31995D0221

95/221/EG, Euratom, EGKS: Besluit van het Europees Parlement van 5 april 1995 waarbij de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1993 betreffende de afdelingen I - Parlement, II - Raad, III - Commissie, IV - Hof van Justitie en V - Rekenkamer

Publicatieblad Nr. L 141 van 24/06/1995 blz. 0058 - 0066


BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT van 5 april 1995 waarbij de Commissie kwijting wordt verleend voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1993 betreffende de afdelingen I - Parlement, II - Raad, III - Commissie, IV - Hof van Justitie en V - Rekenkamer (95/221/EG, Euratom, EGKS)

HET EUROPEES PARLEMENT,

- gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, inzonderheid artikel 78 octies,

- gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid artikel 206,

- gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, inzonderheid artikel 180 ter,

- gelet op de begroting voor het begrotingsjaar 1993 (1),

- gezien de jaarrekening en de financiële balans van de Europese Gemeenschappen betreffende het begrotingsjaar 1993 (SEC (94) 0162-0165),

- gezien het verslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 1993 en de antwoorden van de Instellingen (2),

- gezien de aanbeveling van de Raad van 20 maart 1995 (C4-0099/95),

- gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de Commissie onderzoek, technologische ontwikkeling en energie, de Commissie externe economische betrekkingen, de Commissie sociale zaken en werkgelegenheid, de Commissie regionaal beleid, de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs en media, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie rechten van de vrouw en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming en de Commissie vervoer en toerisme (A4-0059/95),

1. stelt vast dat de goedgekeurde ontvangsten en uitgaven in het begrotingsjaar 1993 bedroegen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. verleent de Commissie kwijting voor de uitvoering van de volgende bedragen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. stemt ermee in dat nog definitieve controles moeten worden uitgevoerd van de EOGFL-uitgaven die door de Lid-Staten worden opgegeven en dat de cijfers eventueel nog moeten worden gecorrigeerd;

4. behoudt zich derhalve het recht voor bovengenoemde bedragen, voor zover zij betrekking hebben op uitgaven van het EOGFL-afdeling Garantie, opnieuw te onderzoeken, in het kader van het besluit inzake de goedkeuring van de rekeningen voor het begrotingsjaar 1993 dat aan het Europees Parlement zal worden toegezonden met het oog op een aanvullend kwijtingsbesluit;

5. formuleert zijn opmerkingen in de resolutie die een integraal onderdeel vormt van dit besluit;

6. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie met zijn opmerkingen te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, het Hof van Justitie, de Rekenkamer en de Europese Investeringsbank en te zorgen voor publikatie ervan in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (serie L).

De Secretaris-generaal

Enrico VINCI

De Voorzitter

Klaus HÄNSCH

(1) PB nr. L 31 van 8. 2. 1993.

(2) PB nr. C 327 van 24. 11. 1994.

RESOLUTIE houdende de opmerkingen die een onderdeel vormen van het besluit tot verlening van kwijting aan de Commissie voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen voor het begrotingsjaar 1993

HET EUROPEES PARLEMENT

- gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid artikel 206,

- gelet op het Financieel Reglement van 13 maart 1990 (1), inzonderheid artikel 89, uit hoofde waarvan elke Instelling van de Gemeenschappen alle nodige maatregelen dient te nemen om gevolg te geven aan de opmerkingen in de kwijtingsbesluiten,

- overwegende dat uit hoofde van hetzelfde artikel de Instellingen, op verzoek van het Parlement, verslag dienen uit te brengen over de maatregelen naar aanleiding van deze opmerkingen, met name over de instructies die zij hebben gericht tot hun diensten die zich met de uitvoering van de begroting bezighouden,

- gezien de aanbeveling van de Raad van 20 maart 1995 (C4-0099/95),

- gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A4-0059/95),

Algemene opmerkingen

1. beklemtoont dat de indiening van het jaarverslag van de Rekenkamer ter plenaire vergadering de media en de publieke opinie in de Lid-Staten een evenwichtig beeld zou moeten geven van de uitvoering van de begroting in een bepaald jaar, een doelstelling waaraan het Parlement het grootste belang hecht;

