31995L0048

Richtlijn 95/48/EG van de Commissie van 20 september 1995 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 92/21/EEG van de Raad betreffende massa's en afmetingen van motorvoertuigen van categorie M1

Publicatieblad Nr. L 233 van 30/09/1995 blz. 0073 - 0085


RICHTLIJN 95/48/EG VAN DE COMMISSIE van 20 september 1995 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 92/21/EEG van de Raad betreffende massa's en afmetingen van motorvoertuigen van categorie M1 (Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/81/EEG van de Commissie (2), en met name op artikel 13, lid 2,

Gelet op Richtlijn 92/21/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende massa's en afmetingen van motorvoertuigen van categorie M1 (3), en met name op artikel 3,

Overwegende dat Richtlijn 92/21/EEG een van de bijzondere richtlijnen van de EEG-typegoedkeuringsprocedure is, die krachtens Richtlijn 70/156/EEG is vastgesteld; dat de bepalingen van Richtlijn 70/156/EEG inzake voertuigsystemen, onderdelen en afzonderlijke technische eenheden derhalve van toepassing zijn op deze richtlijn;

Overwegende dat verwezen wordt naar Richtlijn 77/649/EEG van de Raad (4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 90/630/EEG van de Commissie (5), waarin de procedure voor vaststelling van het referentiepunt van zitplaatsen in motorvoertuigen is opgenomen en dat het derhalve niet nodig is deze procedure in deze richtlijn te herhalen; dat eveneens verwezen wordt naar Richtlijn 92/23/EEG van de Raad (6);

Overwegende dat in het licht van de tot dusver opgedane ervaring met de praktische toepassing van Richtlijn 92/21/EEG het noodzakelijk is een aantal bepalingen daarvan nader te specificeren zodat gezorgd wordt voor een uniforme interpretatie in alle Lid-Staten;

Overwegende dat het noodzakelijk is in de toekomst speciale belastingsvoorwaarden voor zitplaatsen vast te leggen, die niet zijn ontworpen noch geschikt voor volwassenen; dat er echter in verband met de definitie van dergelijke zitplaatsen en de specificatie van de belastingsvoorwaarden nader onderzoek moet worden verricht; dat de desbetreffende amendementen derhalve tot een latere datum worden uitgesteld;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het krachtens Richtlijn 70/156/EEG ingestelde Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. In artikel 1 van Richtlijn 92/21/EEG wordt de zinsnede "bijlage I bij Richtlijn 70/156/EEG" vervangen door "bijlage II.A van Richtlijn 70/156/EEG".

2. De bijlagen van Richtlijn 92/21/EEG worden vervangen door de bijlagen van deze richtlijn en er wordt een lijst van bijlagen ingevoegd tussen de artikelen en bijlage I.

Artikel 2

1. Met ingang van 1 januari 1996 mogen de Lid-Staten

- voor een type motorvoertuig van categorie M1 de EEG-typegoedkeuring of de nationale goedkeuring niet weigeren;

- de registratie, verkoop of het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen niet verbieden

om redenen die verband houden met de massa's of de afmetingen van dat voertuig, indien wordt voldaan aan de voorschriften van Richtlijn 92/21/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn.

2. Met ingang van 1 januari 1997 mogen de Lid-Staten

- niet langer de EEG-typegoedkeuring verlenen en

- de nationale goedkeuring weigeren

van een typevoertuig van categorie M1 om redenen die verband houden met de massa's en afmetingen, indien niet aan de voorschriften van Richtlijn 92/21/EEG, als gewijzigd bij deze Richtlijn, wordt voldaan.

Artikel 3

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 januari 1996 aan deze richtlijn te voldoen.

Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen wordt in de bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

3. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn wordt van kracht op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 20 september 1995.

Voor de Commissie

Martin BANGEMANN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1.

(2) PB nr. L 264 van 23. 10. 1993, blz. 49.

(3) PB nr. L 129 van 14. 5. 1992, blz. 1.

(4) PB nr. L 267 van 19. 10. 1977, blz. 1.

(5) PB nr. L 341 van 6. 12. 1990, blz. 20.

