31994R3254

Verordening (EG) nr. 3254/94 van de Commissie van 19 december 1994 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

Publicatieblad Nr. L 346 van 31/12/1994 blz. 0001 - 0031
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 2 Deel 16 blz. 0087
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 2 Deel 16 blz. 0087


VERORDENING (EG) Nr. 3254/94 VAN DE COMMISSIE van 19 december 1994 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), inzonderheid op artikel 249,

Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2193/94 (3), enkele bepalingen zijn vastgesteld ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

Overwegende dat de Gemeenschap voor de periode 1995-1997 tot een nieuw Algemeen Preferentiesysteem (APS) ten gunste van de ontwikkelingslanden heeft besloten, met name naar aanleiding van de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de rol van het APS in de periode 1995-2004 waarin onder meer wordt gewezen op het belang van de invoering van het donorlandelement om de industriële integratie van die landen met de Gemeenschap te bevorderen;

Overwegende dat de samenhang tussen elk stelsel van oorsprongsregels verbeterd dient te worden, met inachtneming van de bijzondere aard van elk van deze stelsels, om deze regels in hun geheel begrijpelijker te maken; dat dit met name voor de in Verordening (EEG) nr. 2454/93 opgenomen autonome oorsprongsregels geldt;

Overwegende dat het uit de Uruguay-Ronde voortvloeiende GATT-besluit, met betrekking tot die gevallen waar de douaneautoriteiten redenen hebben aan de echtheid of de juistheid van de aangegeven waarde te twijfelen, door middel van een wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 ten uitvoer dient te worden gelegd;

Overwegende dat de bepalingen inzake documenten waarmee het communautaire karakter van goederen kan worden aangetoond, dienen te worden gewijzigd door een flexibel element in te voeren teneinde rekening te houden met het document dat accijnsgoederen vergezelt wanneer deze onder opschorting van accijnzen worden vervoerd, zoals voorzien in Verordening (EEG) nr. 2719/92 van de Commissie (4), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2225/93 (5);

Overwegende dat om de last voor het bedrijfsleven te verlichten, met de handelsgebruiken rekening dient te worden gehouden;

Overwegende dat het door de aanzienlijke toename van het aantal fraudegevallen in het communautaire douanevervoer noodzakelijk is het toepassingsgebied van artikel 360 en van artikel 361, punt 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 uit te breiden en de toepassing van artikel 361 flexibeler te maken, door deze artikelen te wijzigen en de bijlage met de lijst van gevoelige goederen te schrappen en de overeenkomstige bepalingen van artikel 368, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 daaraan aan te passen;

Overwegende dat de criteria voor de werking van een douane-entrepot of van de regeling van een entrepot van het type E, detailhandelsverkoop van die regeling zouden moeten uitsluiten, met dien verstande dat in uitzonderlijke gevallen afwijkingen mogelijk moeten zijn;

Overwegende dat invoergoederen die in een douane-entrepot, vrije zone of vrij entrepot zijn opgeslagen gedurende de opslag ervan zekere behandelingen mogen ondergaan;

Overwegende dat, teneinde de praktijk aangaande de gebruikelijke behandelingen te harmoniseren, deze door opstelling van een lijst duidelijk moeten worden omschreven;

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 2454/93 enkele inhoudelijke rechtzettingen dienen te worden aangebracht;

Overwegende dat, om praktische redenen, moet worden bepaald dat alleen de exemplaren nr. 3 van de uitvoeraangifte die de exporteur werkelijk nodig heeft, worden teruggegeven;

Overwegende dat het dienstig is te bepalen dat goederen onder opschorting van accijnzen die binnen het douanegebied van de Gemeenschap onder dekking van het in de accijnsvoorschriften bedoelde geleidedocument, van het douanekantoor van uitvoer naar het douanekantoor van uitgang worden vervoerd, niet van exemplaar nr. 3 van de aangifte ten uitvoer vergezeld behoeven te gaan;

Overwegende dat artikel 890 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 voorziet in de terugbetaling of de kwijtschelding van de rechten bij de invoer van goederen die voor een communautaire behandeling of een preferentiële tariefbehandeling in aanmerking kunnen komen ingeval de douaneschuld door het in het vrije verkeer brengen is ontstaan;

Overwegende dat er eveneens gevallen bestaan waarin een douaneschuld op een andere wijze dan door het in het vrije verkeer brengen ontstaat en waarvoor de importeur een document kan overleggen op grond waarvan hij voor een dergelijke preferentiële behandeling in aanmerking zou kunnen komen; dat, wanneer er geen sprake is van duidelijke nalatigheid of manipulatie, de verpichting om in deze gevallen de douanerechten te betalen niet evenredig lijkt met de beschermingsfunctie die door het gemeenschappelijk douanetarief (GDT) is ingesteld;

Overwegende dat derhalve voor de douaneautoriteiten van de Lid-Staten in de mogelijkheid moet worden voorzien om zelf te beschikken overeenkomstig artikel 899 van Verordening (EEG) nr. 2454/93, ingeval van verzoeken om teruggave of kwijtschelding van de rechten in verband met de boven genoemde gevallen; dat het dienstig is in een op 1 januari 1994 ingaande toepassing van die bepaling te voorzien;

Overwegende dat het dienstig is te bepalen dat bij aanvaarding van de aangifte ten uitvoer door een van de in artikel 791, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde douanekantoren, de verplichting tot terugzending van een kopie van de aangifte naar de Lid-Staat van vestiging van de exporteur met een jaar wordt verlengd;

Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 1969/93 van de Raad (6) de mogelijkheid werd afgeschaft aan de codes van de gecombineerde nomenclatuur onderverdelingen voor nationale statistische doeleinden toe te voegen; dat bij de genoemde verordening tevens het gebruik van uit vier tekens bestaande aanvullende Taric-codes werd ingevoerd ten behoeve van de toepassing van specifieke communautaire verordeningen waarvoor nog geen codes bestaan of waarvan de code geen negen of tien cijfers telt; dat de gegevens in het tweede deelvak van vak 33 van het enig document bijgevolg slechts uit twee tekens kunnen bestaan, terwijl die in het derde deelvak van dit vak uit vier tekens kunnen bestaan; dat deze bepalingen op 1 januari 1996 van toepassing zullen worden;

Overwegende dat de lijst van de zich in de Gemeenschap bevindende vrije zones moet worden aangepast ten gevolge van een mededeling van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:

1. In deel I, titel IV, hoofdstuk 2, wordt afdeling 1 door de volgende tekst vervangen:

"Artikel 66

In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a) "vervaardiging": elke be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

b) "materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten of delen, enz., die bij de vervaardiging van het produkt worden gebruikt;

c) "produkt": het verkregen produkt, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander produkt te worden gebruikt;

d) "goederen": zowel materialen als produkten;

e) "waarde", in de lijsten in de bijlagen 15, 19 en 20: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen of, indien deze niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor deze materialen in de Gemeenschap (voor het algemeen preferentiesysteem van afdeling 1) of in het betrokken begunstigde land of gebied is betaald. Wanneer de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong moet worden vastgesteld, zijn de bepalingen van dit punt van overeenkomstige toepassing;

f) "prijs af fabriek" in de lijsten in de bijlagen 15, 19 en 20: de prijs die voor het verkregen produkt is betaald aan de fabrikant in wiens onderneming de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde van al het gebruikte materiaal is begrepen, na aftrek van alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen produkt wordt uitgevoerd;

g) "douanewaarde": de overeenkomstig de artikelen 28 tot en met 36 van het Wetboek vastgestelde waarde (Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, ondertekend te Genève op 12 april 1979);

h) "hoofdstukken" en "posten": de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerd systeem vormt;

i) "ingedeeld": de indeling van een produkt of een materiaal onder een bepaalde post;

j) "zending": produkten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van één enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, van één enkele factuur.

Afdeling 1

Algemeen Preferentiesysteem

Onderafdeling 1

Definitie van het begrip "produkten van oorsprong"

Artikel 67

1. Voor de toepassing van de bepalingen inzake de algemene tariefpreferenties die door de Gemeenschap ten aanzien van bepaalde produkten van oorsprong uit ontwikkelingslanden, hierna "begunstigde landen" genoemd, zijn toegekend, worden, onder voorbehoud van het bepaalde in lid 3, geacht van oorsprong uit een begunstigd land te zijn:

a) in de zin van artikel 68 geheel en al in dat land verkregen produkten;

b) in dat land verkregen produkten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde produkten zijn gebruikt, mits deze produkten een toereikende be- of verwerking in de zin van artikel 69 hebben ondergaan.

2. Voor de toepassing van de bepalingen van deze afdeling worden produkten, van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van lid 3, beschouwd als produkten van oorsprong uit een begunstigd land wanneer zij in dit begunstigde land een be- of verwerking hebben ondergaan die verder gaat dan de in artikel 70 genoemde be- of verwerkingen.

3. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing voor de vaststelling van de oorsprong van in de Gemeenschap verkregen produkten.

Artikel 68

1. Als geheel en al in een begunstigd land of in de Gemeenschap verkregen, worden beschouwd:

a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen mineralen;

b) aldaar geoogste produkten van het plantenrijk;

c) aldaar geboren en gefokte levende dieren;

d) produkten afkomstig van levende dieren die aldaar zijn gefokt;

e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;

f) produkten van de zeevisserij en andere door hun schepen uit de zee gewonnen produkten;

g) produkten aan boord van hun fabrieksschepen uitsluitend uit de onder f) bedoelde produkten vervaardigd;

h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de herwinning van grondstoffen kunnen dienen;

i) afval en schroot, afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

j) produkten, gewonnen van en uit de buiten hun territoriale wateren gelegen zeebodem of de ondergrond daarvan, voor zover het begunstigde land of de Gemeenschap met het oog op exploitatie exclusieve rechten over deze zeebodem en de ondergrond daarvan uitoefent;

k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde produkten zijn vervaardigd.

2. De woorden "hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen;

- die in het begunstigde land of in een Lid-Staat zijn ingeschreven of geregistreerd;

- die de vlag van het begunstigde land of van een Lid-Staat voeren;

- die voor ten minste de helft toebehoren aan onderdanen van het begunstigde land of van een Lid-Staat of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een Lid-Staat of in het begunstigde land heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van beheer of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van een Lid-Staat of van dat land, en waarvan bovendien, in geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal aan een Lid-Staat of aan dat land of aan openbare lichamen of onderdanen van een Lid-Staat of van dat land toebehoort;

- waarvan de kapitein en officieren allen onderdaan van het begunstigde land of van de Lid-Staten zijn, en

- waarvan de bemanning voor ten minste 75 % uit onderdanen van het begunstige land of de Lid-Staten bestaat.

3. De woorden "begunstigd land" en "Gemeenschap" bestrijken ook de territoriale wateren van dat land of van de Lid-Staten.

4. Schepen waarmede in volle zee wordt gevist, in het bijzonder de fabrieksschepen waarop de gevangen vis wordt be- of verwerkt, worden geacht deel uit te maken van het grondgebied van het begunstigde land of van de Lid-Staat waartoe zij behoren, voor zover zij aan de voorwaarden van lid 2 voldoen.

Artikel 69

1. Voor de toepassing van artikel 67 worden niet van oorsprong zijnde materialen geacht een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan, wanneer het verkregen produkt onder een andere post wordt ingedeeld dan de posten waaronder alle bij de vervaardiging ervan gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen worden ingedeeld, onverminderd de bepalingen van lid 2 van het onderhavige artikel.

2. Wanneer een produkt in de kolommen 1 en 2 van de lijst in bijlage 15 is vermeld, moet in plaats van aan het bepaalde in lid 1 aan de voorwaarden die voor dit produkt in kolom 3 zijn vermeld, worden voldaan.

Wanneer in de lijst van bijlage 15 voor de bepaling van het karakter van oorsprong van een in de Gemeenschap of in een begunstigd land verkregen produkt een percentageregel wordt toegepast, stemt de toegevoegde waarde wegens de be- of verwerking overeen met de prijs af fabriek van het verkregen produkt, onder aftrek van de douanewaarde van de in de Gemeenschap of het begunstigde land uit derde landen ingevoerde materialen.