2. verzoekt de Commissie en de Rekenkamer vóór 15 november van elk jaar informatie te verstrekken betreffende de uitvoering van:

a) begrotingsposten waarvan de toelichting door het Parlement tijdens de begrotingsprocedure van het voorafgaande jaar werd gewijzigd,

b) nieuwe door het Parlement opgenomen begrotingsposten, in het bijzonder in het licht van titel IV, paragraaf 3, onder c), van de Gezamenlijke Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende verschillende maatregelen ter verzekering van een beter verloop van de begrotingsprocedure van 30 juni 1982 (2), waarin wordt bepaald dat, wanneer geen basisverordening is vastgesteld voor de uitvoering van wezenlijke nieuwe communautaire acties, Raad en Parlement zich verplichten alles in het werk te stellen opdat de verordening in kwestie uiterlijk eind mei wordt vastgesteld (nadat de Commissie uiterlijk eind januari een voorstel heeft ingediend);

3. draagt zijn ter zake bevoegde commissies op de tenuitvoerlegging van de begroting van elk jaar op de voet te volgen, en daarbij bijzondere aandacht te besteden aan

- begrotingslijnen waarvan de toelichting is gewijzigd door het Parlement;

- nieuwe begrotingslijnen die zijn gecreëerd door het Parlement;

4. herhaalt zijn in de begrotingsresolutie voor 1993 van 29 oktober 1992 (3) aan de Commissie gedane verzoek om begrotingsposten, met name ten aanzien van sectoren waar het Parlement de ontwerp-begroting van de Raad heeft gewijzigd, onverwijld uit te voeren en wijst er nogmaals op dat het Parlement, wanneer dat niet gebeurt, zich het recht voorbehoudt alle zijn ten dienste staande mogelijkheden te gebruiken om de uitvoering van bedoelde begrotingsposten af te dwingen;

5. wijst in dit verband op de antwoorden van de Commissie met betrekking tot de 29 begrotingslijnen waarover de rapporteur de Commissie om nadere informatie betreffende de besteding van de kredieten heeft gevraagd; stelt vast dat de Commissie deels geen rekening heeft gehouden met de door de begrotingsautoriteit opgenomen toelichtingen, bij voorbeeld ten aanzien van de navolgende begrotingslijnen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6. verzoekt de Commissie de begrotingsautoriteit terwille van de transparantie volledige en adequate uitleg te geven over voorgenomen kredietoverschrijvingen, omdat die overschrijvingen anders zullen worden verworpen;

7. verzoekt de Rekenkamer zich in het vervolg te beperken tot het publiceren van haar opmerkingen en de antwoorden van elke Instelling daarop, en niet nog eens, zoals voor het eerst in haar verslag over 1993, een antwoord op het antwoord van het Parlement te publiceren; betreurt het bovendien dat de Rekenkamer de antwoorden van de financieel controleur van het Parlement heeft ingekort en dringt erop aan dat de Rekenkamer de antwoorden van de financieel controleurs in de toekomst in hun geheel publiceert;

8. betreurt de rol die de Raad in een aantal sectoren heeft gespeeld (b.v. melkquota's, wijn), waarbij beslissingen zijn genomen op basis van politieke criteria en voorbij is gegaan aan de behoeften van de markt en de belangen van de Europese belastingbetalers;

9. verzoekt de Rekenkamer in het vervolg in haar jaarverslagen per Instelling een analyse op te nemen van besluiten tot terzijdestelling van visumweigeringen;

10. herhaalt zijn verzoek aan de Raad om, in het belang van een goede interinstitutionele samenwerking, op een zodanig tijdstip zijn aanbeveling betreffende de kwijting aan te nemen dat het Parlement deze in overweging kan nemen;

11. herhaalt zijn verzoek de aanbeveling van de Raad aan de Commissie begrotingscontrole te laten voorleggen door een politieke vertegenwoordiger van het Voorzitterschap van de Raad, die de politieke verantwoordelijkheid voor de inhoud daarvan op zich kan nemen;

Eigen middelen

12. betreurt het dat de invoering van de grote binnenmarkt niet gepaard is gegaan met een grotere harmonisatie van de controles, die tot doel hebben de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude te beschermen; verzoekt in dit verband de Commissie de nodige maatregelen voor te stellen teneinde:

- de controles na inklaring door de douanediensten te harmoniseren en te coördineren;

- deze controles te vergemakkelijken door de geïnformatiseerde databanken van andere Lid-Staten toegankelijk te maken voor deze diensten voor het geval deze informatie nodig hebben;

- het toezicht op en de eindverantwoordelijkheid voor deze controles aan de Commissie toe te vertrouwen;

13. verzoekt de Commissie het in te lichten over de omvang en de aard van de fraudes die gepleegd worden in het kader van de regeling voor communautair douanevervoer;

14. verzoekt de Commissie alle nodige maatregelen te nemen om het beheer van deze regeling te informatiseren;

15. verzoekt de Commissie, onder toepassing van artikel 8 van Besluit 94/728/EG, Euratom van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (4) de noodzakelijke maatregelen voor te stellen ter verbetering en harmonisering van de BNP-grondslagen en de controle hiervan te verzekeren;

Landbouwuitgaven

16. betreurt de voortdurende onderbesteding van kredieten die bestemd zijn voor de cofinanciering van nationale controles en anti-fraudemaatregelen op het gebied van EOGFL-uitgaven; verzoekt de Lid-Staten de Commissie vóór 1 juli 1995 informatie te verstrekken over het gebruik dat sinds 1990 van deze middelen is gemaakt;

17. verzoekt de Commissie om informatie over de tot dusverre door haar genomen maatregelen met het oog op de tenuitvoerlegging van de conclusies van Speciaal Verslag nr. 8/93 van de Rekenkamer (5) inzake de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak;

18. betreurt het dat, in weerwil van het feit dat de Gemeenschap eind 1992 59,6 miljoen ecu had uitgegeven aan de totstandkoming van het wijnbouwkadaster, dit kadaster niet vóór 1997 in alle wijnproducerende Lid-Staten operationeel zal zijn; verzoekt de Commissie in het kader van de in voorbereiding zijnde hervorming van de wijnsector de betalingen aan de Lid-Staten per 1 januari 1998 afhankelijk te stellen van de totstandkoming van een adequaat wijnbouwkadaster;

19. verzoekt de Commissie de nodige maatregelen te nemen ter versterking van het ambtenarenapparaat dat is belast met de uniforme tenuitvoerlegging van de voorschriften voor de wijnsector in de gehele Gemeenschap, bij voorkeur door interne overplaatsingen; wenst in geval van aanwerving van nieuwe ambtenaren voor dit apparaat dat aanstellingen plaatsvinden voor een middellange termijn (drie tot vijf jaar) in plaats van kortlopende aanstellingen;

20. betreurt het gebrek aan samenwerking en de tegenwerking die aan de dag is gelegd door de autoriteiten in Frankrijk, Italië en Griekenland ten aanzien van het specifieke EG-ambtenarenapparaat; verzoekt de Raad ervoor te zorgen dat de drie betreffende Lid-Staten in hun verslag over de tenuitvoerlegging van artikel 209 A van het EG-Verdrag adequate en passende uitleg ter zake geven;

21. verzoekt de Rekenkamer de totstandbrenging en de werking van de nieuwe gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt op de voet te volgen en haar bevindingen in haar jaarverslag te publiceren;

22. verzoekt de Commissie de harmonisatie van de voorwaarden die van toepassing zijn op de EG-interventie, waarnaar in punt 5.6 van de opmerkingen van de Rekenkamer in haar Speciaal Verslag nr. 3/94 over de sector rundvlees en de antwoorden van de Commissie wordt verwezen, te voltooien en het Parlement vóór 1 november 1995 over de gemaakte vorderingen te informeren;

23. verzoekt de Commissie gevolg te geven aan de aanbevelingen van de Rekenkamer betreffende het beheer van de voorraden en de organisatie van de controle in de rundvleessector in alle Lid-Staten, vooral met het oog op de verbetering van de betrouwbaarheid van de controle van de voorraden;

24. verzoekt de Rekenkamer de financiële aspecten te controleren van de hervorming van de rund- en kalfsvleessector, die in januari 1993 in werking is getreden, en wel na een periode die lang genoeg is om steekhoudende conclusies te trekken, in het bijzonder over het effect van de hervorming op de structurele overschotten, en haar bevindingen te publiceren;

