31996D1254

Beschikking Nr. 1254/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 1996 tot opstelling van richtsnoeren voor transeuropese netwerken in de energiesector

Publicatieblad Nr. L 161 van 29/06/1996 blz. 0147 - 0153


BESCHIKKING Nr. 1254/96/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 5 juni 1996 tot opstelling van richtsnoeren voor transeuropese netwerken in de energiesector

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 129 D, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag (4), en gezien de op 4 april 1996 door het Bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerp-tekst,

(1) Overwegende dat energie vanwege haar specifieke eigenschappen zo rationeel mogelijk geproduceerd, gedistribueerd en gebruikt moet worden met het oog op duurzame ontwikkeling, en dat de capaciteit tot exploitatie van hernieuwbare energiebronnen in de betrokken gebieden op generlei wijze mag worden belemmerd of vertraagd;

(2) Overwegende dat de opzet en ontwikkeling van transeuropese netwerken in de energiesector bijdragen tot de verwezenlijking van belangrijke doelstellingen van de Gemeenschap, zoals de verwezenlijking van de interne markt en de versterking van de economische en sociale samenhang;

(3) Overwegende dat de aanleg en ontwikkeling op het grondgebied van de gehele Gemeenschap van transeuropese netwerken in de energiesector ook als specifieke doelstellingen hebben de betrouwbaarheid en continuïteit van de energievoorziening in de Gemeenschap te verhogen en een evenwichtige werking van de interne markt voor energie en de verbetering van het concurrentievermogen van de Gemeenschap mogelijk te maken;

(4) Overwegende dat men er bij de planning, de ontwikkeling en de aanleg van de in de transeuropese netwerken voor het transport van energieprodukten nog ontbrekende schakels naar moet streven dat deze zo kort mogelijk en optimaal gesitueerd zijn, met inachtneming van economische en milieufactoren;

(5) Overwegende dat, om tot de verwezenlijking van genoemde doelstellingen bij te dragen, de ontwikkeling van de koppelverbindingen van de elektriciteits- en aardgastransportnetwerken binnen de Gemeenschap, vooral in de gebieden waar versterking van de netwerken noodzakelijk is en in die welke nog geïsoleerd zijn, alsmede de ontwikkeling van die verbindingen en netwerken met de in Europa en in het Middellandse-Zeegebied gelegen derde landen, moet worden versneld;

(6) Overwegende dat de voltooiing van de interne energiemarkt vereist dat initiatieven worden ingebed in het kader van een algemene energiestrategie die niet alleen de voornaamste criteria en doelstellingen van de Gemeenschap op dit gebied vastlegt, maar ook en meer in het bijzonder de voorwaarden voor de liberalisering van de markt voor energieprodukten omschrijft;

(7) Overwegende dat de onderlinge koppeling van de elektriciteits- en gasnetten met de derde landen die het Verdrag inzake het Energiehandvest (5) hebben ondertekend, overeenkomstig dat Verdrag dient te worden verricht;

(8) Overwegende dat op het gebied van transeuropese energienetwerken een richtinggevend beleid van de Gemeenschap geboden is met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel;

(9) Overwegende dat het met het oog op de ontwikkeling van deze netwerken op Gemeenschapsschaal noodzakelijk is de projecten aan te wijzen die van gemeenschappelijk belang zijn; dat voor de verwezenlijking en de interoperabiliteit van de netwerken een gunstiger klimaat moet worden geschapen;

(10) Overwegende dat de projecten van gemeenschappelijk belang aan de doelstellingen moeten beantwoorden en in het kader van de bovengenoemde prioriteiten passen; dat slechts rekening gehouden zou moeten worden met projecten die gezien de economische, sociale en technische factoren een potentiële economische levensvatbaarheid bieden; dat in dit opzicht het begrip levensvatbaarheid, naast de financiële rentabiliteit van projecten, ook andere elementen omvat zoals de betrouwbaarheid en continuïteit van de energievoorziening, de versterking van de economische en sociale samenhang en de bescherming van het milieu in de Gemeenschap;

(11) Overwegende dat in de meerderheid van de projecten in de energiesector particulier kapitaal wordt gebruikt en zal blijven worden gebruikt en dat er derhalve bij de aanwijzing van projecten van gemeenschappelijk belang in het bijzonder op moet worden toegezien dat concurrentievervalsing wordt voorkomen;

(12) Overwegende dat de in artikel 129 C, lid 1, eerste streepje, van het Verdrag bedoelde richtsnoeren waarin projecten van gemeenschappelijk belang worden aangewezen, worden vastgesteld overeenkomstig artikel 129 D, eerste en tweede alinea;

(13) Overwegende dat het dienstig is projecten van gemeenschappelijk belang aan te wijzen door middel van een voldoende nauwkeurige omschrijving; dat hieruit voortvloeit dat een lijst en de omschrijving van deze projecten, zoals deze in de bijlage is opgenomen, het meest geschikte middel zijn voor de in artikel 129 C van het Verdrag bedoelde aanwijzing;