Artikel 70

De volgende be- of verwerkingen worden, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 69, lid 1, wordt voldaan, als ontoereikend beschouwd om het karakter van produkt van oorsprong te verlenen:

a) behandelingen welke dienen om de produkten tijdens het vervoer en de opslag ervan in goede staat te bewaren (luchten, uitleggen, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere produkten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke behandelingen);

b) eenvoudige behandelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, rangschikken, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van "sets" van goederen), wassen, verven en snijden;

c) i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli,

ii) eenvoudig bottelen of vullen van flacons, verpakken in zakken, hoezen, kokers, etuis of in dozen, bevestigen op plankjes, enz., en alle andere eenvoudige verpakkingshandelingen;

d) aanbrengen van merken, etiketten of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de produkten zelf of op de verpakking daarvan;

e) eenvoudig mengen van produkten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit hoofdstuk om als "produkten van oorsprong" te kunnen worden beschouwd;

f) eenvoudige bijeenbrenging van delen van produkten teneinde een volledig produkt te kunnen vormen;

g) combinaties van verscheidene onder a) tot en met f) vermelde behandelingen;

h) slachten van dieren.

Artikel 71

Om te bepalen of een produkt van oorsprong is uit een begunstigd land of uit de Gemeenschap, is het niet noodzakelijk vast te stellen of de elektrische energie, brandstof, fabrieksuitrusting, machines en werktuigen die voor de verkrijging van dit produkt zijn gebruikt alsmede de materialen die tijdens de vervaardiging zijn gebruikt maar niet voorkomen en niet worden bestemd om voor te komen in het produkt in zijn uiteindelijke samenstelling, al dan niet van oorsprong zijn.

Artikel 72

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 69 mogen niet van oorsprong zijnde materialen bij de vervaardiging van een bepaald produkt worden gebruikt, mits de totale waarde van die materialen niet meer bedraagt dan 5 % van de prijs af fabriek van het eindprodukt en onverminderd de voorwaarden in aantekening 3.4 van bijlage 14.

2. Lid 1 is niet van toepassing op de onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem vallende produkten.

Artikel 73

1. Om te bepalen of een produkt dat in een begunstigd, van een regionale groepering lid zijnd land, van oorsprong is uit dat land in de zin van artikel 67, worden, in afwijking van dat artikel, de produkten van oorsprong uit enig ander land van die regionale groepering, die bij de vervaardiging van het eerstgenoemde produkt zijn gebruikt, behandeld als waren zij van oorsprong uit het land waarin de vervaardiging van het eerstgenoemde produkt is geschied (regionale cumulatie).

2. Het land van oorsprong van het eindprodukt wordt bepaald overeenkomstig artikel 73 bis.

3. Regionale cumulatie is van toepassing op drie afzonderlijke regionale groeperingen van landen die voor het Algemeen Preferentiesysteem in aanmerking komen:

a) de Associatie van Zuidoostaziatische Staten (ASEAN) (Brunei-Darussalam, Filippijnen, Indonesië, Maleisië, Singapore en Thailand);

b) de Centraalamerikaanse Gemeenschappelijke Markt (CACM) (Costa-Rica, Honduras, Guatemala, Nicaragua, El Salvador);

c) de Andes-Groep (Bolivië, Colombia, Ecuador, Peru, Venezuela).

4. Onder "regionale groepering" wordt, naar gelang van het geval, verstaan, de ASEAN, de CACM of de Andes-Groep.

Artikel 73

bis

1. Wanneer produkten van oorsprong uit een land van een regionale groepering in een ander land van die regionale groepering een be- of verwerking ondergaan, is het land van oorsprong dat waar de laatste be- of verwerking is geschied, mits:

a) de aldaar toegevoegde waarde, zoals omschreven in lid 3, hoger is dan de hoogste douanewaarde van de gebruikte produkten van oorsprong uit een van de andere landen van de regionale groepering, en

b) de aldaar uitgevoerde be- of verwerking meer omvat dan de in artikel 70 omschreven be- of verwerkingen en, wat textielprodukten betreft, tevens meer dan de in bijlage 16 omschreven bewerkingen.

2. Wanneer aan de voorwaarden bedoeld in lid 1, onder a) en onder b), niet wordt voldaan, hebben de produkten de oorsprong van dat land van de regionale groepering waarvan de produkten stammen die van de uit andere landen van de regionale groepering gebruikte produkten van oorsprong de hoogste douanewaarde hebben.

3. Onder "toegevoegde waarde" wordt verstaan, de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van elk van de verwerkte produkten van oorsprong uit een ander land van de regionale groepering.

4. De produkten van oorsprong uit een regionale groepering die naar de Gemeenschap worden uitgevoerd uit een ander, tot dezelfde groepering behorend land waar zij geen be- of verwerking hebben ondergaan, behouden de oorsprong van het land waar zij aanvankelijk het karakter van produkt van oorsprong hebben verworven.

Artikel 73

ter

1. De artikelen 73 en 73 bis zijn slechts van toepassing indien:

a) de bepalingen, waarbij het handelsverkeer, in het kader van de regionale cumulatie, tussen de landen van de regionale groepering wordt geregeld, identiek zijn aan die van deze afdeling;

b) elk land van de regionale groepering zich ertoe heeft verbonden de voorschriften van deze afdeling in acht te nemen of in acht te doen nemen en aan de Gemeenschap en aan de andere landen van de regionale groepering de nodige administratieve medewerking te verlenen teneinde de regelmatige afgifte van de certificaten van oorsprong, formulier A, en de controle op deze certificaten en op de formulieren APR te waarborgen.

Deze verbintenis wordt de Commissie langs de weg van het secretariaat van de betrokken regionale groepering medegedeeld.

Deze secretariaten zijn naar gelang van het geval:

- het Algemeen Secretariaat van de ASEAN,

- het Permanente Secretariaat van de Centraalamerikaanse Gemeenschappelijke Markt,

- de Junta del Acuerdo de Cartagena.

2. De Commissie deelt de Lid-Staten mede wanneer voor elke regionale groepering aan de in lid 1 gestelde voorwaarden is voldaan.

3. Artikel 78, lid 1, onder b), is niet van toepassing op produkten van oorsprong uit de landen van de regionale groepering wanneer deze bij het vervoer het grondgebied van enig ander land van de regionale groepering doorkruisen, ook indien daar bijkomende be- of verwerkingen worden verricht.

Artikel 74

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs zijn begrepen of niet afzonderlijk worden gefactureerd, worden geacht met het bewuste materieel, respectievelijk de bewuste machines, apparaten of voertuigen één geheel te vormen.

Artikel 75

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle artikelen waaruit zij zijn samengesteld, van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit artikelen van oorsprong en artikelen die dat niet zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd, indien de waarde van de artikelen niet van oorsprong zijnde, niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek van dat stel of assortiment bedraagt.

Artikel 76

1. Aan de minst ontwikkelde landen die van het Algemeen Preferentiesysteem genieten, kunnen afwijkingen van de bepalingen van deze afdeling worden verleend wanneer dit op grond van de ontwikkeling van bestaande of de vestiging van nieuwe industrieën gerechtvaardigd is. Deze minst ontwikkelde begunstigde landen worden vermeld in de EG-verordeningen en in de EGKS-beschikking inzake de toepassing van de algemene tariefpreferenties voor het lopende jaar. Het betrokken land dient daartoe bij de Gemeenschappen een aanvraag in die gestaafd wordt met een overeenkomstig lid 3 opgesteld dossier.

2. Bij de behandeling van de aanvragen wordt in het bijzonder rekening gehouden met:

a) gevallen waarin de toepassing van de bestaande regels van oorsprong aan de mogelijkheden van een in het betrokken land gevestigde industrie om haar uitvoer naar de Gemeenschap voort te zetten ernstig afbreuk zou doen en in het bijzonder met gevallen waarin de toepassing van die regels tot bedrijfsbeëindigingen zou kunnen leiden;

b) specifieke gevallen waarin duidelijk kan worden aangetoond dat de regels van oorsprong tot ontmoediging van belangrijke investeringen in een industrie zouden kunnen leiden en waarin een afwijking waardoor de verwezenlijking van een investeringsprogramma wordt bevorderd, de mogelijkheid zou bieden dat gefaseerd aan die regels wordt voldaan;

c) de economische en sociale weerslag van de te nemen besluiten in de begunstigde landen en in de Gemeenschap, in het bijzonder wat de werkgelegenheid betreft.

3. Ter vergemakkelijking van de behandeling van de aanvragen om afwijking verschaft het land dat de aanvraag daartoe indient, ter ondersteuning van zijn aanvraag zo volledig mogelijke inlichtingen, met name ten aanzien van de volgende punten:

- omschrijving van het eindprodukt;

- aard en hoeveelheid van materialen van oorsprong uit derde landen;

- fabricageprocédés;

- toegevoegde waarde;

- aantal werknemers in de betrokken onderneming;

- verwachte omvang van de uitvoer naar de Gemeenschap;

- andere mogelijkheden om grondstoffen te verkrijgen;

- gronden voor de gevraagde duur van de afwijking;

- andere opmerkingen.

4. Op eventuele verlengingen zijn eveneens de bepalingen van de leden 1, 2 en 3 van toepassing.

Onderafdeling 2

Bewijs van de oorsprong

Artikel 77

1. "Produkten van oorsprong" in de zin van deze afdeling komen bij invoer in de Gemeenschap in aanmerking voor de in artikel 67 bedoelde tariefpreferenties, voor zover zij in de zin van artikel 78 rechtstreeks naar de Gemeenschap zijn vervoerd, tegen overlegging van een door de douaneautoriteiten of door andere bevoegde overheidsinstanties van het begunstigde land van uitvoer afgegeven certificaat van oorsprong, formulier A, waarvan het model in bijlage 17 is opgenomen, voor zover dat begunstigde land van uitvoer:

- de Commissie de bij artikel 92 vereiste informatie heeft verstrekt;

- de Gemeenschap bijstand verleent door de douaneautoriteiten van de Lid-Staten de mogelijkheid te bieden om de echtheid van het document of de juistheid van de inlichtingen omtrent de werkelijke oorsprong van de betrokken produkten na te gaan.

2. Een certificaat van oorsprong, formulier A, wordt slechts afgegeven wanneer het kan dienen als het bewijsstuk dat voor de toepassing van de in artikel 67 bedoelde tariefpreferenties is vereist.

3. Een certificaat van oorsprong, formulier A, wordt afgegeven op schriftelijke aanvraag van de exporteur of van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

4. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger voegt bij zijn aanvraag alle dienstige stukken waarmee kan worden aangetoond dat de uit te voeren produkten voor de afgifte van een certificaat van oorsprong, formulier A, in aanmerking kunnen komen.

5. Het certificaat wordt afgegeven door de bevoegde overheidsinstantie van het begunstigde land indien de uit te voeren produkten als van oorsprong in de zin van onderafdeling 1 kunnen worden beschouwd. Het certificaat staat de exporteur ter beschikking zodra de uitvoer daadwerkelijk geschiedt of gewaarborgd is.

6. Om na te gaan of aan de in lid 5 gestelde voorwaarde is voldaan, kan de bevoegde overheidsinstantie elk bewijsstuk verlangen en elke controle verrichten de zij dienstig acht.

7. De bevoegde overheidsinstantie van het begunstigde land ziet erop toe dat de certificaten en het aanvraagformulier behoorlijk worden ingevuld.

8. Het is niet verplicht vak 2 van het certificaat van oorsprong, formulier A, in te vullen. Vak 12 van dit certificaat behelst verplicht de vermelding "Europese Gemeenschap" of de naam van een Lid-Staat.

9. De datum van afgifte van het certificaat van oorsprong, formulier A, wordt in vak 11 vermeld. De in dit vak, dat is gereserveerd voor de bevoegde overheidsinstantie die het certificaat afgeeft, te plaatsen ondertekening dient met de hand te worden geschreven.

