31995R3072

Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt

Publicatieblad Nr. L 329 van 30/12/1995 blz. 0018 - 0032


VERORDENING (EG) Nr. 3072/95 VAN DE RAAD

van 22 december 1995

houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

(1) Overwegende dat de nieuwe koers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid de markten evenwichtig en de communautaire landbouw concurrerender moet maken;

(2) Overwegende dat de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rijst een gemeenschappelijk stelsel van prijzen voor de Gemeenschap moet omvatten; dat dit stelsel tot stand kan worden gebracht door een voor de hele Gemeenschap geldende interventieprijs voor padie vast te stellen, waartegen de bevoegde instanties de hun aangeboden rijst moeten kopen;

(3) Overwegende dat de Gemeenschap zich in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde heeft verbonden tot een geleidelijke verlaging van de douanerechten die uit de tarificatie van het vroegere stelsel van heffingen voortvloeien; dat de verlaging van de douanerechten gepaard moet gaan met een verlaging van de communautaire prijzen die het mogelijk maakt het communautaire produkt concurrerend te houden; dat het, ter voorkoming van het inkomensverlies voor de telers dat het gevolg is van deze verlaging van de institutionele prijzen, wenselijk is een stelsel van per hectare toegekende compensatiebedragen bij de produktie in te voeren dat tot doel heeft de huidige rentabiliteit van de teelt in stand te houden en waarbij het compensatiebedrag wordt vastgesteld op basis van de beoogde prijsverlaging en van de fysieke opbrengsten die in de verschillende Lid-Staten gedurende een als representatief beschouwde periode zijn geconstateerd; dat te dien einde het resultaat gekozen moet worden dat het hoogste is van:

- het gemiddelde van de drie jaren die worden verkregen door de jaren met het hoogste en het laagste rendement tijdens de periode 1990/1991 tot en met 1994/1995 te elimineren;

- het gemiddelde van de drie jaren 1992/1993, 1993/1994 en 1994/1995;

(4) Overwegende dat het nodig is bepaalde voorwaarden te stellen met betrekking tot de aanvraag van compensatiebedragen en de datum van betaling aan de producenten te preciseren;

(5) Overwegende dat het in verband met de invoering van het genoemde stelsel van compensatiebedragen per hectare passend is een basisareaal per producerende Lid-Staat vast te stellen; dat dit basisareaal de afspiegeling zou moeten zijn van het bebouwde areaal tijdens het laatste produktiejaar dat statistisch gesproken beschikbaar is; dat het, in verband met de droogte voor Spanje en Portugal gepast is rekening te houden met het laatste per regio beschikbare jaar met uitzondering van de regio's die door de droogte zijn getroffen waar het laatste jaar vóór de droogte in aanmerking wordt genomen; dat het voor Frans Guyana passend is het basisareaal vast te stellen volgens de regeling van artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3763/91 van de Raad van 16 december 1991 houdende specifieke maatregelen voor bepaalde landbouwprodukten ten behoeve van de Franse overzeese departementen (3); dat aldus de produktiedoelstellingen verenigbaar kunnen worden gehouden met de marktbehoeften en de verbintenissen van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde inzake commerciële uitvoer worden nageleefd; dat voor inachtneming van het basisareaal kan worden gezorgd door in geval van een overschrijding de steun te verlagen in een mate die voldoende is om een ontmoedigingseffect op de telers te sorteren;

(6) Overwegende dat er een interventieregeling moet worden ingesteld om de markt in evenwicht te brengen; dat de interventieperiode moet worden beperkt tot vier maanden teneinde de interventie haar echte rol te laten spelen en te vermijden dat zij een afzetmarkt op zich wordt;

(7) Overwegende dat het aanbeveling verdient op de interventieprijs een aantal maandelijkse verhogingen te blijven toepassen om rekening te houden met onder andere de opslag- en financieringskosten die door de opslag van rijst in de Gemeenschap worden veroorzaakt, en met de noodzaak de voorraden volgens de marktbehoeften af te zetten;

(8) Overwegende dat een produktierestitutie voor rijstzetmeel en daarvan afgeleide produkten passend is naar het voorbeeld van de regeling die is getroffen voor de ermee concurrerende produkten als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1);

(9) Overwegende dat de eenmaking van de communautaire markt voor de sector rijst meebrengt dat een uniforme regeling voor het handelsverkeer aan de buitengrenzen van de Gemeenschap moet worden ingesteld; dat een regeling voor het handelsverkeer die wordt toegevoegd aan de interventieregeling en die een stelsel van invoerrechten en uitvoerrestituties omvat, in beginsel de communautaire markt kan stabiliseren; dat deze regeling voor het handelsverkeer is gebaseerd op de verbintenissen die in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde zijn aangegaan; dat de rijsttypen, en met name rijst van het indica-type en rijst van het japonica-type, in de verschillende bewerkingsstadia door specifieke GN-codes van elkaar worden onderscheiden; dat de internationale overeenkomsten gemakkelijker zijn uit te voeren als het bedrijfsleven vóór de aankomst van verzendingen weet welke lasten daarover moeten worden betaald;

(10) Overwegende dat, om het handelsverkeer voortdurend te kunnen controleren, dient te worden voorzien in de afgifte van invoer- of uitvoercertificaten waarvoor een zekerheid wordt gesteld die de uitvoering waarborgt van de transacties waarvoor deze certificaten zijn aangevraagd;

(11) Overwegende dat, om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde produkten, te voorkomen of te beperken, bij de invoer van een of meer van deze produkten een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast indien bepaalde voorwaarden zijn vervuld; dat derhalve een desbetreffende bepaling dient te worden opgenomen;

(12) Overwegende dat het dienstig is de Commissie de bevoegdheid te geven tot het openen en beheren van de tariefcontingenten die uit internationale overeenkomsten voortvloeien;

