31994R3286

Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld

Publicatieblad Nr. L 349 van 31/12/1994 blz. 0071 - 0078
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 34 blz. 0066
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 34 blz. 0066


VERORDENING (EG) Nr. 3286/94 VAN DE RAAD van 22 december 1994 tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

Gelet op de regelingen houdende een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten, alsmede op de krachtens artikel 235 van het Verdrag vastgestelde regelingen voor door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen, inzonderheid op de bepalingen van deze regelingen die een afwijking toestaan van het algemene beginsel dat alle kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking uitsluitend door de bij deze regelingen vastgestelde maatregelen mogen worden vervangen,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement, (1),

Overwegende dat de gemeenschappelijke handelspolitiek, in het bijzonder wat de handelsbescherming betreft, op eenvormige beginselen gebaseerd moet zijn;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 2641/84 van de Raad van 17 september 1984 inzake de versterking van de gemeenschappelijke handelspolitiek, met name op het gebied van verdediging tegen onrechtmatige handelspraktijken (2), voorziet in procedures die de Gemeenschap in staat stellen:

- maatregelen te nemen tegen alle onrechtmatige handelspraktijken teneinde de daaruit voortvloeiende schade weg te nemen, en

- de rechten van de Gemeenschap ten aanzien van de handelspraktijken van derde landen onverkort te handhaven;

Overwegende dat de met de toepassing van Verordening (EEG) nr. 2641/84 opgedane ervaring heeft geleerd dat de noodzaak tot het nemen van maatregelen tegen door derde landen ingestelde of gehandhaafde belemmeringen voor het handelsverkeer nog steeds aanwezig is en dat de benaderingswijze van Verordening (EEG) nr. 2641/84 niet geheel doeltreffend is gebleken;

Overwegende dat het derhalve noodzakelijk blijkt nieuwe en verbeterde communautaire procedures vast te stellen waardoor de Gemeenschap haar uit internationale regelingen voor het handelsverkeer voortvloeiende rechten daadwerkelijk kan doen gelden;

Overwegende dat met internationale handelsregelingen in hoofdzaak de onder auspiciën van de WTO, in de bijlagen bij de WTO-Overeenkomst neergelegde, regelingen worden bedoeld, doch dat dergelijke regelingen ook kunnen zijn opgenomen in andere door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten die regelingen voor het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en derde landen bevatten en het dienstig is een duidelijk overzicht te geven van de soorten overeenkomsten waarop het begrip "internationale regelingen voor het handelsverkeer" betrekking heeft;

Overwegende dat de vorengenoemde communautaire procedures gebaseerd dienen te zijn op een juridisch mechanisme in het kader van het Gemeenschapsrecht dat volkomen transparant is en dat garandeert dat het besluit de uit internationale regelingen voor het handelsverkeer voortvloeiende rechten van de Gemeenschap te doen gelden op basis van juiste feitelijke gegevens en een gedegen juridische analyse wordt genomen;

Overwegende dat dit mechanisme ten doel heeft een procedure vast te stellen aan de hand waarvan de Instellingen van de Gemeenschap kunnen worden verzocht stappen te ondernemen tegen door derde landen ingestelde of gehandhaafde belemmeringen voor het handelsverkeer die schade veroorzaken of andere nadelige gevolgen hebben voor het handelsverkeer, op voorwaarde dat de internationale regelingen voor het handelsverkeer in de mogelijkheid voorzien tegen deze belemmeringen maatregelen te nemen;

Overwegende dat het recht van de Lid-Staten om gebruik te maken van dit mechanisme geen afbreuk mag doen aan hun recht dezelfde of soortgelijke aangelegenheden via andere reeds bestaande communautaire procedures, in het bijzonder het bij artikel 113 van het Verdrag ingestelde comité, aan de orde te stellen;

Overwegende dat de institutionele taak van het bij artikel 113 van het Verdrag ingestelde comité, met name wat het geven van advies aan de Instellingen van de Gemeenschap over alle zaken die verband houden met de handelspolitiek betreft, niet uit het oog mag worden verloren; dat dit comité derhalve op de hoogte moet worden gehouden van de ontwikkelingen met betrekking tot individuele gevallen zodat het de verder strekkende politieke consequenties daarvan kan beoordelen;