Artikel 78

1. Als rechtstreeks vervoerd van het begunstigde land van uitvoer naar de Gemeenschap of van de Gemeenschap naar het begunstigde land van uitvoer worden beschouwd:

a) goederen waarvan het vervoer niet over het grondgebied van een ander land geschiedt, met uitzondering, bij toepassing van artikel 73, van een ander land van dezelfde regionale groepering;

b) goederen die een enkele zending vormen en op die wijze over het grondgebied van andere landen dan dat van het begunstigde land van uitvoer of dan dat van de Gemeenschap worden vervoerd, in voorkomend geval met overlading of tijdelijke opslag in deze landen, voor zover deze goederen in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane zijn gebleven en aldaar geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen, opnieuw laden of behandelingen om die goederen in ongewijzigde staat te behouden;

c) goederen die over het grondgebied van Noorwegen of Zwitserland worden vervoerd en die vervolgens geheel of gedeeltelijk naar de Gemeenschap of naar het begunstigde land worden weder uitgevoerd, voor zover zij in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane zijn gebleven en aldaar geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen, opnieuw laden of behandelingen om die goederen in ongewijzigde staat te houden;

d) goederen die door middel van een pijpleiding over het grondgebied van andere landen dan dat van het begunstigde land van uitvoer worden vervoerd.

2. Het bewijs dat aan de voorwaarden als bedoeld in lid 1, onder b) en c), is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de bevoegde douaneautoriteiten:

a) hetzij één enkel, in het begunstigde land van uitvoer afgegeven vervoersdocument, onder dekking waarvan het vervoer door het land van doorvoer is geschied,

b) hetzij een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven verklaring, behelzende:

- een nauwkeurige omschrijving van de goederen,

- de datum van lossing en van het herinladen van de goederen of, eventueel, het aan boord, respectievelijk van boord nemen ervan, met vermelding van de schepen of andere vervoermiddelen waarvan gebruik werd gemaakt,

- de voorwaarden waaronder de goederen in het land van doorvoer hebben verbleven;

c) hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 79

De in deze afdeling genoemde voorwaarden met betrekking tot de verkrijging van het karakter van produkt van oorsprong moeten zonder onderbreking in het begunstigde land of in de Gemeenschap worden vervuld.

Indien produkten van oorsprong uit het begunstigde land of uit de Gemeenschap naar een ander land zijn uitgevoerd en dan weer terugkeren, worden zij als niet van oorsprong beschouwd tenzij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten kan worden aangetoond dat:

- de teruggekeerde goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde;

- de goederen tijdens het verblijf ervan in dat land geen verdergaande behandelingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren om zorg te dragen voor het behoud ervan in ongewijzigde staat.

Artikel 80

Aangezien het certificaat van oorsprong, formulier A, het bewijsstuk voor de toepassing van de in artikel 67 bedoelde bepalingen inzake tariefpreferenties vormt, is het de taak van de bevoegde overheidsinstantie van het land van uitvoer de nodige maatregelen te treffen om de oorsprong van de produkten en de overige vermeldingen op het certificaat te controleren.

Artikel 81

Produkten van oorsprong in de zin van deze afdeling komen bij invoer in de Gemeenschap in aanmerking voor de in artikel 67 bedoelde tariefpreferenties tegen overlegging van een vervangend certificaat van oorsprong, formulier A, dat door de douaneautoriteiten van Noorwegen of Zwitserland is afgegeven aan de hand van een certificaat van oorsprong, formulier A, dat door de bevoegde instanties van het begunstigde land van oorsprong is afgegeven, voor zover aan de voorwaarden van artikel 78 is voldaan en voor zover Noorwegen of Zwitserland bijstand verleent aan de Gemeenschap door haar douaneautoriteiten toe te staan de echtheid en de juistheid van de afgegeven certificaten van oorsprong, formulier A, te controleren. De in artikel 94 omschreven controleprocedure is van overeenkomstige toepassing. De in artikel 94, lid 3, genoemde termijn wordt op acht maanden gesteld.

Artikel 82

1. Het certificaat van oorsprong, formulier A, wordt, binnen tien maanden na de afgifte door de bevoegde overheidsinstantie van het begunstigde land van uitvoer, ingediend bij de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van invoer waar de goederen worden aangebracht.

2. Certificaten van oorsprong, formulier A, die na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde geldigheidstermijn bij de douaneautoriteiten in de Gemeenschap worden overgelegd, kunnen met het oog op de toepassing van de in artikel 67 genoemde tariefpreferenties worden aanvaard wanneer de niet-inachtneming van die termijn aan overmacht of aan buitengewone omstandigheden is toe te schrijven.

3. In andere gevallen van laattijdige indiening, kunnen de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van invoer deze certificaten aanvaarden wanneer de produkten vóór het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

Artikel 83

Het certificaat van oorsprong, formulier A, wordt aan de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van invoer overgelegd op de bij artikel 62 van het Wetboek voorgeschreven wijze. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van dit certificaat verlangen. Zij kunnen bovendien eisen dat de aangifte voor het vrije verkeer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de produkten aan de voorwaarden voor de toepassing van de in artikel 67 bedoelde tariefpreferenties voldoen.

Artikel 84

1. Het certificaat van oorsprong, formulier A, kan bij uitzondering worden afgegeven na de daadwerkelijke uitvoer van de produkten waarop het betrekking heeft, wanneer die afgifte door onopzettelijke vergissingen, onopzettelijk verzuim of enigerlei andere bijzondere omstandigheid niet bij die uitvoer is gebeurd, en op voorwaarde dat de goederen niet zijn uitgevoerd alvorens de bij artikel 92 vereiste inlichtingen aan de Commissie werden medegedeeld.

2. De bevoegde overheidsinstantie kan eerst tot afgifte achteraf van een certificaat overgaan, na te hebben nagegaan dat de gegevens in het verzoek van de exporteur met die in het desbetreffende uitvoerdossier overeenstemmen en dat bij de uitvoer van de betrokken produkten geen geldig certificaat van oorsprong, formulier A, is afgegeven.

3. Op de achteraf afgegeven certificaten van oorsprong, formulier A, wordt in vak 4 de vermelding "Délivré a posteriori" of "Issued retrospectively" aangebracht.

Artikel 85

1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat van oorsprong, formulier A, mag de exporteur de bevoegde overheidsinstantie die het heeft afgegeven verzoeken om aan de hand van de uitvoerdocumenten die in haar bezit zijn, een duplicaat op te maken. In vak 4 van het aldus afgegeven duplicaat wordt het woord "Duplicata" of "Duplicate" aangebracht alsmede de datum van afgifte en het volgnummer van het oorspronkelijke certificaat.

2. Voor de toepassing van artikel 82 krijgt het duplicaat zijn geldigheid op de datum van het oorspronkelijke certificaat.

Artikel 85

bis

1. Vervanging van één of meer certificaten van oorsprong, formulier A, door één of meer andere certificaten van oorsprong, formulier A, is steeds mogelijk, mits dit door het met de controle op de goederen belaste douanekantoor in de Gemeenschap geschiedt.

2. Het certificaat dat met toepassing van lid 1 of van artikel 81 ter vervanging wordt afgegeven, geldt voor de daarin omschreven produkten als het definitieve certificaat van oorsprong. Dit vervangende certificaat wordt opgemaakt op schriftelijk verzoek van de persoon die weder uitvoert. In vak 4 moet de datum van afgifte en het volgnummer van het oorspronkelijke certificaat van oorsprong, formulier A, zijn vermeld.

3. In het zich rechtsboven bevindende vak van het vervangende certificaat wordt de naam van het tussenliggende land waar het wordt afgegeven, vermeld.

In vak 4 wordt de vermelding "replacement certificate" of "certificat de remplacement" geschreven alsmede de datum en het volgnummer van het oorspronkelijke certificaat van oorsprong.

In vak 1 wordt de naam van de persoon die weder uitvoert, vermeld.

In vak 2 mag de naam van de persoon voor wie de goederen uiteindelijk zijn bestemd, worden vermeld.

In de vakken 3 tot en met 9 worden alle op het oorspronkelijke certificaat voorkomende gegevens met betrekking tot de weder uitgevoerde produkten overgenomen.

Verwijzingen naar de factuur van de persoon die weder uitvoert, worden in vak 10 opgenomen.

Het visum van de douaneautoriteit die het vervangende certificaat heeft afgegeven, moet in vak 11 worden opgenomen. De verantwoordelijkheid van deze autoriteit reikt niet verder dan de opstelling van het vervangende certificaat.

De vermeldingen in vak 12 betreffende het land van oorsprong en het land van bestemming worden overgenomen van het oorspronkelijke certificaat. De persoon die weder uitvoert, brengt in dit vak zijn handtekening aan. Wanneer de persoon die weder uitvoert in dit vak te goeder trouw zijn handtekening plaatst, is hij niet verantwoordelijk voor de juistheid van de op het oorspronkelijke certificaat aangebrachte vermeldingen.

4. Het douanekantoor dat de verrichting uitvoert, vermeldt op het oorspronkelijke certificaat gewicht, nummers en aard van de weder verzonden collis alsmede de volgnummers van het overeenkomstige vervangende certificaat respectievelijk van de overeenkomstige vervangende certificaten. Het oorspronkelijke certificaat wordt ten minste drie jaar door het betrokken douanekantoor bewaard.

5. Een fotokopie van het oorspronkelijke certificaat kan bij het vervangende certificaat worden gevoegd.

Artikel 86

1. Onverminderd het bepaalde in lid 4 van het onderhavige artikel worden de bij artikel 1, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3833/90 van de Raad (7) voorgeschreven verklaringen van echtheid in vak 7 van het in deze afdeling bedoelde certificaat van oorsprong, formulier A, aangebracht.

2. De in lid 1 bedoelde verklaringen bestaan uit de beschrijving van de in lid 3 genoemde goederen met daaronder de afdruk van het stempel van de bevoegde overheidsinstantie en de handgeschreven ondertekening van de beambte die bevoegd is verklaard de beschrijving van de goederen in vak 7 voor echt te verklaren.

3. De beschrijving van de goederen in vak 7 van het certificaat van oorsprong, formulier A, luidt, naar gelang van het geval, als volgt:

- "unmanufactured flue-cured tobacco Virginia type" of "tabac brut ou non fabriqué du type Virginia "flue-cured"",

- "agave brandy "tequila", in containers holding two litres or less" of "eau-de-vie d'agave "tequila" en récipients contenant deux litres ou moins",

- "spirits produced from grapes, called "Pisco" in containers holding two litres or less" of "eau-de-vie à base de raisins, appelée "Pisco" en récipients contenant deux litres ou moins",

- "spirits produced from grapes, called "Singani" in containers holding two litres or less" of "eau-de-vie à base de raisins, appelée "Singani" en récipients contenant deux litres ou moins".

4. In afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2, en onverminderd het bepaalde in lid 3, wordt het visum van de autoriteiten die bevoegd zijn om de beschrijving van de lid 3 bedoelde goederen voor echt te verklaren niet in vak 7 van het certificaat van oorsprong, formulier A, aangebracht, wanneer de autoriteit die bevoegd is verklaard om dit certificaat van oorsprong af te geven, de overheidsinstantie is die bevoegd is verklaard om de verklaring van echtheid af te geven.

Artikel 87

1. Op produkten die vanuit een begunstigd land naar een tentoonstelling in een ander land worden gezonden en voor invoer in de Gemeenschap worden verkocht, zijn bij de invoer in de Gemeenschap de in artikel 67 bedoelde tariefpreferenties van toepassing, voor zover de produkten voldoen aan de in deze afdeling gestelde eisen om als produkten van oorsprong uit het begunstigde land van uitvoer te worden erkend, en voor zover ten genoege van de bevoegde douaneautoriteiten van de Gemeenschap kan worden aangetoond dat:

a) een exporteur deze produkten rechtstreeks van het grondgebied van het begunstigde land van uitvoer naar het land waar de tentoonstelling wordt gehouden, heeft verzonden,

b) deze exporteur deze produkten aan een geadresseerde in de Gemeenschap heeft verkocht of heeft overgedragen,

c) deze produkten naar de Gemeenschap zijn gebracht in de staat waarin zij zijn verzonden om te worden tentoongesteld, en

d) deze produkten, vanaf het moment waarop zij zijn verzonden om te worden tentoongesteld, niet voor andere doeleinden dan vertoning op de tentoonstelling zijn gebruikt.

