31994R2062

Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

Publicatieblad Nr. L 216 van 20/08/1994 blz. 0001 - 0008
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 6 blz. 0131
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 6 blz. 0131


VERORDENING (EG) Nr. 2062/94 VAN DE RAAD van 18 juli 1994 tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk deel uitmaken van de prioriteiten van een effectief sociaal beleid;

Overwegende dat de Commissie de initiatieven heeft voorgelegd die zij op dit gebied voornemens is te ontwikkelen in haar programma inzake de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk (4) en tevens in haar actieprogramma tot uitvoering van het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden;

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 21 december 1987 betreffende de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op de arbeidsplaats (5) de mededeling van de Commissie over haar programma inzake de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk gunstig heeft ontvangen; dat de Raad de Commissie onder andere heeft verzocht na te gaan hoe de uitwisseling van informatie en ervaring op het gebied waarop de resolutie betrekking heeft, kan worden verbeterd, in het bijzonder wat het vergaren en het verspreiden van gegevens betreft, en tevens of het dienstig is een communautair mechanisme te creëren voor de bestudering van de gevolgen, op nationaal niveau, van communautaire maatregelen op dit gebied;

Overwegende dat genoemde resolutie voorts de aanbeveling behelst, de samenwerking met en tussen instanties met taken op het betreffende terrein te intensiveren;

Overwegende dat de Raad er ook op heeft gewezen dat het van fundamenteel belang is dat de werkgevers en de werknemers weten waar het om gaat en toegang hebben tot informatie, wanneer de in het programma van de Commissie aanbevolen maatregelen hun beslag mochten krijgen;

Overwegende dat gedetailleerde, betrouwbare en objectieve wetenschappelijke, technische en economische gegevens dienen te worden verzameld, verwerkt en geanalyseerd, ten einde de communautaire instanties, de Lid-Staten en belanghebbende kringen de nodige gegevens te verschaffen om op alle vragen en verzoeken die tot hen worden gericht, te kunnen reageren, om voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werkenden onontbeerlijke maatregelen te treffen en om de betrokkenen adequaat voor te lichten;

Overwegende dat er binnen de Gemeenschap en de Lid-Staten reeds instanties bestaan die dergelijke gegevens en diensten bieden;

Overwegende dat het, ten einde de reeds door deze instanties verrichte werkzaamheden op communautair niveau optimaal te kunnen benutten, dienstig is een netwerk op te zetten dat een Europees systeem voor onderzoek en het verzamelen van gegevens over de veiligheid en de gezondheid op het werk vormt en waarvan de coördinatie op communautair niveau verzorgd wordt door een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk;

Overwegende dat de communautaire instanties, de Lid-Staten en de belanghebbende kringen, ten einde doeltreffender op de tot hen gerichte vragen en verzoeken te kunnen reageren, de beschikking moeten kunnen hebben over een Agentschap voor het verkrijgen van de technische, wetenschappelijke en economische gegevens die op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk van nut zijn;

Overwegende dat het derhalve wenselijk is een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk op te richten, dat tot taak heeft met name de Commissie bij te staan bij het vervullen van de taken op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk en, in dit kader, een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van toekomstige communautaire actieprogramma's betreffende de bescherming van de veiligheid en de gezondheid op het werk, onverminderd de bevoegdheden van de Commissie;

Overwegende dat bij het besluit in onderlinge overeenstemming van 29 oktober 1993, genomen door de vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders bijeen, inzake de vaststelling van de zetels van bepaalde organisaties en diensten van de Europese Gemeenschappen en Europol (6), de zetel van het Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk in Spanje is vastgesteld, in een door de Spaanse Regering aan te duiden stad, en dat de Spaanse Regering Bilbao daarvoor heeft aangewezen;

Overwegende dat het statuut en de structuur van het Agentschap dienen te beantwoorden aan het objectieve karakter van de verwachte resultaten; dat zij voorts het Agentschap in staat moeten stellen zijn taken in samenwerking met bestaande nationale, communautaire en internationale instanties waar te nemen;

Overwegende dat het Agentschap de mogelijkheid moet hebben vertegenwoordigers van derde landen, van communautaire Instellingen en organen en van internationale organisaties, die evenals de Gemeenschap en de Lid-Staten belang stellen in de door het Agentschap nagestreefde doelstelling, als waarnemers uit te nodigen;

Overwegende dat het Agentschap rechtspersoonlijkheid moet bezitten, doch tevens nauwe banden dient te onderhouden met de op communautair niveau bestaande organen en programma's, met name met de Europese Stichting ter verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, ten einde overlappingen te voorkomen;

Overwegende dat het van belang is dat het Agentschap functioneel zeer nauwe banden heeft met de Commissie en met het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats;

Overwegende dat het Agentschap, wat zijn vertaalwerkzaamheden betreft, gebruik zal maken van de diensten van het vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie, zodra dit in werking treedt;

Overwegende dat de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen tot de werking van het Agentschap bijdraagt; dat de nodig geachte bedragen in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure, overeenkomstig de financiële ramingen, worden vastgesteld;

Overwegende dat het Verdrag voor de vaststelling van deze verordening niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 235 voorziet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Oprichting van het Agentschap

Er wordt een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, hierna "Agentschap" te noemen, opgericht.