Overwegende bovendien dat wanneer een overeenkomst met een derde land het meest geschikte middel lijkt om een uit een belemmering voor het handelsverkeer voortvloeiend geschil op te lossen, de desbetreffende onderhandelingen dienen te worden gevoerd overeenkomstig de procedures die in artikel 113 van het Verdrag zijn vastgesteld, in overleg met het bij dit artikel ingestelde comité;

Overwegende dat het dienstig is te bevestigen dat de Gemeenschap haar internationale verplichtingen dient na te komen en dat zij, wanneer dergelijke verplichtingen uit overeenkomsten voortvloeien, het daardoor nagestreefde evenwicht tussen rechten en verplichtingen dient te handhaven;

Overwegende dat het bovendien aanbeveling verdient te bevestigen dat alle volgens deze procedures genomen maatregelen eveneens verenigbaar moeten zijn met de internationale verplichtingen van de Gemeenschap en dat zij bovendien geen afbreuk mogen doen aan andere maatregelen die worden genomen in gevallen waarop deze verordening niet van toepassing is en die rechtstreeks op artikel 113 van het Verdrag zouden kunnen worden gebaseerd;

Overwegende dat de procedure voor het onderzoek waarin deze verordening voorziet eveneens nader dient te worden omschreven, in het bijzonder wat de rechten en verplichtingen van de autoriteiten van de Gemeenschappen en de betrokken partijen betreft, alsmede ten aanzien van de voorwaarden waaronder belanghebbenden toegang hebben tot informatie en kunnen verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen die bij een onderzoek aan het licht worden gebracht;

Overwegende dat de Gemeenschap bij de toepassing van deze verordening snel en doeltreffend dient op te treden door gebruik te maken van de besluitvormingsprocedures waarin deze verordening voorziet;

Overwegende dat wanneer de Commissie of de Raad uit hoofde van de internationale rechten en verplichtingen van de Gemeenschap maatregelen nemen tegen door derde landen ingestelde of gehandhaafde belemmeringen voor het handelsverkeer, zij dit uitsluitend doen wanneer de belangen van de Gemeenschap dergelijke maatregelen noodzakelijk maken; dat de Commissie en de Raad bij de evaluatie van deze belangen terdege rekening dienen te houden met de argumenten die door alle bij de procedures betrokken partijen worden aangevoerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstellingen

In deze verordening zijn de communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek neergelegd die de Gemeenschap in staat stellen de rechten te doen gelden die zij ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie zijn vastgesteld en die onder voorbehoud van de bestaande internationale verplichtingen en procedures, maatregelen mogelijk maken:

a) tegen belemmeringen voor het handelsverkeer die gevolgen hebben op de markt van de Gemeenschap, teneinde de daardoor veroorzaakte schade weg te nemen;

b) tegen belemmeringen voor het handelsverkeer die gevolgen hebben op de markt van een derde land, teneinde de daaruit voortvloeiende nadelige gevolgen voor het handelsverkeer weg te nemen.

Deze procedures hebben in het bijzonder betrekking op de inleiding, het verloop en de beëindiging van internationale procedures voor het beslechten van geschillen op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek.

Artikel 2

Definities

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "belemmering voor het handelsverkeer" verstaan elke door een derde land ingestelde of gehandhaafde handelspraktijk waartegen uit hoofde van de internationale regelingen voor het handelsverkeer maatregelen kunnen worden genomen. Een dergelijk recht tot het nemen van maatregelen wordt geacht te bestaan wanneer internationale handelsregelingen, hetzij een bepaalde praktijk volstrekt verbieden, hetzij een andere partij die door deze praktijk wordt benadeeld het recht verlenen maatregelen te nemen om de gevolgen van de betrokken praktijk weg te nemen.

2. Voor de toepassing van deze verordening wordt, behoudens het bepaalde in lid 8, onder "rechten van de Gemeenschap" verstaan de internationale handelsrechten die de Gemeenschap aan internationale regelingen voor het handelsverkeer ontleent. In dit verband worden onder "internationale regelingen voor het handelsverkeer" in hoofdzaak verstaan die welke onder de auspiciën van de WTO zijn vastgesteld en in de bijlage bij de WTO-Overeenkomst zijn opgenomen, doch eveneens die welke zijn neergelegd in andere door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten die regels voor het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en derde landen bevatten.

3. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "schade" verstaan alle aanmerkelijke schade die een belemmering voor het handelsverkeer, in verband met een produkt of dienst, veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voore en bedrijfstak van de Gemeenschap of de markt van de Gemeenschap.

