31994R3036

Verordening (EG) nr. 3036/94 van de Raad van 8 december 1994 houdende instelling van een regeling voor economische passieve veredeling die van toepassing is op bepaalde textielprodukten en kledingartikelen die worden wederingevoerd in de Gemeenschap na bewerking of verwerking in bepaalde derde landen

Publicatieblad Nr. L 322 van 15/12/1994 blz. 0001 - 0007
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 2 Deel 13 blz. 0135
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 2 Deel 13 blz. 0135


VERORDENING (EG) Nr. 3036/94 VAN DE RAAD van 8 december 1994 houdende instelling van een regeling voor economische passieve veredeling die van toepassing is op bepaalde textielprodukten en kledingartikelen die worden wederingevoerd in de Gemeenschap na bewerking of verwerking in bepaalde derde landen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de invoerregelingen in de Gemeenschap voor de sectoren textielprodukten en kledingartikelen ten aanzien van bepaalde derde landen bijzondere bepalingen bevatten voor produkten die bij passieve veredeling zijn ontstaan;

Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 636/82 (1) regelingen voor economische passieve veredeling zijn ingesteld voor bepaalde textielprodukten en kledingartikelen die na be- of verwerking in bepaalde derde landen weer in de Gemeenschap worden ingevoerd;

Overwegende dat het beleid van de Gemeenschap met name beoogt de textiel- en kledingindustrie in staat te stellen zich aan te passen aan de internationale concurrentieverhoudingen; dat deze nieuwe regeling voor passieve veredeling een onderdeel moet vormen van de pogingen om het concurrentievermogen van de communautaire industrie te vergroten en dus niet uitsluitend voor deze industrie moet gelden, maar ook alleen moet worden toegekend aan ondernemingen die in de Gemeenschap produkten tot hetzelfde stadium van vervaardiging fabriceren als die welke bestemd zijn om na passieve veredeling in de Gemeenschap te worden wederingevoerd, zonder daarbij evenwel afbreuk te doen aan de rechten van personen die niet voldoen aan de voorwaarden van deze verordening aan wie, voor produkten die naar aard en doel niet verschillend zijn, afwijkingen kunnen worden toegestaan ten belope van ten hoogste de totale hoeveelheden die gedurende een van de twee aan de inwerkingtreding van deze verordenng voorafgaande jaren zijn ingevoerd in het kader van specifieke regelingen;

Overwegende dat door de totstandkoming van de interne markt in 1993 een gebied zonder binnengrenzen is ontstaan waarbinnen met name het vrije verkeer van goederen verzekerd is; dat dit onder meer inhoudt dat controles aan de binnengrenzen en bestaande ongelijke invoerregelingen zijn afgeschaft en dat het hierdoor tevens mogelijk is geworden dat de wederinvoer van veredelingsprodukten in een andere Lid-Staat plaatsvindt dan in die waarin de voorafgaande vergunning is afgegeven;

Overwegende dat de handel in textielprodukten en kledingartikelen, met name wat de toepassing van de regelingen voor de economische passieve veredeling voor textiel betreft, niet met de interne markt in strijd mag zijn;

Overwegende dat de regionale contingenten voor het passieve veredelingsverkeer per 1 januari 1993 werden vervangen door communautaire contingenten die niet over de Lid-Staten zijn verdeeld;

Overwegende dat de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten voorafgaande vergunningen moeten blijven verstrekken aan bedrijven die van de regeling passieve veredeling gebruik wensen te maken, maar dat zij de Commissie in kennis moeten stellen van de aangevraagde hoeveelheden zodat kan worden nagegaan of de gevraagde hoeveelheden beschikbaar zijn binnen de op Gemeenschapsniveau vastgestelde maxima;

Overwegende dat de toewijziging van hoeveelheden op grond van maximumtranches moet geschieden en dat een nieuwe tranche eerst kan worden aangevraagd nadat de vorige tranche voor ten minste 50 % werd benut;

Overwegende dat de criteria en voorwaarden waaraan de bedrijven in de Lid-Staten moeten voldoen om voor de regeling in aanmerking te komen momenteel in de Gemeenschap niet uniform worden toegepast;