(6) PB nr. L 129 van 14. 5. 1992, blz. 95.

BIJLAGE I

ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN VOOR DE TYPEGOEDKEURING

1. Aanvraag van EEG-typegoedkeuring voor een voertuigtype

1.1. De aanvraag van EEG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 70/156/EEG voor een voertuigtype van categorie M1 voor wat betreft de massa's en afmetingen moet worden ingediend door de fabrikant.

1.2. Een model van het inlichtingenformulier staat afgebeeld in aanhangsel 1.

1.3. Het volgende moet worden verstrekt aan de technische dienst die verantwoordelijk is voor uitvoering van de typegoedkeuringsproeven:

1.3.1. een voertuig dat representatief is voor het goed te keuren type.

2. Verlening van EEG-typegoedkeuring voor een voertuigtype

2.1. Indien aan de desbetreffende voorschriften is voldaan, wordt de EG-typegoedkeuring overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Richtlijn 70/156/EEG verleend.

2.2. Een model van het EEG-typegoedkeuringsformulier staat afgebeeld in aanhangsel 2.

2.3. Er dient aan elk goedgekeurd type voertuig een goedkeuringsnummer overeenkomstig bijlage VII van Richtlijn 70/156/EEG te worden toegekend. Dezelfde Lid-Staat mag niet hetzelfde nummer aan een ander voertuigtype toekennen.

3. Wijziging van het type en van de goedkeuring

3.1. Bij wijziging van het overeenkomstig deze richtlijn goedgekeurde type zijn de bepalingen van artikel 5 van Richtlijn 70/156/EEG van toepassing.

4. Overeenstemming van de produktie

4.1. Als algemene regel geldt dat er maatregelen moeten worden genomen om te zorgen voor de overeenstemming van de produktie overeenkomstig de bepalingen van artikel 10 van Richtlijn 70/156/EEG.

Aanhangsel 1

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

INLICHTINGENFORMULIER (1) nr. ................

Overeenkomstig bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG betreffende de EEG-goedkeuring van een voertuig voor wat betreft de massa's en afmetingen (Richtlijn 92/21/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/48/EG)

Onderstaande gegevens moeten in voorkomend geval in drievoud worden verstrekt en van een inhoudsopgave zijn voorzien. Voldoende gedetailleerde tekeningen op passende schaal moeten worden bijgevoegd in formaat A4 of tot dat formaat gevouwen. Op eventuele foto's moeten voldoende details te zien zijn.

Indien de systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden elektronisch gestuurde functies omvatten, moeten relevante gegevens over de prestaties worden verstrekt.

0. Algemene gegevens

0.1. Merk (firma):

0.2. Type en handelsbenaming(en):

0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig is aangegeven (b):

0.3.1. Plaats van dat merkteken:

0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort (c):

0.5. Naam en adres van de fabrikant:

0.6. Plaats en wijze van aanbrenging van de voorgeschreven platen en vermeldingen:

0.6.1. Op het chassis:

0.6.2. Op de carrosserie:

0.8. Adres(sen) van assemblagefabriek(en):

1. Algemene bouwwijze van het voertuig

1.1. Foto's en/of tekeningen van een representatief voertuig:

1.2. Maattekeningen van het gehele voertuig:

1.3. Aantal assen en wielen:

1.3.2. Aantal en plaats van gestuurde assen:

1.3.3. Aangedreven assen (aantal, plaats, onderlinge verbinding):

1.6. Plaats en opstelling van de motor:

2. Afmetingen en massa's (e) (in kg en mm)

(Eventueel naar tekening verwijzen)

2.1. Wielbasis of -bases (bij volle belasting) (f):

2.3. Spoorbreedte(n) van de assen:

2.3.1. Spoorwijdte van elke gestuurde as (i):

2.3.2. Spoorwijdte van alle andere assen (i):

2.4. Bereik van de afmetingen (buitenmaten) van het voertuig:

2.4.1. Chassis zonder carrosserie:

2.4.1.1. Lengte (j):

2.4.1.2. Breedte (k):

2.4.1.2.1. Maximumbreedte:

2.4.1.3. Hoogte (ledig) (l) (bij in de hoogte verstelbare vering: de normale rijstand aangeven):

2.4.1.4. Vooroverbouw (m):

2.4.1.5. Achteroverbouw (n):

2.4.1.5.1. Maximaal toelaatbare achteroverbouw van het koppelingspunt (nd):

2.4.1.6. Vrije hoogte boven het wegdek (als omschreven in punt 4.5 van hoofdstuk A van bijlage II van Richtlijn 70/156/EEG):