2. Een certificaat van oorsprong, formulier A, moet onder de normale voorwaarden bij de douaneautoriteiten van de Gemeenschap worden overgelegd. Daarop dienen naam en adres van de betrokken tentoonstelling te worden vermeld. Zo nodig kunnen ten aanzien van de aard van de produkten en de voorwaarden waarop zij zijn tentoongesteld, aanvullende bewijsstukken worden verlangd.

3. Lid 1 is van toepassing op elke tentoonstelling, jaarbeurs of soortgelijk, een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter hebbend openbaar evenement dat niet voor particuliere doeleinden in winkels of zakenruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse produkten is georganiseerd, gedurende welk evenement de betrokken produkten onder douanetoezicht blijven.

Artikel 87

bis

1. Wanneer op verzoek van de aangever een onder hoofdstuk 84 of 85 van het geharmoniseerd systeem ingedeeld artikel, in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat, onder de door de bevoegde autoriteiten gestelde voorwaarden in een aantal deelzendingen wordt ingevoerd, wordt het, onverminderd het bepaalde in artikel 70, als één artikel beschouwd, en mag bij de invoer van de eerste deelzending een certificaat van oorsprong, formulier A, voor het volledige artikel worden voorgelegd.

Artikel 87

ter

1. Onverminderd artikel 77 mag voor produkten die per post worden verzonden (en met name voor postpakketten), het bewijs van het karakter van oorsprong in de zin van deze afdeling door middel van een formulier APR, waarvan het model in bijlage 18 is opgenomen, worden geleverd mits de in artikel 77, lid 1, bedoelde bijstand ook bij gebruik van dit formulier wordt verleend.

2. Het formulier APR wordt op de volgende voorwaarden afgegeven:

a) de zendingen bevatten uitsluitend produkten van oorsprong waarvan de waarde niet meer dan 3 000 ecu per zending bedraagt;

b) het formulier APR wordt door de exporteur ingevuld en ondertekend of, onder diens verantwoordelijkheid, door zijn gemachtigde vertegenwoordiger. De in vak 6 van het formulier geplaatste handtekening moet met de hand geschreven zijn;

c) voor iedere postzending wordt een formulier APR ingevuld;

d) nadat de exporteur het formulier APR heeft ingevuld en ondertekend, hecht hij dit, in geval van verzending als postpakket, bij het verzendformulier. In geval van verzending als brief wordt het formulier in de enveloppe gedaan;

e) indien reeds in het land van uitvoer is gecontroleerd of de goederen waaruit de zending bestaat als "produkten van oorsprong" kunnen worden aangemerkt, mag de exporteur van die controle melding maken in vak 7 "Opmerkingen" van het formulier APR.

Deze bepalingen ontslaan de exporteur niet van het vervullen van de andere, in de douane- of postvoorschriften voorziene formaliteiten.

Artikel 88

1. Produkten in door particulieren aan particulieren gerichte kleine zendingen of in de persoonlijke bagage van reizigers worden voor de toepassing van de in artikel 67 bedoelde tariefpreferenties als produkten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een certificaat van oorsprong, formulier A, over te leggen of een formulier APR in te vullen, voor zover deze produkten niet voor commerciële doeleinden worden ingevoerd en wordt verklaard dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van genoemd artikel voldoen en er over de juistheid van een dergelijke verklaring geen twijfel bestaat.

2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt beschouwd de invoer van incidentele aard die uitsluitend bestaat uit produkten voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde of van de reiziger of van de leden van hun gezin, voor zover noch de aard noch de hoeveelheid van de produkten op commerciële doeleinden wijzen.

Voorts mag de totale waarde niet meer bedragen dan 215 ecu wat kleine zendingen of 600 ecu wat de persoonlijke bagage van reizigers betreft.

Artikel 89

1. Het karakter van oorsprong van produkten uit de Gemeenschap in de zin van artikel 67, lid 2, wordt aangetoond door overlegging van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan een model in bijlage 21 is opgenomen.

2. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger brengt in vak 2 van het certificaat de vermeldingen "pays bénéficiaires du SPG" en "CE" of "GSP beneficiary countries" en "EC" aan.

3. De bepalingen van deze afdeling betreffende de afgifte, het gebruik en de controle achteraf van certificaten van oorsprong, formulier A, zijn van overeenkomstige toepassing op de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1.

Artikel 90

1. Wanneer artikel 67, leden 2 en 3, van toepassing zijn, nemen de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land waarbij een certificaat van oorsprong, formulier A, wordt aangevraagd voor produkten bij de vervaardiging waarvan materiaal van oorsprong uit de Gemeenschap is gebruikt, het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 in aanmerking.

2. In vak 4 van de certificaten van oorsprong, formulier A, die in de in lid 1 bedoelde gevallen worden afgegeven, wordt "Cumul EC" of "EC Cumulation" vermeld.

Artikel 91

Worden tussen de vermeldingen op het certificaat en die op de documenten die met het oog op het vervullen van de invoerformaliteiten aan het douanekantoor worden overgelegd, geringe verschillen vastgesteld, dan is het certificaat niet automatisch ongeldig, indien naar behoren wordt vastgesteld dat het certificaat met de betrokken produkten overeenstemt.

Een certificaat van oorsprong, formulier A, of een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan niet worden geweigerd op grond van duidelijke niet-inhoudelijke fouten, zoals typefouten, indien die fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de in dat document vervatte verklaringen.

Onderafdeling 3

Administratieve samenwerking

Artikel 92

1. De begunstigde landen verstrekken de Commissie de namen en adressen van de op hun grondgebied voor de afgifte van certificaten van oorsprong, formulier A, bevoegd verklaarde overheidsinstanties, alsmede de specimens van de afdrukken van de door deze instanties gebruikte stempels. De Commissie geeft deze inlichtingen aan de douaneautoriteiten van de Lid-Staten door.

2. De begunstigde landen verstrekken de Commissie tevens de namen en adressen van de overheidsinstanties die bevoegd zijn verklaard om de in artikel 86 genoemde verklaringen van echtheid af te geven, alsmede de specimens van de afdrukken van de stempels die zij gebruiken. De Commissie geeft deze inlichtingen aan de douaneautoriteiten van de Lid-Staten door.

3. De Commissie maakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (C-reeks) de datum bekend waarop de nieuwe begunstigde landen in de zin van artikel 97 aan de in de leden 1 en 2 omschreven verplichtingen hebben voldaan.

4. De Commissie verstrekt de begunstigde landen specimens van de afdrukken van de, door de douaneautoriteiten van de Lid-Staten bij afgifte van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 gebruikte stempels.

Artikel 93

Met het oog op de toepassing van de bepalingen inzake de in artikel 67 genoemde tariefpreferenties nemen de begunstigde landen de regels betreffende de oorsprong van de goederen, het opstellen en de afgifte van certificaten van oorsprong, formulier A, de voorwaarden voor het gebruik van formulier APR en voor de administratieve samenwerking in acht of zien erop toe dat deze in acht worden genomen.

Artikel 94

1. De controle achteraf van de certificaten van oorsprong, formulier A, en de formulieren APR wordt bij wijze van steekproef verricht of telkens wanneer de douaneautoriteiten in de Gemeenschap gegronde redenen hebben om aan de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens inzake de werkelijke oorsprong van de betrokken produkten te twijfelen.

2. Voor de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van de Gemeenschap een kopie van het certificaat van oorsprong, formulier A, of het formulier APR aan de bevoegde overheidsinstantie in het begunstigde land van uitvoer terug, in voorkomend geval onder vermelding van de redenen ten gronde of ten aanzien van de vorm, die een onderzoek rechtvaardigen. Zij voegen bij de kopie van het certificaat van oorsprong, formulier A, of bij het formulier APR, indien het werd overgelegd, de factuur of een kopie ervan, of enig ander eventueel tot bewijs strekkend stuk. De douaneautoriteiten verstrekken ook alle inlichtingen die konden worden verkregen en die de indruk wekken dat de op dat certificaat of formulier aangebrachte vermeldingen onjuist zijn.

Indien de betrokken douaneautoriteiten besluiten de toekenning van de in artikel 67 bedoelde tariefpreferenties in afwachting van de resultaten van de controle op te schorten, stellen zij de importeur voor de produkten vrij te geven, onverminderd de noodzakelijk geoordeelde conservatoire maatregelen.

3. Wanneer overeenkomstig lid 1 om controle achteraf is verzocht, wordt deze controle verricht en worden de resultaten ervan binnen ten laatste zes maanden aan de douaneautoriteiten van de Gemeenschap medegedeeld. Aan de hand van deze resultaten moet kunnen worden vastgesteld of het in twijfel getrokken certificaat van oorsprong, formulier A, of formulier APR op de werkelijk uitgevoerde produkten betrekking heeft en of deze produkten daadwerkelijk voor de in artikel 67 genoemde tariefpreferenties in aanmerking komen.

4. Voor certificaten van oorsprong, formulier A, die overeenkomstig artikel 90 zijn afgegeven, wordt bij het antwoord een kopie gevoegd van het certificaat, respectievelijk van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die in aanmerking zijn genomen.

5. Bij gegronde twijfel en bij uitblijven van antwoord na afloop van de in lid 3 bedoelde termijn van zes maanden of indien het antwoord ontoereikende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de produkten vast te stellen, wordt aan de bevoegde autoriteiten een tweede schrijven gezonden. Indien na dit tweede schrijven de resultaten van de controle niet binnen vier maanden ter kennis van de daarom verzocht hebbende autoriteiten worden gebracht of indien aan de hand van deze resultaten de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de produkten niet kan worden vastgesteld, weigeren deze autoriteiten de preferentiële tariefmaatregelen toe te kennen, behoudens bij buitengewone omstandigheden.

De bepalingen van de eerste alinea zijn voor de controle achteraf van de afgegeven certificaten van oorsprong, formulier A, of van de overeenkomstig deze afdeling opgestelde formulieren APR, van toepassing tussen landen van dezelfde regionale groepering.

6. Indien bij controle of op grond van enigerlei andere beschikbare informatie er aanwijzingen lijken te bestaan dat de bepalingen van deze afdeling worden geschonden, stelt het begunstigde land van uitvoer op eigen initiatief of op verzoek van de Gemeenschap de nodige onderzoeken in of treft maatregelen om deze onderzoeken met gepaste spoed in te stellen teneinde dergelijke schendingen vast te stellen en te voorkomen.

7. Voor de controle achteraf van certificaten van oorsprong, formulier A, worden de kopieën van deze certificaten alsmede eventueel de daarop betrekking hebbende uitvoerdocumenten door de bevoegde overheidsinstantie van het begunstigde land van uitvoer gedurende ten minste drie jaar bewaard.

Artikel 95

Artikel 78, lid 1, onder c), en artikel 81 zijn slechts van toepassing voor zover in het kader van de door Noorwegen en Zwitserland voor bepaalde produkten van oorsprong uit ontwikkelingslanden toegekende tariefpreferenties deze landen gelijkaardige bepalingen toepassen als die welke de Gemeenschap toepast.

De Commissie stelt de douaneautoriteiten van de Lid-Staten van de vaststelling door het betrokken land, respectievelijk landen van de bovenbedoelde bepalingen in kennis en deelt hen de datum van inwerkingtreding mede van de in artikel 78, lid 1, onder c), en in artikel 81 bedoelde bepalingen en van de door het betrokken land, respectievelijk landen vastgestelde gelijkaardige bepalingen.

Onderafdeling 4

Ceuta en Melilla

Artikel 96

1. Ceuta en Melilla zijn niet onder het in deze afdeling gebruikte woord "Gemeenschap" begrepen Produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla vallen niet onder het begrip "produkten van oorsprong uit de Gemeenschap".

2. De bepalingen van deze afdeling zijn van overeenkomstige toepassing om vast te stellen of in Ceuta en Melilla ingevoerde produkten als van oorsprong uit het begunstigde APS-land van uitvoer of als van oorsprong uit Ceuta en Melilla kunnen worden beschouwd.

3. Ceuta en Melilla worden beschouwd één enkel grondgebied te vormen.

4. De bepalingen van deze afdeling betreffende de afgifte, het gebruik en de controle achteraf van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 zijn van overeenkomstige toepassing op produkten van oorsprong uit Ceuta en uit Melilla.