4. Voor de toepassing van deze verordening worden onder "nadelige gevolgen voor het handelsverkeer" de gevolgen verstaan die een belemmering voor het handelsverkeer in verband met een produkt of dienst heeft of dreigt te hebben voor communautaire ondernemingen op de markt van een derde land en die aanzienlijke consequenties hebben voor de economie van de Gemeenschap of van een regio van de Gemeenschap of voor een sector van de economie in de Gemeenschap of een regio van de Gemeenschap. Het feit dat de klager dergelijke nadelige gevolgen ondervindt is op zich niet voldoende om een maatregel van de Instellingen van de Gemeenschap te rechtvaardigen.

5. Onder bedrijfstak van de Gemeenschap worden verstaan alle producenten of dienstverleners in de Gemeenschap:

- van produkten of diensten die identiek of vergelijkbaar zijn met het produkt of de dienst die het voorwerp vormt van een belemmering voor het handelsverkeer,

- van produkten of diensten die rechtstreeks met dat produkt of die dienst concurreren, of

- die verbruikers of verwerkers zijn van het produkt of gebruikers zijn van de dienst die het voorwerp vormt van een belemmering voor het handelsverkeer

dan wel alle producenten of dienstverleners wier gezamenlijke produktie een groot gedeelte van de totale communautaire produktie van de betrokken produkten of diensten vertegenwoordigt, met dien verstande dat:

a) wanneer producenten of dienstverleners met exporteurs of importeurs gelieerd zijn dan wel zelf importeur van het produkt of de dienst waarop de belemmeringen van het handelsverkeer betrekking zouden hebben, met de bedrijfstak van de Gemeenschap de overige producenten of dienstverleners kunnen worden bedoeld;

b) in bijzondere omstandigheden, de producenten of dienstverleners in een bepaalde regio van de Gemeenschap als de bedrijfstak van de Gemeenschap kunnen worden aangemerkt indien hun gezamenlijke produktie een groot gedeelte van de produktie van het betrokken produkt of de betrokken dienst vertegenwoordigt in de Lid-Staat of Lid-Staten waar deze regio gelegen is op voorwaarde dat de gevolgen van de belemmering voor het handelsverkeer voornamelijk in deze Lid-Staat of Lid-Staten worden ondervonden.

6. Onder "communautaire onderneming" wordt verstaan een in overeenstemming met de wetgeving van een Lid-Staat opgerichte vennootschap die haar statutaire zetel, haar hoofdbestuur of haar hoofdvestiging binnen de Gemeenschap heeft en die rechtstreeks betrokken is bij de vervaardiging van de goederen of het verlenen van de diensten die het voorwerp vormen van de belemmering voor het handelsverkeer.

7. Voor de toepassing van deze verordening doet het begrip "dienstverleners" in verband met het in lid 5 omschreven begrip "bedrijfstak van de Gemeenschap", en in verband met het in lid 6 omschreven begrip "communautaire onderneming" geen afbreuk aan het niet-commerciële karakter dat het verlenen van een dienst overeenkomstig de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een Lid-Staat kan hebben.

8. Voor de toepassing van deze verordening worden onder "diensten" verstaan de diensten ten aanzien waarvan door de Gemeenschap internationale overeenkomsten kunnen worden gesloten op basis van artikel 113 van het Verdrag.

Artikel 3

Klacht namens de bedrijfstak van de Gemeenschap

1. Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon en iedere vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die handelt namens een bedrijfstak van de Gemeenschap die schade meent te hebben geleden door belemmeringen voor het handelsverkeer die gevolgen hebben op de markt van de Gemeenschap, kan een schriftelijke klacht indienen.

2. De klacht moet voldoende bewijsmateriaal betreffende het bestaan van de belemmering voor het handelsverkeer en de daaruit voortvloeiende schade bevatten. Het bewijs van de schade moet, in voorkomend geval, op basis van de in artikel 10 bedoelde niet-limitatieve lijst van factoren worden geleverd.

Artikel 4

Klacht namens communautaire ondernemingen

1. Elke communautaire onderneming of elke vereniging, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die namens een of meer communautaire ondernemingen handelt en die van mening is dat deze ondernemingen nadelige gevolgen voor het handelsverkeer hebben ondervonden als resultaat van belemmeringen voor het handelsverkeer die zich doen voelen op de markt van een derde land kan een schriftelijke klacht indienen. Een dergelijk klacht is evenwel uitsluitend ontvankelijk indien tegen de belemmering voor het handelsverkeer waarop zij betrekking heeft maatregelen kunnen worden genomen krachtens internationale regelingen voor het handelsverkeer die in een multilaterale of plurilaterale handelsovereenkomst zijn neergelegd.