(13) Overwegende dat de mogelijkheid om bij uitvoer naar derde landen binnen de grenzen die zijn aangegeven in de afspraken in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde een restitutie toe te kennen die gelijk is aan het verschil tussen de prijzen in de Gemeenschap en die op de wereldmarkt, de deelneming door de Gemeenschap aan de internationale rijsthandel kan veilig stellen; dat voor deze mogelijkheid in hoeveelheid en in waarde uitgedrukte grenzen gelden;

(14) Overwegende dat voor de inachtneming van de grenzen in waarde zal kunnen worden gezorgd bij de vaststelling van de restituties en door het toezicht op de betalingen in het kader van de regeling betreffende het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw; dat de controle kan worden vergemakkelijkt door een verplichte vaststelling vooraf van de restituties, waarbij de mogelijkheid onverlet blijft om in geval van gedifferentieerde restituties de vooraf vastgestelde bestemming te veranderen binnen een geografisch gebied waarvoor een uniform restitutiebedrag geldt; dat bij verandering van de bestemming de voor de werkelijke bestemming geldende restitutie dient te worden betaald tot maximaal het bedrag dat geldt voor de vooraf vastgestelde bestemming;

(15) Overwegende dat voor de bewaking van de verplichtingen inzake volume een betrouwbaar en doeltreffend toezichtsysteem moet worden ingesteld; dat het daartoe dienstig is slechts een restitutie toe te kennen als er een uitvoercertificaat voorhanden is; dat voor de toekenning van restituties binnen de grenzen van de beschikbare hoeveelheden zal moeten worden uitgegaan van de specifieke situatie voor elk van de betrokken produkten; dat afwijkingen van deze maatregelen slechts kunnen worden toegestaan voor de niet in bijlage II van het Verdrag vermelde verwerkte produkten waarvoor geen beperking op de hoeveelheid wordt toegepast, en voor de voedselhulpacties welke laatste van elke beperking zijn vrijgesteld; dat het dienstig is te voorzien in de mogelijkheid om van de strikte beheersvoorschriften af te wijken voor produkten waarvan de uitvoer met restituties de volumegrenzen vermoedelijk niet zal overschrijden; dat het toezicht op de hoeveelheden die tijdens de in voornoemde handelsbesprekingen bedoelde verkoopseizoenen met restituties worden uitgevoerd, zal worden gebaseerd op de voor elk verkoopseizoen afgegeven uitvoercertificaten;

(16) Overwegende dat ter aanvulling van het hierboven beschreven systeem dient te worden voorzien in de mogelijkheid om, in de mate waarin dit voor het goede functioneren van dat systeem nodig is, de toepassing van de regelingen actieve en passieve veredeling te reguleren en, voor zover de marktsituatie dit vereist, te verbieden;

(17) Overwegende dat het stelsel van douanerechten het mogelijk maakt van enige andere bescherming aan de buitengrenzen van de Gemeenschap af te zien; dat het stelsel van prijzen en douanerechten echter in buitengewone omstandigheden te kort kan schieten; dat, om de communautaire markt in dergelijke gevallen niet onbeschermd te laten tegen de verstoringen die er het gevolg van kunnen zijn, terwijl de vroegere invoerbelemmeringen zijn opgeheven, het de Gemeenschap mogelijk dient te worden gemaakt om alle nodige maatregelen te nemen; dat deze maatregelen moeten stroken met de afspraken die in het kader van de internationale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde voortvloeien;

(18) Overwegende dat dient te worden voorzien in de mogelijkheid om maatregelen te nemen wanneer de markt van de Gemeenschap zo wordt of dreigt te worden verstoord dat de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag als gevolg van invoer of uitvoer in gevaar wordt gebracht;

(19) Overwegende dat de verlaging van de gemeenschappelijke prijzen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening gepaard dreigt te gaan met een verstoring van de interne markt; dat derhalve voor de Commissie de mogelijkheid dient te worden geopend om alle ter voorkoming van deze verstoring benodigde maatregelen te nemen;

(20) Overwegende dat het in verband met de ontwikkeling van de communautaire markt in de rijstsector noodzakelijk is dat de Lid-Staten en de Commissie elkaar de nodige gegevens voor de toepassing van deze verordening verstrekken; dat dit met name geldt in geval van internationale verbintenissen;

(21) Overwegende dat de totstandbrenging van één enkele markt die berust op een stelsel van gemeenschappelijke prijzen, door de toekenning van bepaalde steun in gevaar zou worden gebracht; dat derhalve moet worden verduidelijkt in welke mate de Verdragsbepalingen die het mogelijk maken de door de Lid-Staten verleende steun te beoordelen en die steun welke onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, te verbieden, van toepassing zijn op de rijstsector;

(22) Overwegende dat, om de uitvoering van de voorgenomen maatregelen te vergemakkelijken, dient te worden voorzien in een procedure waarbij een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie in het kader van het Comité van beheer voor granen tot stand wordt gebracht;

(23) Overwegende dat bij de gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt tegelijkertijd en op passende wijze rekening moet worden gehouden met de in de artikelen 39 en 110 van het Verdrag omschreven doelstellingen;

(24) Overwegende dat de uitgaven van de Lid-Staten uit hoofde van hun verplichtingen krachtens deze verordening door de Gemeenschap zullen worden gefinancierd overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1);

(25) Overwegende dat de bij Verordening (EEG) nr. 1418/76 (2) vastgestelde gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt herhaaldelijk is gewijzigd; dat de betrokken teksten zo talrijk en ingewikkeld zijn en over zoveel verschillende Publikatiebladen zijn verspreid dat zij moeilijk te gebruiken zijn, zodat de voor elke regeling noodzakelijke duidelijkheid ontbreekt; dat het daarom aanbeveling verdient tot codificatie ervan in het kader van een nieuwe verordening over te gaan en Verordening (EEG) nr. 1418/76 in te trekken; dat een groot aantal van de basisverordening afgeleide verordeningen van de Raad waarvoor geen rechtsgrondslag meer bestaat, moet worden ingetrokken;

(26) Overwegende dat voor de regeling inzake compensatiebedragen bewaking nodig is; dat, om een doeltreffende controle te kunnen garanderen, deze steunregeling moet worden opgenomen in het geïntegreerd beheers- en controlesysteem als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3508/92 (3),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. De gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt omvat een prijsregeling en een regeling voor het handelsverkeer en geldt ten aanzien van de volgende produkten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. In deze verordening worden onder padie, gedopte rijst, halfwitte rijst, volwitte rijst, rondkorrelige rijst, halflangkorrelige rijst, langkorrelige rijst en breukrijst de in bijlage A omschreven produkten verstaan.