Artikel 2

Doelstelling

Het Agentschap heeft als doel de communautaire instanties, de Lid-Staten en de belanghebbende kringen alle dienstige technische, wetenschappelijke en economische informatie op het gebied van de veiligheid en de gezondheid op het werk te verstrekken, zulks om de verbetering van met name het arbeidsmilieu te bevorderen, ten einde de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen, zoals in het Verdrag en in de achtereenvolgende actieprogramma's inzake de veiligheid en de gezondheid op het werk is bepaald.

Artikel 3

Taken

1. Ten einde het in artikel 2 omschreven doel te bereiken, heeft het Agentschap de volgende taken:

a) het verzamelen en verspreiden van technische, wetenschappelijke en economische informatie in de Lid-Staten ten einde de communautaire instanties, de Lid-Staten en de belanghebbende kringen te informeren; het verzamelen van deze informatie heeft ten doel de bestaande nationale prioriteiten en programma's in kaart te brengen en de nodige gegevens te verstrekken voor de communautaire prioriteiten en programma's;

b) het verzamelen van technische, wetenschappelijke en economische informatie over onderzoek op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk en over andere onderzoekactiviteiten waaraan aspecten vastzitten die verband houden met de veiligheid en de gezondheid op het werk, en het verspreiden van de resultaten van het onderzoek en de onderzoekactiviteiten;

c) het bevorderen en ondersteunen van samenwerking en uitwisseling van informatie en ervaring tussen de Lid-Staten op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk, met inbegrip van informatie over opleidingsprogramma's;

d) het organiseren van conferenties en studiebijeenkomsten, alsmede van de uitwisseling van deskundigen van de Lid-Staten op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk;

e) het verstrekken, aan de communautaire instanties en aan de Lid-Staten, van de objectieve technische, wetenschappelijke en economische informatie die noodzakelijk is voor het opstellen en uitvoeren van een afgewogen en doeltreffend beleid om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen; hiertoe met name aan de Commissie de technische, wetenschappelijke en economische inlichtingen verstrekken die deze Instelling nodig heeft voor het concipiëren, het voorbereiden en het evalueren van wetgeving en maatregelen op het gebied van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werkenden, met name waar het gaat om de gevolgen van de wetgeving voor kleine en middelgrote ondernemingen;

f) het oprichten, in samenwerking met de Lid-Staten, en het coördineren van het in artikel 4 bedoelde netwerk, rekening houdend met de agentschappen en organisaties op nationaal, communautair en internationaal niveau die dit soort inlichtingen en diensten verstrekken;

g) het verzamelen en ter beschikking stellen van inlichtingen betreffende veiligheid en gezondheid op het werk die afkomstig zijn uit, respectievelijk bestemd zijn voor derde landen en internationale organisaties (WGO, IAO, PAHO, IMO, enz.);

h) het verstrekken van technische, wetenschappelijke en economische informatie over de methoden en instrumenten om preventieactiviteiten te verwezenlijken, met bijzondere aandacht voor de specifieke problemen van het midden- en kleinbedrijf;

i) een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van toekomstige communautaire actieprogramma's voor de bevordering van de veiligheid en de gezondheid op het werk, onverminderd de bevoegdheden van de Commissie.

2. Het Agentschap werkt ten nauwste samen met de bestaande instellingen, stichtingen, gespecialiseerde organisaties en programma's op communautair niveau ten einde overlapping van activiteiten te voorkomen.

Artikel 4

Netwerk

1. Het Agentschap zet een netwerk op dat het navolgende omvat:

- de hoofdbestanddelen van de nationale informatienetwerken;

- de nationale knooppunten;

- de eventuele thematische centra.

2. Om het netwerk zo snel en zo doeltreffend mogelijk op te zetten, delen de Lid-Staten binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aan het Agentschap mede wat de voornaamste componenten van hun nationale informatienetwerken op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk zijn, alsmede welke instellingen volgens hen aan de werkzaamheden van het Agentschap zouden kunnen meewerken, gelet op de noodzaak dat hun grondgebied zo volledig mogelijk wordt bestreken.