2.4.1.6.1. Tussen de assen:

2.4.2. Chassis met carrosserie:

2.4.2.1. Lengte (j):

2.4.2.2. Breedte (k):

2.4.2.3. Hoogte (ledig) (l) (bij in de hoogte verstelbare vering, de normale rijstand aangeven):

2.4.2.4. Vooroverbouw (m):

2.4.2.5. Achteroverbouw (n):

2.4.2.5.1. Maximaal toelaatbare achteroverbouw van het koppelingspunt (nd):

2.4.2.6. Vrije hoogte boven het wegdek (als omschreven in punt 4.5 van hoofdstuk A van bijlage II van Richtlijn 70/156/EEG):

2.4.2.6.1. Tussen de assen:

2.6. Massa van het voertuig met carrosserie in bedrijfsklare toestand, of massa van het chassis met cabine indien de fabrikant niet de carrosserie levert (met koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, outillage, reservewiel en bestuurder) (o) (maximum en minimum ):

2.6.1. Verdeling van deze massa over de assen en, in geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (maximum en minimum):

2.8. Technisch toelaatbare maximummassa volgens fabrieksopgave (maximum en minimum) (y):

2.8.1. Verdeling van deze massa over de assen en, in geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt (maximum en minimum):

2.9. Technisch toelaatbare maximummassa op ieder(e) as/asstel en, in geval van een oplegger of middenasaanhangwagen, de belasting op het koppelingspunt volgens fabrieksopgave:

2.11. Maximummassa van de aanhangwagen die getrokken mag worden:

2.11.1. Aanhangwagen:

2.11.3. Middenasaanhangwagen:

2.11.4. Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie:

2.11.6. Maximummassa van de onberemde aanhangwagen:

2.12. Maximale verticale statische belasting op het koppelingspunt voor een aanhangwagen van het trekkende voertuig:

9. Carrosserie

9.10.3. Zitplaatsen:

9.10.3.1. Aantal:

9.17. Voorgeschreven platen:

9.17.1. Foto's en/of tekeningen van de plaats van de voorgeschreven platen en opschriften en van het chassisnummer:

9.17.2. Foto's of tekeningen van het officiële gedeelte van de platen en opschriften (ingevuld voorbeeld met afmetingen):

11. Verbindingen tussen trekker en aanhangwagen of oplegger

11.1. Klasse en type van de koppelinrichting(en):

11.4. Door de fabrikant opgegeven instructies voor de bevestiging van het type koppelinrichting van het voertuig en foto's of tekeningen van de bevestigingspunten op het voertuig; bijkomende inlichtingen, indien het gebruik van het type koppelinrichting beperkt is tot sommige varianten of uitvoeringen van het type voertuig:

11.5. Gegevens over de montage van afzonderlijke trekhaken of montageplanten (1):

Aanvullende gegevens voor terreinvoertuigen

2.4.1. Voor chassis zonder carrosserie:

2.4.1.4.1. Oploophoek (na): ................ graden

2.4.1.5.1. Afloophoek (nb): ................ graden

2.4.1.6. Vrije hoogte boven de grond (als gedefinieerd in punt 4.5 van hoofdstuk A van bijlage II van Richtlijn 70/156/EEG):

2.4.1.6.2. Onder de vooras(sen):

2.4.1.6.3. Onder de achteras(sen):

2.4.1.7. Hellingshoek (nc): ................ graden

2.4.2. Voor chassis met carrosserie:

2.4.2.4.1. Oploophoek (na): ................ graden

2.4.2.5.1. Afloophoek (nb): ................ graden

2.4.2.6. Vrije hoogte boven de grond (als gedefinieerd in punt 4.5 van hoofdstuk A van bijlage II van Richtlijn 70/156/EEG):