TITEL I

PRIJSREGELING

Artikel 2

Het verkoopseizoen begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het volgende jaar voor alle in artikel 1 bedoelde produkten.

Artikel 3

1. Voor padie wordt een interventieprijs vastgesteld die gelijk is aan:

- 351,00 ecu/ton voor het verkoopseizoen 1996/1997,

- 333,45 ecu/ton voor het verkoopseizoen 1997/1998,

- 315,90 ecu/ton voor het verkoopseizoen 1998/1999,

- 298,35 ecu/ton voor het verkoopseizoen 1999/2000 en de daaropvolgende verkoopseizoenen.

De interventieprijs wordt vastgesteld voor een door de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen omschreven standaardkwaliteit.

2. Op de interventieprijs worden gedurende elke van de vier in artikel 4, lid 1, vermelde maanden maandelijkse verhogingen toegepast. De aldus voor juli verkregen prijs blijft geldig tot en met 31 augustus. Het bedrag van de verhogingen wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag.

3. De interventieprijs heeft betrekking op het stadium van de groothandel, franco pakhuis, niet gelost. Hij geldt voor alle overeenkomstig artikel 8 aangewezen interventiecentra.

Artikel 4

1. In de periode van 1 april tot en met 31 juli kopen de interventiebureaus de hun aangeboden hoeveelheden padie aan, voor zover de aanbiedingen voldoen aan nader te bepalen voorwaarden, met name op het stuk van hoeveelheid en kwaliteit.

2. Indien de kwaliteit van de aangeboden padie verschilt van de standaardkwaliteit waarvoor de interventieprijs is vastgesteld, wordt deze prijs aangepast door toepassing van toeslagen of kortingen. Er kunnen op de interventieprijs toe te passen toeslagen en kortingen worden vastgesteld met het doel voor een sturing van de produktie in de richting van bepaalde rassen te zorgen.

3. Op nader te bepalen voorwaarden bieden de interventiebureaus de overeenkomstig lid 1 aangekochte padie te koop aan voor uitvoer naar derde landen of voor de voorziening van de interne markt.

Artikel 5

Er kan tot bijzondere maatregelen worden besloten om:

- te voorkomen dat in sommige regio's van de Gemeenschap een massaal beroep op toepassing van artikel 4 wordt gedaan;

- een tekort aan beschikbare hoeveelheden padie als gevolg van een natuurramp op te vangen.

Artikel 6

1. De communautaire rijsttelers kunnen op de in dit artikel vastgestelde voorwaarden en overeenkomstig nog vast te stellen uitvoeringsbepalingen aanspraak maken op een compensatiebedrag.

2. Het compensatiebedrag wordt vastgesteld per hectare bouwland ingezaaid met rijst en wordt gedifferentieerd naar de Lid-Staten toe.

3. De compensatiebedragen worden als volgt vastgesteld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voor een betere sturing van de produktie kan het compensatiebedrag aan de hand van toeslagen en kortingen per ras worden gedifferentieerd.

De compensatiebedragen worden uitbetaald tussen 16 oktober en 31 december volgend op het begin van het lopende verkoopseizoen.

4. Er wordt voor elke producerende Lid-Staat een nationaal basisareaal ingesteld. Voor Frankrijk komen er twee: één voor het grondgebied in Europa en één voor Guyana. De basisarealen zijn de volgende:

Spanje:104 973 ha,

Frankrijk:

- Europees grondgebied: 24 500 ha,

- Guyana: 5 500 ha,

Griekenland: 24 891 ha,

Italië: 239 259 ha

Portugal: 34 000 ha.

5. Indien de met rijst ingezaaide oppervlakte in een bepaald jaar een van de in lid 4 vermelde basisarealen overschrijdt, wordt voor dat produktiejaar op alle producenten van het betrokken basisareaal een verlaging van het compensatiebedrag toegepast ten belope van:

- drie maal de overschrijving als die minder dan 1 % bedraagt;

- vier maal het overschrijdingspercentage als deze gelijk is aan of meer dan 1 % bedraagt;

- vijf maal het overschrijdingspercentage als deze gelijk is aan of meer dan 1 % bedraagt;

- zes maal het overschrijdingspercentage als deze gelijk is aan of meer dan 5 % bedraagt.

De Commissie bepaalt de hoogte van de toe passen verlaging overeenkomstig de procedure van artikel 22.

Voor elke basisareaal moet de Lid-Staat de Commissie naar ras uitgesplitste uitvoerige gegevens verstrekken over het areaal, de fysieke opbrengst, de produktie en de bij de rijsttelers en de rijstfabrikanten aanwezige voorraden. Deze gegevens moeten steunen op een door de Lid-Staat ingestelde, beheerde en gecontroleerde regeling betreffende verplichte aangiften door de rijsttelers en de rijstfabrikanten.

Artikel 7

1. Op nader te bepalen voorwaarden kan een restitutie bij de produktie worden verleend voor uit rijst en breukrijst verkregen zetmeel en bepaalde derivaten daarvan die voor de vervaardiging van bepaalde goederen worden gebruikt.