5. In Ceuta en Melilla zijn de Spaanse douaneautoriteiten met de toepassing van deze afdeling belast.

Onderafdeling 5

Slotbepalingen

Artikel 97

Wanneer voor de produkten vermeld in de EG-verordeningen van de Raad of in de beschikkingen van de EGKS voor de toepassing van het Algemeen Preferentiesysteem, een land of een gebied wordt toegelaten of opnieuw wordt toegelaten als begunstigd land of gebied, worden de goederen van oorsprong uit dit land of gebied voor de toepassing van dit systeem toegelaten mits zij op of na de in artikel 92, lid 3, bedoelde datum uit het betrokken land of het gebied worden uitgevoerd.".

2. Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1, tweede alinea, komt als volgt te luiden:

"Artikel 66 en bijlage 14 zijn van toepassing.";

b) in lid 2 worden de punten a) en b) geschrapt;

c) lid 3 komt te luiden:

"3. Voor de toepassing van artikel 98, lid 1, onder a), punt ii), en onder b), punt ii), worden de in artikel 70 genoemde be- en verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 69, lid 1, wordt voldaan.".

3. Artikel 102 komt te luiden:

"Artikel 102

De artikelen 74 en 75 zijn op deze afdeling van toepassing."

4. Artikel 113 komt te luiden:

"Artikel 113

Onverminderd artikel 100, lid 3, wordt, wanneer op verzoek van de aangever een onder hoofdstuk 84 of 85 van het Geharmoniseerd Systeem ingedeeld artikel, in gedemonteerde of niet-gemonteerde staat, onder de door de bevoegde autoriteiten gestelde voorwaarden in deelzendingen wordt ingevoerd, dit artikel als één artikel beschouwd en mag bij de invoer van de eerste deelzending een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 voor het volledige artikel worden voorgelegd.".

5. Artikel 119, lid 4, tweede alinea, komt te luiden:

"Artikel 94, lid 5, eerste alinea, is op dit lid van toepassing.".

6. Artikel 121 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt le luiden:

"1. De in artikel 68, lid 1, bedoelde produkten worden beschouwd als geheel en al in de betrokken begunstigde republiek of in de Gemeenschap te zijn verkregen.";

b) in lid 2 komt het inleidende zinsdeel te luiden:

"De woorden "hun schepen" in artikel 68, lid 1, onder f), zijn slechts van toepassing op schepen:".

7. Artikel 122 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1, tweede alinea, komt te luiden:

"Artikel 66 en bijlage 14 zijn van toepassing.";

b) in lid 2 worden de punten b) en c) geschrapt;

c) lid 3 komt te luiden:

"3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden de in artikel 70 bedoelde be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 69, lid 1, wordt voldaan.".

8. Artikel 124 komt te luiden:

"Artikel 124

De artikelen 74 en 75 zijn op deze afdeling van toepassing.".

9. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 181 bis

1. De douaneautoriteiten behoeven de douanewaarde van ingevoerde goederen niet op basis van de methode van de transactiewaarde vast te stellen indien zij overeenkomstig de in lid 2 omschreven procedure, wegens gegronde twijfel, niet ervan overtuigd zijn dat de aangegeven waarde met de in artikel 29 van het Wetboek omschreven totale betaalde of te betalen prijs overeenkomt.

2. Wanneer bij de douaneautoriteiten de in lid 1 bedoelde twijfel bestaat, kunnen zij overeenkomstig artikel 178, lid 4, om aanvullende informatie vragen. Indien deze twijfel blijft bestaan, stellen de douaneautoriteiten, alvorens een definitieve beslissing te nemen, de betrokkene, desgevraagd schriftelijk, in kennis van de redenen voor die twijfel en bieden zij hem een redelijke gelegenheid daarop te antwoorden. De definitieve beslissing en de redenen daarvoor worden de betrokkene schriftelijk meegedeeld.".

10. In artikel 313, lid 2, onder e), wordt tussen het derde en het vierde streepje het volgende streepje ingevoegd:

"- dat uit een derde land komt en waarop goederen zijn overgeladen van een ander vaartuig dat uit een haven in de Gemeenschap komt, of".

11. Artikel 314 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt te luiden:

"1. In de in artikel 313, lid 2, onder a), b), c) en e), bedoelde gevallen wordt het communautaire karakter van goederen aangetoond door middel van:

- een van de in de artikelen 315 tot en met 318 bedoelde documenten, of

- een van de wijzen als voorzien in de artikelen 319 tot en met 323, of

- het in Verordening (EEG) nr. 2719/92 bedoelde geleidedocument.";

b) aan lid 2, onder d), wordt het volgende streepje toegevoegd:

"- goederen die na overlading in een derde land met een ander vervoermiddel worden vervoerd dan het vervoermiddel waarop of waarin zij oorspronkelijk waren geladen. In dit geval wordt bij het nieuwe transportbescheid een kopie van het oorspronkelijke transportbescheid gevoegd dat voor het vervoer van de goederen vanaf de Lid-Staat van vertrek tot aan de Lid-Staat van bestemming was afgegeven. De douaneautoriteiten van het kantoor van bestemming, in het kader van de administratieve samenwerking tussen de Lid-Staten, verrichten controles achteraf teneinde zich van de juistheid van de vermeldingen die op de kopie van het originele vervoersbescheid zijn aangebracht, te vergewissen.".

12. Artikel 360, eerste alinea, komt te luiden:

"Wanneer goederen onder dekking van de regeling extern communautair douanevervoer worden vervoerd en het voorwerp vormen of zullen vormen van een bijzondere inlichting betreffende buitengewone risico's tot fraude, met name in het kader van de toepassing van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1468/81 van de Raad (*), dienen de douaneadministraties van de Lid-Staten in overeenstemming met de Commissie bijzondere maatregelen te nemen teneinde de toepassing van de doorlopende zekerheid te verbieden.

(*) PB nr. L 144 van 2. 6. 1981, blz. 1.".

13. Artikel 361 komt te luiden:

"Artikel 361

Onverminderd artikel 360 wordt het bedrag van de doorlopende zekerheid als volgt vastgesteld:

1. Het bedrag van de doorlopende zekerheid wordt gesteld op ten minste 30 % van de verschuldigde rechten en andere heffingen overeenkomstig het bepaalde in punt 4.

2. Het bedrag van de doorlopende zekerheid wordt gesteld op een bedrag dat gelijk is aan het totale bedrag van de verschuldigde rechten en andere heffingen, overeenkomstig het bepaalde in punt 4, wanneer deze dient ter dekking van het externe communautaire douanevervoer van goederen:

- die het voorwerp vormen van een bijzondere inlichting van de Commissie betreffende douanevervoer met een verhoogd risico tot fraude, met name in het kader van de toepassing van de bepaling van Verordening (EEG) nr. 1468/81, en

- waarover de Commissie aan de Lid-Staten mededeling heeft gedaan na onderzoek door het Comité overeenkomstig het bepaalde van artikel 248 van het Wetboek.

De douaneautoriteiten kunnen echter toestaan dat de doorlopende zekerheid 50 % van het bedrag van de verschuldigde rechten en andere heffingen bedraagt voor personen:

- die gevestigd zijn in de Lid-Staat waar de zekerheid wordt gesteld,

- die niet slechts incidenteel van de regeling communautair douanevervoer gebruik maken,

- die, gezien hun financiële situatie, hun verbintenissen kunnen nakomen, en

- die geen ernstige inbreuken op de douane- of belastingwetgeving hebben gepleegd.

Bij toepassing van de tweede alinea brengt het kantoor van zekerheidstelling in vak 7 van het in artikel 362, lid 3, bedoelde certificaat van borgtocht een van de volgende aantekeningen aan:

- aplicación del párrafo segundo del punto 2 del artículo 361 del Reglamento (CEE) no 2454/93,

- anvendelse af artikel 361, nr. 2, andet afsnit, i forordning (EOEF) nr. 2454/93,

- Anwendung von Artikel 361, Nummer 2, zweiter Unterabsatz der Verordnung (EWG) Nr. 2454/93,

- efarmogi toy arthroy 361, simeio 2, deftero edafio, toy kanonismoy (EOK) arith. 2454/93,

- application of the second subparagraph of Article 361 (2) of Regulation (EEC) No 2454/93,

- application de l'article 361, point 2, deuxième alinéa, du règlement (CEE) no 2454/93,

- applicazione dell'articolo 361, punto 2, secondo comma del regolamento (CEE) n. 2454/93,

- toepassing van artikel 361, punt 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 2454/93,

- aplicaçao do ponto 2, segundo parágrafo, do artigo 361 do Regulamento (CEE) nº 2454/93.

3. Wanneer de aangifte voor communautair douanevervoer ook betrekking heeft op andere goederen dan die waarop punt 2 van toepassing is, worden de bepalingen betreffende het bedrag van de doorlopende zekerheid toegepast als ware van iedere categorie goederen afzonderlijk aangifte gedaan.

Echter wordt met de aanwezigheid van goederen van een van beide categorieën geen rekening gehouden, indien de hoeveelheid of de waarde ervan betrekkelijk gering is.

4. Met het oog op de toepassing van dit artikel gaat het kantoor van zekerheidstelling over tot een raming die betrekking heeft op een periode van één week, van:

- de zendingen die hebben plaatsgevonden,

- de opeisbare rechten en andere opeisbare heffingen of belastingen waarbij rekening wordt gehouden met het hoogste bedrag dat in een van de betrokken landen van toepassing is.

Deze raming gebeurt aan de hand van de handelsdocumenten en boekhoudkundige bescheiden van de belanghebbende met betrekking tot de tijdens het afgelopen jaar vervoerde goederen; het verkregen bedrag wordt vervolgens door 52 gedeeld.

Voor beginnende ondernemers maakt het kantoor van zekerheidstelling, in samenwerking met de belanghebbende, een raming van de hoeveelheden, de waarde en de belastingen welke van toepassing zijn op goederen die tijdens een bepaalde periode op basis van de reeds beschikbare gegevens zullen worden vervoerd. Het kantoor van zekerheidstelling stelt door middel van extrapolatie de te verwachten waarde en de verschuldigde rechten van de goederen vast die gedurende een periode van één week zullen worden vervoerd.

Het kantoor van zekerheidstelling stelt een jaarlijks onderzoek in naar het bedrag van de doorlopende zekerheid, in het bijzonder rekening houdend met de inlichtingen die van de kantoren van vertrek zijn verkregen, en past dit bedrag in voorkomend geval aan.

5. De Commissie maakt, indien nodig, maar ten minste eenmaal per jaar, in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (C-reeks) bekend op welke goederen punt 2 van toepassing is.

De Commissie stelt regelmatig, maar ten minste eenmaal per jaar, na onderzoek door het Comité, overeenkomstig artikel 248 van het Wetboek, vast of de in punt 2 van dit artikel vastgestelde maatregelen al dan niet dienen te worden gehandhaafd.".

14. Artikel 368 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 2 komt te luiden:

"2. Wanneer het vervoer van goederen wegens bijzondere omstandigheden verhoogde risico's met zich brengt waardoor de zekerheid van 7 000 ecu ontoereikend is, eist het kantoor van vertrek een hogere zekerheid die het veelvoud van 7 000 ecu bedraagt dat nodig is als zekerheid voor de rechten en andere heffingen en belastingen over de totale hoeveelheid te verzenden goederen.

Vervoer wordt in het bijzonder geacht verhoogde risico's met zich te brengen wanneer het goederen betreft waarop, in het geval van toepassing van een doorlopende zekerheid, de bepalingen van artikel 360 of van artikel 361, punt 2, van toepassing zijn.";

b) lid 3, eerste alinea, komt te luiden:

"Bovendien geeft het vervoer van de in de lijst van bijlage 52 genoemde goederen aanleiding tot een verhoging van de forfaitaire zekerheid, indien de hoeveelheid te vervoeren goederen groter is dan die welke overeenkomt met het forfaitaire bedrag van 7 000 ecu.".

