31995R1484

Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovoalbumine, en houdende vaststelling van deze rechten en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG

Publicatieblad Nr. L 145 van 29/06/1995 blz. 0047 - 0051


VERORDENING (EG) Nr. 1484/95 VAN DE COMMISSIE van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovoalbumine, en houdende vaststelling van deze rechten en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren (1), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden en bij Verordening (EG) nr. 3290/94 (2), en met name op artikel 5, lid 4, en artikel 15,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee (3), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden en bij Verordening (EG) nr. 3290/94, en met name op artikel 5, lid 4, en artikel 15,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2783/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (4), laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden en bij Verordening (EG) nr. 3290/94, en met name op artikel 3, lid 4, en artikel 10,

Overwegende dat met ingang van 1 juli 1995 op grond van de Verordeningen (EEG) nr. 2771/75, (EEG) nr. 2777/75 en (EEG) nr. 2783/75, bij invoer van een of meer van de onder die verordeningen vallende produkten tegen het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde recht, een aanvullend invoerrecht geheven wordt, indien wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden die voortvloeien uit de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, tenzij deze invoer de markt van de Gemeenschap niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel; dat meer in het bijzonder een aanvullend invoerrecht kan worden opgelegd wanneer de invoerprijzen onder de reactieprijs liggen;

Overwegende dat derhalve de uitvoeringsbepalingen van deze regeling voor de sectoren slachtpluimvee en eieren en voor ovoalbumine moeten worden vastgesteld en de betrokken reactieprijzen moeten worden gepubliceerd;

Overwegende dat de voor de toepassing van een aanvullend invoerrecht in aanmerking te nemen invoerprijzen moeten worden geverifieerd aan de hand van de voor het betrokken produkt geldende representatieve prijzen op de wereldmarkt of op de invoermarkt van de Gemeenschap; dat moet worden bepaald dat de Lid-Staten de prijzen in de verschillende handelsstadia op gezette tijden meedelen om de representatieve prijzen en de corresponderende aanvullende rechten te kunnen vaststellen;

Overwegende dat de importeur ervoor kan opteren dat het aanvullend recht anders dan op basis van de representatieve prijs wordt berekend; dat het in dat geval echter dienstig is te bepalen dat een zekerheid moet worden gesteld die gelijk is aan het bedrag aan aanvullende rechten dat de importeur zou hebben betaald als deze op basis van de representatieve prijzen waren berekend; dat de zekerheid wordt vrijgegeven indien binnen een bepaalde termijn het bewijs wordt geleverd dat de afzetcondities voor de partij zijn nageleefd; dat, in het kader van de controles a posteriori, nader moet worden bepaald dat de uit hoofde van artikel 220 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (5) verschuldigde rechten worden geïnd; dat het bovendien billijk is te bepalen dat, in het kader van alle controles, de verschuldigde rechten worden verhoogd met rente;

Overwegende dat het bepaalde in Verordening nr. 163/67/EEG van de Commissie van 26 juni 1967 houdende vaststelling van de extra bedragen bij invoer van produkten van de pluimveehouderij uit derde landen (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3821/92 (7), vervangen wordt door het bepaalde in deze verordening; dat genoemde verordening derhalve moet worden ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van de in het kader van de Uruguay-Ronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw;

Overwegende dat uit regelmatige controle van de gegevens waarvan wordt uitgegaan bij de verificatie van de invoerprijzen voor produkten van de sectoren slachtpluimvee en eieren en voor ovoalbumine, blijkt dat op de invoer van bepaalde produkten aanvullende rechten geheven moeten worden met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen; dat derhalve de representatieve prijzen en de corresponderende aanvullende rechten voor die produkten moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat geen aanvullende rechten kunnen worden geheven op met name invoer binnen tariefcontingenten die in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-Ronde zijn toegestaan;

Overwegende dat het Comité van beheer voor eieren en slachtpluimvee geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in bijlage I vermelde produkten, van oorsprong uit de daarin vermelde landen, gelden de in artikel 5, lid 1, van de Verordeningen (EEG) nr. 2771/75 en (EEG) nr. 2777/75 en in artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2783/75 bedoelde aanvullende invoerrechten, hierna "aanvullende rechten" te noemen.

De corresponderende reactieprijzen als bedoeld in artikel 5, lid 2, van de Verordeningen (EEG) nr. 2771/75 en (EEG) nr. 2777/75 en in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2783/75, zijn in bijlage II aangegeven.

Artikel 2

1. De in artikel 5, lid 3, tweede alinea, van de Verordeningen (EEG) nr. 2771/75 en (EEG) nr. 2777/75 en in artikel 3, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 2783/75 bedoelde representatieve prijzen worden regelmatig berekend op basis van:

- de op de markten van derde landen toegepaste prijzen,

- de aanbiedingsprijzen franco grens van de Gemeenschap,

- de in de Gemeenschap in de verschillende handelsstadia toegepaste prijzen voor ingevoerde produkten.

Zij zijn vermeld in bijlage I.