25. dringt er bij de Commissie op aan haar bevoegdheden krachtens de Verdragen volledig te benutten teneinde ervoor te zorgen dat de Deense autoriteiten voldoen aan hun controleverplichtingen met betrekking tot de landbouwuitgaven en het Parlement uiterlijk op 30 september 1995 op de hoogte te stellen van de genoemde maatregelen en bereikte resultaten;

Structuurfondsen

26. is van oordeel dat, ondanks de hervorming in 1993, bepaalde problemen bij de uitvoering van het structuurbeleid zouden kunnen worden opgelost door de huidige regelgeving te wijzigen of aan te vullen en verzoekt de Commissie derhalve maatregelen voor te stellen die tot doel hebben:

- te bepalen dat bij de communautaire bestekken (CB's) en de operationele programma's een bijlage wordt opgenomen waarin de soorten acties en uitgaven die voor communautaire steun in aanmerking komen, worden beschreven,

- te voorzien in het opzetten en systematisch bijwerken van de kostentypes van het Europees Sociaal Fonds,

- de comités van toezicht een duidelijk afgebakende bevoegdheid toe te kennen bij de keuze van bijzondere acties in het kader van een operationeel programma of enig programmeringsdocument (EPD),

- de termijnen zoals bedoeld in artikel 21 van Verordening (EEG) nr. 4253/88 (6), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2082/93 (7), voor de overmaking van de voorschotten en het saldo een bindend karakter te geven en een sanctie te stellen op overschrijding ervan,

- verplicht te stellen dat de voorschotten bij de kas van de Centrale Bank worden gedeponeerd tegen rentevoeten die gebonden zijn aan op voorhand vastgestelde parameters,

- de interesten op de voorschotten te bestemmen voor de doelstellingen van het gefinancierde programma,

- aan de uitbetaling van het saldo van de jaartranche de voorwaarde te verbinden dat eerst het verslag als bedoeld in artikel 25, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 4253/88, zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2082/93, wordt overgelegd, waarin een minimaal aantal fundamentele elementen (fysieke voortgang van de operatie, uitgesplitst naar zwaartepunten en tranches van het programma, een lijst van gefinancierde bijzondere projecten, bewijsstukken, impactbeoordeling) is opgenomen;

27. is gekant tegen de praktijk om de uitvoering van de communautaire programma's uit te besteden aan externe adviesbureaus; verzoekt de Commissie een mededeling aan het Parlement voor te leggen waarin, met betrekking tot het begrotingsjaar 1993, per programma aangegeven wordt welk extern bureau met de uitvoering belast werd en welk budget voor de uitvoering van deze opdracht aan dit bureau werd uitbetaald;

28. verzoekt de Commissie een coördinatie-eenheid in het leven te roepen die de informatie centraliseert en die ten aanzien van de overige betrokken diensten beschikt over beslissingsbevoegdheden of over de bevoegdheid tot het uitbrengen van bindende adviezen en daarmee het functioneren van de Commissiediensten aanzienlijk zal verbeteren;

29. constateert dat de nieuwe regelgeving inzake de fondsen heeft gezorgd voor meer beoordelingsmiddelen, maar wenst dat de Commissie in de toekomst, op grond van de beoordeling vooraf die in het kader van de opstelling van de CB's heeft plaatsgevonden, een beoordeling opstelt van de structurele impact (op lange termijn) van de fondsen;

30. wijst opnieuw op het belang van het uitstippelen van een strategie om een doeltreffend gebruik van voor technische bijstand toegekende kredieten te verzekeren, door deze bijstand in overeenstemming met de EU-wetgeving en het EU-beleid in de programmering te integreren;

31. neemt nota van de verklaring van de Commissie dat zij een onderzoek zal instellen naar de privatisering van activa nadat er is geprofiteerd van middelen uit de Structuurfondsen; verzoekt de Commissie dringend ervoor te zorgen dat er geen verslag over de resultaten van dit onderzoek aan het Parlement wordt voorgelegd;