2. De klacht moet voldoende bewijsmateriaal betreffende het bestaan van de belemmeringen voor het handelsverkeer en de daaruit voortvloeiende nadelige gevolgen voor het handelsverkeer bevatten. Het bewijs van de nadelige gevolgen voor het handelsverkeer moet, in voorkomend geval, op basis van de in artikel 10 bedoelde niet-limitatieve lijst van factoren worden geleverd.

Artikel 5

Klachtenprocedures1. De klacht wordt ingediend bij de Commissie, die de Lid-Staten een afschrift daarvan doet toekomen.

2. De klacht kan worden ingetrokken, in welk geval de procedure kan worden beëindigd, tenzij beëindiging niet in het belang van de Gemeenschap is.

3. Wanneer na overleg blijkt dat de klacht niet voldoende bewijsmateriaal bevat om het openen van een onderzoek te rechtvaardigen, wordt de klager hiervan in kennis gesteld.

4. De Commissie neemt zo spoedig mogelijk nadat zij een overeenkomstig de artikelen 3 en 4 ingediende klacht ontvangt, een besluit omtrent de opening van een communautaire onderzoekprocedure. Het besluit wordt normaliter genomen binnen een termijn van 45 dagen nadat de klacht werd ingediend. Deze termijn kan op verzoek of met instemming van de klager worden opgeschort teneinde de betrokkenen de gelegenheid te geven de aanvullende inlichtingen te verstrekken die vereist zijn om de gegrondheid van de door de klager aanhangig gemaakte zaak te beoordelen.

Artikel 6

Verzoek van een Lid-Staat

1. De Lid-Staten kunnen de Commissie verzoeken de in artikel 1 bedoelde procedures in te leiden.

2. De betrokken Lid-Staat verschaft de Commissie, tot staving van zijn verzoek, voldoende bewijsmateriaal betreffende de belemmeringen voor het handelsverkeer en alle gevolgen daarvan. Wanneer het bewijs van schade of nadelige gevolgen voor het handelsverkeer moet worden geleverd, dient dit op basis van de in artikel 10 bedoelde niet-limitatieve lijst van factoren te worden verstrekt.

3. De Commissie stelt de andere Lid-Staten onverwijld in kennis van de verzoeken.

4. Wanneer na overleg blijkt dat het verzoek niet voldoende bewijsmateriaal bevat om het openen van een onderzoek te rechtvaardigen, wordt de betrokken Lid-Staat daarvan in kennis gesteld.

5. De Commissie neemt zo spoedig mogelijk nadat zij een overeenkomstig dit artikel ingediend verzoek van een Lid-Staat ontvangt, een besluit omtrent de opening van een communautaire onderzoekprocedure. Dit besluit wordt normaliter genomen binnen een termijn van 45 dagen nadat het verzoek werd ingediend. Deze termijn kan op verzoek of met instemming van de betrokken Lid-Staat worden opgeschort teneinde de betrokkenen de gelegenheid te geven de aanvullende inlichtingen te verstrekken die vereist zijn om de gegrondheid van de door de Lid-Staat aanhangig gemaakte zaak te beoordelen.

Artikel 7

Overlegprocedure

1. Ten behoeve van het in deze verordening bedoelde overleg wordt een raadgevend comité ingesteld, hierna "het comité" genoemd, bestaande uit vertegenwoordigers van elke Lid-Staat en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Het overleg wordt op verzoek van een Lid-Staat of op initiatief van de Commissie onmiddellijk geopend en alleszins binnen een termijn die het mogelijk maakt de bij deze verordening vastgestelde termijnen aan te houden. De voorzitter van het comité brengt alle dienstige informatie waarover hij beschikt zo spoedig mogelijk ter kennis van de Lid-Staten. De Commissie doet deze informatie eveneens aan het comité van artikel 113 van het Verdrag toekomen zodat dit eventuele verderreikende consequenties voor de gemeenschappelijke handelspolitiek kan onderzoeken.

