31996R0482

Verordening (EG) nr. 482/96 van de Commissie van 19 maart 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

Publicatieblad Nr. L 070 van 20/03/1996 blz. 0004 - 0022


VERORDENING (EG) Nr. 482/96 VAN DE COMMISSIE van 19 maart 1996 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, inzonderheid op artikel 249,

Overwegende dat het noodzakelijk is een correcte beschrijving te verschaffen van de gevallen waarin bepaalde documenten niet bij de douaneaangifte behoeven te worden gevoegd;

Overwegende dat ingeval de aangever weigert bij de monsterneming aanwezig te zijn of hiertoe een persoon aan te wijzen of indien hij de douaneautoriteiten niet alle nodige bijstand verleent, de douaneautoriteiten over de mogelijkheid dienen te beschikken de aangifte ongeldig te maken;

Overwegende dat bij de artikelen 325 tot en met 340 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1762/95 (3), een speciale methode voor administratieve samenwerking is ingesteld in verband met het bewijs van het communautaire karakter van door vaartuigen van de Lid-Staten gevangen visserijprodukten, en van de goederen die op zulke vaartuigen uit deze produkten zijn verkregen;

Overwegende dat, gezien de bijzondere wijze waarop deze produkten en goederen worden gevangen, verkregen en naar de Gemeenschap vervoerd, in deel II, titel II, hoofdstuk 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 betreffende het communautaire karakter van goederen, een afzonderlijke afdeling moet worden ingevoegd waarbij de bijzondere voorwaarden van toepassing op deze produkten en goederen worden vastgesteld;

Overwegende dat het communautaire karakter van deze produkten en goederen moet worden vastgesteld, onafhankelijk van behandeling, tariefindeling, nationaliteit en type van het vervoermiddel en onafhankelijk van de Lid-Staat waar zij de Gemeenschap binnenkomen;

Overwegende dat de begrippen "communautair vissersvaartuig" en "communautair fabrieksschip" strikt dienen te worden omschreven;

Overwegende dat de douaneautoriteiten, om een overdaad aan documenten tegen te gaan, uitzonderingen op de regeling kunnen toestaan wanneer de hier bedoelde produkten en goederen door vissersvaartuigen worden gelost;

Overwegende dat het, voor een betere controle op het gebruik van de procedure, nodig lijkt te bepalen dat de formulieren T2M worden afgetekend door de instantie die bevoegd is voor de registratie van het vaartuig waarvoor deze formulieren zijn bestemd, en dat deze formulieren alle verklaringen van derden dienen te bevatten alsmede alle gegevens over het gebruik ervan ten behoeve van het douanekantoor dat de formulieren heeft afgegeven;

Overwegende dat het wegens frequente fraude bij de regeling communautair douanevervoer dienstig is bepalingen op te nemen die het mogelijk maken te volgen routes voor te schrijven en die de wijziging van het kantoor van bestemming verbieden, met name voor goederen waarvoor de doorlopende zekerheid is geschorst; dat het noodzakelijk is het systeem voor het gebruik van de doorlopende zekerheid aan te scherpen en meer flexibiliteit aan te brengen in de bepalingen inzake de opschorting van de doorlopende zekerheid door wijziging van deze bepalingen; dat het duidelijkheidshalve nodig is de artikelen 360, 361 en 362 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 te herschikken; dat het tevens nodig is de overeenkomstige bepalingen van de artikelen 368 en 376 van genoemde verordening aan te passen;

Overwegende dat het wenselijk is een soepeler regeling in te voeren inzake alternatieve bewijsmogelijkheden met het oog op aanzuivering van communautair douanevervoer bij niet-terugzending van exemplaar nr. 5 van het enig document;

Overwegende dat het douanegebied van de Gemeenschap, wat het gebruik van de TIR-carnets betreft, één enkel gebied vormt;

Overwegende dat het toenemende aantal fraudegevallen bij het vervoer van goederen in het kader van de TIR-regeling voor de bevoegde autoriteiten aanleiding kan zijn op basis van artikel 38 van de TIR-overeenkomst maatregelen te treffen tot uitsluiting van deze regeling;

Overwegende dat het dienstig is de bepalingen ter uitvoering van het vorengenoemde artikel 38 op het niveau van de Gemeenschap te harmoniseren;

Overwegende dat dient te worden verzekerd, dat de economische voorwaarden in het kader van de regeling actieve veredeling in de gehele Gemeenschap op dezelfde wijze worden toegepast;

Overwegende dat de douanekantoren van de Lid-Staten moeilijkheden ondervinden bij de verlening van vergunning voor de tijdelijke invoer van de in artikel 684 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde goederen; dat deze autoriteiten, wanneer het om belangrijke bedragen gaat, moeten eisen dat schriftelijk aangifte wordt gedaan, waarbij zekerheid dient te worden gesteld voor het volledige bedrag van de douaneschuld; dat dit in vele gevallen tot een niet gewenste belemmering voor reizigers aan de grenzen van de Gemeenschap leidt of tot een vergunning voor tijdelijke invoer zonder dat zekerheid wordt gesteld, zelfs indien het om hoge bedragen gaat; dat een passende oplossing voor dergelijke gevallen erin zou bestaan dat voor de in genoemd artikel 684 bedoelde goederen de vergunning voor tijdelijke invoer kan worden verleend op een mondelinge aangifte tot plaatsing onder de regeling; dat hiertoe de betrokken bepalingen dienen te worden aangepast;