2. De in lid 1 bedoelde restitutie wordt periodiek vastgesteld.

Artikel 8

Volgens de procedure van artikel 22 worden vastgesteld de bepalingen ter uitvoering van deze titel, en met name:

a) de lijst van de in artikel 3, derde alinea, bedoelde interventiecentra. Deze lijst wordt vastgesteld na raadpleging van de betrokken Lid-Staten en bevat met name in overschotgebieden gelegen interventiecentra die over voldoende technische ruimten en installaties beschikken en gunstig liggen ten opzichte van de vervoersmiddelen;

b) de bepalingen ter uitvoering van artikel 4. Deze betreffen met name:

- de bij interventie te verlangen kwaliteit en minimumhoeveelheid,

- de bij interventie toe te passen toeslagen en kortingen,

- de voor de overneming door de interventiebureaus geldende procedures en voorwaarden en alle andere uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de interventie,

- de procedures en voorwaarden die gelden voor het te koop aanbieden van produkten door de interventiebureaus;

c) de aard en de toepassing van de in artikel 5 bedoelde maatregelen;

d) de wijze van toepassing van artikel 6 en de op het compensatiebedrag toe te passen toeslagen en kortingen;

e) de wijze van toepassing van artikel 7 en de vaststelling van de in dat artikel bedoelde restituties en lijst van produkten.

TITEL II

REGELING VOOR HET HANDELSVERKEER MET DERDE LANDEN

Artikel 9

1. Voor alle invoer in of uitvoer uit de Gemeenschap van de in artikel 1 bedoelde produkten moet een in- of uitvoercertificaat worden overgelegd.

Het certificaat wordt, onverminderd de bepalingen voor de toepassing van de artikelen 13 en 14, door de Lid-Staten afgegeven aan elke belanghebbende die daarom verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap.

Het in- of uitvoercertificaat is geldig in de hele Gemeenschap. De afgifte van deze certificaten is afhankelijk van het stellen van een zekerheid, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat; behoudens overmacht wordt deze zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd als de in- of uitvoer niet of slechts ten dele binnen deze termijn wordt uitgevoerd.

2. De geldigheidsduur van deze certificaten en de overige bepalingen voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

Artikel 10

1. Voor leveringen naar het Franse overzeese departement Réunion vanuit de Lid-Staten afkomstige produkten van GN-code 1006 (met uitzondering van die van GN-code 1006 10 10), die bestemd zijn om aldaar te worden verbruikt en die zich in een van de in artikel 9, lid 2, van het Verdrag bedoelde situatie bevinden, kan een subsidie worden vastgesteld.

Het bedrag van deze subsidie wordt, met inachtneming van de bevoorradingsbehoeften van de markt van Réunion, vastgesteld op grond van het verschil tussen de noteringen of prijzen van de betrokken produkten op de wereldmarkt en de noteringen of prijzen van diezelfde produkten op de markt van de Gemeenschap, alsmede, zo nodig, de prijzen van die produkten bij levering op Réunion.

De subsidie wordt op verzoek van de belanghebbende toegekend. Zij kan eventueel worden vastgesteld via openbare inschrijving. Deze inschrijving heeft betrekking op het bedrag van de subsidie.

De subsidie wordt periodiek vastgesteld volgens de procedure van artikel 22. Zo nodig kan de Commissie echter op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief de subsidie tussentijds wijzigen.

2. De bepalingen met betrekking tot de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn van toepassing op de in lid 1 bedoelde subsidie.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

Artikel 11

1. Behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening gelden voor de in artikel 1 bedoelde produkten de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

2. In afwijking van lid 1 is het invoerrecht:

a) voor gedopte rijst van GN-code 1006 20 gelijk aan de interventieprijs op het moment van de invoer, verhoogd met:

- 80 % voor gedopte rijst van de GN-codes 1006 20 17 en 1006 20 98,

- 88 % voor gedopte rijst van de andere GN-codes dan 1006 20 17 en 1006 20 98,

en verminderd met de invoerprijs;

b) voor volwitte rijst van GN-code 1006 30 gelijk aan de interventieprijs op het moment van de invoer, verhoogd met een vast te stellen percentage en verminderd met de invoerprijs.

Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

Het onder b) bedoelde percentage wordt berekend door de onder a) vermelde percentages aan te passen volgens de omrekeningspercentages, de bewerkingskosten en de waarde van de bijprodukten en door de aldus verkregen bedragen te verhogen met een bedrag ter bescherming van de industrie.

3. In afwijking van lid 1:

a) wordt geen invoerrecht geheven bij invoer in het Franse overzeese departement Réunion van produkten van de GN-codes 1006 10, 1006 20 en 1006 40 00, die bestemd zijn om aldaar te worden verbruikt;

b) wordt bij invoer van de produkten van GN-code 1006 30 in het Franse overzeese departement Réunion, die bestemd zijn om aldaar te worden verbruikt, op het toe te passen invoerrecht een coëfficiënt van 0,30 toegepast.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22. Deze bepalingen betreffen met name:

- de vaststelling van de omrekeningspercentages voor rijst in de verschillende bewerkingsstadia, van de bewerkingskosten en van de waarde van de bijprodukten als bedoeld in lid 2;

- de vaststelling van het bedrag ter bescherming van de industrie en van de regels om de invoerprijzen te bepalen en te berekenen en de juistheid daarvan te verifiëren;

- de mogelijkheid, indien zulks dienstig lijkt, om in welomschreven gevallen de industrie de mogelijkheid te bieden vóór de aankomst van de betrokken zendingen het bedrag te kennen dat zal worden toegepast.