(14) Overwegende dat de procedure van artikel 129 D, eerste en tweede alinea, van het Verdrag eveneens van toepassing is in geval van uitbreiding of inkrimping van de lijst van projecten;

(15) Overwegende dat de Commissie de specificaties van deze projecten vaststelt, welke niet van invloed zijn op de transeuropese dimensie van die projecten;

(16) Overwegende dat de Commissie moet zorg dragen voor de aanpassing van de projecten, zonder dat deze aanpassing van invloed mag zijn op de transeuropese dimensie van die projecten;

(17) Overwegende dat de Commissie moet worden bijgestaan door een comité;

(18) Overwegende dat op 20 december 1994 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een "modus vivendi" is overeengekomen betreffende de maatregelen ter uitvoering van besluiten die volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag zijn vastgesteld (6),

HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

Bij deze beschikking worden de aard en de strekking van het richtinggevend beleid van de Gemeenschap op het gebied van transeuropese energienetwerken omschreven. Daartoe worden richtsnoeren opgesteld die de doelstellingen, de prioriteiten en de grote lijnen van de maatregelen van de Gemeenschap op het gebied van transeuropese energienetwerken bestrijken. In deze richtsnoeren worden projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van de transeuropese elektriciteits- en aardgasnetwerken aangegeven.

Artikel 2

Werkingssfeer

Deze beschikking betreft:

1. bij elektriciteitsnetwerken:

- alle hoogspanningsleidingen, met uitzondering van leidingen van distributienetten, en de onderzeese verbindingen voor zover met deze leidingen en verbindingen interregionaal of internationaal elektriciteitstransport gebeurt;

- alle apparatuur en installaties die voor de goede werking van het betreffende systeem onontbeerlijk zijn, met inbegrip van de beveiligings-, controle- en regelsystemen;

2. bij aardgasnetwerken:

- de hogedrukgasleidingen, met uitzondering van leidingen van distributienetten, waarmee de regio's van de Gemeenschap vanuit binnen of buiten de Gemeenschap gelegen bronnen van aardgas kunnen worden voorzien;

- de met bovengenoemde hogedrukgasleidingen verbonden ondergrondse opslaginstallaties;

- de terminals voor de aanlanding, opslag en hervergassing van vloeibaar aardgas (LNG), alsmede methaantankers naar gelang van hun capaciteit;

- alle apparatuur en installaties die voor de goede werking van het betreffende systeem onontbeerlijk zijn, met inbegrip van de beveiligings-, controle- en regelsystemen.

Artikel 3

Doelstellingen

De Gemeenschap bevordert de onderlinge koppeling, de interoperabiliteit en de ontwikkeling van de transeuropese energienetwerken alsmede de toegang tot die netwerken, overeenkomstig het bestaande Gemeenschapsrecht, teneinde:

- de daadwerkelijke totstandbrenging van de interne markt in het algemeen, en van de interne markt voor energie in het bijzonder, mogelijk te maken, en tevens de rationele produktie en distributie en het rationele gebruik van energiebronnen en de exploitatie van hernieuwbare bronnen aan te moedigen, om de kosten van energie voor de consument te beperken en het concurrentievermogen van de Europese economie te versterken;

- de ontwikkeling en ontsluiting van de minder begunstigde gebieden in de Gemeenschap te vergemakkelijken en aldus tot de versterking van de economische en sociale samenhang bij te dragen;

- de continuïteit van de energievoorziening te verhogen onder meer door de betrekkingen met derde landen op energiegebied in wederzijds belang te verbeteren, met name in het kader van het Verdrag inzake het Energiehandvest en van de door de Gemeenschap gesloten samenwerkingovereenkomsten.

Artikel 4

Prioriteiten

De prioriteiten van het Gemeenschapsbeleid op het gebied van transeuropese energienetwerken zijn:

1. wat elektriciteitsnetwerken betreft:

- aansluiting van de geïsoleerde elektriciteitsnetwerken op de onderling gekoppelde Europese netwerken (a);

- ontwikkeling van de koppelverbindingen tussen de Lid-Staten onderling (b) alsmede van de binnenlandse koppelverbindingen voor zover die voor de benutting van de koppelverbindingen tussen de Lid-Staten nodig zijn (c);

- ontwikkeling van de koppelverbindingen met de in Europa en het Middellandse-Zeegebied gelegen derde landen waarmee tot een verhoogde betrouwbaarheid en veiligheid van de elektriciteitsnetwerken of tot de elektriciteitsvoorziening in de Gemeenschap wordt bijgedragen (d);

2. wat aardgasnetwerken betreft:

- introductie van aardgas in nieuwe gebieden (e);

- aansluiting van de geïsoleerde aardgasnetwerken op de onderling gekoppelde Europese netwerken, met de voor dit doel noodzakelijke uitbreidingen van de bestaande netten, alsmede de aansluiting van de gescheiden aardgasnetwerken (f);

- uitbreiding van de transport- (aanvoerleidingen) (h), aanlandings- (LNG) en opslagcapaciteit (g) die nodig is om aan de vraag te voldoen alsmede diversifiëring van de aardgasbevoorradingsbronnen en aardgasaanvoerroutes.