Overwegende dat bij het in het vrije verkeer brengen van invoergoederen die voordien onder de regeling tijdelijke invoer waren geplaatst, compenserende interesten worden aangerekend; dat deze interesten om redenen van gelijke behandeling eveneens moeten worden aangerekend in gevallen waarin een douaneschuld ontstaat om andere redenen dan het in het vrije verkeer brengen; dat het ontstaan van een douaneschuld als gevolg van plaatsing van goederen onder de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten van deze regel moet worden uitgezonderd, omdat in dit geval geen financieel voordeel wordt verkregen; dat hetzelfde geldt voor gevallen waarin zekerheid in contant geld werd gesteld waarvan het bedrag gelijk is aan het bedrag van de douaneschuld, zoals voorzien in artikel 192, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2913/92; dat om een grotere rechtszekerheid te bereiken, meer samenhang moet worden gebracht in de bepalingen inzake de heffing van compenserende interesten; dat dit wijziging van artikel 709 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 vereist alsmede de aanpassing van dit artikel aan de bepalingen van artikel 589; dat bij deze wijziging en aanpassing bepaalde redactionele correcties in genoemd artikel 709 dienen te worden aangebracht;

Overwegende dat het enig document moet worden aangepast om rekening te houden met Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad van 22 mei 1995 betreffende de statistieken van het goederenverkeer van de Gemeenschap en haar Lid-Staten met derde landen (4) en alle verordeningen waarin bepalingen ter uitvoering daarvan zijn neergelegd;

Overwegende dat de bepalingen betreffende vak 33 van het controle-exemplaar T5, het exemplaar T5 bis en de rubriek "goederencode" op de ladingslijst T5 in overeenstemming met de bepalingen inzake het enig document dienen te worden gebracht;

Overwegende dat het dienstig is de lijst uit te breiden van in het kader van de regeling actieve verdeling verkregen veredelingsprodukten waarop de daarvoor geldende rechten kunnen worden toegepast;

Overwegende dat op economische gronden het opportuun lijkt de lijst in bijlage 87 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 uit te breiden;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 218, lid 3, komt als volgt te luiden:

"3. Wanneer het goederen betreft die in aanmerking komen voor de in titel II, deel D, van de inleidende bepalingen van de gecombineerde nomenclatuur bedoelde forfaitaire heffing, of goederen die in aanmerking komen voor vrijstelling van rechten bij invoer, kan evenwel worden afgezien van de eis dat de in lid 1, onder a), b) en c) bedoelde bescheiden worden overgelegd, tenzij de douaneautoriteiten dit voor de toepassing van de bepalingen betreffende het in het vrije verkeer brengen van de genoemde goederen noodzakelijk achten.".

2. Artikel 243, lid 2, komt als volgt te luiden:

"2. Wanneer de aangever weigert bij de monsterneming aanwezig te zijn of hiertoe een persoon aan te wijzen of indien hij de douaneautoriteiten niet alle nodige bijstand verleent om hun taak te vergemakkelijken, is artikel 241, lid 1, tweede zin, en de leden 2, 3 en 4, van toepassing.".

3. In deel II, titel II, hoofdstuk 3, wordt na het opschrift "Communautair karakter van goederen" het volgende ingevoegd:

"Afdeling 1

Algemene bepalingen".

4. Na artikel 324 wordt het volgende ingevoegd:

"Afdeling 2

Bijzondere bepalingen betreffende zeevisserijprodukten en andere produkten die door vaartuigen uit zee worden gewonnen".

5. De artikelen 325 en 326 komen als volgt te luiden:

"Artikel 325

1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

a) "communautair vissersvaartuig": een vaartuig dat in het tot het douanegebied van de Gemeenschap behorend deel van het grondgebied van een Lid-Staat is geregistreerd en ingeschreven, dat de vlag van een Lid-Staat voert en dat zeevisserijprodukten vangt en ze eventueel aan boord verwerkt;

b) "communautair fabrieksschip": een vaartuig dat in het tot het douanegebied van de Gemeenschap behorend deel van het grondgebied van een Lid-Staat is geregistreerd of ingeschreven, dat de vlag van een Lid-Staat voert en dat zelf geen zeevisserijprodukten vangt, maar ze wel aan boord verwerkt.

2. Een overeenkomstig de artikelen 327 tot en met 337 opgesteld formulier T2M dient te worden overgelegd ten bewijze van het communautaire karakter van:

a) produkten van de zeevisserij die buiten de territoriale wateren van een niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behorend land of gebied door een communautair vissersvaartuig zijn gevangen, en

b) goederen die aan boord van dit vaartuig of van een communautair fabrieksschip uit deze produkten zijn verkregen, bij welke verwerking eventueel andere communautaire goederen zijn gebruikt,

die eventueel van een communautaire verpakking zijn voorzien en bestemd zijn om onder de in artikel 326 bedoelde voorwaarden het douanegebied van de Gemeenschap te worden binnengebracht.

3. Het bewijs van het communautaire karakter van de zeevisserijprodukten en van de andere produkten, die buiten de territoriale wateren van een niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behorend land of gebied zijn gevangen of uit zee gewonnen door vaartuigen die de vlag van een Lid-Staat voeren en die in het tot het douanegebied van de Gemeenschap behorende deel van het gebied van een Lid-Staat zijn ingeschreven of geregistreerd, dan wel van genoemde produkten die door vaartuigen van derde landen in de wateren van het douanegebied van de Gemeenschap zijn gevangen of uit zee gewonnen, wordt geleverd door het scheepsjournaal of elk ander bewijsmiddel.

Artikel 326

1. Het formulier T2M dient te worden overgelegd voor de in artikel 325, lid 2, bedoelde produkten en goederen die rechtstreeks naar het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd:

a) door het communautaire vissersvaartuig dat deze produkten heeft gevangen en eventueel verwerkt, of

b) door een ander communautair vissersvaartuig of het communautaire fabrieksschip dat de uit het onder a) bedoelde vaartuig overgeladen produkten heeft verwerkt, of

c) door elk ander vaartuig waarop deze produkten of goederen vanuit de onder a) en b) bedoelde vaartuigen zijn overgeladen, zonder dat deze op dit vaartuig enige behandeling hebben ondergaan, of

d) door een ander vervoermiddel waarmee de produkten of goederen worden vervoerd onder dekking van een enkel vervoersdocument dat is opgesteld in het niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behorende land of gebied waar genoemde produkten en goederen uit de onder a), b) of c) bedoelde vaartuigen zijn gelost.

