Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit
Publicatieblad Nr. L 296 van 21/11/1996 blz. 0055 - 0063
RICHTLIJN 96/62/EG VAN DE RAAD van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1, Gezien het voorstel van de Commissie (1), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2), Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3), Overwegende dat in het vijfde milieu-actieprogramma van 1992, waarvan de Raad en de vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten de algemene benadering hebben onderschreven in de resolutie 93/C 138/01 van 1 februari 1993 (4), wordt beoogd de bestaande wetgeving voor verontreinigende stoffen in de lucht te wijzigen; dat in dat programma de vaststelling van doelstellingen op lange termijn wordt aanbevolen voor de luchtkwaliteit; Overwegende dat met het oog op de bescherming van het milieu in zijn geheel en de volksgezondheid concentraties van schadelijke verontreinigende stoffen in de lucht dienen te worden vermeden, voorkomen of beperkt en grenswaarden en/of alarmdrempels voor luchtverontreinigingsniveaus moeten worden vastgesteld; Overwegende dat het nodig kan blijken die grenswaarden en alarmdrempels aan te vullen of te vervangen door richtwaarden om rekening te houden met de speciale ontstaanswijzen van ozon; Overwegende dat de in cijfers uitgedrukte grenswaarden, alarmdrempels en wat ozon betreft richtwaarden en/of grenswaarden en alarmdrempels gebaseerd moeten zijn op de bevindingen van internationale wetenschappelijke groepen die zich op dit gebied bewegen; Overwegende dat de Commissie studies moet verrichten om de effecten van de gecombineerde werking van verschillende verontreinigende stoffen of bronnen van verontreiniging en het effect van het klimaat op de activiteit van de verschillende verontreinigende stoffen te analyseren in de context van deze richtlijn; Overwegende dat de luchtkwaliteit dient te worden bevoordeeld aan de hand van grenswaarden en/of alarmdrempels en, wat ozon betreft, richtwaarden en/of grenswaarden van de blootgestelde populaties en ecosystemen en met het milieu; Overwegende dat met het oog op de vergelijkbaarheid van de beoordeling van de luchtkwaliteit op basis van in de Lid-Staten uitgevoerde metingen het aantal bemonsteringspunten en de plaats daarvan alsmede de referentiemeetmethoden dienen te worden gespecificeerd wanneer er alarmdrempels, grenswaarden en richtwaarden worden vastgesteld; Overwegende dat er, om naast rechtstreekse metingen ook het gebruik van andere technieken ter beoordeling van de luchtkwaliteit mogelijk te maken, criteria voor het gebruik en de vereiste nauwkeurigheid van die technieken moeten worden vastgelegd; Overwegende dat de algemene maatregelen in deze richtlijn moeten worden aangevuld met andere specifieke voorschriften voor de afzonderlijke stoffen die onder deze richtlijn vallen; Overwegende dat die speciale maatregelen zo spoedig mogelijk moeten worden aangenomen om de algemene doelstellingen van deze richtlijn te bereiken; Overwegende dat er preliminaire representatieve gegevens over de niveaus van de verontreinigende stoffen moeten worden verzameld; Overwegende dat de Lid-Staten, met het oog op de bescherming van het milieu als geheel en van de gezondheid van de mens, maatregelen moeten nemen wanneer grenswaarden worden overschreden, opdat binnen de daarvoor gestelde termijn aan die waarden wordt voldaan; Overwegende dat de Lid-Staten bij de maatregelen die zij treffen rekening moeten houden met de eisen die zijn gesteld in voorschriften betreffende de werking van industriële installaties in overeenstemming met de Gemeenschapswetgeving op het gebied van de geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging wanneer die wetgeving van toepassing is; Overwegende dat er enige tijd verstrijkt voordat deze maatregelen kunnen worden ingevoerd en effect sorteren