Overwegende dat derhalve, om de toegang tot de passieve veredeling overal in de Gemeenschap op dezelfde voorwaarden mogelijk te maken, de regels voor de toepassing van deze criteria en voorwaarden dienen te worden geharmoniseerd, in het bijzonder wat betreft de omschrijving van het begrip begunstigde, het begrip soortgelijke produkten, de voorrang voor fabrikanten die binnen de Gemeenschap een belangrijke hoeveelheid produceren en de afwijking van de voorschriften betreffende de oorsprong van het produkt dat met het oog op passieve veredeling wordt uitgevoerd;

Overwegende dat bij de toewijzing van hoeveelheden ten aanzien van elke aanvrager niet alleen rekening moet worden gehouden met de hoeveelheden die volgens de invoerregelingen voor het betrokken produkt en het betrokken derde land beschikbaar zijn, maar ook met de hoedanigheid van bonafide producent van de aanvrager en met de inspanningen die deze doet om de werkgelegenheid te vrijwaren en de produktie van produkten in hetzelfde produktiestadium in de Gemeenschap te houden, terwijl tevens de toewijzingen aan bedrijven die in het verleden van de regeling gebruik hebben gemaakt en de hun toegewezen hoeveelheden hebben benut, niet verminderd mogen worden;

Overwegende dat de contingenten voor passieve veredeling, met het oog op een doelmatig en objectief beheer, op volgorde van binnenkomst van de aanvragen moeten worden toegewezen, met uitzondering van de hoeveelheden die zijn gereserveerd voor personen die door gebruik van de regeling in het verleden rechten hebben verworven;

Overwegende dat het dienstig is het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden tot bepaalde categorieën geliberaliseerde produkten van oorsprong uit Bulgarije, Hongarije, Polen, Roemenië, Slowakije en Tsjechië, gelet op Protocol nr. 1 betreffende textielprodukten en kledingartikelen bij de Europa-Overeenkomsten en de Interimovereenkomsten die tussen de Gemeenschap en deze landen zijn gesloten;

Overwegende dat de lijst van produkten waarop deze verordening van toepassing is, in overeenstemming moet zijn met de huidige indeling van textielprodukten (categorieën) die op de gecombineerde nomenclatuur is gebaseerd;

Overwegende dat deze verordening niet van invloed mag zijn op de wederinvoer in de Gemeenschap van produkten die in derde landen zijn be- of verwerkt op grond van voorafgaande vergunningen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn afgegeven;

Overwegende dat het voor een doelmatig communautair beheer van de regelingen inzake passieve veredeling nodig is dat de Lid-Staten en de Commissie nauw met elkaar samenwerken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. In deze verordening wordt vastgesteld hoe de regeling inzake economische passieve veredeling, hierna "de regeling" te noemen, wordt toegepast op de in de hoofdstukken 50 tot en met 63 van de gecombineerde nomenclatuur vermelde textielprodukten en kledingartikelen die het resultaat zijn van passieve veredelingshandelingen.

2. In de zin van deze verordening worden verstaan onder "passieve-veredelingshandelingen", hierna "veredelingshandelingen" te noemen, handelingen die bestaan in de verwerking in een derde land van goederen die tijdelijk uit de Gemeenschap worden uitgevoerd om in de Gemeenschap te worden wederingevoerd als veredelingsprodukten.

3. Onverminderd artikel 11, lid 3, geldt deze verordening voor textielprodukten en kledingartikelen die het resultaat zijn van veredelingshandelingen in een derde land indien er een regeling inzake beperking van de invoer van of inzake toezicht op uit genoemd derde land ingevoerde textielprodukten en kledingartikelen bestaat en indien er voor deze produkten en voor dit derde land specifieke maatregelen gelden voor produkten die het resultaat zijn van een veredelingshandeling.

4. In de zin van deze verordening worden verstaan onder:

a) "veredelingsprodukten": produkten die het resultaat zijn van de aanwending van goederen die werden onderworpen aan de veredelingshandelingen bedoeld in artikel 2, lid 2, onder d);

b) "goederen": goederen die met het oog op genoemde veredelingshandelingen uit het douanegebied van de Gemeenschap naar het derde land worden uitgevoerd;

c) "totale waarde van de goederen": voor goederen die vooraf worden ingevoerd, de douanewaarde als omschreven in Verordening (EEG) nr. 1224/80 (2), en in alle andere gevallen de prijs af fabriek;

d) "bevoegde autoriteit": de autoriteit in een Lid-Staat die bevoegd is voor de toepassing van deze verordening, en met name voor de afgifte van voorafgaande vergunningen;

e) "soortgelijke produkten": produkten die in dezelfde categorie of dezelfde categorieëngroep zijn ingedeeld als in bijlage I vermeld, welke bijlage overeenkomstig de in artikel 12 omschreven procedure kan worden gewijzigd.