Artikel 5

Beleidslijnen

De hoofdlijnen van het beleid van de Gemeenschap op het gebied van transeuropese energienetten zijn:

- de aanwijzing van de projecten van gemeenschappelijk belang;

- het creëren van een gunstiger klimaat voor het ontwikkelen van deze netwerken, overeenkomstig het bepaalde in artikel 129 D, derde alinea, van het Verdrag.

Artikel 6

Criteria

1. Een project voor een energienetwerk kan van gemeenschappelijk belang zijn wanneer aan de volgende criteria wordt voldaan:

- het moet passen binnen de werkingssfeer van artikel 2;

- het moet beantwoorden aan de doelstellingen van artikel 3 en aan de prioriteiten van artikel 4;

- het moet uitzicht bieden op potentiële economische levensvatbaarheid.

2. De indicatieve lijst van de projecten van gemeenschappelijk belang staat in de bijlage.

3. Elke wijziging die een verandering inhoudt van de omschrijving van een project, zoals deze in de bijlage is opgenomen, wordt volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag behandeld.

4. De specificaties van de projecten zijn niet opgenomen in de bijlage. Deze worden volgens de procedure van artikel 9 behandeld.

Elke van een Lid-Staat of van de Commissie uitgaande aanvraag tot aanpassing van de specificaties van een project wordt door de Commissie ingediend en volgens de procedure van artikel 9 behandeld.

5. De in lid 1 vermelde criteria zijn van toepassing wanneer een besluit wordt genomen over wijzigingen, specificaties of aanvragen tot aanpassing.

Voor projecten van gemeenschappelijk belang die het grondgebied van een Lid-Staat betreffen is de goedkeuring van de betrokken Lid-Staat vereist.

6. De Lid-Staten nemen alle maatregelen die zij nodig achten om de verwezenlijking van projecten van gemeenschappelijk belang te vergemakkelijken en te versnellen en vertragingen tot een minimum te beperken, met inachtneming van de communautaire regelgeving en de internationale overeenkomsten op het gebied van het milieu. In het bijzonder moeten de nodige vergunningsprocedures snel worden afgewikkeld.

7. Wanneer delen van projecten van gemeenschappelijk belang op het grondgebied van derde landen zijn gelegen, kan de Commissie in overleg met de betrokken Lid-Staten voorstellen doen, in voorkomend geval in het raam van het beheer van de akkoorden van de Gemeenschap met deze derde landen, en overeenkomstig het Verdrag inzake het Energiehandvest voor de derde landen die dat Verdrag hebben ondertekend, zodat deze projecten ook door de betrokken derde landen als van wederzijds belang worden erkend teneinde de verwezenlijking van deze projecten te vergemakkelijken.

8. De evaluatie van de economische levensvatbaarheid bedoeld in lid 1, derde streepje, wordt gebaseerd op een kosten/baten-analyse, waarbij rekening wordt gehouden met alle kosten en baten, ook op middellange en/of lange termijn, uit het oogpunt van de milieuaspecten, de continuïteit van de voorziening en de bijdrage tot de economische en sociale samenhang.

Artikel 7

Bij de behandeling van de projecten zal ernaar worden gestreefd rekening te houden met de gevolgen voor de mededinging en de mogelijkheden van particuliere financiering of van financiering door het bedrijfsleven.

Artikel 8

Deze beschikking loopt niet vooruit op de financiële verplichting van een Lid-Staat of van de Gemeenschap.

Artikel 9

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.

b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Indien de Raad, na verloop van een termijn drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 10

De Commissie stelt over de uitvoering van deze beschikking om de twee jaar een verslag op dat zij aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité, en het Comité van de Regio's voorlegt.

Artikel 11

Deze beschikking treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 12

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 5 juni 1996.

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

K. HÄNSCH

Voor de Raad

De Voorzitter

P. FASSINO

(1) PB nr. C 72 van 10. 3. 1994, blz. 10, en PB nr. C 205 van 10. 8. 1995, blz. 6.

(2) PB nr. C 195 van 18. 7. 1994, blz. 33.

(3) PB nr. C 217 van 6. 8. 1994, blz. 26.

(4) Advies uitgebracht door het Europees Parlement op 18 mei 1995 (PB nr. C 151 van 19. 6. 1995, blz. 228), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 29 juni 1995 (PB nr. C 216 van 21. 8. 1995, blz. 31) en besluit van het Europees Parlement van 26 oktober 1995 (PB nr. C 308 van 20. 11. 1995, blz. 113). Besluit van de Raad van 7 mei 1996 en besluit van het Europees Parlement van 21 mei 1996 (nog niet in het Publikatieblad verschenen).

(5) PB nr. L 380 van 31. 12. 1994, blz. 24.

(6) PB nr. C 102 van 4. 4. 1996, blz. 1.

BIJLAGE

TRANSEUROPESE ENERGIENETWERKEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>