en het derhalve nuttig kan zijn tijdelijk overschrijdingsmarges van de grenswaarde vast te stellen; Overwegende dat er in de Lid-Staten gebieden kunnen zijn waar de concentraties hoger liggen dan de grenswaarde, maar wel binnen de toegestane overschrijdingsmarge blijven; dat binnen de daarvoor gestelde termijnen aan de grenswaarde moet worden voldaan; Overwegende dat de Lid-Staten onderling overleg zullen plegen wanneer het niveau van een verontreinigende stof de met de overschrijdingsmarge verhoogde grenswaarde of, naar gelang van het geval, de alarmdrempel overschrijdt of waarschijnlijk zal overschrijden ten gevolge van significante verontreiniging die in een andere Lid-Staat haar oorsprong vindt; Overwegende dat de gevolgen voor de volksgezondheid van perioden met verontreiniging kunnen worden beperkt door de vaststelling van alarmdrempels, bij overschrijding waarvan voorzorgsmaatregelen dienen te worden genomen; Overwegende dat de Lid-Staten moeten trachten om in zones en agglomeraties waarin de niveaus van verontreinigende stoffen beneden de grenswaarden liggen de beste luchtkwaliteit die verenigbaar is met duurzame ontwikkeling te handhaven; Overwegende dat de gegevens in een gestandaardiseerde vorm aan de Commissie dienen te worden verstrekt, teneinde de verwerking en vergelijking daarvan te vergemakkelijken; Overwegende dat de uitvoering van een breed opgezet beleid voor de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit moet worden onderbouwd met een hecht technisch en wetenschappelijk fundament en een permanente gedachtenwisseling tussen de Lid-Staten; Overwegende dat onnodige uitbreiding van de door de Lid-Staten toe te zenden informatie moet worden voorkomen; dat de door de Commissie bij de uitvoering van deze richtlijn vergaarde informatie nuttig is voor het Europees Milieuagentschap (EMA) en daarom door de Commissie aan dat Agentschap kan worden toegezonden; Overwegende dat het wenselijk kan zijn de criteria en technieken, gebruikt voor de beoordeling van de luchtkwaliteit, aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang en regelingen voor de uitwisseling van de volgens deze richtlijn te verstrekken informatie op te stellen; dat er een procedure voor nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie in een comité moet komen om het daartoe vereiste werk te vergemakkelijken; Overwegende dat de Commissie met behulp van het EMA om de drie jaar een verslag over de luchtkwaliteit in de Gemeenschap dient te publiceren teneinde de wederzijdse uitwisseling van informatie tussen de Lid-Staten en het EMA te bevorderen; Overwegende dat de stoffen die reeds onder Richtlijn 80/779/EEG (5) en de Richtlijnen 82/884/EEG (6), 85/203/EEG (7) en 92/72/EEG (8) vallen, het eerst aan de orde moeten komen, HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Doelstellingen Deze richtlijn heeft als algemene doelstelling de grondbeginselen van een gemeenschappelijke strategie te formuleren die erop is gericht: - doelstellingen voor de luchtkwaliteit in de Gemeenschap te omschrijven en vast te stellen, teneinde schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het milieu als geheel te voorkomen, te verhinderen of te verminderen; - de luchtkwaliteit in de Lid-Staten op basis van gemeenschappelijke methoden en criteria te beoordelen; - te beschikken over adequate informatie over de luchtkwaliteit en ervoor te zorgen dat de bevolking daarover wordt ingelicht, onder andere door middel van alarmdrempels; - goede luchtkwaliteit in stand te houden en die in de andere gevallen te verbeteren. Artikel 2 Definities In deze richtlijn wordt verstaan onder: 1. "lucht": de buitenlucht in de troposfeer, met uitsluiting van de werkplek; 2. "verontreinigende stof": een stof die direct of indirect door de mens in de lucht wordt gebracht en die schadelijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens of het milieu in zijn geheel; 3. "niveau": de concentratie van een verontreinigende stof in de lucht of de depositie daarvan op oppervlakken binnen een bepaalde tijd; 4. "beoordeling": een methode die wordt gebruikt om het niveau van een verontreinigende stof in de lucht te meten, te berekenen, te voorspellen of te ramen; 5. "grenswaarde": een niveau dat op basis van wetenschappelijke kennis is vastgesteld teneinde schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en/of voor het milieu in zijn geheel te voorkomen, te verhinderen of te verminderen en dat binnen een bepaalde termijn moet worden bereikt en, als het eenmaal is bereikt, niet meer mag worden overschreden; 6. "streefwaarde": een niveau dat is vastgesteld om schadelijke effecten voor de gezondheid van de mens en/of voor het milieu in zijn geheel op lange termijn meer te vermijden, en dat zoveel mogelijk binnen een gegeven periode moet worden bereikt; 7. "alarmdrempel": een niveau, waarboven een kortstondige blootstelling risico's voor de gezondheid van de mens inhoudt en bij overschrijding waarvan de Lid-Staten onmiddellijk overeenkomstig deze richtlijn maatregelen nemen; 8. "overschrijdingsmarge": het percentage van de grenswaarde waarmee deze onder de in deze richtlijn vastgelegde voorwaarden kan worden overschreden; 9. "zone": een door de Lid-Staten afgebakend gedeelte van hun grondgebied; 10. "agglomeratie": een zone die wordt gekenmerkt door een bevolkingsconcentratie van meer dan 250 000 inwoners of, bij een bevolkingsconcentratie van 250 000 inwoners of minder, door een bevolkingsdichtheid per km² die voor de Lid-Staten beoordeling en beheer van de luchtkwaliteit rechtvaardigt. Artikel 3 Uitvoering en verantwoordelijkheden Met het oog op de uitvoering van deze richtlijn wijzen de Lid-Staten op de passende niveaus de bevoegde instanties en de organen aan die belast zijn met: - de uitvoering van deze richtlijn; - de beoordeling van de kwaliteit van de lucht; - de erkenning van de meetvoorzieningen (methoden, apparaten, netten, laboratoria); - het garanderen van de goede kwaliteit van de met behulp van de meetvoorzieningen uitgevoerde metingen, door met name door interne kwaliteitscontroles overeenkomstig onder meer de eisen van de Europese normen voor kwaliteitsborging toe te zien op de handhaving van deze kwaliteit door middel van deze voorzieningen; - de analyse van de beoordelingsmethoden; - coördinatie van de door de Commissie georganiseerde communautaire programma's voor kwaliteitsborging op hun grondgebied. Wanneer de Lid-Staten de in de eerste alinea bedoelde informatie aan de Commissie verstrekken, stellen zij die ter beschikking van het publiek. Artikel 4 Vaststelling van de grenswaarden en alarmdrempels voor de lucht 1. Voor de verontreinigende stoffen van bijlage I dient de Commissie bij de Raad voorstellen in voor de vaststelling van de grenswaarden en, zo nodig, alarmdrempels; daarbij wordt het volgende tijdschema aangehouden: - uiterlijk op 31 december 1996 voor de verontreinigende stoffen 1 tot en met 5; - overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 92/72/EEG voor ozon; - uiterlijk op 31 december 1997 voor de verontreinigende stoffen 7 en 8; - zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 31 december 1999, voor de verontreinigende stoffen 9 tot en met 13. Bij de vaststelling van de grenswaarden, en, zo nodig, de alarmdrempels, wordt bij wijze van voorbeeld rekening gehouden met de factoren in bijlage II. Wat ozon betreft, wordt in die voorstellen rekening gehouden met de specifieke ontstaanswijze van die verontreinigende stof; daartoe kunnen de voorstellen richtwaarden en/of grenswaarden bevatten. Bij overschrijding van een streefwaarde voor ozon stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van de maatregelen die zijn genomen om die waarde te bereiken. Op basis