2.4.2.6.2. Onder de vooras(sen):

2.4.2.6.3. Onder de achteras(sen):

2.4.2.7. Hellingshoek (nc): ................ graden

2.15. Startvermogen op een helling:

2.15.1. Voor het voertuig alleen: ................ procent

4.9. Differentieelblokkering: ja/neen/optioneel (1)

(1) De nummers van de punten en voetnoten in dit inlichtingenformulier komen overeen met die van bijlage I van Richtlijn 70/156/EEG. Punten die voor deze richtlijn niet ter zake doen zijn weggelaten.

(1) Doorhalen wat niet van toepassing is.

>EIND VAN DE GRAFIEK>

Aanhangsel 2

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

MODEL

(maximumformaat: A4 (210 × 297 mm))

EEG-Goedkeuringsformulier

dienststempel

Mededeling betreffende (1):

- typegoedkeuring (2)

- uitbreiding van de typegoedkeuring (2)

- weigering van de typegoedkeuring (2)

- intrekking van de typegoedkeuring (2)

van een type voertuig/onderdeel/afzonderlijke technische eenheid (2) met betrekking tot Richtlijn ../.../EG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn ../.../EG.

Typegoedkeuringsnummer:

Reden voor uitbreiding:

Deel I

0.1. Merk (firmanaam):

0.2. Type en handelsbenaming(en):

0.3. Middel tot identificatie van het type, indien het op het voertuig/onderdeel/afzonderlijke technische eenheid is aangegeven (1) (2):

0.3.1. Plaats van dat merkteken:

0.4. Categorie waartoe het voertuig behoort (3):

0.5. Naam en adres van de fabrikant:

0.7. Voor onderdelen en afzonderlijke technische eenheden, de plaats en wijze van aanbrenging van het EG-goedkeuringsmerkteken:

0.8. Adres(sen) van assemblagefabriek(en):

Deel II

1. Eventuele aanvullende gegevens (zie addendum):

2. Met de keuring belaste technische dienst:

3. Datum van het beproevingsrapport:

4. Nummer van het beproevingsrapport:

5. Eventuele opmerkingen (zie addendum):

6. Plaats:

7. Datum:

8. Handtekening:

(1) Doorhalen wat niet van toepassing is.

(2) Indien de middelen ter identificatie van het type tekens bevatten die niet van betekenis zijn voor de beschrijving van het type voertuig, afzonderlijke technische eenheid of onderdeel waarop dit goedkeuringsformulier betrekking heeft, moeten dergelijke tekens op het formulier worden weergegeven door het symbool"?" (bij voorbeeld ABC??123??).

(3) Als gedefinieerd in bijlage II.A van Richtlijn 70/156/EEG.

>EIND VAN DE GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

Addendum

bij het EEG-typegoedkeuringsformulier nr. . . .

betreffende de typegoedkeuring van een voertuig met betrekking tot Richtlijn 92/21/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/48/EG

1. Aanvullende inlichtingen

1.1. Lengte: (mm)

1.2. Breedte: (mm)

1.3. Hoogte: (mm)

1.4. Massa van het voertuig in bedrijfklare toestand: (kg)

1.5. Technisch toelaatbare maximummassa: (kg)

1.6. Technisch toelaatbare maximumasbelasting

1.6.1. As 1: (kg)

As 2: (kg)

As 3: (kg)

1.7. Aantal zitplaatsen (zonder bestuurder):

1.7.1. Aantal opklapbare zitplaatsen indien van toepassing:

1.8. Getrokken massa

1.8.1. Aanhangwagen zonder bedrijfsrem: (kg)

1.8.2. Aanhangwagen met bedrijfsrem: (kg)

1.8.3. Technisch toelaatbare verticale belasting op het koppelingspunt: (kg)

1.8.4. Achteroverhang van de koppelinrichting: (mm)

1.8.5. Foto's en tekeningen van de bevestigingspunten van de koppelinrichting op het voertuig:

5. Opmerkingen

>EIND VAN DE GRAFIEK>

BIJLAGE II

TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES, VOORSCHRIFTEN

1. Toepassingsgebied

Deze richtlijn geldt voor de massa's en afmetingen van motorvoertuigen van categorie M1 als gedefinieerd in artikel 1.