Artikel 2

1. De regeling geldt slechts voor in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersonen.

2. De in lid 1 bedoelde persoon die verzoekt om voor de regeling in aanmerking te komen, moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) deze persoon moet:

- in de Gemeenschap produkten vervaardigen die soortgelijk zijn aan en zich in hetzelfde produktiestadium bevinden als de veredelingsprodukten waarvoor de regeling wordt aangevraagd; en

- in zijn eigen fabriek, in de Gemeenschap, het grootste deel van het produktieproces van deze produkten verzorgen, dat wil zeggen ten minste het naaien en samenvoegen, of het breien in geval van volledig uit garen verkregen kledingstukken.

Wanneer de bevoegde autoriteiten nagaan of een aanvraag op grond van deze bepaling in aanmerking komt, houden zij geen rekening met het ontwerpen of het vervaardigen van modellen of monsters;

b) hij kan in een derde land door middel van veredelingshandelingen veredelingsprodukten laten vervaardigen binnen de grenzen van de jaarlijkse hoeveelheden die zijn toegewezen door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waar de aanvraag is ingediend en met inachtneming van de in artikel 3 neergelegde voorwaarden;

c) de goederen die hij met het oog op veredelingshandelingen tijdelijk uitvoert, dienen zich in het vrije verkeer te bevinden in de zin van artikel 9, lid 2, van het Verdrag en van communautaire oorsprong te zijn in de zin van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) en de toepassingsverordeningen daarvan. De autoriteiten van de Lid-Staten kunnen afwijkingen van de bepalingen van de onderhavige alinea alleen toestaan voor goederen die in de Gemeenschap in onvoldoende mate worden geproduceerd. Dergelijke afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan tot ten hoogste 14 % van de totale waarde van de goederen waarvoor een voorafgaande vergunning is aangevraagd of waarvoor de regeling in het voorafgaande jaar aan deze persoon is toegekend. In uitzonderlijke, op economische gronden gerechtvaardigde gevallen, kunnen de bevoegde autoriteiten volgens de procedure van artikel 12 besluiten een hoger afwijkingspercentage toe te staan.

Voor eerdere gebruikers, die in 1994 voor een hoger percentage dan 14 % in aanmerking kwamen, kan deze regeling op basis van een door de Commissie op te stellen lijst gedurende drie jaar met dezelfde hoeveelheden worden voortgezet. Daarna kunnen dergelijke uitzonderingen worden verlengd op basis van een volgens de procedure van artikel 12 te nemen besluit.

Elk kwartaal delen de Lid-Staten aan de Commissie de voornaamste gegevens in verband met de aldus toegestane afwijkingen mee, te weten de aard, de oorsprong en de hoeveelheid van de betrokken goederen van niet-communautaire oorsprong. De Commissie deelt deze gegevens aan de andere Lid-Staten mee met het oog op een onderzoek door het in artikel 12 bedoelde Comité;

d) de in derde landen te verrichten veredelingshandelingen mogen geen belangrijkere verwerkingen zijn dan die welke in bijlage II voor elk produkt zijn vermeld. De te verrichten veredelingshandelingen kunnen evenwel minder belangrijke verwerkingen zijn dan die welke in bijlage II voor elk produkt zijn vermeld.

3. De Lid-Staten kunnen van lid 2, onder a), afwijken voor personen die niet voldoen aan de voorwaarden van genoemd lid.

Deze afwijkingen gelden slechts voor de totale hoeveelheden die tijdens een van de twee aan de inwerkingtreding van Verordening (EEG) nr. 636/82 voorafgaande jaren zijn ingevoerd in het kader van specifieke regelingen van het type als bedoeld in artikel 1, lid 3, voor produkten die naar aard en doel niet afwijken.