van die informatie beoordeelt de Commissie of aanvullende maatregelen op communautair niveau nodig zijn en dient zij, zo nodig, voorstellen in bij de Raad. Voor andere verontreinigende stoffen dient de Commissie bij de Raad voorstellen in voor de vaststelling van grenswaarden en, zo nodig, alarmdrempels indien uit wetenschappelijke gegevens, rekening houdend met de criteria van bijlage III, blijkt dat de schadelijke gevolgen van deze verontreinigende stoffen voor de gezondheid van de mens en/of het milieu in zijn geheel in de Gemeenschap moeten worden voorkomen, verhinderd of verminderd. 2. De Commissie ziet erop toe dat de elementen waarop de in lid 1 bedoelde grenswaarden en alarmdrempels zijn gebaseerd, getoetst worden aan de nieuwste gegevens van het wetenschappelijke onderzoek op de betrokken epidemiologische gebieden en aan de meest recente vooruitgang in de metrologie. 3. Bij de vaststelling van de grenswaarden en alarmdrempels worden criteria en technieken bepaald voor: a) de metingen die moeten worden verricht bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde wetgeving: - de plaats van de bemonsteringspunten; - het minimum aantal bemonsteringspunten; - referentiemeettechnieken en bemonsteringstechnieken; b) het gebruik van andere technieken voor de beoordeling van de luchtkwaliteit, met name modellen: - de ruimtelijke resolutie voor de modellen en de methoden voor objectieve beoordeling; - de referentietechnieken voor de modellen. Deze criteria en technieken worden voor elke verontreinigende stof vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang van de agglomeraties of de niveaus van de verontreinigende stoffen in de bestudeerde zones. 4. Om rekening te houden met de werkelijke niveaus van een bepaalde verontreinigende stof bij de vaststelling van de grenswaarden en met de tijd die nodig is voor de invoering van maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, kan de Raad ook een tijdelijke overschrijdingsmarge voor de grenswaarden vaststellen. Deze marge wordt op een voor elke verontreinigende stof vast te stellen wijze verlaagd, zodat de grenswaarde uiterlijk aan het einde van de voor elke verontreinigende stof bij de vaststelling ervan te bepalen termijn wordt bereikt. 5. De Raad neemt de in lid 1 bedoelde regeling en de in de leden 3 en 4 bedoelde bepalingen aan overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag. 6. Wanneer een Lid-Staat strengere maatregelen neemt dan de in lid 5 bedoelde, stelt hij de Commissie daarvan op de hoogte. 7. Wanneer een Lid-Staat voornemens is grenswaarden of alarmdrempels vast te stellen voor niet in bijlage I bedoelde verontreinigende stoffen die niet onder de Gemeenschapsvoorschriften betreffende de luchtkwaliteit in de Gemeenschap vallen, deelt hij dat tijdig aan de Commissie mee. De Commissie verstrekt tijdig een antwoord op de vraag of maatregelen op Gemeenschapsniveau aan de hand van de criteria in bijlage III nodig zijn. Artikel 5 Voorafgaande beoordeling van de luchtkwaliteit De Lid-Staten die niet voor alle zones en agglomeraties over representatieve metingen van de niveaus van de verontreinigende stoffen beschikken, organiseren representatieve meet-, onderzoek- of beoordelingscampagnes om ter uitvoering van de in artikel 4, lid 1, bedoelde regeling tijdig over deze gegevens te beschikken. Artikel 6 Beoordeling van de luchtkwaliteit 1. Wanneer de grenswaarden en alarmdrempels zijn vastgesteld, wordt de luchtkwaliteit op het gehele grondgebied van de Lid-Staten beoordeeld overeenkomstig dit artikel. 2. Overeenkomstig de criteria van artikel 4, lid 3, en voor de betrokken verontreinigende stoffen uit hoofde van de bepalingen van dat lid, zijn de metingen in de volgende zones verplicht: - de agglomeraties zoals omschreven in artikel 2, punt 10, - de zones waar de niveaus tussen de grenswaarden en de in lid 3 bepaalde niveaus liggen, en - de andere zones waar de niveaus hoger dan de grenswaarden liggen. De voorgeschreven metingen kunnen met op modellen gebaseerde technieken worden aangevuld ter verkrijging van de nodige informatie over de luchtkwaliteit. 3. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit kan een combinatie van metingen en modellen worden gebruikt wanneer de niveaus over een representatieve periode lager liggen dan een beneden de grenswaarde liggend niveau dat moet worden vastgelegd volgens de in artikel 4, lid 5, bedoelde bepalingen. 4. Wanneer de niveaus lager liggen dan een volgens de in artikel 4, lid 5, bedoelde bepalingen vast te leggen niveau, is het toegestaan om voor de beoordeling van de niveaus uitsluitend technieken op basis van modellen of objectieve ramingen te gebruiken. Deze bepaling geldt ten aanzien van de agglomeraties niet voor de verontreinigende stoffen waarvoor alarmdrempels zijn vastgesteld in de bepalingen bedoeld in artikel 4, lid 5. 5. Wanneer verontreinigende stoffen moeten worden gemeten, gebeurt dit op vaste plaatsen, continu dan wel steekproefsgewijs; het aantal metingen dient voldoende te zijn om de waargenomen niveaus te kunnen vaststellen. Artikel 7 Verbetering van de luchtkwaliteit Algemene eisen 1. De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de grenswaarden worden nageleefd. 2. Voor de maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn geldt het volgende: a) er moet rekening worden gehouden met een geïntegreerde aanpak voor de bescherming van lucht, water en bodem; b) de communautaire wetgeving inzake de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk mag niet worden overtreden; c) zij mogen geen significante negatieve gevolgen hebben voor het milieu in de andere Lid-Staten. 3. De Lid-Staten stellen actieplannen op, waarin wordt vermeld welke maatregelen bij een dreigende overschrijding van de grenswaarden en/of de alarmdrempels op korte termijn moeten worden genomen om het risico van overschrijding te verkleinen en de duur ervan te beperken. Al naar gelang van het geval behelzen deze plannen controlemaatregelen en, zo nodig, schorsing van de activiteiten die bijdragen tot overschrijding van de grenswaarden, met inbegrip van het gemotoriseerde verkeer. Artikel 8 Maatregelen die van toepassing zijn in zones waar de niveaus hoger liggen dan de grenswaarde 1. De Lid-Staten stellen de lijst op van zones en agglomeraties waar de niveaus van een of meer verontreinigende stoffen de grenswaarde, verhoogd met de overschrijdingsmarge, overschrijden. Wanneer voor een bepaalde verontreinigende stof geen overschrijdingsmarge is vastgesteld, worden de zones en agglomeraties waar het niveau van deze verontreinigende stof de grenswaarde overschrijdt, gelijkgesteld met de in de vorige alinea bedoelde zones en agglomeraties en zijn de leden 3 tot en met 5 erop van toepassing. 2. De Lid-Staten stellen de lijst op van de zones en agglomeraties waar de niveaus van een of meer verontreinigende stoffen tussen de grenswaarde en de met de overschrijdingsmarge verhoogde grenswaarde liggen. 3. In de in lid 1 bedoelde zones en agglomeraties treffen de Lid-Staten maatregelen om ervoor te zorgen dat er een plan of programma wordt opgesteld en uitgevoerd dat ertoe leidt dat binnen de daarvoor gestelde termijn aan de grenswaarde wordt voldaan. Dit plan of programma, waartoe het publiek toegang dient te krijgen, bevat ten minste de in bijlage IV vermelde informatie. 4. In de in lid 1 bedoelde zones en agglomeraties waar het niveau van meer dan één verontreinigende stof hoger ligt dan de grenswaarden, zorgen de Lid-Staten voor een geïntegreerd plan voor alle betrokken verontreinigende stoffen. 5. De Commissie controleert regelmatig de uitvoering van de krachtens lid 3 ingediende plannen of programma's door na te gaan hoe deze vorderen en hoe de luchtverontreiniging zich ontwikkelt. 