De bevoegde nationale instanties of de door hen aangewezen instelling dragen zorg voor de coördinatie en/of het doorsturen van de op nationaal niveau bijeengebrachte informatie naar het Agentschap.

3. De nationale instanties stellen het Agentschap in kennis van de naam van de op hun nationaal grondgebied gevestigde instellingen die met het Agentschap kunnen samenwerken met betrekking tot een aantal onderwerpen die van bijzonder belang zijn en die derhalve zouden kunnen fungeren als thematisch centrum van het netwerk. Het Agentschap is bevoegd met deze instellingen een overeenkomst te sluiten.

4. Thematische centra voor bijzondere taken kunnen deel uitmaken van het netwerk.

Deze centra worden daartoe door de in artikel 8 bedoelde raad van bestuur aangewezen voor een in overleg met hen vastgestelde periode.

5. De thema's van bijzonder belang en de specifieke taken van de thematische centra moeten worden vermeld in het jaarlijkse werkprogramma van het Agentschap.

6. In het licht van de opgedane ervaring onderwerpt het Agentschap de in lid 2 bedoelde voornaamste componenten van het netwerk aan een periodieke heroverweging en brengt het daarin de wijzigingen aan waartoe de raad van bestuur eventueel heeft besloten, met inachtneming van eventuele nieuwe aanwijzingen van de Lid-Staten.

Artikel 5

Regelingen

1. Ten einde de werking van het in artikel 4 bedoelde netwerk te vergemakkelijken, kan het Agentschap met de door de raad van bestuur aangewezen instellingen, overeenkomstig artikel 4, lid 4, de nodige regelingen treffen, en met name contracten sluiten, om de taken die het deze kan toevertrouwen succesvol uit te voeren.

2. De Lid-Staten kunnen voor de op hun grondgebied gevestigde nationale instellingen of organisaties bepalen dat dergelijke regelingen met het Agentschap moeten worden getroffen met instemming van het nationale knooppunt.

Artikel 6

Informatie

De inlichtingen en gegevens die het Agentschap ontvangt of meedeelt, kunnen openbaar worden gemaakt en worden toegankelijk gesteld voor het publiek volgens door de raad van bestuur vastgestelde richtsnoeren, op voorwaarde dat hierbij regels van de Gemeenschap en de Lid-Staten betreffende informatieverstrekking, met name op het punt van vertrouwelijkheid, worden nageleefd.

Artikel 7

Rechtspersoonlijkheid

1. Het Agentschap bezit rechtspersoonlijkheid.

2. Het geniet in alle Lid-Staten de ruimste handelingsbevoegdheid die door de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend.

Artikel 8

Raad van bestuur

1. Het Agentschap heeft een raad van bestuur bestaande uit zevenentwintig leden, waarvan:

a) twaalf leden de Regeringen der Lid-Staten vertegenwoordigen;

b) zes leden de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen;

c) zes leden de werknemersorganisaties vertegenwoordigen;

d) drie leden de Commissie vertegenwoordigen.

2. De in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde leden worden door de Raad benoemd.

De in lid 1, onder a), bedoelde leden worden op voorstel van de Lid-Staten benoemd; elke Lid-Staat wordt vertegenwoordigd door één lid.

De in lid 1, onder b) en c), bedoelde leden worden in het kader van een rouleringssysteem benoemd uit het midden van de vertegenwoordigers van de werkgevers- en de werknemersorganisaties in het bij Besluit 74/325/EEG (7) ingestelde Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, op voorstel van de groeperingen van deze leden binnen genoemd Comité; er is één lid per Lid-Staat.

Tegelijkertijd en onder dezelfde voorwaarden als voor het gewone lid benoemt de Raad een plaatsvervangend lid dat uitsluitend bij ontstentenis van het lid of in de in het Reglement van Orde vastgestelde gevallen aan de vergaderingen van de raad van bestuur deelneemt.

De gewone leden en plaatsvervangende leden die de Commissie vertegenwoordigen, worden door haar benoemd.

3. De ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur bedraagt drie jaar. Deze termijn kan worden verlengd, behalve in het geval van de in lid 1, onder b) en c), bedoelde leden.

Na afloop van hun ambtstermijn of bij aftreden blijven de leden in functie totdat in verlenging van hun ambtstermijn of in hun vervanging is voorzien.

4. De raad van bestuur wijst uit zijn midden, voor de duur van een jaar, zijn voorzitter en drie vice-voorzitters aan.

5. De voorzitter roept de raad van bestuur ten minste tweemaal per jaar en op verzoek van ten minste een derde van de leden bijeen.