Artikel 12

1. Onverminderd artikel 11, lid 2, wordt, om de nadelen voor de markt van de Gemeenschap die het gevolg zijn van de invoer van bepaalde in artikel 1 bedoelde produkten te voorkomen of te beperken, bij de invoer van een of meer van deze produkten tegen het in artikel 11 bedoelde recht een aanvullend invoerrecht toegepast, indien de voorwaarden van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw die in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag is gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde, zijn vervuld, tenzij de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.

2. De prijzen beneden welke een aanvullend invoerrecht kan worden toegepast, zijn die welke door de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie worden doorgegeven.

De hoeveelheden die moeten worden overschreden voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden met name vastgesteld op basis van de invoer in de Gemeenschap tijdens de drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de in lid 1 bedoelde nadelen zich voordoen of zich dreigen voor te doen.

3. De invoerprijzen die in aanmerking dienen te worden genomen voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht, worden vastgesteld op basis van de cif-prijzen van de zending in kwestie.

De cif-invoerprijzen worden daartoe geverifieerd op basis van de representatieve invoerprijzen voor het betrokken produkt op de wereldmarkt of op de invoermarkt voor het produkt in de Gemeenschap.

4. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 22. Deze bepalingen hebben met name betrekking op:

a) de produkten waarop aanvullende invoerrechten worden toegepast overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw en de bijzondere bepalingen die gelden voor de in artikel 11, lid 2, bedoelde produkten, en met name wat betreft de bepalingen in verband met het berekenen van de voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht in aanmerking te nemen invoerprijzen;

b) de vaststelling van de representatieve prijzen en de overige criteria die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat lid 1 wordt toegepast overeenkomstig artikel 5 van genoemde Overeenkomst.

Artikel 13

1. Voor zover nodig om de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten in ongewijzigde staat of in de vorm van in bijlage B opgenomen goederen op basis van de noteringen of de prijzen van die produkten op de wereldmarkt mogelijk te maken en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen in de Gemeenschap overbrugd worden door een restitutie bij de uitvoer.

De restitutie voor de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten in de vorm van in bijlage B opgenomen goederen mag niet hoger zijn dan de restitutie voor de uitvoer van die produkten in ongewijzigde staat.

2. Voor de toewijzing van de hoeveelheden die met restitutie kunnen worden uitgevoerd, wordt de methode vastgesteld:

a) die het best overeenstemt met de aard van het produkt en met de marktsituatie in kwestie, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk kunnen worden gebruikt, rekening houdend met de doeltreffendheid en met de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, doch zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen kleine en grote marktdeelnemers;

b) die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers;

c) waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomen wordt.

3. De restitutie is voor de gehele Gemeenschap gelijk. Zij kan variëren naar gelang van de bestemming, indien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten dat noodzakelijk maakt of maken.

De restituties worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22. Zij kunnen:

a) periodiek worden vastgesteld;

b) via openbare inschrijving worden vastgesteld, voor de produkten waarvoor die procedure voorheen bestond.

De restituties die periodiek worden vastgesteld, kunnen, zo nodig, door de Commissie tussentijds worden gewijzigd op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief.

De restituties die periodiek worden vastgesteld voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), bedoelde produkten worden ten minste eenmaal per maand vastgesteld.

4. Bij de vaststelling van de restituties worden de volgende factoren in aanmerking genomen:

a) de situatie en de vooruitzichten van:

- de prijzen en de beschikbaarheid van rijst en breukrijst op de markt van de Gemeenschap,

- de prijzen van rijst en breukrijst op de wereldmarkt;

b) de doelstellingen van de gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt, namelijk te zorgen voor een evenwichtige situatie van deze markt en een natuurlijke ontwikkeling inzake prijzen en handelsverkeer;

c) de limieten die voortvloeien uit overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag gesloten overeenkomsten;

d) het belang om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen;

e) de economische aspecten van de beoogde uitvoer.

Bij de vaststelling van de restitutie wordt met name rekening gehouden met de noodzaak een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van grondstoffen uit de Gemeenschap voor de uitvoer van verwerkte goederen naar derde landen en het gebruik van tot de zogeheten veredelingsregeling toegelaten grondstoffen uit deze landen.

5. Voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), bedoelde produkten worden de restituties vastgesteld overeenkomstig de volgende specifieke criteria:

a) de prijzen voor deze produkten op de verschillende representatieve uitvoermarkten van de Gemeenschap;

b) de gunstigste noteringen die op de verschillende markten van de invoerende derde landen zijn geconstateerd;

c) de gunstigste afzetkosten en vervoerkosten, berekend vanaf de onder a) bedoelde markten van de Gemeenschap tot aan de havens of andere plaatsen van uitvoer uit de Gemeenschap die die markten bedienen, alsmede de kosten van aanvoer op de wereldmarkt.

6. Indien de restitutie wordt vastgesteld via openbare inschrijving, heeft de inschrijving betrekking op het bedrag van de restitutie.

7. Voor de in artikel 1 bedoelde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, wordt de restitutie uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het desbetreffende uitvoercertificaat.

8. De restitutie bij uitvoer van de in artikel 1 bedoelde produkten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd, is het bedrag dat geldt op de dag van de aanvraag van het certificaat en, wat een gedifferentieerde restitutie betreft, de restitutie die op diezelfde dag geldt:

a) voor de op het certificaat aangegeven bestemming

of

b) voor de werkelijke bestemming, indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming. In dat geval mag het toepasselijke bedrag niet hoger zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat vermelde bestemming.

Er kunnen passende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

9. De bepalingen van de leden 7 en 8 kunnen volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93 (1) van toepassing worden verklaard voor de in artikel 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage B opgenomen goederen.

10. Voor de in artikel 1 bedoelde produkten waarvoor restituties worden toegekend in het kader van voedselhulpacties, kan volgens de procedure van artikel 22 van de bepalingen in de leden 7 en 8 worden afgeweken.