15. Aan artikel 510 wordt het volgende lid toegevoegd:

"3. Onverminderd de in bijlage 69 bis genoemde afwijkingen, is de detailhandelsverkoop in lokalen, opslag- of andere plaatsruimten van een douane-entrepot niet toegestaan. Dit verbod geldt eveneens voor onder het stelsel van het entrepot van het type E geplaatste goederen.".

16. Artikel 522 komt te luiden:

"Artikel 522

1. De in artikel 109, lid 4, van het Wetboek bedoelde gebruikelijke behandelingen zijn die welke in bijlage 69 zijn omschreven.

2. Op verzoek van de aangever, in het kader van de toepassing van artikel 112, lid 2, van het Wetboek, mag een inlichtingenblad INF 8 worden afgegeven wanneer de onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste goederen, welke een gebruikelijke behandeling hebben ondergaan, voor een andere douaneregeling worden aangegeven.

Het inlichtingenblad INF 8 wordt opgemaakt in één origineel en één kopie op een formulier volgens het model en de bepalingen in bijlage 70.

Het inlichtingenblad INF 8 dient ter vaststelling van de in aanmerking te nemen heffingselementen.

Hiertoe verstrekt het controlekantoor de in de vakken 11, 12, en 13 gevraagde gegevens, plaatst zijn visum in vak 15 en overhandigt het origineel van het inlichtingenblad INF 8 aan de aangever.".

17. Artikel 523, lid 2, komt te luiden:

"2. Het verzoek om een gebruikelijke behandeling te mogen verrichten, dient alle ter toepassing van de bepalingen inzake het stelsel van douane-entrepots benodigde gegevens te bevatten.

Indien het verzoek wordt goedgekeurd, verleent het controlekantoor toestemming door op het verzoek een daartoe geëigende vermelding aan te brengen en door daarop tevens de afdruk van zijn stempel te plaatsen. Artikel 502 is in dat geval van overeenkomstige toepassing".

18. Artikel 526, lid 4, komt te luiden:

"4. Wanneer de over te brengen goederen gebruikelijke behandelingen hebben ondergaan en artikel 112, lid 2, van het Wetboek van toepassing is, worden op het in lid 1 bedoelde formulier soort, douanewaarde en hoeveelheid van deze goederen vermeld die bij het ontstaan van de douaneschuld in aanmerking zouden moeten worden genomen indien deze goederen genoemde behandelingen niet hadden ondergaan.".

19. Artikel 676 komt te luiden:

"Artikel 676

1. In artikel 674, lid 4, onder a), wordt met betrekking tot opvoedkundig materiaal onder "erkende instellingen" verstaan, openbare of particuliere instellingen voor onderwijs of beroepsopleiding, in wezen zonder winstoogmerk, die door de daartoe aangewezen autoriteiten van de Lid-Staat die de vergunning afgeeft om onder de regeling tijdelijke invoer opvoedkundig materiaal in ontvangst te nemen, zijn erkend.

2. In artikel 674, lid 4, onder a), wordt met betrekking tot wetenschappelijk materiaal onder "erkende instellingen" verstaan, openbare of particuliere wetenschappelijke of onderwijsinstellingen, in wezen zonder winstoogmerk, die door de daartoe aangewezen autoriteiten van de Lid-Staat die de vergunning afgeeft om onder de regeling tijdelijke invoer wetenschappelijk materiaal in ontvangst te nemen, zijn erkend.".

20. Artikel 683 komt te luiden:

"Artikel 683

Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor:

a) cinematografische films, belicht en ontwikkeld, positief, en andere opgenomen dragers van beelden bestemd om te worden bekeken alvorens commercieel in omloop te worden gebracht;

b) films, magnetische banden, magneetdraad en andere dragers van beelden of geluid bestemd om van geluid te worden voorzien, te worden nagesynchroniseerd of om daarvan kopieën te vervaardigen;

c) films die de aard of werking van buitenlandse produkten of materialen tonen, voor zover zij niet voor een openbare vertoning met winstoogmerk zijn bestemd;

d) opgenomen dragers van gegevens die gratis worden toegezonden en zijn bestemd om bij de geautomatiseerde verwerking van gegevens te worden gebruikt;

e) voorwerpen, met inbegrip van voertuigen, die wegens de aard ervan, uitsluitend kunnen dienen om reclame voor een bepaald artikel of propaganda voor een bepaald doel te maken.".

21. Artikel 694, lid 1, komt te luiden:

"1. Bij het verlenen van de vergunning stellen de daartoe aangewezen douaneautoriteiten de termijn vast waarbinnen de invoergoederen een douanebestemming dienen te volgen, rekening houdend, enerzijds, met de termijnen die bij artikel 140, lid 2, van het Wetboek en bij de artikelen 674, 679, 681, 682, en 684 zijn voorgeschreven en, anderzijds, met de tijd die nodig is om het doel van de tijdelijke invoer te verwezenlijken.".

22. Artikel 698, lid 2, komt te luiden:

"2. Wanneer het om een hoog bedrag aan rechten bij invoer en andere heffingen en belastingen gaat, is lid 1 niet van toepassing op persoonlijke bezittingen en op voor sportdoeleinden ingevoerde goederen.".

23. Artikel 709, lid 2, komt te luiden:

"2. Lid 1 is niet van toepassing wanneer goederen, die eerst uit hoofde van de artikelen 673, 678, 682 en 684 bis onder de regeling tijdelijke invoer waren geplaatst, in het vrije verkeer worden gebracht en indien het bedrag aan compenserende intresten, berekend overeenkomstig lid 3, per aangifte voor het vrije verkeer niet meer dan 20 ecu beloopt.".

24. Artikel 710 bis komt te luiden:

"Artikel 710 bis

Indien goederen in het vrije verkeer worden gebracht in een andere Lid-Staat dan in die waar zij onder de regeling zijn geplaatst, gaat de Lid-Staat waar de goederen in het vrije verkeer worden gebracht over tot heffing van de rechten bij invoer rekening houdend met de rechten die op het in artikel 715, lid 3, genoemde inlichtingenblad INF 6 worden vermeld en overeenkomstig de daar aangegeven wijze.".

25. Het volgende artikel 711 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 711 bis

Bij toepassing van artikel 90 van het Wetboek brengen de bevoegde autoriteiten die de overdracht van de vergunning toestaan, op de vergunning een in die zin luidende aantekening aan.

Deze overdracht beëindigt de regeling ten aanzien van de vorige begunstigde.".

26. Artikel 793 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 3, eerste alinea, komt te luiden:

"Het douanekantoor van uitgang vergewist zich ervan dat de aangebrachte goederen in overeenstemming zijn met de aangegeven goederen en ziet toe op het daadwerkelijk uitgaan van de goederen. Wanneer de aangever de vermelding "RET-EXP" in vak 44 heeft aangebracht of op een andere wijze zijn wens te kennen heeft gegeven exemplaar nr. 3 terug te krijgen, bevestigt het douanekantoor van uitgang het daadwerkelijk uitgaan van de goederen door aftekening van de achterzijde van exemplaar nr. 3 en geeft dat dan aan de persoon die het aan dat douanekantoor heeft overgelegd terug of, indien dit niet mogelijk is, eventueel aan de in vak 50 genoemde tussenpersoon die in het ambtsgebied van het kantoor van uitgang gevestigd is, om het aan de aangever te kunnen teruggeven. De aftekening bestaat uit de afdruk van een stempel met de naam van het kantoor en de datum.";

b) het volgende lid wordt ingevoegd:

"6 bis Wanneer het goederen betreft die onder opschorting van accijnzen naar een derde land worden vervoerd onder geleide van het in Verordening (EEG) nr. 2719/92 bedoelde geleidedocument, tekent het douanekantoor van uitvoer, overeenkomstig lid 3, exemplaar nr. 3 van het enig document af en geeft dit aan de aangever terug na op alle exemplaren van dit geleidedocument in het rood de vermelding "Export" en de bij lid 3 bedoelde stempelafdruk te hebben aangebracht.

Op exemplaar nr. 3 van het enig document wordt verwezen naar het geleidedocument en omgekeerd.

Het douanekantoor van uitgang houdt toezicht op het daadwerkelijk uitgaan van de goederen en zendt het exemplaar van het geleidedocument terug, overeenkomstig artikel 19, lid 4, van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad (*).

In geval van toepassing van lid 4 wordt de aantekening op het geleidedocument accijnzen aangebracht.

(*) PB nr. L 76 van 23. 3. 1992, blz. 1.".

27. Artikel 817 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 3, onder f), komt te luiden:

"f) wanneer goederen in de vrije zone of het vrije entrepot worden binnengebracht ter aanzuivering van de regeling actieve veredeling, de regeling tijdelijke invoer of ter aanzuivering van de regeling extern communautair douanevervoer, welke laatstgenoemde regeling zelf dient om een van de andere in deze alinea genoemde regelingen aan te zuiveren, de vermeldingen bedoeld in, respectievelijk:

- artikel 610, lid 1, en artikel 644, lid 1,

- artikel 711;";

b) lid 3, onder g), wordt geschrapt.

28. Artikel 818 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 818

1. De in artikel 173, eerste alinea, onder b), van het Wetboek bedoelde gebruikelijke behandelingen zijn de in bijlage 69 omschreven behandelingen.

2. Op verzoek van de aangever, in het kader van de toepassing van artikel 178, lid 2, van het Wetboek, kan een inlichtingenblad INF 8 worden afgegeven wanneer de goederen die in een vrije zone of in een vrij entrepot gebruikelijke behandelingen hebben ondergaan, onder een douaneregeling worden geplaatst.

Het inlichtingenblad INF 8 wordt opgemaakt in één origineel en één kopie op een formulier dat overeenstemt met het model en de bepalingen in bijlage 70.

Het inlichtingenblad INF 8 dient ter vaststelling van de heffingselementen welke in aanmerking dienen te worden genomen.

Hiertoe verstrekt het controlekantoor de in de vakken 11, 12 en 13 gevraagde gegevens, tekent vak 15 af en overhandigt de aangever het origineel van het inlichtingenblad INF 8.".

29. Aan artikel 900, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

"o) de douaneschuld op een andere wijze is ontstaan dan op basis van artikel 201 van het Wetboek en de betrokkene een certificaat van oorsprong, een certificaat inzake goederenverkeer, een document inzake intern communautair douanevervoer, dan wel enig ander passend document kan overleggen, waaruit blijkt dat de ingevoerde goederen, indien zij voor het vrije verkeer waren aangegeven, voor een communautaire behandeling of een preferentiële tariefbehandeling in aanmerking hadden kunnen komen, mits aan de andere voorwaarden bedoeld in artikel 890 is voldaan.".

30. In artikel 915 wordt de derde alinea als volgt gelezen:

"Artikel 791, lid 2, is slechts van toepassing tot 1 januari 1996.".

31. Bijlage 14 wordt vervangen door bijlage 1 bij deze verordening.

32. Bijlage 15 wordt als volgt gewijzigd:

a) voetnoot (1) op de bladzijden 273 en 274 wordt als volgt gelezen:

"Zie inleidende aantekening 7 van bijlage 14.";

b) voetnoot (3) op bladzijde 276 wordt als volgt gelezen:

"Zie inleidende aantekening 7 van bijlage 14.";

c) op bladzijde 286 wordt de volgende bepaling, betreffende de produkten van tariefpost 6217, toegevoegd:

"" ID="1"> "ex 6217> ID="2">In vorm geknipte kraag- en manchetteninlagen> ID="3">Vervaardiging waarbij:

- alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het produkt worden ingedeeld,

en

- de waarde van de gebruikte materialen niet meer bedraagt dan 40 % van de prijs af fabriek van het produkt"">

33. Bijlage 19 wordt als volgt gewijzigd:

a) voetnoot (1) op de bladzijden 331 tot en met 337 wordt als volgt gelezen:

"Zie inleidende aantekening 5 van bijlage 14 voor bijzondere voorwaarden in verband met produkten vervaardigd uit een mengsel van textielstoffen.";

b) voetnoot (2) op bladzijde 336 wordt als volgt gelezen:

"Zie inleidende aantekening 6 van bijlage 14.";

c) voetnoot (3) op bladzijde 337 wordt als volgt gelezen:

"Zie inleidende aantekening 6 van bijlage 14.".

