, met name niet-openbare aanbestedingen, voor de acties op de in artikel 4, lid 2, tweede, zesde en zevende streepje, bedoelde gebieden. Deze bijlage kan door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen worden gewijzigd op grond van een Commissievoorstel dat kan worden ingediend vanaf 1 juli 1997.

Artikel 12

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie, hierna "comité" genoemd.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het EG-Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig bovengenoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast indien deze in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

b) Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of bij gebreke van een advies, legt de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad voor betreffende de te nemen maatregelen. De Raad neemt met gekwalificeerde meerderheid een besluit.

Indien de Raad binnen drie maanden na ontvangst van het voorstel geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

4. Het comité kan elk ander vraagstuk onderzoeken dat, eventueel op verzoek van een vertegenwoordiger van een Lid-Staat, door de voorzitter aan de orde wordt gesteld in het kader van de tenuitvoerlegging van deze verordening, en met name elk vraagstuk dat verband houdt met de programmering van de acties, de algemene toepassing daarvan en met medefinancieringen.

5. Het comité stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen zijn reglement van orde vast.

Artikel 13

1. De Commissie ziet toe op de correcte uitvoering van de projecten en op de naleving van de contractuele voorwaarden waaronder de lopende projecten en acties ten uitvoer worden gelegd.

2. De Commissie evalueert de belangrijkste projecten die zijn voltooid om na te gaan of de bij het onderzoek van die projecten vastgestelde doelstellingen zijn verwezenlijkt en om richtsnoeren vast te stellen die de effectiviteit en zichtbaarheid van toekomstige activiteiten moeten vergroten. Zij brengt het in artikel 12 bedoelde comité regelmatig van haar bevindingen op de hoogte.

3. De Commissie informeert het Europees Parlement en de Raad om de drie maanden over de uitvoering van de steunmaatregelen en met name over de evaluatie bedoeld in lid 2 en over de toepassing van de in artikel 4 neergelegde voorwaarden. Tevens legt zij uiterlijk op 30 april van elk jaar aan het Europees Parlement en de Raad een verslag dienaangaande voor.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 1999.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 25 juli 1996.

Voor de Raad

De Voorzitter

H. COVENEY

(1) PB nr. C 179 van 22. 6. 1996, blz. 5.

(2) Advies uitgebracht op 19 juli 1996 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

BIJLAGE

Beginselen voor de gunning van opdrachten via aanbestedingsprocedures, in het bijzonder onderhandse aanbestedingen

1. Alle beoordelingscomités staan onder voorzitterschap van de Commissie, die voor het begin van de aanbestedingsprocedures een voldoende aantal onafhankelijke beoordelaars benoemt. Eén beoordelaar moet afkomstig zijn van de ontvangende instelling in het betrokken land. Alle beoordelaars moeten een verklaring van onpartijdigheid ondertekenen.

2. De aanbieding wordt beoordeeld op basis van de technische kwaliteit en van de prijs, dan wel van een afweging tussen die twee criteria; in het laatste geval wordt in elke aankondiging vermeld hoe deze criteria meewegen. De technische beoordeling geschiedt aan de hand van de volgende criteria: organisatie, tijdschema, methodes en werkplan voor de dienstverlening, kwalificaties, ervaring, vaardigheden van het personeel voor de dienstverlening en de betrokkenheid van plaatselijke bedrijven of deskundigen, hun integratie in het project, en hun bijdrage aan het duurzame karakter van de resultaten van de projecten.

3. Afgewezen inschrijvers ontvangen per brief bericht, waarbij de redenen van hun afwijzing vermeld worden, alsmede de naam van de inschrijver aan wie de opdracht gegund is.

4. Elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij de voorbereiding van een project is uitgesloten van deelname aan de uitvoering van het project. Indien een deelnemende aanbieder een dergelijk persoon in enige hoedanigheid in dienst neemt binnen een periode die afloopt zes maanden na de beëindiging van diens betrokkenheid bij het inschrijvingsproces, kan de aanbieder uitgesloten worden van deelname aan het project. Elke aanbieder die op de beperkte lijst vermeld staat, wordt uitgesloten van de beoordeling van de aanbieding.

5. De Commissie zorgt ervoor dat alle commercieel gevoelige informatie betreffende een voorgestelde aanbieding vertrouwelijk blijft.

6. Bij de gunning van opdrachten via onderhandse aanbestedingen als bedoeld in artikel 116 van het financieel reglement van de Europese Gemeenschappen worden alle schriftelijke blijken van belangstelling door de Commissie geregistreerd; de Commissie gebruikt deze registratie voor het opstellen van de beperkte lijst.

7. Bij het opstellen van de beperkte lijst laat de Commissie zich leiden door de kwalificatie, de belangstelling en de beschikbaarheid van de bedrijven, organisaties en instellingen. Hoe groot het aantal bedrijven, organisaties en instellingen op een beperkte lijst is, hangt af van de omvang en de complexiteit van het project; wel dient een zo ruim mogelijke keuze te worden geboden, die in de mate van het mogelijke ook economische subjecten van de begunstigde landen omvat.

Bedrijven, organisaties en instellingen die schriftelijk blijk hebben gegeven van hun belangstelling voor een project krijgen te horen of zij al dan niet op de beperkte lijst zijn opgenomen.

8. Elk jaar verschaft de Commissie het in artikel 12 bedoelde comité een lijst van de geselecteerde bedrijven, organisaties en instellingen.

9. Bij een niet-openbare aanbesteding dient er een periode van ten minste 60 kalenderdagen te liggen tussen het uitbrengen van het definitieve advies van het comité en het begin van de aanbesteding. In spoedgevallen kan deze periode echter door de Commissie worden bekort, mits het comité een uitvoerige toelichting ontvangt.

Een aankondiging van een niet-openbare aanbesteding dient te voorzien in een termijn van 60 kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de schriftelijke aankondiging. In dringende gevallen kan deze termijn worden bekort, maar zij mag nooit korter duren dan 40 kalenderdagen. In uitzonderlijke gevallen kan deze termijn door de Commissie worden verlengd, mits het comité een uitvoerige toelichting ontvangt. Alle termijnwijzigingen worden naar behoren meegedeeld aan de betrokken bedrijven, organisaties of instellingen.