Zodra het formulier T2M is overgelegd, kan het niet meer worden gebruikt ten bewijze van het communautaire karakter van de produkten of goederen waarop het betrekking heeft.

2. De douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de haven waar de produkten en/of de goederen worden gelost vanuit het in lid 1, onder a), genoemde vaartuig, kunnen dit artikel buiten toepassing laten wanneer er geen twijfel bestaat over de oorsprong van deze produkten en/of goederen, of ingeval de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad (*) genoemde aangifte van toepassing is.

(*) PB nr. L 261 van 20. 10. 1993, blz. 1.".

6. De artikelen 328 tot en met 337 komen als volgt te luiden:

"Artikel 328

Een boekje met formulieren T2M wordt op verzoek van de belanghebbende afgegeven door het communautaire douanekantoor dat bevoegd is voor toezicht op de thuishaven van het communautaire vissersvaartuig waarvoor dit boekje is bestemd.

Het boekje wordt eerst afgegeven nadat de belanghebbende de vakken 1 en 2 van alle formulieren in het boekje (originelen en kopieën) heeft ingevuld in de taal waarin de formulieren zijn gesteld en de verklaring in vak 3 heeft ingevuld en ondertekend. Bij de afgifte van dit boekje vult genoemd douanekantoor vak B in van alle formulieren (originelen en kopieën) die het boekje bevat.

Het boekje is twee jaar geldig vanaf de datum van afgifte die op bladzijde 2 van de omslag is vermeld. Bovendien blijkt de geldigheid van het boekje uit het stempel dat in vak A van alle originelen en kopieën is aangebracht door de instantie die bevoegd is voor de registratie van het communautaire vissersvaartuig waarvoor het boekje is bestemd.

Artikel 329

De kapitein van het communautaire vissersvaartuig vult vak 4 in, alsmede vak 6 indien de visserijprodukten aan boord zijn verwerkt. Hij vult de verklaring in vak 9 van een formulier (origineel en kopie) in het boekje in en ondertekent deze:

a) bij elke overlading van de produkten op een van de in artikel 326, lid 1, onder b), bedoelde vaartuigen die deze produkten verwerken;

b) bij elke overlading van de produkten of goederen op elk ander vaartuig dat ze rechtstreeks, zonder verwerking, naar een haven in het douanegebied van de Gemeenschap vervoert of naar een andere haven vanwaar ze naar het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd;

c) bij het lossen van de produkten of goederen in een haven in het douanegebied van de Gemeenschap, onverminderd artikel 326, lid 2,

d) bij het lossen van de produkten of goederen in een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gelegen haven vanwaar ze naar dit douanegebied worden vervoerd.

De verwerking van de hierboven bedoelde produkten moet in het scheepsjournaal worden vermeld.

Artikel 330

De kapitein van het in artikel 326, lid 1, onder b), bedoelde vaartuig vult vak 6 in, alsmede de verklaring in vak 11 van het origineel van het formulier T2M en ondertekent deze wanneer de goederen in een haven in het douanegebied van de Gemeenschap worden gelost, wanneer de goederen in een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gelegen haven worden gelost van waaruit ze naar dit dit douanegebied zullen worden vervoerd, of wanneer de goederen daartoe op een ander vaartuig worden overgeladen.

De verwerking van de overgeladen produkten moet in het scheepsjournaal worden vermeld.

Artikel 331

Bij de eerste overlading van de in artikel 329 onder a) of b) bedoelde produkten of goederen wordt vak 10 van het formulier T2M (origineel en kopie) ingevuld; bij een volgende overlading, als bedoeld in artikel 330, wordt vak 12 van het origineel van het formulier T2M eveneens ingevuld. De dienovereenkomstige verklaring van overlading moet door de twee betrokken kapiteins worden ondertekend. De kapitein van het vaartuig waarop de produkten of goederen zijn overgeladen behoudt het origineel van het formulier T2M. Elke overlading wordt in het scheepsjournaal van beide vaartuigen vermeld.

Artikel 332

1. Wanneer de produkten of goederen waarop het formulier T2M betrekking heeft naar een niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behorend land of gebied worden vervoerd, is dit formulier slechts geldig indien de verklaring in vak 13 van dit formulier door de douaneautoriteiten van dit land of gebied is ingevuld en geviseerd.

2. Ingeval bepaalde partijen produkten of goederen niet naar het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd, worden de naam, de aard, de brutomassa en de bestemming van deze produkten of goederen in het vak "Opmerkingen" van het formulier T2M vermeld.

Artikel 333

1. Wanneer de produkten of goederen waarop het formulier T2M betrekking heeft naar een niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behorend land of gebied worden vervoerd om van daaruit in deelzendingen naar het douanegebied van de Gemeenschap te worden verzonden, gaat de belanghebbende of zijn vertegenwoordiger voor elke zending als volgt te werk:

a) hij vermeldt, in het vak "Opmerkingen" van het oorspronkelijke formulier T2M, aantal en aard van de colli, de brutomassa (in kg), de bestemming van de zending en het nummer van het onder b) bedoelde uittreksel;

b) hij stelt een "uittreksel" T2M op waartoe hij een origineel formulier gebruikt uit het overeenkomstig artikel 328 afgegeven boekje met formulieren T2M.

Ieder "uittreksel" en de bijbehorende kopie die in het boekje blijft, moeten verwijzen naar het oorspronkelijke onder a) bedoelde formulier T2M en moeten zijn voorzien van een van de volgende aantekeningen:

- Extracto

- Udskrift

- Auszug

- Áðüóðáóìá

- Extract

- Extrait

- Estratto

- Uittreksel

- Extracto

- Ote

- Utdrag.