6. Wanneer het niveau van een verontreinigende stof ten gevolge van een significante verontreiniging vanuit een andere Lid-Staat boven de met de overschrijdingsmarge verhoogde grenswaarde of, in voorkomend geval, de alarmdrempel ligt of dreigt te komen, plegen de betrokken Lid-Staten overleg met elkaar om een oplossing te vinden. De Commissie kan dat overleg bijwonen. Artikel 9 Eisen die van toepassing zijn in zones waar de niveaus onder de grenswaarde liggen De Lid-Staten stellen een lijst op van de zones en agglomeraties waar de niveaus van de verontreinigende stoffen onder de grenswaarden liggen. In die zones en agglomeraties houden de Lid-Staten de niveaus van de verontreinigende stoffen beneden de grenswaarden en streven zij ernaar de met duurzame ontwikkeling verenigbare optimale luchtkwaliteit te beschermen. Artikel 10 Maatregelen voor gevallen waarin de niveaus boven de alarmdrempels liggen Wanneer de alarmdrempels worden overschreden, waarborgen de Lid-Staten dat de nodige maatregelen worden getroffen om het publiek daarvan op de hoogte te stellen (bij voorbeeld via de radio, de televisie en de pers). De Lid-Staten zenden de Commissie voorlopig tevens binnen drie maanden na de overschrijding informatie over de geregistreerde niveaus en de duur van de periode(n). Tegelijk met de vaststelling van de alarmdrempels wordt een lijst opgesteld van de gegevens die minimaal aan het publiek dienen te worden verstrekt. Artikel 11 Indiening van informatie en verslagen Nadat het eerste in artikel 4, lid 1, bedoelde voorstel door de Raad is goedgekeurd, 1. stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van de bevoegde instanties, laboratoria en organen, bedoeld in artikel 3, en a) verstrekken zij de Commissie voor de in artikel 8, lid 1, bedoelde zones: i) inlichtingen over waarneming van niveaus die hoger liggen dan de grenswaarden verhoogd met de overschrijdingsmarge, de datum (data) waarop of de periode(n) waarin die worden waargenomen en de geregistreerde waarden, en wel binnen negen maanden na het einde van elk jaar. Wanneer er voor een bepaalde verontreinigende stof geen overschrijdingsmarge is vastgesteld, worden de zones en agglomeraties waar het niveau van die verontreinigende stof de grenswaarde overschrijdt, aan de in de eerste alinea genoemde zones en agglomeraties gelijkgesteld; ii) inlichtingen over de redenen van elke waargenomen overschrijding, en wel binnen negen maanden na het einde van elk jaar; iii) de plannen of programma's, bedoeld in artikel 8, lid 3, en wel uiterlijk twee jaar na het eind van het jaar waarin de niveaus werden waargenomen; iv) om de drie jaar informatie over de stand van de vooruitgang bij de uitvoering van het plan of programma; b) zenden zij de Commissie elk jaar uiterlijk negen maanden na het einde van elk jaar de lijst toe van de in artikel 8, leden 1 en 2, en artikel 9 bedoelde zones en agglomeraties; c) zenden zij de Commissie, in het kader van het in artikel 4 van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad van 23 december 1991 tot standaardisering en rationalisering van de verslagen over de toepassing van bepaalde richtlijnen op milieugebied (9), bedoelde verslag per sector, om de drie jaar en uiterlijk negen maanden na het einde van elke periode van drie jaar informatie toe met een samenvatting van de niveaus die al naar gelang van het geval zijn waargenomen of geraamd voor de in de artikelen 8 en 9 bedoelde zones en agglomeraties; d) stellen zij de Commissie in kennis van de methoden die zijn gebruikt voor de in artikel 5 voorgeschreven voorafgaande beoordeling van de luchtkwaliteit. 2. publiceert de Commissie: a) elk jaar een lijst van de in artikel 8, lid 1, bedoelde zones en agglomeraties; b) om de drie jaar een verslag over de luchtkwaliteit in de Gemeenschap. Dit verslag omvat een samenvatting van de informatie die is ontvangen in het kader van een regeling inzake informatie-uitwisseling tussen de Commissie en de Lid-Staten. 