2. Definities

2.1. De ter zake dienende definities als vastgelegd in bijlage I (met inbegrip van de voetnoten) en in bijlage II van Richtlijn 70/156/EEG gelden ook voor deze richtlijn.

2.2. Onder "massa van de forfaitaire belasting" wordt verstaan een massa van 75 kg vermenigvuldigd met het aantal passagierszitplaatsen (inclusief klapstoelen) dat door de fabrikant wordt opgegeven.

2.3. Onder "massa van de additionele belasting" wordt verstaan het verschil tussen de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand en de massa in bedrijfsklare toestand verhoogd met de massa van de forfaitaire belasting. De massa van de additionele belasting kan de massa van de optionele uitrusting omvatten, bij voorbeeld open dak, air conditioning, koppelinrichting.

2.4. Onder "massa van de koppelinrichting" wordt verstaan de massa van de koppeling zelf en de bevestigingsmiddelen als opgegeven door de fabrikant van het voertuig.

2.5. Onder "de maximum statische verticale belasting op het koppelingspunt van het voertuig" wordt verstaan de technisch toelaatbare verticale belasting die bij een stilstaand voertuig door de dissel van de aanhangwagen wordt uitgeoefend op de voertuigkoppeling en die aangrijpt in het middelpunt van de koppelinrichting. Deze belasting moet worden opgegeven door de fabrikant.

2.6. Onder "getrokken massa" wordt verstaan de massa van de getrokken aanhangwagen exclusief de verticale belasting op het koppelingspunt van het trekkende voertuig.

2.7. Onder "klapstoel" wordt verstaan een extra zitplaats om bij gelegenheid gebruikt te worden en die gewoonlijk is weggeklapt.

3. Voorschriften

3.1. Afmetingen

3.1.1. De toegestane maximumafmetingen van een voertuig zijn de volgende:

3.1.1.1. Lengte: 12 000 mm

3.1.1.2. Breedte: 2 500 mm

3.1.1.3. Hoogte: 4 000 mm

3.2. Massa's en asbelastingen

3.2.1. De som van de technisch toelaatbare maximumasbelastingen mag niet minder bedragen dan de technisch toelaatbare maximummassa van het voertuig in beladen toestand.

De technisch toelaatbare maximummassa van het voertuig mag niet minder bedragen dan de massa van het voertuig in bedrijfsklare toestand plus de massa van de forfaitaire belasting.

Wanneer het voertuig wordt belast tot de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand overeenkomstig de punten 3.2.2 en 3.2.3, mag de belasting op elke as niet meer bedragen dan de technisch toelaatbare maximumbelasting van die as.

Wanneer het voertuig en tegelijkertijd de achteras worden belast tot de technisch toelaatbare maximummassa, mag de massa op de vooras niet minder bedragen dan 30 % van de technisch toelaatbare maximummassa van het voertuig.

3.2.2. Ter controle van de voorschriften van de derde alinea van punt 3.2.1 moeten de massa's van de passagiers, van de bagage en van de additionele belasting boven de forfaitaire belasting op de in het aanhangsel aangegeven wijze worden verdeeld. De methode voor controle van de massa's is beschreven in het aanhangsel. Wanneer een voertuig is uitgerust met verwijderbare zitplaatsen, hoeft de controle alleen te worden uitgevoerd in de toestand waarbij het maximum aantal zitplaatsen is geïnstalleerd.

3.2.3. Indien een voertuig bestemd is om een aanhangwagen te trekken, moeten er twee extra controles worden uitgevoerd overeenkomstig punt 3.2.1, derde alinea, en punt 3.2.2:

a) met de maximummassa op de koppelinrichting, en

b) met zowel de maximummassa op de koppelinrichting als de massa van de maximale statische verticale belasting op het koppelingspunt. In verband met laatstgenoemde controle is het volgende van toepassing:

3.2.3.1. De technisch toelaatbare maximumbelasting op de achteras(sen) mag met maximaal 15 % worden overschreden en de technisch toelaatbare maximummassa van het voertuig in beladen toestand mag met maximaal 10 % of 100 kg (de laagste waarde is van toepassing) worden overschreden; dit voorschrift is slechts van toepassing voor dit bijzonder gebruik, op voorwaarde dat de bedrijfssnelheid beperkt is tot 100 km/u of minder.