Op het formulier "uittreksel" T2M dat bij de deelzending blijft die naar het douanegebied van de Gemeenschap wordt vervoerd, dienen in de vakken 4, 5, 6, 7 en 8 de naam, de aard, de GN-code en de hoeveelheid van de tot de deelzending behorende produkten of goederen te worden vermeld. Bovendien dient de verklaring in vak 13 te worden ingevuld en geviseerd door de douaneautoriteiten van het land of gebied waar de produkten of goederen hebben verbleven.

2. Zodra alle produkten of goederen waarop het in lid 1, onder a), bedoelde formulier T2M betrekking heeft naar het douanegebied van de Gemeenschap zijn verzonden, wordt de verklaring in vak 13 van dit formulier ingevuld en door de in lid 1 bedoelde autoriteiten geviseerd. Bovendien wordt dit formulier naar het in artikel 328 bedoelde douanekantoor gezonden.

3. Ingeval bepaalde produkten of goederen niet naar het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd, worden de naam, de aard, de brutomassa en de bestemming van deze produkten of goederen in het vak "Opmerkingen" van het oorspronkelijke formulier T2M vermeld.

Artikel 334

Elk formulier T2M, zowel het oorspronkelijke als het "uittreksel", dient te worden aangeboden bij het douanekantoor waar de produkten of goederen waarop het betrekking heeft het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht. Wanneer de produkten of goederen het douanegebied van de Gemeenschap echter worden binnengebracht onder een douanevervoerregeling die buiten dit douanegebied is begonnen, wordt het formulier aan het kantoor van bestemming van deze regeling aangeboden.

Dit kantoor kan een vertaling van het formulier vragen. Het kan bovendien, om de gegevens op het formulier T2M te controleren, om overlegging van andere relevante documenten, en eventueel de scheepspapieren, verzoeken. Dit kantoor vult vak C van het formulier T2M en van een kopie daarvan in. De kopie wordt aan het in artikel 328 bedoelde douanekantoor toegezonden.

Artikel 335

Wanneer produkten of goederen waarop het formulier T2M betrekking heeft naar een derde land worden vervoerd dat partij is bij de Overeenkomst inzake gemeenschappelijk douanevervoer en bestemd zijn om van daaruit, in hun geheel of in deelzendingen, onder een regeling "T2" naar het douanegebied van de Gemeenschap te worden verzonden, wordt in het vak "Opmerkingen" van het formulier T2M naar deze regeling verwezen, zulks in afwijking van de artikelen 332, 333 en 334.

Wanneer alle produkten en goederen waarop het formulier T2M betrekking heeft naar het douanegebied van de Gemeenschap zijn verzonden, wordt vak 13 van dit formulier door de douaneautoriteiten ingevuld en geviseerd. Een kopie van het ingevulde formulier wordt naar het in artikel 328 bedoelde douanekantoor verzonden.

In voorkomend geval is artikel 332, lid 2, van toepassing.

Artikel 336

Het boekje met formulieren T2M moet op elk verzoek van de douaneautoriteiten worden overgelegd.

Het in artikel 327 bedoelde boekje met formulieren T2M wordt onmiddellijk ingeleverd bij het douanekantoor dat het heeft afgegeven, wanneer het vaartuig waarop het betrekking heeft voordat alle formulieren zijn gebruikt, niet meer aan de gestelde voorwaarden voldoet, of wanneer alle formulieren die het bevat zijn gebruikt of wanneer de geldigheidsduur is verlopen.

Artikel 337

Artikel 324 is van overeenkomstige toepassing.".

7. De artikelen 338, 339 en 340 vervallen.

8. In artikel 348 worden de volgende leden ingevoegd:

"1bis In geval van toepassing van artikel 362 of zo de douaneautoriteiten dit noodzakelijk achten, kan het kantoor van vertrek een te volgen route voor de zending voorschrijven. De voorgeschreven route wordt slechts op verzoek van de aangever gewijzigd door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de zending zich in de loop van de voorgeschreven route bevindt. De douaneautoriteiten vermelden de ter zake doende gegevens op het document T1 en stellen de douaneautoriteiten van het kantoor van vertrek onverwijld van de routewijziging in kennis.

De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om overtredingen en onregelmatigheden te bestrijden en daarop doeltreffende sancties te stellen.

1ter In geval van overmacht is het de vervoerder toegestaan van de voorgeschreven route af te wijken. De zending en het document T1 dienen onverwijld te worden aangeboden bij de dichtstbijzijnde douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de zending zich bevindt. De douaneautoriteiten stellen onverwijld het kantoor van vertrek van de routewijziging in kennis en vermelden de ter zake doende gegevens op het document T1.".

9. In artikel 356 wordt het volgende lid ingevoegd:

"3bis In geval van toepassing van artikel 362 of zo de douaneautoriteiten dit noodzakelijk achten, kan het kantoor van bestemming slechts op verzoek van de aangever worden gewijzigd door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de zending zich bevindt en met de toestemming van het kantoor van vertrek. De douaneautoriteiten stellen het oorspronkelijk voorziene kantoor van bestemming in kennis en vermelden de ter zake doende gegevens op het document T1.".

10. De artikelen 360, 361 en 362 worden door de volgende artikelen vervangen:

"Artikel 360

1. Van doorlopende zekerheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt door personen die:

a) zijn gevestigd in de Lid-Staat waar de zekerheid wordt gesteld;

b) tijdens de afgelopen zes maanden regelmatig, als aangever of als verzender, van het communautaire douanevervoer gebruik hebben gemaakt, of van wie, voorzover bij de douaneautoriteiten bekend, de financiële situatie gezond is, zodat zij aan hun verplichtingen kunnen voldoen;

c) niet ernstig en herhaald inbreuk op de douane- of belastingwetgeving hebben gepleegd.