3. Het comité wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen.

4. Het overleg kan zo nodig schriftelijk plaatsvinden. In dat geval brengt de Commissie de Lid-Staten schriftelijk op de hoogte. Deze kunnen binnen acht werkdagen na deze kennisgeving hun mening schriftelijk kenbaar maken dan wel om mondeling overleg verzoeken, dat door de voorzitter wordt geregeld voor zover dit mondeling overleg kan plaatsvinden binnen een termijn die het mogelijk maakt de in deze verordening vastgestelde termijnen aan te houden.

Artikel 8

Communautaire onderzoekprocedure

1. Wanneer de Commissie, na het overleg, van oordeel is dat er voldoende bewijsmateriaal voorhanden is om de inleiding van een onderzoekprocedure te rechtvaardigen en dat zulks in het belang van de Gemeenschap is, handelt zij als volgt:

a) zij maakt de opening van een onderzoekprocedure in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend. Deze aankondiging omvat de naam van het betrokken produkt of de betrokken dienst en de namen van de betrokken landen, een samenvatting van de ontvangen informatie en de mededeling dat alle dienstige informatie aan de Commissie dient te worden toegezonden. Tevens wordt de termijn vermeld waarbinnen belanghebbenden kunnen verzoeken overeenkomstig lid 5 door de Commissie te worden gehoord;

b) zij geeft hiervan officieel kennis aan de vertegenwoordigers van het land of de landen waarop de procedure betrekking heeft en waarmee, in voorkomend geval, overleg kan worden gepleegd;

c) zij verricht het onderzoek op het niveau van de Gemeenschap in samenwerking met de Lid-Staten.

2. a) Indien nodig wint de Commissie alle inlichtingen in die zij nodig acht. Zij tracht deze inlichtingen te verifiëren bij importeurs, handelaren, vertegenwoordigers, producenten en handelsverenigingen of -organisaties, voor zover de betrokken ondernemingen of organisaties daarmee instemmen.

b) Indien nodig, stelt de Commissie een onderzoek in op het grondgebied van derde landen, voor zover de autoriteiten van de betrokken landen daarvan officieel in kennis zijn gesteld en niet binnen een redelijke termijn bezwaar aantekenen tegen een dergelijk onderzoek.

c) De Commissie wordt in haar onderzoek bijgestaan door functionarissen van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de verificaties plaatsvinden, voor zover deze Lid-Staat de wens daartoe te kennen geeft.

3. De Lid-Staten verstrekken de Commissie, op haar verzoek en op de door haar vastgestelde wijze, alle voor het onderzoek vereiste inlichtingen.

4. a) De klagers en de betrokken exporteurs en importeurs, alsmede de vertegenwoordigers van het betrokken land of de betrokken landen kunnen alle aan de Commissie verstrekte informatie verifiëren, met uitzondering van de voor de Commissie en de bevoegde instanties bestemde interne documenten, voor zover deze informatie relevant is voor de bescherming van hun belangen, niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 9 en door de Commissie bij het onderzoek wordt gebruikt. De betrokkenen richten te dien einde een schriftelijk, met redenen omkleed verzoek aan de Commissie met opgave van de verlangde informatie.

b) De klagers, de betrokken exporteurs en importeurs en de vertegenwoordigers van het betrokken land of de betrokken landen kunnen verzoeken op de hoogte te worden gebracht van de belangrijkste uit de onderzoekprocedure voortvloeiende feiten en overwegingen.

5. De Commissie kan de betrokken partijen horen. Zij doet dit indien deze partijen binnen de in de aankondiging in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen vastgestelde termijn een daartoe strekkend schriftelijk verzoek hebben ingediend en hebben aangetoond dat zij voornaamste betrokken partijen bij het resultaat van de procedure zijn.

6. Voorts stelt de Commissie, indien zij daarom wordt verzocht de voornaamste betrokken partijen in de gelegenheid elkaar te ontmoeten teneinde hun standpunten met elkaar te vergelijken en tegenargumenten naar voren te brengen. Zij houdt daarbij rekening met de wensen van de partijen en met het vertrouwelijke karakter van de procedure. Geen enkele partij is verplicht een dergelijke bijeenkomst bij te wonen en de afwezigheid van een partij op een dergelijke bijeenkomst mag haar belangen niet schaden.

7. Wanneer de door de Commissie gevraagde gegevens niet binnen een redelijke termijn worden verstrekt of het onderzoek ernstig wordt gehinderd, kunnen conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens.