3.2.3.2. Er wordt geen rekening gehouden met de bovengenoemde overschreden belastingen en massa's voor andere goedkeuringen dan die overeenkomstig deze richtlijn en geen andere, behalve wanneer dat uitdrukkelijk wordt vermeld in de desbetreffende richtlijn.

3.2.3.3. De fabrikant moet de in punt 3.2.3.1 genoemde snelheidsbeperkingen of andere bedrijfsomstandigheden in de handleiding vermelden.

3.2.4. Indien de voertuigfabrikant het voertuig heeft uitgerust met een koppelinrichting, moet hij hierop of vlak erbij op het voertuig de maximaal toelaatbare statische verticale belasting op het koppelingspunt vermelden.

3.3. De getrokken massa en de statische verticale belasting op de koppelinrichting

3.3.1. De technisch toelaatbare getrokken maximummassa wordt door de fabrikant opgegeven.

3.3.1.1. De getrokken massa van een voertuig, bestemd om een aanhangwagen met bedrijfsremsysteem te trekken. (In verband met de berekening van de getrokken massa mag geen rekening worden gehouden met de extra technisch toelaatbare maximummassa van het voertuig in beladen toestand als bedoeld in punt 3.2.3.1)

3.3.1.1.1. De maximaal toelaatbare getrokken massa van een voertuig is de laagste waarde van hetzij

a) de technisch toelaatbare getrokken maximummassa gebaseerd op de constructie van het voertuig en/of de sterkte van de mechanische koppelinrichting, hetzij

b) de technisch toelaatbare maximummassa van het trekkende voertuig (motorvoertuig) of, voor terreinwagens als gedefinieerd in Richtlijn 70/156/EEG, anderhalf maal die massa.

3.3.1.1.2. De maximaal technisch toelaatbare massa van de aanhangwagen mag echter in geen geval meer bedragen dan 3 500 kg.

3.3.1.2. De getrokken massa van een voertuig dat bestemd is om een aanhangwagen zonder bedrijfsremsysteem te trekken.

3.3.1.2.1. De toelaatbare getrokken massa is de laagste waarde van de maximaal technisch toelaatbare getrokken massa of de helft van de massa van het trekkende voertuig in bedrijfsklare toestand.

3.3.1.2.2. De maximaal technisch toelaatbare massa van de aanhangwagen mag in geen geval meer bedragen dan 750 kg.

3.3.2. De technisch toelaatbare statische verticale belasting op de koppelinrichting wordt door de fabrikant aangegeven; deze belasting mag niet meer bedragen dan 4 % van de maximaal toelaatbare getrokken massa en niet minder dan 25 kg. De fabrikant moet de maximaal toelaatbare statische verticale belasting op de koppelinrichting, de bevestigingspunten van de koppelinrichting op het motorvoertuig en de maximaal toelaatbare overhang van de koppelinrichting in de handleiding vermelden.

3.3.3. Het motorvoertuig dat een aanhanger trekt moet de voertuigcombinatie, beladen tot de maximummassa, binnen vijf minuten vijf maal op een stijgende helling van ten minste 12 % in beweging kunnen zetten.

3.4. Het door de fabrikant opgegeven maximum aantal passagierszitplaatsen mag niet afhangen van het feit of het voertuig al dan niet een aanhangwagen trekt.

Aanhangsel Methode voor de controle van de massa's en asbelastingen van motorvoertuigen van categorie M1

1. De massa van het voertuig wordt als volgt gecontroleerd:

1.1. In onbeladen toestand, d.w.z. in bedrijfsklare toestand overeenkomstig punt 2.6 van aanhangsel 1 van bijlage I, maar zonder bestuurder;

bij een kampeerauto moet tevens rekening worden gehouden met een massa die overeenkomt met de massa van het waterreservoir en de gastank die tot 90 % van de inhoud gevuld zijn.