6. De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen met een meerderheid van twee derde van de leden.

Elk lid van de raad van bestuur beschikt over een stem.

Een plaatsvervangend lid heeft uitsluitend stemrecht bij afwezigheid van het gewone lid.

7. De voorzitter van de raad van bestuur en de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden kunnen de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemer bijwonen.

8. De raad van bestuur stelt het Reglement van Orde vast, dat van kracht wordt nadat het op advies van de Commissie door de Raad is goedgekeurd.

Artikel 9

Waarnemers

De raad van bestuur kan, na raadpleging van de Commissie, vertegenwoordigers van derde landen, van communautaire Instellingen en organen, alsmede van internationale organisaties als waarnemer uitnodigen.

Artikel 10

Jaarlijks werkprogramma - Algemeen jaarverslag

1. De raad van bestuur stelt het jaarlijkse werkprogramma van het Agentschap vast op grond van een na overleg met de Commissie en het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats door de directeur opgesteld ontwerp.

Dit programma kan in de loop van het jaar volgens dezelfde procedure worden aangepast.

Het programma vormt een onderdeel van een volgens die procedure vastgesteld rouleringsprogramma dat voor vier jaar geldt.

Het eerste jaarlijkse werkprogramma wordt uiterlijk negen maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aangenomen.

2. De raad van bestuur stelt jaarlijks uiterlijk op 31 januari een in alle officiële talen van de Gemeenschappen gesteld algemeen jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap vast.

In het algemene jaarverslag dienen met name de behaalde resultaten te worden vergeleken met de doelstellingen van het jaarlijkse werkprogramma.

De directeur zendt dit algemeen jaarverslag aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comité, de Lid-Staten en het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats.

Artikel 11

Directeur

1. Het Agentschap staat onder leiding van een directeur die door de raad van bestuur op voorstel van de Commissie wordt benoemd voor een periode van vijf jaar, welke met vijf jaar kan worden verlengd.

2. De directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van het Agentschap.

Hij is verantwoordelijk voor:

- een passende uitwerking en uitvoering van de door de raad van bestuur vastgestelde besluiten en programma's;

- de dagelijkse leiding van het Agentschap;

- de opstelling en publikatie van het in artikel 10, lid 2, genoemde verslag;

- de uitvoering van de vastgestelde taken;

- alle personeelszaken;

- de voorbereiding van de vergaderingen van de raad van bestuur.

3. Hij is voor zijn activiteiten aan de raad van bestuur verantwoording schuldig.

Artikel 12

Begroting

1. Voor alle ontvangsten en uitgaven van het Agentschap worden ramingen gemaakt voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar; deze ontvangsten en uitgaven moeten worden opgenomen in de begroting van het Agentschap.

2. De ontvangsten en uitgaven op de begroting moeten in evenwicht zijn.

3. De ontvangsten van het Agentschap omvatten, onverminderd andere inkomsten zoals de betalingen ontvangen ter vergoeding van door het Agentschap verleende diensten, een in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen opgenomen bijdrage van de Gemeenschap.

4. De uitgaven van het Agentschap omvatten met name de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur, de huishoudelijke kosten en de uitgaven uit hoofde van de met instellingen of organisaties ter uitvoering van het werkprogramma gesloten contracten.

Artikel 13

Ontwerp-raming - Goedkeuring van de begroting

1. De directeur stelt jaarlijks uiterlijk op 15 februari een voorontwerp van begroting van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar op en zendt dat, te zamen met een overzicht van de personeelsformatie, toe aan de raad van bestuur.

2. De raad van bestuur stelt de ontwerp-begroting, vergezeld van het overzicht van de personeelsformatie, op en zendt die uiterlijk op 31 maart toe aan de Commissie, die op basis daarvan besluit welke ramingen van de corresponderende bijdrage in het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, dat zij ingevolge artikel 203 van het EG-Verdrag aan de Raad voorlegt, worden opgenomen.

3. De raad van bestuur stelt de begroting van het Agentschap, vergezeld van het overzicht van de personeelsformatie, vast vóór de aanvang van het begrotingsjaar en past deze, zo nodig, aan de bijdrage van de Gemeenschap en de andere inkomsten van het Agentschap aan.

Artikel 14

Uitvoering van de begroting

1. De directeur voert de begroting van het Agentschap uit.

2. De controle op de betalingsverplichtingen en de betalingen met betrekking tot alle uitgaven en de controle op de vaststelling en de invordering van alle ontvangsten van het Agentschap worden uitgeoefend door de financieel controleur van de Commissie.