11. Behoudens een afwijking waartoe is besloten volgens de procedure van artikel 22, wordt voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), bedoelde produkten de overeenkomstig lid 4 toe te passen restitutie op grond van het niveau van de maandelijkse verhogingen van de interventieprijs en eventueel van de fluctuaties van deze prijs, naar gelang van het verwerkingsstadium, aangepast met het van toepassing zijnde omrekeningspercentage.

Volgens de procedure van artikel 22 kan een correctiebedrag worden vastgesteld. De Commissie kan de correctiebedragen echter zo nodig wijzigen.

De bepalingen van de voorgaande alinea's kunnen geheel of gedeeltelijk worden toegepast op elk van de in artikel 1, lid 1, onder c), bedoelde produkten, alsmede op de in artikel 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die zijn opgenomen in bijlage B. In dat geval wordt de in de eerste alinea bedoelde aanpassing gecorrigeerd door een coëfficiënt toe te passen die de verhouding aangeeft tussen de hoeveelheid grondstof en de hoeveelheid daarvan die aanwezig is in het uitgevoerde verwerkte produkt of die gebruikt is in het uitgevoerde goed.

12. De restitutie voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), bedoelde produkten wordt uitbetaald wanneer is aangetoond dat de produkten:

- van oorsprong uit de Gemeenschap zijn, indien het padie en gedopte rijst betreft, behalve bij toepassing van lid 13,

- uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd

en

- in geval van een gedifferentieerde restitutie, onverminderd lid 8, onder b), de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt. Van deze regel kan echter worden afgeweken volgens de procedure van artikel 22, behoudens nader te bepalen voorwaarden die gelijke waarborgen bieden.

Volgens de procedure van artikel 22 kunnen aanvullende bepalingen worden vastgesteld.

13. Bij de uitvoer van uit derde landen ingevoerde en opnieuw naar derde landen uitgevoerde padie en gedopte rijst wordt geen restitutie verleend, behoudens wanneer de exporteur aantoont dat:

- het uit te voeren produkt hetzelfde is als het van tevoren ingevoerde produkt en

- bij de invoer van dit produkt alle invoerrechten zijn geïnd.

In dit geval is de restitutie voor elk produkt gelijk aan het bij invoer geïnde recht, indien dit lager is dan de geldende restitutie; indien het bij invoer geïnde recht hoger is dan de geldende restitutie, is de restitutie gelijk aan laatstgenoemde restitutie.

14. De inachtneming van de volumegrenzen, voortvloeiend uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag, wordt gewaarborgd op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven uit hoofde van de daarin vermelde referentieperiodes voor de betrokken produkten. Voor de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de in het kader van de handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten overeenkomsten, wordt de geldigheid van de certificaten onverlet gelaten door het einde van een referentieperiode.

15. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel, met inbegrip van de bepalingen betreffende de herverdeling van niet toegekende of niet gebruikte uitvoerhoeveelheden, en met name de bepaling betreffende de in lid 11 bedoelde aanpassing, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22. Bijlage B wordt volgens dezelfde procedure gewijzigd. De bepalingen betreffende de toepassing van lid 7 voor de in lid 1 bedoelde produkten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage B opgenomen goederen, worden evenwel vastgesteld volgens de procedure van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 3448/93.

Artikel 14

1. Voor zover nodig voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening in de sector rijst kan de Raad op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag in bijzondere gevallen de in artikel 1 bedoelde produkten geheel of gedeeltelijk uitsluiten van de regeling actief of passief veredelingsverkeer.

2. In afwijking van lid 1 besluit de Commissie, indien de in lid 1 bedoelde situatie zich uitzonderlijk dringend laat aanzien en de communautaire markt verstoord wordt of verstoord dreigt te worden door de regeling actief of passief veredelingsverkeer, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Raad en aan de Lid-Staten worden meegedeeld, niet langer dan zes maanden geldig mogen blijven en onmiddellijk van toepassing zijn. Wanneer bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen een week na ontvangst van het verzoek.

3. Iedere Lid-Staat kan binnen een week volgende op de dag waarop van het besluit van de Commissie mededeling wordt gedaan, dit besluit aan de Raad voorleggen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, het besluit van de Commissie bevestigen, wijzigen of intrekken. Indien de Raad binnen drie maanden geen besluit heeft genomen, wordt het besluit van de Commissie geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 15

1. De algemene bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bijzondere regels voor de toepassing ervan gelden voor de indeling van de onder deze verordening vallende produkten; de tariefnomenclatuur die voortvloeit uit deze verordening, met inbegrip van de in bijlage A vermelde definities, wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.

2. Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan worden vastgesteld, zijn verboden:

- de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht, en

- de toepassing van enige kwantitatieve invoerbeperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 16

1. Wanneer de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt voor een of meer van de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), genoemde produkten het peil bereiken van de communautaire prijzen, deze toestand kan voortduren en ernstiger kan worden, en hierdoor de markt van de Gemeenschap wordt verstoord of dreigt te worden verstoord, kunnen er passende maatregelen worden getroffen.

2. De noteringen of de prijzen op de wereldmarkt bereiken het peil van de communautaire prijzen wanneer zij de interventieprijs voor indica- en japonica-rijst, verhoogd met:

- 80 % voor gedopte rijst van de GN-codes 1006 20 17 en 1006 20 98

en

- 88 % voor gedopte rijst van de andere GN-codes dan 1006 20 17 en 1006 20 98,

benaderen of overschrijden.

3. De in lid 1 bedoelde toestand kan voortduren of ernstiger worden wanneer een onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod wordt geconstateerd en deze onevenwichtigheid dreigt te zullen aanhouden in het licht van de vermoedelijke ontwikkeling van de produktie en van de marktprijzen.