8. Na afloop van haar onderzoek brengt de Commissie verslag uit aan het comité. Dit verslag dient normaliter binnen vijf maanden na de aankondiging van de opening van de procedure te worden ingediend, tenzij de Commissie in verband met de ingewikkeldheid van het onderzoek deze termijn tot zeven maanden verlengt.

Artikel 9

Vertrouwelijke behandeling

1. De uit hoofde van deze verordening verkregen informatie mag slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd.

2. a) Noch de Raad, de Commissie of de Lid-Staten, noch de functionarissen van de Raad, van de Commissie of van de Lid-Staten mogen de bij de toepassing van deze verordening verkregen informatie die een vertrouwelijk karakter heeft of door een bij een onderzoekprocedure betrokken partij op vertrouwelijke grondslag is verstrekt, bekendmaken, tenzij de partij die de informatie heeft verstrekt daarvoor uitdrukkelijk toestemming geeft.

b) In elk verzoek om een vertrouwelijke behandeling wordt vermeld waarom de gegevens vertrouwelijk zijn. Het verzoek gaat vergezeld van een niet vertrouwelijke samenvatting van de informatie of vermeldt de redenen waarom deze niet voor dergelijke samenvatting vatbaar is.

3. Informatie wordt normaliter als vertrouwelijk beschouwd wanneer de bekendmaking daarvan ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor de personen die ze heeft verstrekt of voor de persoon van wie deze informatie afkomstig is.

4. Wanneer evenwel blijkt dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gerechtvaardigd is en degene die de informatie heeft verstrekt deze niet openbaar wil maken, noch machtiging wil geven tot bekendmaking ervan in algemene bewoordingen of in de vorm van een samenvatting, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

5. Dit artikel vormt geen beletsel voor de bekendmaking van algemene informatie door de autoriteiten van de Gemeenschap en in het bijzonder van de motivering van besluiten die krachtens deze verordening zijn genomen. Bij deze bekendmaking moet rekening worden gehouden met het rechtmatige belang van de betrokken partijen bij een vertrouwelijke behandeling van hun zakengeheimen.

Artikel 10

Bewijsmateriaal

1. Het onderzoek naar de schade heeft, in voorkomend geval, betrekking op de volgende factoren:

a) de omvang van de betrokken communautaire invoer of uitvoer, waarbij in het bijzonder wordt nagegaan of deze aanzienlijk is toegenomen dan wel afgenomen, hetzij in absolute cijfers, hetzij ten opzichte van de produktie of het verbruik op de betrokken markt;

b) de door de concurrenten van de bedrijfstak van de Gemeenschap gehanteerde prijzen, waarbij in het bijzonder wordt nagegaan of in de Gemeenschap of op de markt van derde landen een aanzienlijke onderbieding van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap toegepaste prijzen heeft plaatsgevonden;

c) de gevolgen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap blijkens de tendensen van bepaalde economische factoren zoals: produktie, bezettingsgraad, voorraden, verkoop, marktaandeel, prijzen (dat wil zeggen neerwaartse druk op de prijzen of het verhinderen van prijsverhogingen die normaliter zouden hebben plaatsgevonden), winst, rentabiliteit, investeringen, werkgelegenheid.

2. Wanneer dreigende schade wordt aangevoerd, onderzoekt de Commissie bovendien of een bepaalde situatie naar alle waarschijnlijkheid tot werkelijke schade zal leiden. In dit verband kan tevens rekening worden gehouden met factoren zoals:

a) het groeitempo van de uitvoer naar de markt van de concurrentie met de communautaire produkten plaatsvindt;

b) de reeds beschikbare of in de voorziene toekomst beschikbaar wordende uitvoercapaciteit in het land van oorsprong of van uitvoer en de mate van waarschijnlijkheid dat de uit deze capaciteit voortvloeiende uitvoer voor de onder a) bedoelde markt bestemd is.

3. De schade die wordt veroorzaakt door andere factoren die, afzonderlijk of gecombineerd, eveneens nadelige gevolgen hebben voor de bedrijfstak van de Gemeenschap, mag niet aan de bedoelde praktijken worden toegeschreven.