3. Jaarlijks doet de directeur de Commissie, de raad van bestuur en de Rekenkamer uiterlijk op 31 maart de rekeningen toekomen van alle ontvangsten en uitgaven van het Agentschap in het afgelopen begrotingsjaar.

De Rekenkamer onderzoekt deze overeenkomstig artikel 188 C van het Verdrag.

4. De raad van bestuur verleent de directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting.

Artikel 15

Interne financiële bepalingen

De raad van bestuur stelt, na advies van de Commissie en de Rekenkamer, de interne financiële bepalingen vast, waarin met name de regels voor de opstelling en de uitvoering van de begroting van het Agentschap nader worden bepaald.

Artikel 16

Geheimhouding

De leden van de raad van bestuur, de directeur en de personeelsleden, alsmede iedereen die aan de werkzaamheden van het Agentschap deelneemt, zijn gehouden zelfs na afloop van het vervullen van hun functie, de inlichtingen die naar hun aard vallen onder de geheimhoudingsplicht, niet openbaar te maken.

Artikel 17

Talenregeling

Op het Agentschap is de talenregeling van de Instellingen van de Gemeenschap van toepassing.

Artikel 18

Vertaaldiensten

De voor de werking van het Agentschap vereiste vertalingen worden verzorgd door het vertaalbureau voor de organen van de Unie, zodra dit bureau in werking treedt.

Artikel 19

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is op het Agentschap van toepassing.

Artikel 20

Personeel

1. Het personeel van het Agentschap is onderworpen aan de verordeningen en regelingen van toepassing op de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

2. Het Agentschap oefent ten aanzien van zijn personeel de bevoegdheden uit van het tot aanstelling bevoegde gezag.

3. De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie passende uitvoeringsbepalingen vast.

Artikel 21

Aansprakelijkheid

1. De contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap wordt beheerst door de wet die op het betrokken contract van toepassing is.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding dat in een door het Agentschap gesloten contract is opgenomen.

2. Wat de niet-contractuele aansprakelijkheid betreft, moet het Agentschap overeenkomstig de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der Lid-Staten gemeen hebben, de schade vergoeden die door het Agentschap of door zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun functies is veroorzaakt.

Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in alle geschillen over vergoeding van deze schade.

3. De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens het Agentschap wordt geregeld bij de bepalingen die op het personeel van het Agentschap van toepassing zijn.

Artikel 22

Toezicht op de wettigheid

Iedere impliciete of expliciete handeling van het Agentschap kan door elk der Lid-Staten, elk der leden van de raad van bestuur of iedere andere persoon die hierbij rechtstreeks en individueel betrokken is aan de Commissie voorgelegd worden, opdat deze de wettigheid ervan nagaat.

De zaak moet binnen vijftien dagen, te rekenen vanaf de dag dat de betrokkene kennis heeft gekregen van de betwiste handeling, aan de Commissie worden voorgelegd.

De Commissie neemt een besluit binnen een maand. Het achterwege blijven van een besluit binnen deze termijn heeft de waarde van een impliciet besluit tot verwerping.

Artikel 23

Heronderzoek

Uiterlijk vijf jaar na haar inwerkingtreding wordt deze verordening op basis van een Commissieverslag, zo nodig vergezeld van een voorstel, en na raadpleging van het Europees Parlement, door de Raad aan een heronderzoek onderworpen, dat zich ook uitstrekt tot noodzakelijk gebleken nieuwe taken voor het Agentschap.

Artikel 24

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 18 juli 1994.

Voor de Raad

De Voorzitter

K. KINKEL

(1) PB nr. C 271 van 16. 10. 1991, blz. 3.

(2) PB nr. C 128 van 9. 5. 1994.

(3) PB nr. C 169 van 6. 7. 1992, blz. 44.

(4) PB nr. C 28 van 3. 2. 1988, blz. 3.

(5) PB nr. C 28 van 3. 2. 1988, blz. 1.

(6) PB nr. C 323 van 30. 11. 1993, blz. 1.

(7) PB nr. L 185 van 9. 7. 1974, blz. 15.

Verklaring van de Raad en de Commissie over de vestigingsplaats van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

Bij de aanneming van de verordening tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk nemen de Raad en de Commissie er nota van dat:

- de vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, op het niveau van de Staatshoofden en Regeringsleiders bijeen op 29 oktober 1993, hebben besloten dat het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk zal worden gevestigd in Spanje, in een door de Spaanse Regering aan te wijzen stad;

- de Spaanse Regering Bilbao heeft aangewezen als vestigingsplaats van dit Agentschap.