2. De Lid-Staten delen de Commissie elke maandag de in lid 1, derde streepje, bedoelde prijzen voor de representatieve partijen van de in bijlage II vermelde produkten mee.

Artikel 3

1. De importeur kan verzoeken om vaststelling van het aanvullend recht op basis van de cif-invoerprijs van de betrokken partij, wanneer deze hoger is dan de toepasselijke in artikel 2, lid 1, bepoelde representatieve prijs.

Het aanvullend recht wordt slechts op basis van de cif-invoerprijs van de betrokken partij vastgesteld, wanneer de belanghebbende de bevoegde instanties van de Lid-Staat van invoer ten minste de volgende bewijsstukken overlegt:

- het koopcontract of een ander gelijkwaardig bewijsstuk,

- de verzekeringspolis,

- de factuur,

- het certificaat van oorsprong (in voorkomend geval),

- de vervoerovereenkomst, en - bij vervoer over zee, het cognossement.

2. In het in lid 1 genoemde geval moet de importeur de in artikel 248, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (1) bedoelde zekerheid stellen, die gelijk is aan het bedrag aan rechten dat hij zou hebben betaald indien deze berekend waren op basis van de toepasselijke representatieve prijs voor het betrokken produkt.

De importeur moet binnen een maand, te rekenen vanaf de datum waarop de betrokken produkten zijn verkocht, en uiterlijk binnen vier maanden te rekenen vanaf de datum waarop de aangifte voor het vrije verkeer is geaccepteerd, bewijzen dat de partij is afgezet tegen zodanige condities dat de opgegeven prijs als bedoeld in lid 1 juist is. Bij niet-inachtneming van een van bovengenoemde termijnen wordt de zekerheid verbeurd. Op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de importeur kan de bevoegde autoriteit echter de termijn van vier maanden met ten hoogste drie maanden verlengen.

De zekerheid wordt vrijgegeven voor zover de bewijzen met betrekking tot de afzetcondities ten genoegen van de douaneautoriteiten zijn geleverd.

Is dat niet het geval, dan wordt de zekerheid verbeurd bij wijze van betaling van de invoerrechten.

Indien de bevoegde autoriteiten naar aanleiding van een verificatie constateren dat de in dit artikel vastgestelde afzetcondities voor de betrokken partij niet in acht zijn genomen, innen zij de verschuldigde rechten overeenkomstig het bepaalde in artikel 220 van Verordening (EEG) nr. 2913/92. Om te bepalen welk bedrag aan rechten moet worden geïnd, wordt rekening gehouden met een rente die loopt vanaf de datum waarop de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, tot en met de datum van de inning. De toe te passen rentevoet is die welke volgens het nationale recht voor terugvordering geldt.

3. Wanneer niet om toepassing van lid 1 wordt verzocht, is de voor de heffing van het aanvullend recht in aanmerking te nemen invoerprijs van de betrokken partij de in artikel 2, lid 1, bedoelde representatieve prijs.

Artikel 4

1. Als het verschil tussen de betrokken reactieprijs als bedoeld in artikel 1, lid 2, en de invoerprijs op basis waarvan het aanvullend recht overeenkomstig artikel 3, lid 1 of lid 3, moet worden berekend:

a) niet groter is dan 10 % van de reactieprijs, is het aanvullend recht gelijk aan 0;

b) groter is dan 10 %, maar niet groter dan 40 % van de reactieprijs, bedraagt het aanvullend recht 30 % van het verschil boven 10 %;

c) groter is dan 40 %, maar niet groter dan 60 % van de reactieprijs, bedraagt het aanvullend recht 50 % van het verschil boven 40 %, plus het aanvullend recht op grond van het bepaalde onder b);

d) groter is dan 60 %, maar niet groter dan 75 % van de reactieprijs, bedraagt het aanvullend recht 70 % van het verschil boven 60 %, plus de aanvullende rechten op grond van het bepaalde onder b) en c);

e) groter is dan 75 %, van de reactieprijs, bedraagt het aanvullend recht 90 % van het verschil boven 75 %, plus de aanvullende rechten op grond van het bepaalde onder b), c) en d).

2. De aanvullende rechten die corresponderen met de overeenkomstig artikel 2, lid 1, bepaalde representatieve prijzen zijn in bijlage I aangegeven.

Artikel 5

Zo nodig kan de Commissie, op verzoek van een Lid-Staat of op eigen initiatief, bijlage I wijzigen.

De Commissie mag de representatieve prijzen echter slechts wijzigen wanneer deze minstens 5 % van de vastgestelde prijzen verschillen.

Artikel 6

De in bijlage I vastgestelde aanvullende rechten gelden niet voor invoer in het kader van de Verordeningen (EG) nr. 1431/94 van de Commissie (1) en (EG) nr. 1474/95 van de Commissie (2).

Artikel 7

Verordening nr. 163/67/EEG wordt ingetrokken.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1995.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 28 juni 1995.

Voor de Commissie Franz FISCHLER Lid van de Commissie

BIJLAGE I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>