4. Wanneer wordt gesteld dat er sprake is van nadelige gevolgen voor het handelsverkeer, onderzoekt de Commissie de weerslag daarvan op de economie van de Gemeenschap of van een regio van de Gemeenschap of op een economische sector van de Gemeenschap of van een regio. Hierbij kan de Commissie indien nodig rekening houden met factoren als bedoeld in de leden 1 en 2. Nadelige gevolgen voor het handelsverkeer kunnen onder meer optreden in situaties waarin de handelsstromen voor een bepaald produkt of een bepaalde dienst worden gehinderd, verstoord of verlegd ten gevolge van een belemmering voor het handelsverkeer, of in situaties waarin belemmeringen voor het handelsverkeer ernstige nadelige gevolgen hebben gehad voor leveranties (bij voorbeeld van delen en onderdelen of grondstoffen) aan communautaire ondernemingen. Wanneer wordt gesteld dat er sprake is van dreigende nadelige gevolgen voor het handelsverkeer, gaat de Commissie bovendien na of het duidelijk voorspelbaar is dat een bepaalde situatie vermoedelijk tot daadwerkelijke nadelige gevolgen voor het handelsverkeer zal leiden.

5. Bij haar onderzoek van het bewijsmateriaal met betrekking tot de nadelige gevolgen voor het handelsverkeer houdt de Commissie tevens rekening met de bepalingen, beginselen of handelwijzen in verband met de uitoefening van het recht tot het nemen van maatregelen uit hoofde van de internationale handelsregelingen bedoeld in artikel 2, lid 1.

6. De Commissie onderzoekt bovendien al het andere in de klacht of het verzoek vervatte relevante bewijsmateriaal. De lijst van factoren en de aanwijzingen in de leden 1 tot en met 5 zijn wat dit betreft niet limitatief, noch zijn een of meerdere van dergelijke factoren noodzakelijkerwijze van doorslaggevend belang bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van schade of nadelige gevolgen voor het handelsverkeer.

Artikel 11

Beëindiging en opschorting van de procedure

1. Wanneer na een onderzoekprocedure blijkt dat het belang van de Gemeenschap geen maatregelen vereist, wordt de procedure beëindigd volgens de procedure van artikel 14.

2. a) Wanneer na een onderzoekprocedure het betrokken derde land of de betrokken derde landen maatregelen neemt of nemen die bevredigend worden geacht, en de Gemeenschap derhalve geen maatregelen behoeft te nemen, kan de procedure worden opgeschort volgens de procedure van artikel 14.

b) De Commissie houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van deze maatregelen, in voorkomend geval aan de hand van op gezette tijden verstrekte informatie die zij van de betrokken derde landen kan verlangen en zo nodig kan verifiëren.

c) Wanneer de door het betrokken derde land of de betrokken derde landen genomen maatregelen worden ingetrokken of opgeschort, dan wel op ondeugdelijke wijze zijn uitgevoerd, of de Commissie redenen heeft om aan te nemen dat dit het geval is, of wanneer niet is ingegaan op een verzoek om informatie van de Commissie overeenkomstig het bepaalde onder b), stelt de Commissie de Lid-Staten hiervan in kennis en worden, indien de uitslag van het onderzoek en de nieuwe beschikbare gegevens zulks noodzakelijk maken en rechtvaardigen, maatregelen getroffen overeenkomstig artikel 13, lid 3.

3. Wanneer, hetzij na een onderzoekprocedure, hetzij op enig moment voor, tijdens of na een internationale geschillenbeslechtingsprocedure blijkt dat de meest geschikte wijze om een uit een belemmering voor het handelsverkeer voortvloeiend geschil op te lossen de sluiting van een overeenkomst met het betrokken derde land of de betrokken derde landen is, waardoor de essentiële rechten van de Gemeenschap en van het betrokken derde land of de betrokken derde landen kunnen worden gewijzigd, wordt de procedure overeenkomstig artikel 14 opgeschort en worden onderhandelingen gevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 113 van het Verdrag.

Artikel 12

Vaststelling van handelspolitieke maatregelen

1. Wanneer (uit de onderzoekprocedure, tenzij de feitelijke en juridische situatie zodanig is dat geen onderzoekprocedure vereist is) blijkt dat in het belang van de Gemeenschap maatregelen noodzakelijk zijn teneinde de uit internationale regelingen voor het handelsverkeer voortvloeiende rechten van de Gemeenschap uit te oefenen, met het doel de schade of de nadelige gevolgen voor het handelsverkeer weg te nemen die het resultaat zijn van door derde landen ingestelde of gehandhaafde belemmeringen voor het handelsverkeer, worden volgens de procedure van artikel 13 passende maatregelen genomen.