2. Een doorlopende zekerheid wordt gesteld bij een kantoor van zekerheidstelling.

3. Het kantoor van zekerheidstelling stelt het bedrag van de zekerheid vast, aanvaardt de verbintenis van de borg en verleent de toestemming op grond waarvan de aangever, binnen de grenzen van de zekerheid, elk communautair douanevervoer kan verrichten, ongeacht het kantoor van vertrek.

4. Aan een ieder die toestemming heeft verkregen, wordt, onder de in de artikelen 363 tot en met 366 vastgestelde voorwaarden, een of meer certificaten van borgtocht afgegeven, die gesteld zijn op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage 51.

5. Ieder document T1 bevat een verwijzing naar het certificaat van borgtocht.

6. Het kantoor van zekerheidstelling trekt de toestemming voor de toepassing van de doorlopende zekerheid in wanneer niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van lid 1.

Artikel 361

1. Het bedrag van de zekerheid is gelijk aan ten minste 30 % van het bedrag van de verschuldigde rechten en heffingen, met een minimum van 7 000 ecu, overeenkomstig de in lid 2 vermelde procedures.

2. Het kantoor van zekerheidstelling maakt, voor een periode van een week, een raming van:

a) de verzendingen die hebben plaatsgevonden,

b) de verschuldigde rechten en heffingen, waarbij rekening wordt gehouden met het hoogste bedrag dat in een van de betrokken landen verschuldigd kan zijn.

Deze raming wordt verricht op grond van de handels- en boekhoudkundige documenten van de belanghebbende, betreffende de tijdens het afgelopen jaar vervoerde goederen; het verkregen bedrag wordt vervolgens gedeeld door 52.

Ingeval er aanvragers zijn voor het gebruik van de doorlopende zekerheid, stelt het kantoor van zekerheidstelling in samenwerking met de betrokkene op basis van de reeds beschikbare gegevens een raming op van de hoeveelheden, de waarde en de heffingen die van toepassing zijn op de goederen die tijdens een bepaalde periode worden vervoerd. Het kantoor van zekerheidstelling bepaalt door middel van extrapolatie de verwachte waarde van en de verschuldigde belastingen op de goederen die gedurende een periode van een week worden vervoerd.

3. Het kantoor van zekerheidstelling herziet jaarlijks het bedrag van de doorlopende zekerheid, waarbij vooral rekening wordt gehouden met de inlichtingen die zijn verkregen van de kantoren van vertrek, en past zonodig het bedrag aan.

Artikel 362

1. Hetzij op initiatief van de Commissie hetzij op verzoek van een Lid-Staat wordt de toepassing van de doorlopende zekerheid tijdelijk verboden, wanneer zij is bedoeld ter dekking van extern communautair douanevervoer betreffende goederen die het voorwerp vormen van een besluit van de Commissie, volgens de procedure van het Comité, op grond waarvan deze goederen worden geacht een verhoogd risico op fraude in te houden.

2. De Commissie maakt zo nodig, maar tenminste eenmaal per jaar, in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C, de lijst bekend van de goederen waarop lid 1 van dit artikel van toepassing is.

3. Op gezette tijden maar ten minste eenmaal per jaar beslist de Commissie volgens de procedure van het Comité, of de krachtens lid 1 genomen maatregelen moeten worden voortgezet.

Artikel 362 bis

Voor extern communautair douanevervoer betreffende goederen waarop artikel 362 van toepassing is, gelden de volgende maatregelen:

a) de GN-code dient op het document T1 te worden vermeld;

b) op alle exemplaren van het betrokken document T1 wordt schuin over het document in rood een van de volgende vermeldingen aangebracht. Deze vermelding heeft een minimumformaat van 100 bij 10 millimeter:

- Artículo 362 del Reglamento (CEE) n° 2454/93

- Forordning (EØF) nr. 2454/93, artikel 362

- Artikel 362 der Verordnung (EWG) Nr. 2454/93

- ¶ñèñï 362 ôïõ êáíïíéóìïý (ÅÏÊ) áñéè. 2454/93

- Article 362 of Regulation (EEC) No 2454/93

- Article 362 du règlement (CEE) n° 2454/93

- Articolo 362 del regolamento (CEE) n. 2454/93

- Artikel 362 van Verordening (EEG) nr. 2454/93

- Artigo 362º do Regulamento (CEE) nº 2454/ /93

- Asetuksen (ETY) N:o 2454/93 362 artikla

- Förordning (EEG) nr 2454/93 artikel 362;

c) terugzendingsexemplaren van documenten T1 die deze vermelding bevatten, dienen naar het kantoor van vertrek te worden teruggezonden uiterlijk op de eerste werkdag nadat de zending en het document T1 bij het kantoor van bestemming zijn aangebracht.".

11. Artikel 368, lid 2, tweede alinea, komt als volgt te luiden:

"In het bijzonder wordt aangenomen dat aan een vervoersoperatie verhoogde risico's zijn verbonden wanneer zij goederen betreft waarop met betrekking tot het gebruik van de doorlopende zekerheid artikel 362 van toepassing is.".

12. Artikel 376, lid 2, komt als volgt te luiden:

"2. De ontheffing van de verplichting tot zekerheidstelling is niet van toepassing wanneer overeenkomstig artikel 362 het gebruik van de doorlopende zekerheid is verboden.".

13. Artikel 380 komt als volgt te luiden:

"Artikel 380

Het bewijs van de regelmatigheid van het communautair douanevervoer in de zin van artikel 378, lid 1, wordt ten genoegen van de douaneautoriteiten geleverd:

a) door overlegging van een door de douaneautoriteiten geviseerd douane- of handelsdocument, waaruit blijkt dat de betrokken goederen bij het kantoor van bestemming of, bij toepassing van artikel 406, bij de toegelaten geadresseerde werden aangebracht. Dit document dient voldoende gegevens ter identificatie van de goederen te bevatten;

of

b) door overlegging van een douanedocument waarmee de goederen onder een douaneregeling in een derde land zijn geplaatst, dan wel een kopie of een fotokopie daarvan; deze kopie of fotokopie dient voor conform te worden gewaarmerkt, hetzij door de instantie die het origineel heeft geviseerd, hetzij door de autoriteiten van het betrokken derde land, hetzij door de autoriteiten van een Lid-Staat. Dit document dient voldoende gegevens ter identificatie van de betrokken goederen te bevatten.".