Indien het gaat om landen waarvoor een specifieke regeling van het type als bedoeld in artikel 1, lid 3, voor de eerste maal wordt ingesteld na de inwerkingtreding van deze verordening en voor bepaalde hoeveelheden in de plaats komt van de voordien geldende niet-specifieke invoerbeperkingsregeling, zonder dat dit in totaal tot grotere invoermogelijkheden leidt als gevolg van de cumulatieve toepassing van beide regelingen, kunnen soortgelijke afwijkingen ten hoogste worden toegepast voor de hoeveelheden produkten die het resultaat zijn van veredelingshandelingen en die eerder in het kader van de niet-specifieke invoerbeperkingsregeling zijn ingevoerd.

De in de voorafgaande alinea's bedoelde afwijkingen gelden bij voorrang voor personen die vroeger in aanmerking kwamen voor bovenbedoelde specifieke regelingen.

De gevallen waarin dit lid wordt toegepast, worden meegedeeld aan de Commissie, die daarvan kennis geeft aan de Lid-Staten met het oog op een jaarlijks onderzoek door het in artikel 12 bedoelde Comité.

Artikel 3

1. De jaarlijkse hoeveelheden veredelingsprodukten waarvan de wederinvoer ingevolge de in artikel 1, lid 3, bedoelde specifieke invoerregelingen kan worden toegestaan, worden vastgesteld op communautair niveau.

2. De bevoegde autoriteiten verdelen de in lid 1 bedoelde jaarlijkse hoeveelheden onder de potentiële gebruikers als omschreven in artikel 2, zulks op basis van hun overeenkomstig artikel 4, lid 2, ingediende aanvragen en uitsluitend als de Commissie bevestigt dat er binnen het totale communautaire quotum voor de gehele categorie en het betrokken derde land nog hoeveelheden beschikbaar zijn.

3. Onverminderd artikel 2, lid 3, geschiedt deze verdeling met inachtneming van het bij artikel 2, lid 2, gestelde doel de industriële activiteiten van de gebruiker van de regeling in de Gemeenschap te handhaven, zowel wat betreft de aard van de produkten als de hoeveelheden, uitgedrukt in eenheden of in toegevoegde waarde.

4. Aan elke eerdere gebruiker wordt, voor elke categorie en elk derde land, een hoeveelheid toegekend gelijk aan de totale hoeveelheid die hij in 1993 dan wel in 1994 voor die categorie en dat land heeft laten veredelen.

Gebruikers komen uitsluitend voor toewijzing van aanvullende hoeveelheden voor dezelfde categorie en hetzelfde derde land overeenkomstig lid 5 in aanmerking wanneer zij de in de vorige alinea bedoelde hoeveelheden volledig hebben benut, overeenkomstig lid 5, vierde alinea.

Bovendien komt een eerdere gebruiker die voor een specifieke categorie en derde land besluit de uit hoofde van de eerste alinea voor hem gereserveerde hoeveelheden niet te gebruiken, in aanmerking voor het aanvragen van een gelijkwaardige hoeveelheid in een andere categorie en/of derde land, overeenkomstig de regel van lid 5, eerste alinea, dat de aanvragen in volgorde van binnenkomst worden behandeld. Hoeveelheden waarvan afstand is gedaan, worden onmiddellijk bij de overeenkomstig lid 6 toe te wijzen hoeveelheden gevoegd.

In geval van toetreding van een land tot de Gemeenschap zijn deze bepalingen van toepassing op bedrijven uit dat land die gedurende een van de twee aan die toetreding voorafgaande jaren passieve-veredelingshandelingen hebben verricht ten belope van de aldus verwerkte hoeveelheden.

5. De hoeveelheden veredelingsprodukten die niet gereserveerd zijn om te voldoen aan de aanvragen uit hoofde van lid 4, worden op basis van de door de Lid-Staten ontvangen kennisgevingen door de Commissie verdeeld, en wel in de chronologische volgorde waarin deze kennisgevingen zijn ontvangen.

De hoeveelheden worden slechts toegewezen aan de fabrikanten die kunnen aantonen dat zij in het voorafgaande jaar de produktie in de Gemeenschap hebben gehandhaafd. Elk van deze fabrikanten is gerechtigd een aanvraag in te dienen voor een totale hoeveelheid veredelingsprodukten met een waarde van de in het derde land verrichte veredeling van ten hoogste 50 % van de waarde van zijn produktie in de Gemeenschap.

De waarde van de produktie in de Gemeenschap van de betrokken aanvrager wordt vastgesteld op basis van alle in bijlage II opgenomen produkten die binnen de Gemeenschap zijn vervaardigd.