32. merkt op dat de Commissie, dank zij het bepaalde van artikel 23 van de coördinatieverordening en van Verordening (EG) nr. 1681/94 van de Commissie (8) betreffende onregelmatigheden, beter ingelicht moet kunnen worden over onregelmatigheden, maar constateert daarentegen tekortkomingen op het punt van de controles ter plaatse door de Commissie en de nationale controlediensten; verzoekt de Commissie derhalve:

- de controles ter plaatse te versterken door het aantal te verhogen, de diverse controlediensten beter te coördineren, een delegatie te verstrekken aan de nationale controle-instanties en vooraf de risico's te beoordelen, waardoor de controles doelgerichter kunnen worden,

- ten aanzien van het partnerschap maatregelen te nemen ter versterking van de nationale controlestelsels en voor te stellen de regelgeving te wijzigen door te bepalen dat artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 4253/88, zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2082/93, van toepassing is wanneer het nationale stelsel tekortschiet,

- om meer initiatieven van Uclaf, waarbij o.a. meer aandacht besteed moet worden aan het uitbreiden van Europese uitwisselingsprogramma's voor nationale opsporingsambtenaren, het ontwikkelen van Europese opleidingsprojecten voor deze ambtenaren en het in samenwerking met de nationale diensten vaststellen van gemeenschappelijke opsporingsprioriteiten;

33. verzoekt de Rekenkamer het een speciaal verslag voor te leggen over fraudes en onregelmatigheden in het kader van de structuurfondsen;

34. verzoekt de Commissie het Parlement vóór 30 september 1995 een rapport over te leggen over de onregelmatigheden in de nieuwe Duitse deelstaten en daarin te vermelden:

- in welk percentage van de onderzochte gevallen onregelmatigheden zijn gesignaleerd (aantal en bedrag);

- op welke bedragen de procedure van eerder genoemd artikel 24 van toepassing is;

- welke bedragen teruggevorderd zijn of moeten worden;

- welke onregelmatigheden de Commissie en de Rekenkamer hebben ontdekt en welke onregelmatigheden de nationale autoriteiten in toepassing van Verordening (EG) nr. 1681/94 betreffende onregelmatigheden aan het licht hebben gebracht;

Onderzoek en intern beleid

35. verzoekt de Rekenkamer bij haar opmerkingen over de sector onderzoek in het jaarverslag alle interne beleidsvormen te betrekken;

36. betreurt het in het bijzonder dat de Rekenkamer niet in staat is de uitgaven ten behoeve van de sociale sector regelmatig te controleren; verzoekt derhalve de Rekenkamer dringend het nodige personeel ter beschikking te stellen om ook deze begrotingsposten aan de financiële controle van de Rekenkamer te kunnen onderwerpen;

37. neemt teleurgesteld kennis van het feit dat het streefgetal van 100 000 leerlingenplaatsen voor jongeren, dat de Commissie via het programma Petra (1992-1994) wilde verwezenlijken, niet gehaald is;

38. vraagt de Commissie meer maatregelen te nemen om de nationale en communautaire onderzoeksbeleidsvormen te coördineren, teneinde die synergieën te doen ontstaan welke noodzakelijk zijn voor verbetering van het concurrentievermogen van de communautaire economie, met name op de volgende terreinen:

- uitvoering van de speciale coördinatiekredieten, door middel van een algemene strategie met specifieke initiatieven die op grond van een kosten/opportuniteit-analyse moeten worden ontplooid,

- gecoördineerde acties, die een veel sterker multiplicatoreffect hebben dan de eigen werkzaamheden en de werkzaamheden voor gezamenlijke rekening,

- de Cost-onderzoekssector die tot dusverre een minimaal aandeel heeft in de communautaire investeringen op jaarbasis;

39. verzoekt de Commissie in het overeenkomstig artikel 130 P van het EG-Verdrag in te dienen jaarverslag ook de resultaten van de coördinatie van het onderzoeksbeleid in de verschillende Lid-Staten weer te geven;

40. verzoekt de Commissie uitvoering te geven aan de opmerkingen in de punten 11.13, 11.14, 11.15 en 11.16 in het jaarverslag van de Rekenkamer, welke respectievelijk betrekking hebben op harmonisatie van de voor contracten van toepassing zijnde procedures, de follow-up van sluimerende betalingsverplichtingen en controle van de kosten;