3. zal de Commissie bij het opstellen van het in lid 2, onder b), bedoelde verslag zo nodig de in het Europees Milieuagentschap beschikbare deskundigheid gebruiken. Artikel 12 Comité en taken van het comité 1. De wijzigingen die nodig zijn voor de aanpassing van de in artikel 4, lid 2, bedoelde criteria en technieken aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, en de nadere regeling voor toezending van de krachtens artikel 11 te verstrekken informatie, alsmede andere taken, vermeld in de in artikel 4, lid 3, bedoelde bepalingen, worden vastgesteld volgens de procedure van lid 2 van het onderhavige artikel. De aanpassing mag geen directe of indirecte wijziging van de grenswaarden of alarmdrempels inhouden. 2. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel. De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité. Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Indien de Raad drie maanden na de indiening van het voorstel geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld. Artikel 13 1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om, wat de bepalingen inzake de artikelen 1 tot en met 4 en 12 en de bijlage I, II, III en IV betreft uiterlijk 18 maanden na haar inwerkingtreding, en wat de bepalingen inzake de andere artikelen betreft uiterlijk op de datum waarop de in artikel 4, lid 5, bedoelde bepalingen van toepassing zijn, aan deze richtlijn te voldoen. Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten. 2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel 14 Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Artikel 15 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten. Gedaan te Brussel, 27 september 1996. Voor de Raad De Voorzitter M. LOWRY (1) PB nr. C 216 van 6. 8. 1994, blz. 4. (2) PB nr. C 110 van 2. 5. 1995, blz. 5. (3) Advies van het Europees Parlement van 16 juni 1995 (PB nr. C 166 van 3. 7. 1995, blz. 173, gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 30 november 1995 (PB nr. C 59 van 28. 02. 1996, blz. 24), en besluit van het Europees Parlement van 22 mei 1996. (PB nr. C 166 van 10. 6. 1996, blz. 63). (4) PB nr. C 138 van 17. 5. 1993, blz. 1. (5) PB nr. L 229 van 30. 8. 1980, blz. 30. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG (PB nr. L 377 van 31. 12. 1991, blz. 48). (6) PB nr. L 378 van 31. 12. 1982, blz. 15. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG. (7) PB nr. L 87 van 27. 3. 1985, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG. (8) PB nr. L 297 van 13. 10. 1992, blz. 1. (9) PB nr. L 377 van 31. 12. 1991, blz. 48. BIJLAGE I LIJST VAN LUCHTVERONTREINIGENDE STOFFEN DIE IN AANMERKING MOETEN WORDEN GENOMEN IN HET KADER VAN DE BEOORDELING EN HET BEHEER VAN DE LUCHTKWALITEIT I. Verontreinigende stoffen die in een eerste stadium moeten worden onderzocht, met inbegrip van verontreinigende stoffen die vallen onder bestaande communautaire richtlijnen op het gebied van de luchtkwaliteit 1. Zwaveldioxyde 2. Stikstofdioxyde 3. Fijne deeltjes, zoals roet (inclusief PM 10) 4. Zwevende deeltjes 5. Lood 6. Ozon II. Overige luchtverontreinigende stoffen 7. Benzeen 8. Koolmonoxyde 9. Poly-aromatische koolwaterstoffen 10. Cadmium 11. Arseen 12. Nikkel 13. Kwik BIJLAGE II FACTOREN DIE IN AANMERKING MOETEN WORDEN GENOMEN BIJ DE VASTSTELLING VAN DE GRENSWAARDEN EN ALARMDREMPELS Bij de vaststelling van de grenswaarde en, zo nodig, de alarmdrempel kunnen met name de hierna als voorbeeld genoemde factoren in aanmerking worden genomen: - mate van blootstelling van de bevolking, en met name van kwetsbare subgroepen; - gesteldheid van het klimaat; - kwetsbaarheid van flora en fauna en de habitats daarvan; - aan verontreinigende stoffen blootgesteld historisch erfgoed; - economische en technische haalbaarheid; - verplaatsing over lange afstand van verontreinigende stoffen, waaronder secundaire verontreinigende stoffen, inclusief ozon. BIJLAGE III CRITERIA VOOR HET SELECTEREN VAN LUCHTVERONTREINIGENDE STOFFEN DIE IN AANMERKING MOETEN WORDEN GENOMEN 1. Mogelijkheid, mate en frequentie van effecten; met betrekking tot de volksgezondheid en het milieu in zijn geheel moet speciale aandacht worden besteed aan onomkeerbare effecten. 