De toewijzing geschiedt door toekenning van maximumhoeveelheden per aanvraag, en wel per categorie en per betrokken derde land. Wanneer een nieuwe aanvraag wordt ingediend, kunnen de bevoegde autoriteiten aanvullende hoeveelheden voor dezelfde categorie en hetzelfde derde land alleen aan een bepaalde aanvrager toewijzen indien de aanvrager de hem eerder toegewezen hoeveelheid voor ten minste 50 % heeft benut, of indien ten minste een hoeveelheid goederen die overeenstemt met 80 % van de hem eerder toegewezen hoeveelheid is uitgevoerd.

Aan iedere fabrikant die gedurende het voorafgaande jaar gerechtigd was tot het verrichten van passief veredelingsverkeer uit hoofde van dit lid, worden de hoeveelheden veredelingsprodukten als bedoeld in lid 4 toegekend. Indien de produktie van een fabrikant in de Gemeenschap is gedaald ten gevolge van passieve-veredelingshandelingen van het voorgaande jaar, worden de hoeveelheden van dat jaar evenredig verlaagd.

De hoeveelheden die hem voor elke categorie en elk derde land worden toegekend, komen overeen met de hoeveelheid veredelingsprodukten die door de fabrikant weder zijn ingevoerd gedurende de in de vorige alinea bedoelde periode.

6. Indien gebruikers de totale hoeveelheden waarvoor zij uit hoofde van dit artikel een voorafgaande vergunning hebben ontvangen, niet volledig benutten, worden de niet-gebruikte hoeveelheden weer aan het communautaire quotum toegevoegd en beschikbaar gesteld overeenkomstig de procedure van lid 5.

De aanvrager stuurt binnen 15 dagen na het verstrijken van de periode alle vroegere niet-gebruikte of gedeeltelijk gebruikte vergunningen terug aan de bevoegde autoriteiten die deze vergunningen hebben afgegeven.

Voor de toepassing van het onderhavige lid worden als "niet-gebruikte hoeveelheden" beschouwd, hoeveelheden waarvoor voorafgaande vergunningen zijn uitgegeven maar waarvoor deze vergunningen niet binnen een termijn van zes maanden of negen maanden in geval van verlenging van de oorspronkelijke wederinvoeringstermijn door de bevoegde autoriteiten zijn benut (dat wil zeggen dat de formaliteiten in verband met de tijdelijke uitvoer voor de in de voorafgaande vergunning aangegeven gehele hoeveelheid uitgangsprodukten niet zijn afgerond). De bevoegde autoriteiten zullen zo spoedig mogelijk de weer aan het communautaire quotum toe te voegen niet-gebruikte hoeveelheden aan de Commissie opgeven.

7. Wanneer aan het eind van een kalenderjaar blijkt dat de beschikbare hoeveelheden veredelingsprodukten ontoereikend zijn om te kunnen voldoen aan de overeenkomstig lid 5 ingediende aanvragen, wordt volgens de procedure van artikel 12 nagegaan in welke mate en op welke wijze de toewijzingen moeten worden herzien.

8. De toepassingsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 12.

Artikel 4

1. De bevoegde autoriteiten verlenen alleen een voorafgaande vergunning aan de aanvragers die voldoen aan de voorwaarden van deze verordening.

2. De aanvrager legt de bevoegde autoriteiten het contract voor dat is geloten met het bedrijf dat de veredelingshandelingen in het derde land voor zijn rekening moet verrichten, of een ander door genoemde autoriteiten gelijkwaardig geacht bewijsstuk.

3. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten stellen de Commissie vóór 15 januari van elk jaar in kennis van de totale hoeveelheden, per categorie en per derde land, die gedurende dat quotajaar aan de gebruikers uit hoofde van artikel 3, lid 4, worden toegekend.

4. Vanaf 15 januari van elk jaar kunnen aanvragen om een voorafgaande vergunning door de bevoegde autoriteiten ter kennis van de Commissie worden gebracht en kunnen voorafgaande vergunningen worden afgegeven.

De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten stellen, alvorens zij de voorafgaande vergunningen verlenen, de Commissie in kennis van de hoeveelheden waarop de door hen ontvangen verzoeken betrekking hebben. Op haar beurt zal de Commissie, in de chronologische volgorde waarin de kennisgevingen van de Lid-Staten zijn ontvangen, bevestigen dat de aangevraagde hoeveelheden voor wederinvoer beschikbaar zijn.