14. Artikel 453, lid 2, komt als volgt te luiden:

"2. Het communautaire karakter van de in lid 1 bedoelde goederen wordt aangetoond en vastgesteld overeenkomstig de artikelen 314 tot en met 324 of, indien van toepassing, de artikelen 325 tot en met 334, binnen de in artikel 326 omschreven grenzen.".

15. Het volgende artikel 457 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 457 bis

Wanneer de douaneautoriteiten van een Lid-Staat besluiten een persoon overeenkomstig artikel 38 van de TIR-overeenkomst van de TIR-regeling uit te sluiten, is dit besluit in het gehele douanegebied van de Gemeenschap van toepassing.

De Lid-Staat deelt zijn besluit, alsmede het tijdstip waarop dit besluit van toepassing wordt, aan de andere Lid-Staten en aan de Commissie mede.

Dit besluit heeft betrekking op alle carnets TIR die op een douanekantoor ter aanvaarding worden aangeboden.".

16. Artikel 503, onder a), komt als volgt te luiden:

"a) "landbouwgoederen": goederen waarop de bij artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad (*) genoemde verordeningen van toepassing zijn. Goederen waarop Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad (**) of Verordening (EG) nr. 1222/94 van de Commissie (***) van toepassing zijn, worden met landbouwgoederen gelijkgesteld;

(*) PB nr. L 62 van 7. 3. 1980, blz. 5.

(**) PB nr. L 318 van 20. 12. 1993, blz. 18.

(***) PB nr. L 136 van 31. 5. 1994, blz. 5."

17. Artikel 536, lid 1, komt als volgt te luiden:

"1. Wanneer de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 106, lid 3, van het Wetboek eisen dat andere dan de in artikel 98, lid 1, onder b), en lid 3, van het Wetboek bedoelde communautaire goederen die in de ruimten van een douane-entrepot zijn opgeslagen in de in artikel 105 van het Wetboek voorgeschreven voorraadadministratie worden opgenomen, moet de douanestatus van deze goederen duidelijk uit de inschrijving blijken.".

18. Artikel 552, lid 1, onder a), punt v), eerste alinea, komt als volgt te luiden:

"v) behandelingen van goederen waarvan de waarde per achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur per aanvrager en per kalenderjaar niet meer dan 300 000 ecu bedraagt, ongeacht het aantal veredelaars die de veredeling uitvoeren.".

19. Artikel 696, lid 2, tweede alinea, komt als volgt te luiden:

"De mondelinge aangifte tot plaatsing onder de regeling geldt als aanvraag van een vergunning en de aftekening van de lijst door het douanekantoor geldt als vergunning.".

20. Artikel 698 wordt als volgt gewijzigd:

a) Lid 1, eerste alinea, komt als volgt te luiden:

"Voor de in artikel 684 bedoelde persoonlijke bezittingen en goederen voor sportdoeleinden wordt de regeling zonder schriftelijke of mondelinge aanvraag of vergunning toegestaan.";

b) aan lid 2 wordt de volgende zin toegevoegd:

"De vereenvoudigde procedure van artikel 696 is van overeenkomstige toepassing.".

21. Artikel 705, lid 2, komt als volgt te luiden:

"2. Bij toepassing van artikel 695 of 696 wordt de in lid 1 bedoelde aangifte of de lijst, naar gelang van het geval, ingediend bij het douanekantoor dat de vergunning heeft verleend.".

22. Artikel 709 komt als volgt te luiden:

"Artikel 709

1. Het ontstaan van een douaneschuld voor goederen die voordien onder de regeling tijdelijke invoer waren geplaatst, geeft aanleiding tot de betaling van compenserende interesten over het bedrag van de verschuldigde rechten bij invoer.

2. Lid 1 is niet van toepassing:

a) bij het ontstaan van een douaneschuld ingevolge artikel 201, lid 1, onder b), van het Wetboek;

b) bij het ontstaan van een douaneschuld wanneer zekerheid in contant geld is gesteld waarvan de hoogte overeenkomt met een van de bedragen van de douaneschuld zoals bedoeld in artikel 192, lid 1, van het Wetboek;

c) bij het ontstaan van een douaneschuld doordat goederen die voordien uit hoofde van de artikelen 673, 678, 682, 684 of 684 bis onder de regeling tijdelijke invoer waren geplaatst, in het vrije verkeer worden gebracht;

d) wanneer het bedrag van de compenserende interesten, berekend overeenkomstig lid 3, niet meer bedraagt dan 20 ecu per geval van ontstaan van een douaneschuld;

e) wanneer de vergunninghouder verzoekt goederen of produkten in het vrije verkeer te mogen brengen en bewijst dat het door bijzondere omstandigheden, die geen enkele nalatigheid of manipulatie van zijn kant inhouden, onmogelijk of economisch onmogelijk is de goederen weder uit te voeren onder de voorwaarden die hij bij het aanvragen van de vergunning had voorzien en aangetoond. Artikel 589, lid 3, is van overeenkomstige toepassing.

3. a) De in aanmerking te nemen jaarlijkse interestpercentages zijn de percentages die van kracht zijn op het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat en zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 589, lid 4, onder a).

b) De interesten worden toegepast per kalendermaand over de periode tussen de eerste dag van de maand volgende op die waarin de invoergoederen voor het eerst onder de regeling zijn geplaatst en de laatste dag van de maand waarin de douaneschuld ontstaat. De voor de toepassing van compenserende interesten in aanmerking te nemen periode kan niet minder dan één maand bedragen.

c) Het bedrag van de interesten wordt berekend op basis van de verschuldigde rechten bij invoer, het onder a) bedoelde interestpercentage en de onder b) bedoelde periode.".