34. Bijlage 20 wordt als volgt gewijzigd:

a) voetnoot (1) op de bladzijden 363, 364 en 367 wordt als volgt gelezen:

"Zie inleidende aantekening 7 van bijlage 14.";

b) voetnoot (1) op de bladzijden 372 tot en met 376 en op bladzijde 378 en voetnoot (2) op bladzijde 377 worden als volgt gelezen:

"Zie inleidende aantekening 5 van bijlage 14 voor bijzondere voorwaarden in verband met produkten vervaardigd van een mengsel van textielstoffen.";

c) voetnoot (1) op de bladzijden 377 en 379 wordt als volgt gelezen:

"Zie inleidende aantekening 6 van bijlage 14.";

d) voetnoot (2) op bladzijde 378 wordt als volgt gelezen:

"Zie inleidende aantekening 6 van bijlage 14.";

e) voetnoot (3) op bladzijde 378 wordt als volgt gelezen:

"Zie inleidende aantekening 6 van bijlage 14.".

35. De bijlagen 31, 32, 33, 34 en 38 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage 2 bij deze verordening.

36. Bijlage 37 wordt als volgt gewijzigd:

a) In titel I, deel B, punt 1, eerste streepje, wordt het getal "50" ingevoegd.

b) In titel II, deel A, punt 50, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"In geval van uitvoer kan de aangever of zijn vertegenwoordiger de naam en het adres vermelden van een tussenpersoon die gevestigd is in het ambtsgebied van het kantoor van uitgang, aan wie het door het kantoor van uitgang afgetekende exemplaar nr. 3 kan worden teruggegeven.".

37. Bijlage 53 vervalt.

38. Bijlage 69 wordt vervangen door bijlage 3 bij deze verordening.

39. Bijlage 69 bis, opgenomen in bijlage 4 bij deze verordening, wordt ingevoegd.

40. Bijlage 96 wordt vervangen door bijlage 5 bij deze verordening.

41. In bijlage 108 wordt de tekst na "VERENIGD KONINKRIJK" vervangen door de volgende tekst:

"Birmingham Airport Free Zone

Humberside Free Zone (Hull)

Liverppol Free Zone

Prestwick Airport Free Zone (Scotland)

Ronaldsway Airport Free Zone (Isle of Man)

Southampton Free Zone

Port of Tilbury Free Zone".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Het bepaalde in artikel 1, punt 9, is van toepassing met ingang van 1 januari 1995.

Bestaande vergunningen die zijn afgegeven onder voorwaarden die niet aan het bepaalde in artikel 1, punt 15, voldoen, mogen na de inwerkingtreding van deze verordening nog twee jaar worden gehandhaafd.

Het bepaalde in artikel 1, punt 29, is van toepassing met ingang van 1 januari 1994.

Het bepaalde in artikel 1, punt 35, is van toepassing met ingang van 1 januari 1996.

Formulieren van het nieuwe model kunnen onmiddellijk van de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt. De formulieren die vóór deze datum in gebruik waren, mogen nog worden gebruikt zolang de voorrad strekt, doch uiterlijk tot en met 31 december 1996.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 19 december 1994.

Voor de Commissie

Christiane SCRIVENER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.(2) PB nr. L 253 van 11. 10. 1993, blz. 1.(3) PB nr. L 235 van 9. 9. 1994, blz. 6.(4) PB nr. L 276 van 19. 9. 1992, blz. 1.(5) PB nr. L 198 van 7. 8. 1993, blz. 5.(6) PB nr. L 180 van 23. 7. 1993, blz. 9.(7) PB nr. L 370 van 31. 12. 1990, blz. 86.

BIJLAGE 1

"BIJLAGE 14

INLEIDENDE AANTEKENINGEN VAN TOEPASSING OP DE DRIE PREFERENTIËLE REGELINGEN

VOORWOORD

Tenzij anders bepaald, zijn deze aantekeningen van toepassing op de drie preferentiële regelingen

Deze aantekeningen zijn van toepassing op alle produkten bij de vervaardiging waarvan materialen zijn gebruikt die niet van oorsprong zijn, zelfs op produkten waarvoor de speciale voorwaarden van de lijsten in de bijlagen 15, 19 en 20 niet gelden, maar waarop wel de in artikel 69, lid 1, artikel 100, lid 1, en artikel 122, lid 1, bedoelde regel "verandering van post" van toepassing is.

Aanntekening 1

1.1. De lijsten in de bijlagen 15, 19 en 20 bevatten enige produkten waarop de tariefpreferenties niet van toepassing zijn, maar die kunnen worden gebruikt bij de vervaardiging van produkten waarop de tariefpreferenties wel van toepassing zijn.

1.2. De eerste twee kolommen van de lijst geven het verkregen produkt aan. In kolom 1 staat het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerde systeem en in kolom 2 de omschrijving van de goederen voor die post of dat hoofdstuk volgens dat systeem. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 is in kolom 3 een regel gegeven. Een postnummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regel in kolom 3 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven.

1.3. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het produkt in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is 2gesteld, dan is de overeenkomstige regel in kolom 3 van toepassing op alle produkten die volgens het geharmoniseerde systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld.

1.4. Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende produkten binnen één post, is bij ieder gedachtenstreepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 vermelde regel van toepassing is.

Aantekening 2

2.1. Wanneer een post of een deel van een post niet in de lijst voorkomt, gelden de regels "verandering van post" als bedoeld in artikel 69, lid 1, artikel 100, lid 1, en artikel 122, lid 1. Indien de regel "verandering van post" van toepassing is op een in de lijst omschreven produkt, is dit in kolom 3 aangegeven.

2.2. De be- of verwerking die volgens de regel in kolom 3 is vereist, dient alleen te worden uitgevoerd met betrekking tot de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. De beperkingen die in kolom 3 zijn aangegeven zijn eveneens slechts van toepassing op de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

2.3. Wanneer volgens een regel "materialen van iedere post" mogen worden gebruikt, dan mogen ook materialen van dezelfde post als het produkt worden gebruikt, voor zover de regel verder geen beperkingen inhoudt. De uitdrukking "vervaardiging uit materialen van om het even welke post met inbegrip van andere materialen van post ...." betekent evenwel dat materialen van dezelfde post als het produkt slechts gebruikt mogen worden als de omschrijving ervan verschilt van die in kolom 2.

2.4. Indien een produkt dat van materialen die niet van oorsprong zijn is vervaardigd, maar dat door die vervaardiging de oorsprong heeft verkregen krachtens de regel "verandering van post" of krachtens een regel in de lijst, gebruikt wordt als materiaal bij de vervaardiging van een ander produkt, geldt de regel die van toepassing is op het produkt waarin het is verwerkt daarvoor niet.

Bij voorbeeld

Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt niet meer mag bedragen dan 40 % van de prijs af fabriek, is vervaardigd van "ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed" van post 7224.

Werd dit smeedijzer in het betrokken land vervaardigd van niet van oorsprong zijnde ingots, dan heeft het smeedijzer reeds oorsprong verkregen krachtens de regel in de lijst voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de motor telt het dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of niet. De waarde van de ingots die niet van oorsprong zijn, wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

2.5. Zelfs al wordt aan de regel "verandering van post" of aan de andere regels in de lijst voldaan, dan wordt een produkt niet als van oorsprong beschouwd indien de be- of verwerking, als geheel genomen, ontoereikend is in de zin van artikel 70, artikel 100, lid 3, en artikel 112, lid 3.

2.6. De eenheid die voor de toepassing van de regels van oorsprong in aanmerking wordt genomen, is het produkt dat bij het vaststellen van de tariefindeling op basis van het geharmoniseerde systeem als basiseenheid wordt beschouwd. In geval van stellen of assortimenten die overeenkomstig de algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, wordt de determinerende eenheid vastgesteld met inachtneming van elk artikel van het stel of het assortiment; deze bepaling geldt ook voor de stellen of assortimenten van de posten 6308, 8206 en 9605.

Hieruit volgt dat:

- wanneer een produkt, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, volgens het geharmoniseerde systeem onder één enkele post wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

- wanneer een zending bestaat uit een aantal eendere produkten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk produkt voor de toepassing van de regels van oorsprong afzonderlijk moet worden genomen;

- wanneer volgens algmene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, deze ook meetelt voor het vaststellen van de oorsprong.

Aantekening 3

3.1. De regel in de lijst geeft de minimumbe- of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen. Is volgens de regel het gebruik van niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald produktiestadium toegestaan, dan is het gebruik ervan in een vroeger produktiestadium wel, maar in een later produktiestadium niet toegestaan.

3.2. Wanneer volgens een regel in de lijst een produkt van meer dan één materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat één of meerdere van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

Bij voorbeeld

Volgens de regel voor weefsels mogen natuurlijke vezels en onder meer ook chemische materialen worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere of beide kunnen worden gebruikt.

Indien evenwel volgens dezelfde regel voor een bepaald materiaal een beperking geldt en voor de andere materialen andere beperkingen, dan gelden de beperkingen alleen voor de werkelijk gebruikte materialen.

Bij voorbeeld

Volgens de regel voor naaimachines moet het gebruikte draadspanmechanisme van oorsprong zijn evenals het zigzagmechanisme; beide beperkingen gelden alleen indien de betrokken mechanismen daadwerkelijk in de naaimachine zijn ingebouwd.

3.3. Wanneer volgens een regel in de lijst een produkt van een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, betekent dit evenwel niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen.

Bij voorbeeld

Indien volgens een regel het gebruik van granen en derivaten daarvan uitdrukkelijk is uitgesloten, mogen minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd wel worden gebruikt.

Bij voorbeeld

Is in het geval van een artikel vervaardigd van gebonden textielvlies slechts het gebruik van niet van oorsprong zijnd garen toegestaan, dan is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies - zelfs al kan gebonden textielvlies normaliter niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval zou het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen moeten bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium.

Zie ook aantekening 6.2 in verband met textielprodukten.

3.4. Worden in de lijst twee of meer percentages gegeven als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die mogen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen mag nooit hoger zijn dan het hoogste opgegeven percentage. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages met betrekking tot bepaalde materialen niet worden overschreden.

Aantekening 4

4.1. De term "natuurlijke vezels" in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term "natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.

4.2. De term "natuurlijke vezels" omvat paardehaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003, en wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.

4.3. De termen "textielmassa", "chemische materialen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.

4.4. De term "synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabels van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.

Aantekening 5 (bezette gebieden en begunstigde republieken)

5.1. Wat de produkten betreft die zijn ingedeeld onder die posten in de lijst die naar deze aantekening verwijzen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij hun vervaardiging zijn gebruikt, en die, samen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4).

5.2. Deze tolerantie is enenwel slechts van toepassing op gemengde produkten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.

Basistextielmaterialen zijn:

- zijde,

- wol,

- grof haar,

- fijn haar,

- paardehaar (crin),

- katoen,

- papier en materiaal voor het vervaardigen van papier,

- vlas,

- hennep,

- jute en andere bastvezels,

- sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave,

- kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels,

- synthetische filamenten,

- kunstmatige filamenten,

- synthetische stapelvezels,

- kunstmatige stapelvezels.

Bij voorbeeld

Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen.

Bij voorbeeld

Een weefsel van wol van post 5112 vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) of garens van wol die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit natuurlijke vezels is vereist die niet gekaard of gekamd zijn, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel.

Bij voorbeeld

Getufte textielstof van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd produkt wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd produkt is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Bij voorbeeld

Indien de getufte stof is vervaardigd van katoengarens van post 5205 en van synthetisch weefsel van post 5407, dan zijn uiteraard twee verschillende soorten basistextielmateriaal gebruikt en is de stof bijgevolg een gemengd produkt.

Bij voorbeeld

Een getuft tapijt, vervaardigd van zowel kunstmatige garens als van katoengarens en met een grondlaag van jute, is een gemengd produkt omdat drie basistextielmaterialen zijn gebruikt. Derhalve mogen alle niet van oorsprong zijnde materialen die in een later produktiestadium zijn dan de regel toelaat, worden gebruikt, voor zover hun totale gewicht niet meer bedraagt dan 10 % van het gewicht van de textielmaterialen van het tapijt. Zo zouden in dit produktiestadium zowel de jutegrondlaag als de kunstmatige garens ingevoerd kunnen zijn, voor zover aan de voorwaarden inzake het gewicht wordt voldaan.