Normaliter zullen deze kennisgevingen elektronisch worden doorgegeven via het hiertoe opgezette geïntegreerde netwerk, tenzij het om dwingende redenen noodzakelijk is om tijdelijk van andere communicatiemiddelen gebruik te maken.

Artikel 5

1. De voorafgaande vergunning wordt slechts verleend indien de bevoegde autoriteiten de tijdelijk uitgevoerde goederen in de wederingevoerde veredelingsprodukten kunnen identificeren.

2. De bevoegde autoriteiten kunnen weigeren personen voor de regeling in aanmerking te laten komen indien zij constateren dat zij niet alle garanties kunnen krijgen die zij nodig hebben voor de daadwerkelijke controle op de naleving van artikel 2.

3. In de voorafgaande vergunning worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de veredelingshandeling dient plaats te vinden en met name:

- de hoeveelheden uit te voeren goederen en weder in te voeren produkten, berekend op basis van het opbrengstpercentage dat is vastgesteld aan de hand van de technische gegevens van de te verrichten veredelingshandeling(en), indien deze zijn vastgesteld, of, bij ontstentenis daarvan, van de gegevens die in de Gemeenschap beschikbaar zijn betreffende soortgelijke handelingen;

- de wijze waarop in de veredelingsprodukten de tijdelijk uitgevoerde goederen kunnen worden geïdentificeerd;

- de wederinvoertermijn afhankelijk van de tijd die nodig is om de veredelingshandeling(en) te verrichten.

4. Indien de bevoegde autoriteiten vaststellen dat de werkgelegenheid in het bedrijf van de aanvrager aanzienlijk is gedaald ten gevolge van passieve-veredelingshandelingen van een bepaald jaar, verlagen zij de hoeveelheden die krachtens deze verordening in het volgend jaar kunnen worden aangevraagd op overeenkomstige wijze.

Artikel 6

Op het tijdstip van tijdelijke uitvoer wordt de door de bevoegde autoriteiten afgegeven voorafgaande vergunning aan het betrokken douanekantoor voorgelegd met het oog op het vervullen van de douaneformaliteiten.

Artikel 7

Op verzoek van de Commissie stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van de weigering om een voorafgaande vergunning te verlenen, alsmede van de redenen in verband met de in deze verordening gestelde voorwaarden die tot deze weigering hebben geleid.

Artikel 8

1. Onverminderd het bepaalde in het volgende lid kan de wederinvoer van de veredelingsprodukten niet worden geweigerd, zolang wordt voldaan aan de in de vergunning vastgestelde voorwaarden en aan de overige douaneformaliteiten die normaliter bij invoer moeten worden vervuld.

2. Bij wederinvoer van de veredelingsprodukten in de Gemeenschap legt de aangever, onverminderd andere communautaire voorschriften voor het handelsverkeer met het betrokken derde land, aan de bevoegde autoriteit de voorafgaande vergunning voor, vergezeld van het bewijs dat de veredelingshandeling inderdaad heeft plaatsgevonden in het in de voorafgaande vergunning vermelde derde land.

Artikel 9

De bevoegde autoriteiten kunnen, indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven:

- toestaan dat de oorspronkelijk vastgestelde wederinvoertermijn wordt verlengd,

- toestaan dat de veredelingsprodukten in verschillende zendingen worden wederingevoerd; in dat geval wordt de voorafgaande vergunning van aantekeningen voorzien naarmate de zendingen binnenkomen.

De bevoegde autoriteiten kunnen voorts toestaan dat de veredelingsprodukten worden wederingevoerd, zelfs indien niet alle veredelingshandelingen als bepaald in de voorafgaande vergunning zijn verricht.

Artikel 10

De Lid-Staten verstrekken de Commissie de statistische gegevens betreffende de totale in het kader van deze verordening op hun grondgebied verrichte wederinvoer. De Commissie geeft deze gegevens aan de Lid-Staten door.

Artikel 11

1. De in deze verordening vastgestelde regeling vervangt alle andere regelingen inzake economische passieve veredeling welke thans door de Lid-Staten worden toegepast ten aanzien van de in artikel 1 bedoelde produkten.

2. Deze verordening is van toepassing onverminderd de artikelen 154 tot en met 159 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 inzake de regelingen voor passieve veredeling en uitwisselingsverkeer.