41. verzoekt de administratie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek formeel onmiddellijk een einde te maken aan de praktijk die erin bestaat automatisch voorstellen tot het aangaan van aanvullende betalingsverplichtingen te creëren in gevallen waarin het bedrag van de betaling de aangegane verplichting overschrijdt, omdat deze handelwijze duidelijk in strijd is met artikel 36 van het Financieel Reglement;

Programma's Tacis en Phare

42. verzoekt de Commissie prioriteit te geven aan projecten die gericht zijn op de verwezenlijking en bevordering van investeringen in de Phare- en Tacis-landen (de laatste met ingang van 1996), met name waar het gaat om projecten met deelname van de Europese Investeringsbank en projecten in het kader waarvan plaatselijke banken worden geholpen een belangrijkere rol te spelen bij de verstrekking van leningen aan plaatselijke kleine en middelgrote ondernemingen;

43. merkt op dat de huidige procedures voor toezicht, controle en evaluatie van de Phare- en Tacis-uitgaven niet doeltreffend zijn gebleken; verzoekt de Commissie interne werkunits, bij voorkeur door interne overplaatsingen, op te richten die zich uitsluitend op deze activiteiten richten en daarbij vooral aandacht schenken aan kwalitatieve analyse, controles ter plaatse en probleemoplossing;

44. verzoekt de Commissie, voor zover daarmee wordt voldaan aan objectieve voorwaarden voor een goed beheer, een meer gedecentraliseerd beheersysteem voor Tacis in te stellen, in het kader waarvan een groot deel van de verantwoordelijkheid voor het beheer en de goedkeuring van Tacis-contracten wordt gedelegeerd naar de plaatselijke delegaties en kantoren van de Commissie in begunstigde landen; is van mening dat de plaatselijke vertegenwoordigingen van de Commissie in Tacis-landen daarom aanzienlijk moeten worden uitgebreid; is van mening dat deze maatregelen het programma meer zouden afstemmen op plaatselijke omstandigheden en de praktische problemen zullen verlichten die momenteel worden veroorzaakt door de geringe personeelsbezetting in de centrale diensten van de Commissie;

45. is van mening dat het welslagen van het Phare-programma moet worden geëvalueerd in termen van de mate waarin begunstigde landen met succes worden voorbereid op een toekomstig lidmaatschap van de Europese Unie; wijst met nadruk op het belang dat in dit verband moet worden toegekend aan het partnerschapsbeginsel in het programmerings- en besluitvormingsproces van Phare, en de noodzaak dat communautaire wetgeving op andere gebieden verenigbaar is met deze doelstelling;

46. bevestigt nog eens zijn steun voor het beginsel van regionale programma's in het kader van Phare, niettegenstaande de problemen die in het verleden zijn gerezen bij de tenuitvoerlegging van dergelijke programma's; verzoekt de Commissie in overleg met de begunstigde landen te besluiten tot een geleidelijke verhoging van de voor dergelijke programma's toegewezen kredieten;

47. verzoekt de Commissie haar vertegenwoordigingen in de Phare-landen uit te breiden, en daarbij prioriteit te geven aan kantoren die technische steun en adviezen verlenen en activiteiten ontplooien met betrekking tot de openbaarmaking van de activiteiten van het Phare-programma;

48. verzoekt de Commissie te zorgen voor een meer doeltreffende coördinatie met andere instanties die bijstand verschaffen aan de Phare- en Tacis-landen, in het bijzonder door ervoor te zorgen dat haar projectbeheerders volledig op de hoogte worden gehouden van de strategieën en activiteiten van multinationale donors zoals het Internationale Monetair Fonds, de Wereldbank en de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling op de gebieden waarvoor zij verantwoordelijk zijn;

49. is van mening dat de huidige methode van de Commissie om contracten te sluiten in het kader van de programma's Phare en Tacis niet zorgt voor een doeltreffende verdere uitwaaiering van de resultaten van afzonderlijke projecten als deze eenmaal afgerond zijn; verzoekt de Commissie na te gaan hoe het multiplicatoreffect van projecten vergroot kan worden; verzoekt de Commissie tevens nieuwe vormen van follow-up-activiteiten te onderzoeken die voortbouwen op de resultaten van technische bijstand, in het bijzonder door de bevordering van interne investeringen;