5.3. In het geval van weefsels die garens bevatten, "gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook "indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen 20 %.

5.4. In het geval van weefsels die strippen bevatten bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen 30 %.

Aantekening 6

Bezette gebieden en begunstigde republieken

6.1. Bij de vervaardiging van textielprodukten die in de lijst van een voetnoot zijn voorzien die naar deze aantekening verwijst, mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde produkten, worden gebruikt, voor zover zij onder een andere post vallen dan het produkt en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8 % van de prijs af fabriek van het produkt.

APS, bezette gebieden en begunstigde republieken

6.2. Materialen die niet onder de Hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld kunnen vrij worden gebruikt, of ze nu textiel bevatten of niet.

Bij voorbeeld

Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de Hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bij voorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel.

6.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is moet met de waarde van materialen die niet onder de Hoofdstukken 50 tot en met 60 vallen rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de in het produkt verwerkte materialen die niet van oorsprong zijn.

6.4. Wanneer ze verwerkt zijn in een produkt van afdeling XI van het geharmoniseerde systeem, behoeven etiketten, insignes en beeldmerken van textielstoffen niet aan de voorwaarden van kolom 3 te voldoen.

Aantekening 7

7.1. Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt verstaan:

a) vacuuemdistillatie;

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (1);

c) kraken;

d) reforming;

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen;

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet;

g) polymeriseren;

h) alkyleren;

i) isomeriseren.

7.2 Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten 2710 tot en met 2712 wordt verstaan:

a) vacuuemdistillatie;

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (2);

c) kraken;

d) reforming;

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen;

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet;

g) polymeriseren;

h) alkyleren;

i) isomeriseren.

k) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde produkten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1 266-59 T);

l) uitsluitend voor de produkten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren;

m) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250° C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bij voorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een aangewezen behandeling aangemerkt;

n) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze produkten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume ervan overdistilleren bij 300° C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86;

o) uitsluitend voor zware oliën, andere dan gasolie en stookolie van post ex 2710: gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading.

7.3. In de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt geen oorsprong verleend door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van produkten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.".

(1) Zie aanvullende aantekening (GN) 4 bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.

BIJLAGE 2

De bijlagen 31, 32, 33 en 34 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 worden als volgt gwijzigd:

- De scheiding tussen het tweede en derde deelvak van vak 33 van het enig document wordt een tiende duim (2,54 mm) naar links verplaatst.

- Bijlage 38 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:

De tekst betreffende vak 33 wordt als volgt gelezen:

"Eerste deelvak (8 cijfers)

In te vullen overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.

Tweede deelvak (2 tekens)

In te vullen overeenkomstig Taric (2 tekens betreffende de toepassing van specifieke communautaire maatregelen voor de vervulling van de formaliteiten ter bestemming).

Derde deelvak (4 tekens)

In te vullen overeenkomstig Taric (eerste aanvullende code).

Vierde deelvak (4 tekens)

In te vullen overeenkomstig Taric (tweede aanvullende code).

Vijfde deelvak (4 tekens)

Codes vast te stellen door de Lid-Staten.".

BIJLAGE 3

"BIJLAGE 69

LIJST VAN DE GEBRUIKELIJKE BEHANDELINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 522 EN ARTIKEL 818

Tenzij dit anders is aangegeven, kan geen der navolgende behandelingen aanleiding geven tot een andere GN-code van acht cijfers.

I. Eenvoudige verrichtingen om gedurende de opslag van de invoergoederen de bewaring in goede staat ervan te verzekeren:

1. Het luchten, uitspreiden, drogen, stof wegruimen, eenvoudige schoonmaakhandelingen, herstelling van de verpakking, eenvoudige herstellingen van gedurende het vervoer of de opslag opgelopen beschadigingen in zoverre dit eenvoudige handelingen betreft, het aanbrengen of weghalen van beschermende bekleding met het oog op het vervoer.

2. Voorraadopneming, monsterneming en weging van de goederen.

3. Het verwijderen van beschadigde of aangetaste delen.

4. Bewaring in goede staat door middel van bestraling of door toevoeging van middelen voor het verduurzamen.

5. Het behandelen tegen parasieten.

6. Elke behandeling door het verlagen van de temperatuur, zelfs indien dit tot een wijziging van de GN-code van acht cijfers leidt.

II. De volgende verrichtingen om de presentatie of handelskwaliteit van de invoergoederen te verbeteren:

1. Het verwijderen van stelen en/of ontpitten van vruchten.

2. Het assembleren en monteren van de goederen doch slechts in zoverre dit het aanbrengen, aan een afgewerkt artikel, van toebehoren betreft die niet van wezenlijk belang zijn bij de vervaardiging van de goederen, zelfs indien dit tot een wijziging van de GN-code van acht cijfers leidt voor de aangebrachte of gemonteerde goederen (1).

3. Het ontzilten, schoonmaken en crouponeren van huiden.

4. Het toevoegen aan goederen van een of meer andere soorten goederen, voor zover deze toevoeging betrekkelijk klein is en de aard van de oorspronkelijke goederen niet verandert (2), zelfs indien dit tot een wijziging van de GN-code van acht cijfers leidt voor de toegevoegde goederen; de toegevoegde goederen kunnen evenzeer produkten zijn die onder de regeling entrepot werden geplaatst of die in de vrije zone of in vrij entrepot werden geplaatst.

5. Het verdunnen van vloeistoffen, zelfs indien dit tot een andere GN-code van acht cijfers leidt.

6. Het onderling vermengen van dezelfde soort goederen, van verschillende kwaliteit, ten einde te komen tot een constante kwaliteit of een kwaliteit waarom door de afnemer is verzocht, zonder de aard van de goederen te wijzigen.

7. Het van elkaar scheiden van de goederen, doch uitsluitend indien dit eenvoudige verrichtingen betreft.

III. De volgende verrichtingen om de invoergoederen voor distributie of wederverkoop voor te bereiden:

1. Het sorteren, mechanisch filteren, indelen en zeven.

2. Het afstellen en instellen.

3. Het verpakken, uitpakken, ompakken, het overgieten of overbrengen in een andere verpakking, zelfs als dit tot een andere GN-code van acht cijfers leidt.

4. Het aanbrengen en wijzigen van merken, verzegelingen, etiketten, vermeldingen van behaalde prijzen of enig ander onderscheidend merkteken; dit mag niet leiden tot het verkrijgen van een schijnbaar andere dan de werkelijke oorsprong.

5. Het uitproberen, bijstellen en gebruiksklaar maken van machines, toestellen en voertuigen voor zover het eenvoudige verrichtingen betreft.

6 Het uitproberen om na te gaan of aan de Europese technische normen wordt voldaan.

7. Het versnijden en kleiner maken van gedroogde vruchten of van groenten.

8. Het behandelen tegen roest.

9. Het herconstrueren van goederen na het vervoer.

10. Het verhogen van de temperatur om vervoer van de goederen mogelijk te maken.

11. Het strijken van textiel.

12. Het elektrostatisch behandelen van textiel.".

(1) Bij voorbeeld: montage van radio of ruitewisser in of op voertuig.(2) Bij voorbeeld: de toevoeging van toevoegingsmiddelen butaan of lood aan benzine; de toevoeging van sinaasappelpulp, sinaasappel(schil)oliën of sinaasappelsmaak aan sinaasappelsap; enz.

BIJLAGE 4

"BIJLAGE 69 bis

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 510, LID 3, BEDOELDE UITZONDERINGSGEVALLEN

Het gebruik van een douane-entrepot of van het stelsel douane-entrepots in een entrepot van het type E is in de volgende gevallen toegestaan:

1. bij de verkoop met vrijstelling van rechten bij invoer aan reizigers in het internationale verkeer;

2. bij de verkoop met vrijstelling van rechten bij invoer in het kader van diplomatieke en consulaire overeenkomsten;

3. bij de verkoop met vrijstelling van rechten bij invoer aan leden van internationale organisaties;

4. bij de verkoop met vrijstelling van rechten bij invoer aan de NAVO-strijdkrachten.".

BIJLAGE 5

"BIJLAGE 96

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 697, LID 2, BEDOELDE GOEDEREN DIE TIJDELIJK KUNNEN WORDEN INGEVOERD MET EEN CARNET ATA

1. Beroepsuitrusting

(artikel 671)

2. Goederen bestemd om op een tentoonstelling, beurs, congres of soortgelijk evenement te worden tentoongesteld of gebruikt

(artikel 673)

3. Opvoedkundig en wetenschappelijk materiaal, reserveonderdelen en toebehoden bij dit materiaal, en gereedschap dat speciaal voor onderhoud, controle, afstelling of reparatie van dit materiaal is ontworpen

(artikel 674)

4. Medisch-chirurgisch en laboratoriummateriaal

(artikel 677)

5. Materiaal ter bestrijding van de gevolgen van rampen

(artikel 678)

6. Verpakkingsmiddelen waarvoor een schriftelijke aangifte kan worden geëist

(artikel 679)

7. Goederen van ongeacht welke aard waarop proeven, experimenten of demonstraties zullen worden uitgevoerd, met inbegrip van proeven en experimenten die noodzakelijk zijn voor typegoedkeuring, doch met uitzondering van proeven, experimenten of demonstraties die een winstgevende bezigheid vormen

(artikel 680, lid 1, onder d))

8. Goederen van ongeacht welke aard waarmede proeven, experimenten of demonstraties worden uitgevoerd, met uitzondering van proeven, experimenten of demonstraties die een winstgevende bezigheid vormen

(artikel 680, lid 1, onder e))

9. Monsters, dat wil zeggen artikelen die representatief zijn voor een bepaalde categorie reeds geproduceerde goederen of die een voorbeeld zijn van goederen die nog geproduceerd moeten worden, met uitzondering van identieke artikelen die door dezelfde persoon worden ingevoerd of aan een zelfde geadresseerde worden toegezonden in hoeveelheden die erop wijzen dat het volgens de normale handelsgebruiken niet meer om monsters gaat

(artikel 680, lid 1, onder f))

10. Vervangende produktiemiddelen die tijdelijk gratis ter beschikking worden gesteld door of op initiatief van de leverancier van soortgelijke produktiemiddelen die later zullen worden ingevoerd om in het vrije verkeer te worden gebracht of van produktiemiddelen die na reparatie opnieuw in gebruik zullen worden genomen

(artikel 681)

11. Kunstwerken die worden ingevoerd om met het oog op een eventuele verkoop te worden tentoongesteld

(artikel 682, lid 1, onder c))

12. Cinematografische films, belicht en ontwikkeld, positief, bestemd om te worden bekeken alvorens commercieel in omloop te worden gebracht

(artikel 683, onder a))

13. Films, magnetische banden en magneetdraad bestemd om van geluid te worden voorzien, te worden nagesynchroniseerd of om kopieën van te vervaardigen

(artikel 683, onder b))

14. Films die de aard of de werking van buitenlandse produkten of materialen tonen, voor zover ze niet bestemd zijn voor een openbare vertoning met winstgevend doel

(artikel 683, onder c))

15. Opgenomen gegevensdragers, die gratis worden toegezonden en die bestemd zijn om te worden gebruikt bij de automatische gegevenswerking

(artikel 683, onder d))

16. Voorwerpen (met inbegrip van voertuigen) die, gezien hun aard, uitsluitend kunnen dienen om reclame voor een bepaald artikel of propaganda voor een bepaald doel te maken

(artikel 683, onder e))

17. Levende dieren van elke soort die worden ingevoerd voor dressuur, training, fokdoeleinden of om een diergeneeskundige behandeling te ondergaan

(artikel 685, lid 2 onder a))

18. Toeristisch reclamemateriaal

(artikel 684 bis)

19. Welzijnsgoederen voor zeelieden

(artikel 686)

20. Diverse materialen die onder toezicht en verantwoordelijkheid van een overheidsdienst worden gebruikt voor de aanleg, de herstelling of het onderhoud van infrastructuurvoorzieningen van algemeen belang in grensgebieden

(artikel 687)".