3. Voor de toepassing van artikel 2, lid 3, van Protocol nr. 1 betreffende textielprodukten en kledingartikelen bij de Europa-Overeenkomsten en Interimovereenkomsten tussen de Gemeenschap en respectievelijk de Tsjechische Republiek, de Slowaakse Republiek, Hongarije, Polen, Roemenië en Bulgarije behoeven de regelingen of bijzondere maatregelen als bedoeld in artikel 1, lid 3, of de jaarlijkse maxima als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder b), niet te worden toegepast op de in bijlage II vermelde produkten van oorsprong uit deze landen in de zin van Protocol nr. 4 bij deze Overeenkomsten betreffende de oorsprong. Voorafgaande vergunningen voor deze categorieën produkten worden door de bevoegde autoriteiten afgegeven na kennisgeving aan de Commissie van de aangevraagde hoeveelheden en mits aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan.

Artikel 12

1. Er wordt een comité voor de regeling inzake economische passieve veredeling textielprodukten ingesteld, hierna "het Comité" te noemen, bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

2. Het Comité kan elke met de toepassing van deze verordening verband houdende kwestie behandelen die de voorzitter van het Comité hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van een vertegenwoordiger van de Lid-Staten aan de orde heeft gesteld.

3. De bepalingen die nodig zijn voor de toepassing van deze verordening worden vastgesteld volgens onderstaande procedure:

a) De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 54 stemmen, waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

b) i) De Commissie stelt de beoogde maatregelen bij verordening vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.

ii) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

iii) Indien de Raad na verloop van een maand na de indiening van het voorstel geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld en onverwijld ten uitvoer gelegd.

Artikel 13

Deze verordening is niet van invloed op de wederinvoer in de Gemeenschap van produkten die op basis van voorafgaande vergunningen welke vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verstrekt, in derde landen zijn be- of verwerkt.

Verordening (EEG) nr. 636/82 wordt per 31 december 1994 ingetrokken.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1995.

Artikel 11, lid 3, is van toepassing vanaf 1 januari 1994.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 8 december 1994.

Voor de Raad

De Voorzitter

G. REXRODT

(1) PB nr. L 76 van 20. 3. 1982, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal.

(2) PB nr. L 134 van 31. 5. 1980, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal.

(3) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.

BIJLAGE I

Categorieëngroepen als bedoeld in artikel 1, lid 4, onder d) Onder "soortgelijke produkten in hetzelfde produktiestadium" worden verstaan produkten die in dezelfde categorie of dezelfde categorieëngroep zijn ingedeeld overeenkomstig onderstaande lijst:

Groep 1 (bovenkleding)

Categorieën 4, 5, 6, 7, 8, 14, 15, 16, 17, 21, 26, 27, 28, 29, 68, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 83, 156, 157, 159, 161.

Groep 2 (onderkledij)

Categorieën 4, 5, 12, 13, 18, 24, 26, 28, 31, 68, 69, 70, 72, 73, 78, 83, 86, 157, 161.

Groep 3 (overige produkten)

Categorieën 10, 12, 68, 70, 72, 78, 83, 85, 87, 91.

BIJLAGE II

Maximumniveaus van verwerking als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder d)

>(1)"> ID="1">Categorieën> ID="2">Handeling"> ID="1">4, 5, 6, 7, 8, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 21, 24, 26, 27, 28, 29, 31, 68, 69, 70, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 83, 85, 86, 87, 91, 156, 157, 159, 161> ID="2">Verwerking op basis van weefsels of brei- en haakwerk (2) "">

(1) Deze categorieën komen overeen met die van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad van 12 oktober 1993 (PB nr. L 275 van 8 november 1993) en de wijzigingen daarop.

(2) Het rechtstreeks in de vorm vervaardigen van brei- of haakwerk uit garen kan ook als een be- of verwerking in de zin van deze verordening worden aangemerkt, mits de daarbij gebruikte, tijdelijk uitgevoerde garens in enig jaar niet meer dan 7 % in gewicht bedragen van de totale tijdelijke uitvoer die in het voorafgaande jaar in de Gemeenschap werd toegestaan in het kader van de bijzondere regelingen als bedoeld in artikel 1, lid 3.

De Commissie ziet erop toe dat het hiervoor genoemde maximum van 7 % op EG-niveau niet wordt overschreden.

Te dien einde wordt artikel 4, lid 1, tweede alinea, toegepast.