2. Wanneer de internationale verplichtingen van de Gemeenschap vereisen dat vooraf een internationale procedure inzake overleg of geschillenbeslechting wordt gevolgd, wordt tot de in lid 3 bedoelde maatregelen pas besloten na afloop van deze procedure en met inachtneming van de resultaten daarvan. Wanneer de Gemeenschap een internationaal orgaan voor geschillenbeslechting heeft verzocht aan te geven welke maatregelen geschikt zijn om uitvoering te geven aan de resultaten van een internationale geschillenbeslechtingsprocedure en machtiging te verlenen tot het nemen van dergelijke maatregelen, dan dienen de naar aanleiding van deze machtiging vereiste handelspolitieke maatregelen van de Gemeenschap in overeenstemming te zijn met de aanbeveling van het internationaal orgaan voor geschillenbeslechting.

3. Alle handelspolitieke maatregelen die verenigbaar zijn met de bestaande internationale verplichtingen en procedures kunnen worden genomen.

Deze kunnen bestaan in:

a) schorsing of intrekking van concessies voortvloeiende uit handelspolitieke onderhandelingen;

b) verhoging van bestaande douanerechten of instelling van andere invoerheffingen;

c) instelling van kwantitatieve beperkingen of andere maatregelen die de in- of uitvoerregelingen wijzigen of het handelsverkeer met het betrokken derde land anderszins beïnvloeden.

4. De desbetreffende besluiten worden met redenen omkleed en bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze bekendmaking geldt bovendien als kennisgeving aan de voornaamste betrokken landen en partijen.

Artikel 13

Besluitvormingsprocedures

1. De in artikel 11, lid 1 en lid 2, onder a), bedoelde besluiten worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 14.

2. Wanneer de Gemeenschap, naar aanleiding van een overeenkomstig de artikelen 3 en 4 ingediende klacht of een overeenkomstig artikel 6 ingediend verzoek, formele internationale procedures inzake overleg of geschillenbeslechting volgt, worden de besluiten met betrekking tot de inleiding, het verloop en de beëindiging van deze procedures genomen overeenkomstig artikel 14.

3. Wanneer de Gemeenschap, na in overeenstemming met artikel 12, lid 2, te hebben gehandeld, een besluit dient te nemen over de op grond van artikel 11, lid 2, onder c), of artikel 12 te nemen handelspolitieke maatregelen, dan neemt de Raad overeenkomstig artikel 113 van het Verdrag met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen uiterlijk 30 werkdagen na ontvangst van het voorstel van de Commissie een besluit.

Artikel 14

Procedure van het Comité

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter de procedure in bij het comité.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van het te nemen besluit voor. Het comité beraadslaagt binnen een termijn die de voorzitter vaststelt met inachtneming van de urgentie van de zaak.

3. De Commissie neemt een besluit dat zij aan de Lid-Staten mededeelt en dat van toepassing wordt na een termijn van tien dagen, indien geen van de Lid-Staten binnen die termijn de zaak aan de Raad heeft voorgelegd.

4. Op verzoek van een Lid-Staat kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen het besluit van de Commissie wijzigen.

5. Het besluit van de Commissie wordt van toepassing na een termijn van 30 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de zaak aan de Raad is voorgelegd, indien de Raad binnen die termijn geen besluit heeft genomen.

Artikel 15

Algemene bepalingen

1. Deze verordening is niet van toepassing in gevallen waarin andere regelingen op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek van toepassing zijn. Zij vormt een aanvulling op:

- de regelingen houdende een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten en de uitvoeringsbepalingen daarvan;

- de krachtens artikel 235 van het Verdrag vastgestelde specifieke regelingen die op de door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen van toepassing zijn.

Deze verordening laat andere maatregelen die eventueel uit hoofde van artikel 113 van het Verdrag worden genomen onverlet. Zij laat eveneens onverlet de communautaire procedures voor de behandeling van zaken in verband met belemmeringen voor het handelsverkeer die door de Lid-Staten bij het comité van artikel 113 van het Verdrag aanhangig worden gemaakt.

2. Verordening (EEG) nr. 2641/84 wordt hierbij ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden geacht te zijn gedaan naar de onderhavige verordening.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1995.

Zij is van toepassing op de procedures die na deze datum worden ingeleid.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 22 december 1994.

Voor de Raad

De VoorzitterH. SEEHOFER

(1) Advies uitgebracht op 14 december 1994 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(2) PB nr. L 252 van 20. 9. 1984, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 522/94 (PB nr. L 66 van 10. 3. 1994, blz. 10).