2. Algemene aanwezigheid en hoge concentratie van de verontreinigende stof in de lucht. 3. Milieutransformatie of metabolische omzetting, aangezien dergelijke wijzigingen kunnen leiden tot de vorming van chemische stoffen met een grotere toxiciteit. 4. Persistentie in het milieu, met name indien de verontreinigende stof resistent is voor afbraak in het milieu en kan accumuleren in mensen, het milieu of de voedselketen. 5. Effect van de verontreinigende stof: - omvang van de blootgestelde populatie, levende soorten of ecosystemen; - bestaan van bijzonder gevoelige doelgroepen in het betrokken gebied. 6. Ook risicobeoordelingsmethodes mogen worden gebruikt. Bij de selectie van de verontreinigende stoffen moet tevens rekening worden gehouden met de relevante gevaarcriteria die zijn vastgesteld bij Richtlijn 67/548/EEG (1). (1) PB nr. 196 van 16. 8. 1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/632/EEG van de Commissie (PB nr. L 338 van 10. 12. 1991, blz. 23). BIJLAGE IV INFORMATIE DIE MOET WORDEN OPGENOMEN IN DE PLAATSELIJKE, REGIONALE OF NATIONALE PROGRAMMA'S TER VERBETERING VAN DE LUCHTKWALITEIT Informatie die moet worden verstrekt krachtens artikel 8, lid 3 1. Plaats van de overschrijding - Regio. - Stad (kaart). - Meetstation (kaart, geografische coördinaten). 2. Algemene informatie - Soort gebied (stad, industriezone of landelijk gebied). - Raming van het verontreinigde gebied (km²) en van de omvang van de populatie die aan de verontreiniging is blootgesteld.- Relevante klimatologische gegevens. - Relevante topografische gegevens. - Voldoende informatie over de doelgroepen in het betrokken gebied die bescherming nodig hebben. 3. Verantwoordelijke instanties Naam en adres van de personen die verantwoordelijk zijn voor de opstelling en tenuitvoerlegging van plannen ter verbetering. 4. Aard en bewaking van de verontreiniging - Waargenomen concentraties in de voorgaande jaren (vóór de tenuitvoerlegging van de maatregelen ter verbetering). - Gemeten concentraties sedert de start van het project. - Technieken die voor de bewaking worden gebruikt. 5. Bron van de verontreiniging - Lijst van de belangrijkste emissiebronnen die verantwoordelijk zijn voor de verontreiniging (kaart). - Totale emissie van deze bronnen (ton/jaar). - Informatie over de verontreiniging vanuit andere gebieden. 6. Analyse van de situatie - Bijzonderheden over de factoren die verantwoordelijk zijn voor de overschrijding (verplaatsing, ook grensoverschrijdende; vorming). - Bijzonderheden over mogelijke maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. 7. Informatie over de maatregelen of projecten ter verbetering die reeds bestonden voordat deze richtlijn van kracht werd - Plaatselijke, regionale, nationale en internationale maatregelen. - Waargenomen effecten van deze maatregelen. 8. Informatie over maatregelen of projecten teneinde de verontreiniging te beperken, die zijn goedgekeurd nadat deze richtlijn van kracht is geworden. - Opsomming en beschrijving van alle in het project opgenomen maatregelen. - Tijdschema voor de tenuitvoerlegging. - Raming van de verwachte verbetering van de luchtkwaliteit en de tijd die nodig is om die doelstellingen te realiseren. 9. Informatie over de maatregelen of projecten die voor de lange termijn zijn vastgesteld of gepland 10. Lijst van publikaties, documenten, werkzaamheden enz. ter aanvulling van de in deze bijlage gevraagde informatie.