4. De markt van de Gemeenschap wordt verstoord of dreigt te worden verstoord ten gevolge van de in de vorige leden bedoelde toestand wanneer het prijsniveau in de internationale handel dermate hoog is dat de invoer van de in artikel 1 bedoelde produkten in de Gemeenschap kan worden belemmerd of deze produkten daardoor de Gemeenschap kunnen verlaten, zodat de stabiliteit van de markt of de continue voorziening in het gedrang komt.

5. Wanneer aan de voorwaarden van dit artikel wordt voldaan, kunnen de volgende maatregelen worden getroffen:

- toepassing van een uitvoerheffing; bovendien kan voor een bijzondere uitvoerheffing een openbare inschrijving ten aanzien van een bepaalde hoeveelheid plaatsvinden;

- vaststelling van een termijn voor de afgifte van de uitvoercertificaten;

- gehele of gedeeltelijke schorsing van de uitvoercertificaten;

- gehele of gedeeltelijke afwijzing van de in behandeling zijnde verzoeken om een uitvoercertificaat.

Over de intrekking van deze maatregelen wordt uiterlijk besloten wanneer wordt geconstateerd dat gedurende drie opeenvolgende weken niet meer aan de voorwaarde van lid 2 wordt voldaan.

6. Bij de vaststelling van de uitvoerheffing voor de in artikel 1, lid 1, onder a) en b), bedoelde produkten wordt rekening gehouden met de volgende factoren:

a) de situatie en de vooruitzichten van:

- de prijzen en de beschikbaarheid van rijst op de markt van de Gemeenschap,

- de prijzen voor rijst en verwerkte rijstprodukten op de wereldmarkt;

b) de doelstellingen van de gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt, namelijk te zorgen voor een evenwichtige situatie van de voorziening en het handelsverkeer op deze markt;

c) het belang om verstoringen op de markt van de Gemeenschap te voorkomen;

d) het economische aspect van de uitvoer.

7. Voor de vaststelling van de uitvoerheffing voor de in artikel 1, lid 1, onder c), vermelde produkten gelden de in lid 6 genoemde factoren. Afgezien daarvan, wordt ook rekening gehouden met de volgende specifieke factoren:

a) de prijzen voor breukrijst op de verschillende markten van de Gemeenschap;

b) de hoeveelheid breukrijst die nodig is voor de vervaardiging van de betreffende produkten en eventueel de waarde van de bijprodukten;

c) de afzetmogelijkheden en -voorwaarden voor de betrokken produkten op de wereldmarkt.

8. Wanneer de situatie op de wereldmarkt of de specifieke omstandigheden op bepaalde markten dit vereisen, kan de uitvoerheffing worden gedifferentieerd.

9. De toe te passen uitvoerheffing is die welke geldt op de dag van uitvoer. De op de dag van indiening van de aanvraag van het certificaat geldende heffing wordt echter - op verzoek van de belanghebbende, dat gelijktijdig met de aanvraag om een certificaat wordt ingediend - toegepast op een tijdens de geldigheidsduur van dit certificaat plaatsvindende uitvoer.

10. Op uitvoer in het kader van voedselhulp krachtens artikel 13, lid 10, worden geen heffingen toegepast.

11. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

Volgens dezelfde procedure en voor elk van de produkten:

- wordt een besluit genomen over de in lid 5 beoogde maatregelen en over de afschaffing van de maatregelen als bedoeld in het tweede en het derde streepje van dat lid;

- wordt de uitvoerheffing periodiek vastgesteld.

Zo nodig kan de Commissie de uitvoerheffing instellen of wijzigen.

12. In dringende omstandigheden kan de Commissie de in lid 5, derde en vierde streepje, bedoelde maatregelen nemen. Zij stelt de Lid-Staten in kennis van haar besluit en maakt dit bekend via aanplakking op haar plaats van vestiging. Dit besluit brengt met zich, dat de getroffen maatregelen voor de betrokken produkten gelden vanaf de daarvoor vermelde dag die na de kennisgeving valt. Het besluit met betrekking tot de in lid 5, derde streepje, bedoelde maatregelen is ten hoogste gedurende zeven dagen van toepassing.

Artikel 17

1. Als in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 bedoelde produkten als gevolg van de invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan die de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, kunnen in het handelsverkeer met derde landen passende maatregelen worden toegepast totdat de verstoring opgeheven of het gevaar daarvoor geweken is.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie volgens de stemprocedure van artikel 43, lid 2, van het Verdrag de algemene uitvoeringsbepalingen van dit lid vast en bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen die Lid-Staten conservatoire maatregelen kunnen treffen.

2. Als de in lid 1 bedoelde situatie zich voordoet, beslist de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief over de noodzakelijke maatregelen, die aan de Lid-Staten worden meegedeeld en die onmiddellijk van toepassing zijn. Als bij de Commissie een dergelijk verzoek van een Lid-Staat wordt ingediend, beslist zij hierover binnen drie werkdagen na ontvangst van het verzoek.

3. Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen drie werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betreffende maatregel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of vernietigen.

4. De bepalingen van dit artikel worden toegepast met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 228, lid 2, van het Verdrag.

TITEL III

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Goederen als bedoeld in artikel 1 die zijn vervaardigd of verkregen uit produkten die niet behoren tot die welke in artikel 9, lid 2, of artikel 10, lid 1, van het Verdrag worden bedoeld, worden niet tot het vrije verkeer binnen de Gemeenschap toegelaten.

Artikel 19

Behoudens andersluidende bepalingen van deze verordening zijn de artikelen 92 tot en met 94 van het Verdrag van toepassing op de produktie van en de handel in de in artikel 1 bedoelde produkten.

Artikel 20

Artikel 40, lid 4, van het Verdrag en de voor de tenuitvoerlegging van dat artikel 40 vastgestelde bepalingen zijn, voor zover het gaat om de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, voor de in artikel 1 bedoelde produkten van toepassing op de Franse overzeese departementen.