50. verzoekt de Commissie het Europees Parlement, via zijn Commissie begrotingscontrole, voortaan jaarlijks een lijst te doen toekomen met alle aannemers en onderaannemers met wie op dat moment een contract is gesloten in het kader van de programma's Phare en Tacis, met voor elk een specificatie van hun land van herkomst, het land waar zij werkzaam zijn, het type project dat is aangenomen en de geschatte kosten van het project;

51. is ernstig bezorgd over het feit dat de voedselhulptransacties vaak niet beantwoorden aan werkelijk humanitaire behoeften, dat hulp is verstrekt op verkeerde tijdstippen en in de verkeerde omstandigheden en dat er sprake is geweest van misbruik in het land van bestemming; dringt erop aan dat meer inspanningen worden verricht met betrekking tot toezicht en controle na de levering van de voedselhulp, en op de tegenwaardefondsen die daarmee worden verkregen;

Overige

52. verzoekt de Commissie rekening te houden met de belangrijkste kritiekpunten van de Rekenkamer inzake het functioneren van de EC Investment Partners (ECIP)-faciliteiten, met name betreffende de inachtneming van de criteria inzake de omvang van Europese bedrijven en de minimumparticipatiequotums van plaatselijke partners; stelt vast dat de Commissie, in het licht van de overwegingen van de Rekenkamer, voorstelt het beheer van en het toezicht op dit instrument te versterken; verzoekt de Commissie met klem de flexibiliteit van het instrument, met inachtneming van de begrotings- en boekhoudkundige beginselen, te verbeteren;

53. verzoekt de Commissie de begrotingsautoriteit en de Rekenkamer met betrekking tot de operaties van de Europese Investeringsbank waarmee begrotingsmiddelen gemoeid zijn, alle beschikbare informatie, ook die welke wordt verkregen via haar vertegenwoordiger in de raad van bestuur van de bank, te verstrekken die nodig kan zijn met het oog op de kwijtingsprocedure en de opstelling van het jaarverslag van de Rekenkamer;

54. verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het Parlement voortaan in het kader van de medebeslissingsprocedure wordt geraadpleegd over de verordeningen tot oprichting van eventuele nieuwe communautaire organen en over de herziening van bestaande verordeningen, en dat het tevens wordt geraadpleegd inzake de financiële reglementen van dergelijke organen;

55. stelt vast dat de hoofden van administratie van de communautaire Instellingen maatregelen hebben genomen tot harmonisatie van de wijze van toepassing van de bepalingen betreffende de jaarlijkse reizen van ambtenaren tussen de plaats van tewerkstelling en de plaats van herkomst en wel in een geest van strikte naleving van de bepalingen; verzoekt alle Instellingen in het kader van de volgende kwijting aan het Parlement verslag uit te brengen over de besparingen in financiële middelen en werktijd die als gevolg van deze maatregelen worden verwezenlijkt;

56. verzoekt de Commissie voorstellen in te dienen voor een zodanige herziening van de regels dat

a) wordt bepaald dat een forfaitair tarief wordt betaald voor treinreizen,

b) een drempel wordt vastgesteld waarboven personeelsleden gerechtigd zijn jaarlijks naar hun plaats van herkomst terug te keren, en

c) de plaats van herkomst wordt bepaald,

met dien verstande dat deze voorstellen gebaseerd dienen te zijn op een grondige analyse van mogelijke besparingen in werktijd en geld en van de wettelijke implicaties.

(1) PB nr. L 70 van 16. 3. 1990, blz. 1.

(2) PB nr. C 194 van 28. 7. 1982.

(3) PB nr. C 305 van 23. 11. 1992, blz. 135.

(4) PB nr. L 293 van 12. 11. 1994, blz. 9.

(5) PB nr. C 65 van 2. 3. 1994.

(6) PB nr. L 374 van 31. 12. 1988, blz. 1.

(7) PB nr. L 193 van 31. 7. 1993, blz. 20.

(8) PB nr. L 178 van 12. 7. 1994, blz. 43.