1.2. In beladen toestand (als omschreven in de punten 3.2.1 tot en met 3.2.3 van bijlage II) door middel van berekening, waarbij rekening wordt gehouden met het volgende:

- indien de zitplaats verstelbaar is, moet deze eerst in de achterste normale besturings- of gebruiksstand worden gebracht, zoals aangegeven door de fabrikant van het voertuig, waarbij uitsluitend rekening wordt gehouden met de verstelling van de zitplaats in de lengterichting en niet met standen die niet dienen voor het instellen van de normale besturings- of gebruiksstand. Indien de zitplaats op andere manieren kan worden versteld (verticaal, inclinatie, rugleuning, enz.) wordt de door de fabrikant van het voertuig aangegeven stand ingesteld. Afgeveerde stoelen worden vergrendeld in de door de fabrikant aan te geven normale stand;

- de volgende massa's moeten in aanmerking worden genomen:

- een massa van 68 kg voor iedere inzittende (inclusief de bestuurder)

- een massa van 7 kg voor de bagage van iedere inzittende (inclusief de bestuurder)

- de massa van elke inzittende is in verticale richting werkzaam door een punt dat bij in de lengterichting verstelbare zitplaatsen 100 mm voor het R-punt (1) en bij alle overige zitplaatsen 50 mm voor het R-punt (2) ligt. De massa van de bagage van elke inzittende wordt voorgesteld door een verticale kracht die loopt door het midden van de projectie op het horizontale vlak van de werkzame maximumlengte van de bagageruimte die in het middenlangsvlak van het voertuig ligt;

- bij voertuigen met speciaal gebruiksdoel wordt de massa van de bagage overeenkomstig de instructies van de fabrikant en in overleg met de technische dienst verdeeld;

- eventuele additionele massa boven de forfaitaire massa wordt overeenkomstig de specificaties van de fabrikant met instemming van de technische dienst verdeeld, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende niveaus van uitrusting en de massa's en plaatsen daarvan;

- bij een kampeerauto is de massa van de additionele belasting ten minste gelijk aan (10 kg × N) + (10 kg × L), waarin "L" de totale lengte van de kampeerauto is en "N" het aantal passagiers, inclusief de bestuurder, volgens opgave van de fabrikant.

De massa van de additionele belasting wordt overeenkomstig de instructies van de fabrikant en met instemming van de technische dienst over alle bagageruimten verdeeld.

1.3. De aangegeven massa's en asbelastingen worden bepaald overeenkomstig de volgende tabel:

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

>EIND VAN DE GRAFIEK>

2. Resultaten van de controles

(Indien meer dan één waarde is gegeven in de punten 2.8 en 2.9 van het inlichtingenformulier, moeten de resultaten voor elke waarde worden gecontrolleerd)

De resultaten worden bevredigend geacht indien:

- de massa's en asbelastingen van het onbeladen voertuig (kolom (a)) overeenkomen met door de fabrikant opgegeven waarden, met een tolerantie van ± 5 % (indien aan deze voorwaarde is voldaan wordt de door de fabrikant opgegeven massa gebruikt voor de berekening van de in de kolommen (b) en (c) vermelde massa's);

- de massa's en asbelastingen die zijn gecontroleerd onder de omstandigheden als bedoeld in de kolommen (b) en (c) niet meer bedragen dan de door de fabrikant opgegeven maximaal toelaatbare massa;

- aan de voorschriften van punt 3.2.1, vierde alinea, van bijlage II is voldaan;

- de door de fabrikant opgegeven massa's en asbelastingen overeenkomen met de belastingskarakteristieken van de banden die voor het motorvoertuig zijn voorgeschreven waarbij rekening wordt gehouden met eventuele aangegeven snelheidsbeperkingen voor het trekkende voertuig overeenkomstig punt 3.7.3 van bijlage IV van Richtlijn 92/23/EEG.

(1) Vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van bijlage III van Richtlijn 77/649/EEG.