Artikel 21

De Lid-Staten en de Commissie verstrekken elkaar de voor de toepassing van deze verordening benodigde gegevens. De wijze waarop deze gegevens worden medegedeeld en verspreid, wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 22.

Artikel 22

In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter van het Comité van beheer voor granen dat is ingesteld bij artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 deze procedure bij het Comité in, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat.

Alle bepalingen van de artikelen 22 en 23 van bovengenoemde verordening betreffende dit Comité zijn van toepassing.

Artikel 23

Het Comité kan elk ander vraagstuk onderzoeken dat door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat, aan de orde wordt gesteld.

Artikel 24

Deze verordening moet zo worden toegepast dat tegelijkertijd en op passende wijze rekening wordt gehouden met de in de artikelen 39 en 110 van het Verdrag omschreven doelstellingen.

Artikel 25

1. Bijlage B van Verordening (EEG) nr. 1418/76 wordt met ingang van 1 januari 1996 vervangen door bijlage B bij deze verordening.

2. Verordening (EEG) nr. 1418/76 wordt met ingang van het verkoopseizoen 1996/1997 ingetrokken.

3. Verwijzingen naar de krachtens lid 2 ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Aanhalingen van en verwijzingen naar de artikelen van genoemde verordening moeten worden gelezen volgens de in bijlage C voorkomende concordantietabel.

4. De volgende verordeningen worden met ingang van het verkoopseizoen 1996/1997 ingetrokken:

- Verordening (EEG) nr. 1422/76 (1),

- Verordening (EEG) nr. 1424/76 (2),

- Verordening (EEG) nr. 1425/76 (3),

- Verordening (EEG) nr. 1426/76 (4),

- Verordening (EEG) nr. 3878/87 (5).

5. Om de overgang te vergemakkelijken van de thans in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt geldende regeling naar de regeling die uit de onderhavige verordening voortvloeit, of om in de verkoopseizoenen 1996/1997 en 1997/1998 de overgang naar het volgende verkoopseizoen te vergemakkelijken kan de Commissie volgens de procedure van artikel 23 alle nodig geachte overgangsmaatregelen nemen.

6. Aan artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 3508/92 wordt het volgende streepje toegevoegd:

"- de steunregeling voor rijsttelers, ingesteld bij artikel 6 van Verordening (EG) nr. 3072/95 (*).

(*) PB nr. L 329 van 30. 12. 1995, blz. 18.".

Artikel 26

De in titel I van deze verordening neergelegde maatregelen worden beschouwd als interventies in de zin van artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 729/70.

Artikel 27

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van het verkoopseizoen 1996/1997, met uitzondering van het bepaalde in artikel 5 en artikel 25, leden 1 en 5, dat van toepassing is met ingang van 1 januari 1996.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 22 december 1995.

Voor de Raad

De Voorzitter

L. ATIENZA SERNA

(1) Advies uitgebracht op 14 december 1995 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(2) Advies uitgebracht op 23 november 1995 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(3) PB nr. L 356 van 24. 12. 1991, blz. 1.

(1) PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1023/95 (PB nr. L 103 van 6. 5. 1995, blz. 24).

(1) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2048/88 (PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 1).

(2) PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1530/95 (PB nr. L 148 van 30. 6. 1995, blz. 5).

(3) PB nr. L 355 van 5. 12. 1992, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3235/94 (PB nr. L 338 van 28. 12. 1994, blz. 16).

(1) PB nr. L 318 van 20. 12. 1993, blz. 18.

(1) PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 18.

(2) PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 20.

(3) PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 26.

(4) PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 28.

(5) PB nr. L 363 van 24. 12. 1987, blz. 3.

BIJLAGE A

DEFINITIES

1. a) Padie: rijst waarvan na het dorsen het kroonkafje niet is verwijderd.

b) Gedopte rijst: padie waarvan alleen het kroonkafje is verwijderd. Hieronder valt met name rijst die in de handel wordt aangeduid als "bruine rijst", "cargorijst", "loonzainrijst", en "riso sbramato".

c) Halfwitte rijst: padie waarvan het kroonkafje, een gedeelte van de kiem en alle of een deel van de buitenlagen van het zilvervlies zijn verwijderd, maar niet de binnenlagen.

d) Volwitte rijst: padie waarvan het kroonkafje, alle buiten- en binnenlagen van het zilvervlies, de gehele kiem in het geval van langkorrelige rijst en halflangkorrelige rijst, en ten minste een deel van de kiem in het geval van rondkorrelige rijst, zijn verwijderd, ook indien er overlangs witte strepen overblijven op ten hoogste 10 % van de korrels.

2. a) Rondkorrelige rijst: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van 5,2 mm of minder en waarvan de verhouding lengte/breedte kleiner is dan 2.

b) Halflangkorrelige rijst: rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 5,2 mm doch niet meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte niet groter is dan 3.

c) Langkorrelige rijst:

A. rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte groter dan 2 en kleiner dan 3 is;

B. rijst waarvan de korrels een lengte hebben van meer dan 6,0 mm en waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter is dan 3.

d) Meting van de korrels: de korrels worden gemeten aan de hand van volwitte rijst volgens de onderstaande methode:

i) uit de partij wordt een representatief monster getrokken,

ii) het monster wordt gesorteerd teneinde met gehele korrels, daaronder onrijpe korrels begrepen, te werken,

iii) er worden twee metingen met telkens 100 korrels verricht en daarvan wordt het gemiddelde berekend,

iv) de resultaten worden uitgedrukt in millimeters en afgerond tot op een decimaal.

3. Breukrijst: brokstukken van korrels waarvan de lengte gelijk is aan of kleiner is dan driekwart van de gemiddelde lengte van de gehele korrel.

BIJLAGE B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE C

>RUIMTE VOOR DE TABEL>