23. Bijlage 37 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening.

24. Bijlage 38 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening.

25. De bijlagen 43 en 44 worden vervangen door de bijlagen III en IV bij de onderhavige verordening.

26. De bijlagen 63, 64 en 65 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij de onderhavige verordening.

27. Bijlage 79 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VI bij de onderhavige verordening.

28. Bijlage 87 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VII bij de onderhavige verordening.

29. Bijlage 108 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage VIII bij de onderhavige verordening.

30. "Verordening (EEG) nr. 1736/75 van de Raad" wordt overal vervangen door "Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

De op basis van de vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening geldende wetgeving genomen maatregelen, die voor extern communautair douanevervoer betreffende bepaalde goederen het bedrag van de doorlopende zekerheid op het totale bedrag of op 50 % van de rechten en andere verschuldigde heffingen hebben vastgesteld, of waarvoor het stellen van doorlopende zekerheid is verboden, blijven gelden tot de datum van het eerste besluit krachtens artikel 362, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij de onderhavige verordening, en uiterlijk tot 31 december 1996.

De bij deze verordening vastgestelde formulieren mogen worden gebruikt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De formulieren die vóór die datum in gebruik waren, mogen nog worden gebruikt zolang de voorraad strekt, doch uiterlijk tot en met 31 december 1996.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 1996.

Voor de Commissie

Mario MONTI

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.

(2) PB nr. L 253 van 11. 10. 1993, blz. 1.

(3) PB nr. L 171 van 21. 7. 1995, blz. 8.

(4) PB nr. L 118 van 25. 5. 1995, blz. 10.

BIJLAGE I

In bijlage 37, titel II, deel A, vak 15, wordt de volgende tekst als voorlaatste alinea ingevoegd:

"Voor wat de uitvoerformaliteiten betreft, is de werkelijke Lid-Staat van uitvoer een andere Lid-Staat dan de Lid-Staat van uitvoer, vanwaar de goederen voordien zijn verzonden met het oog op hun uitvoer, voor zover de exporteur niet in de Lid-Staat van uitvoer is gevestigd. Wanneer de goederen niet voordien vanuit een andere Lid-Staat zijn verzonden met het oog op hun uitvoer of wanneer de exporteur in de Lid-Staat van uitvoer is gevestigd, is de werkelijke Lid-Staat van uitvoer identiek aan de Lid-Staat van uitvoer.".

BIJLAGE II

Bijlage 38 wordt als volgt gewijzigd:

De tabel onder "vak 24" komt als volgt te luiden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

"BIJLAGE 43

FORMULIER T2M

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

BIJLAGE IV

"BIJLAGE 44

TOELICHTING

(bij het boekje met formulieren T2M)

1. Algemeen

1. Deze formulieren dienen om bij binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap het communautaire karakter aan te tonen van produkten van de zeevisserij die door een communautair vissersvaartuig zijn gevangen buiten de territoriale wateren van een niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behorend land of gebied alsook van de goederen die uit deze produkten zijn verkregen door bewerking aan boord van dit vissersvaartuig, van een ander communautair vissersvaartuig, of van een communautair fabrieksschip.

2. Een communautair vissersvaartuig is een vaartuig dat is geregistreerd en ingeschreven in het deel van het grondgebied van een Lid-Staat dat tot het douanegebied van de Gemeenschap behoort, dat de vlag van een Lid-Staat voert, dat de bedoelde produkten vangt en ze eventueel aan boord bewerkt. Een communautair fabrieksschip is een vaartuig dat op dezelfde voorwaarden is geregistreerd of ingeschreven en dat zich uitsluitend bezighoudt met de bewerking van uit een ander vaartuig overgeladen produkten.

3. Dit boekje bevat tien formulieren die elk uit een origineel van een kopie bestaan. De kopieën moeten in het boekje blijven.

4. Het boekje moet op elk verzoek van de douaneautoriteiten worden vertoond.

5. Het boekje moet onmiddellijk bij het douanekantoor worden ingeleverd dat het heeft afgegeven indien het vaartuig waarbij het behoort niet meer aan de gestelde voorwaarden voldoet, wanneer alle formulieren die het bevat zijn gebruikt of wanneer deze niet meer geldig zijn.

II. Waarmerking van de formulieren T2M

6. De formulieren moeten met de schrijfmachine of op duidelijk leesbare wijze met de hand, met inkt en in blokletters, worden ingevuld. Er mogen geen raderingen of overschrijvingen in voorkomen. Wijzigingen worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste en de eventuele toevoeging van de gewenste gegevens. Elke aldus aangebrachte wijziging dient te worden goedgekeurd door degene die de verklaring waarin de wijziging voorkomt, heeft ondertekend.

7. De vakken 1, 2 en 3 van het formulier moeten door de belanghebbende worden ingevuld in de taal waarin het formulier is gedrukt. De vakken 4 tot en met 12 moeten in een van de officiële talen van de Gemeenschap worden ingevuld.

8. De geldigheid van de formulieren T2M van een boekje blijkt uit de aanwezigheid, in vak A van het origineel en van de kopie, van het visum van de instantie die bevoegd is voor de registratie van het communautaire vissersvaartuig waarvoor het boekje bestemd is. De geldigheidsduur bedraagt twee jaar vanaf de datum die op bladzijde 2 van de omslag van het boekje is vermeld.

III. Gebruik van de formulieren T2M

9. De kapitein van het communautaire vissersvaartuig vult de vakken 4, 5 en/of de vakken 6, 7 en 8 in, alsmede de verklaring in vak 9 van een origineel en een kopie en ondertekent deze verklaring:

- bij het lossen van de visserijprodukten en/of de daaruit aan boord verkregen goederen in een haven in het douanegebied van de Gemeenschap of in een andere haven van waaruit ze naar het douanegebied van de Gemeenschap zullen worden vervoerd;

- bij overlading van deze produkten en/of goederen op een ander communautair vissersvaartuig, op een communautair fabrieksschip - waarop de produkten verwerkt zullen worden - of op een ander vaartuig dat ze niet verwerkt maar ze rechtstreeks naar een haven in het douanegebied van de Gemeenschap vervoert of naar een andere haven vanwaar ze naar het douanegebied van de Gemeenschap zullen worden vervoerd. Bij een dergelijke overlading vullen de kapiteins van beide vaartuigen vak 10 van dit origineel en de kopie in en ondertekenen deze.

10. De kapitein van het bovenbedoelde vaartuig, waarop produkten voor bewerking vanuit een communautair vissersvaartuig zijn overgeladen, vult de vakken 6, 7 en 8 in, alsmede de verklaring in vak 11 van het origineel en ondertekent deze:

- bij het lossen van de aan boord verkregen goederen in een haven in het douanegebied van de Gemeenschap of in een andere haven vanwaar ze naar het douanegebied van de Gemeenschap zullen worden vervoerd;

- bij overlading van deze goederen op een ander vaartuig dat de goederen niet bewerkt, maar ze rechtstreeks naar een haven in het douanegebied van de Gemeenschap vervoert of naar een andere haven, vanwaar ze naar het douanegebied van de Gemeenschap zullen worden vervoerd. Bij een dergelijke overlading vullen de kapiteins van beide vaartuigen vak 12 van dit origineel in en ondertekenen dit.

11. Indien de produkten of goederen naar een niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behorend land of gebied zijn vervoerd alvorens naar het douanegebied van de Gemeenschap te worden verzonden, moet vak 13 van het formulier worden ingevuld en ondertekend door de douaneautoriteit van dit land of gebied. Indien bepaalde partijen produkten of goederen niet naar het douanegebied van de Gemeenschap worden verzonden, dienen de hoeveelheid, de aard, de brutomassa en de bestemming van deze produkten of goederen in het vak "Opmerkingen" van het formulier te worden vermeld.

12. Het origineel van het formulier T2M blijft bij elke overlading en tijdens het vervoer naar het douanegebied van de Gemeenschap bij de produkten en/of goederen waarop het betrekking heeft.

IV. Gebruik van "uittreksels" van de formulieren T2M

Indien de produkten en/of goederen naar een niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behorend land of gebied zijn vervoerd om later in deelzendingen naar het douanegebied van de Gemeenschap te worden verzonden:

13. Wordt een aantal originele formulieren T2M dat met het aantal deelzendingen overeenstemt, uit het T2M-boekje gehaald dat bij het vissersvaartuig behoort waarvan de produkten en/of goederen afkomstig zijn. Op deze formulieren wordt duidelijk het woord "uittreksel" vermeld en naar het oorspronkelijke formulier T2M verwezen. De kopieën van de "Uittreksels" die in het boekje blijven, worden ook van deze vermeldingen voorzien.

14. Voor elke deelzending:

- worden de vakken 4, 5 en/of 6, 7 en 8 van het als "uittreksel" gebruikte formulier T2M ingevuld onder vermelding van de hoeveelheid produkten en/of goederen waaruit de zending bestaat;

- wordt vak 13 van het origineel van het als "uittreksel" gebruikte formulier ingevuld, geviseerd en ondertekend door de douaneautoriteiten van het betrokken land of gebied;

- worden in het vak "Opmerkingen" van het oorspronkelijke formulier T2M het aantal en de aard van de colli, de brutomassa, de bestemming van de zending en het nummer en de datum van het uittreksel vermeld;

- blijft het als "uittreksel" gebruikte formulier bij de produkten en/of goederen.

15. Zodra alle produkten en/of goederen waarop het oorspronkelijke formulier T2M betrekking heeft naar het douanegebied van de Gemeenschap zijn verzonden, wordt vak 13 van dit formulier door de douaneautoriteiten van het betrokken land of gebied ingevuld, geviseerd en ondertekend. Dit formulier wordt naar het douanekantoor gezonden dat het T2M-boekje heeft afgegeven. Indien bepaalde partijen produkten of goederen niet naar het douanegebied van de Gemeenschap worden verzonden, dienen de hoeveelheid, de aard, de brutomassa en de bestemming van deze produkten of goederen in het vak "Opmerkingen" van het formulier te worden vermeld.

V. Zuivering van de formulieren T2M

16. Elk oorspronkelijk of als "uittreksel" gebruikt formulier T2M moet worden overgelegd aan het douanekantoor waar de produkten of goederen waarop het betrekking heeft het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen. Indien de produkten of goederen echter onder een douanevervoerregeling de Gemeenschap binnenkomen die buiten het douanegebied van de Gemeenschap is aangevangen, dan wordt het formulier bij het kantoor van bestemming van deze regeling aangeboden."

BIJLAGE V

De bijlagen 63, 64 en 65 worden als volgt gewijzigd:

De scheiding tussen de tweede en derde onderverdeling van:

- vak 33 van het controle-exemplaar T5,

- vak 33 van exemplaar T5 bis, en

- de rubriek "goederencode" van de ladingslijst T5,

wordt een tiende duim (2,54 mm) naar links verplaatst.

BIJLAGE VI

In bijlage 79 komt de tekst na de volgende nummers als volgt te luiden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE VII

Het volgende punt wordt toegevoegd aan bijlage 87:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE VIII

Bijlage 108 wordt als volgt gewijzigd:

De tekst na "HELLEENSE REPUBLIEK" komt als volgt te luiden:

"Vrije zone van Piraeus

Vrije zone van Thessaloniki".