31994R1868

Verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad van 27 juli 1994 tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de produktie van aardappelzetmeel

Publicatieblad Nr. L 197 van 30/07/1994 blz. 0004 - 0006
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 60 blz. 0005
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 60 blz. 0005


VERORDENING (EG) Nr. 1868/94 VAN DE RAAD van 27 juli 1994 tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de produktie van aardappelzetmeel

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 1543/93 van de Raad van 14 juni 1993 tot vaststelling van het bedrag van de premie voor de aardappelzetmeelfabrikanten voor de verkoopseizoenen 1993/1994, 1994/1995 en 1995/1996 (4) is bepaald dat de Raad besluit welke maatregelen genomen moeten worden wanneer in het verkoopseizoen 1993/1994 of 1994/1995 de aardappelzetmeelproduktie in de Gemeenschap de hoeveelheid van 1,5 miljoen ton overschrijdt; dat in 1993/1994 deze hoeveelheid overschreden werd;

Overwegende dat in de sector aardappelzetmeel geen produktiebeperkingen bestaan en evenmin een braakleggingsregeling geldt zoals in de graansector; dat alle ten gunste van de sector aardappelzetmeel getroffen regelingen niettemin verenigbaar moeten zijn met de produktiebeheersing die in deze sector even noodzakelijk is als in andere sectoren;

Overwegende dat de voor het mechanisme van premiebetalingen voor de produktie van aardappelzetmeel meest geschikte produktiecontrolemaatregel de instelling van een quoteringsstelsel is;

Overwegende dat aan elke Lid-Staat die aardappelzetmeel geproduceerd heeft een contingent moet worden toegewezen op basis van de in de verkoopseizoenen 1990/1991, 1991/1992 en 1992/1993 in die Lid-Staat geproduceerde hoeveelheid aardappelzetmeel waarvoor een premie werd ontvangen; dat dit contingent naar verhouding wordt aangepast, gelet op het totale contingent voor de Gemeenschap van 1,5 miljoen ton;

Overwegende dat een contingent aan Denemarken, Duitsland, Spanje, Frankrijk en Nederland zou moeten worden toegewezen voor gebruik in de verkoopseizoenen 1995/1996, 1996/1997 en 1997/1998;

Overwegende dat het voor de toewijzing van het contingent aan Duitsland, wegens de overgang van de vóór de eenmaking in de nieuwe landen bestaande planeconomie naar een stelsel van markteconomie, de daaruit resulterende veranderingen in de landbouwstructuur en de noodzakelijke investeringen, verantwoord is uit te gaan van een andere referentieperiode, namelijk van het verkoopseizoen 1992/1993 en van de verhoging van de gedurende die periode geproduceerde hoeveelheid met 90 000 ton, alsmede van een reserve voor Duitsland, teneinde de produktie te dekken die voortvloeit uit bepaalde niet terug te draaien investeringsverbintenissen van vóór 31 januari 1994, indien zulks niet kan worden verwezenlijkt met het aan Duitsland toegewezen contingent; dat deze hoeveelheden niet haalbaar zijn binnen een communautair contingent van 1,5 miljoen ton; dat zij derhalve aan die hoeveelheid moeten worden toegevoegd;

Overwegende dat de producerende Lid-Staten hun contingent voor een periode van drie jaar moeten verdelen over alle aardappelzetmeelfabrikanten op basis van de gemiddelde hoeveelheid zetmeel die zij in de verkoopseizoenen 1990/1991, 1991/1992 en 1992/1993 geproduceerd hebben en waarvoor de premie is ontvangen, of op basis van de uitsluitend in 1992/1993 geproduceerde hoeveelheid zetmeel waarvoor de premie is ontvangen, naar keuze van de Lid-Staat, en van de investeringen die de aardappelzetmeelfabrikanten vóór 31 januari 1994 gedaan hebben met het oog op de produktie van aardappelzetmeel;

Overwegende dat de Commissie, om rekening te houden met een eventuele herstructurering van de aardappelzetmeelmarkt, na afloop van die drie jaar en na daaropvolgende periodes van drie jaar bij de Raad een verslag indient over de toewijzing van de contingenten, indien nodig vergezeld van passende voorstellen; dat bij die gelegenheid de situatie van de nieuwe producenten van aardappelzetmeel zal worden onderzocht;

Overwegende dat het, wegens de bijzondere lasten van structurele aard die op de aardappelzetmeelindustrie rusten, dienstig is een premie voor de produktie van aardappelzetmeel vast te stellen die wordt verleend voor het aan de onderneming toegewezen contingent; dat ter bescherming van de aardappeltelers moet worden bepaald dat de premie slechts wordt toegekend aan fabrikanten die voor de hoeveelheid aardappelen die nodig is voor de produktie van hun contingent, de minimumprijs betalen;

Overwegende dat zetmeelfabrikanten geen teeltcontracten met aardappeltelers mogen sluiten voor de levering van een hoeveelheid aardappelen die een zetmeelproduktie boven hun contingent zou opleveren; dat boven het contingent geproduceerde hoeveelheden zetmeel zonder uitvoerrestitutie buiten de Gemeenschap moeten worden afgezet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze verordening wordt een contingenteringsregeling voor de produktie van aardappelzetmeel ingevoerd, waarvoor communautaire steun kan worden verleend.

Artikel 2

1. De verdeling van de maximale produktiecontingenten over de aardappelzetmeel producerende Lid-Staten ziet er voor de verkoopseizoenen 1995/1996, 1996/1997 en 1997/1998 als volgt uit:

Denemarken 178 460 ton

Duitsland 591 717 ton

Spanje 2 000 ton

Frankrijk 281 516 ton

Nederland 538 307 ton

Totaal 1 592 000 ton

Er wordt een reserve van ten hoogste 110 000 ton ingesteld ter dekking van de daadwerkelijke produktie in Duitsland tijdens het verkoopseizoen 1996/1977, mits die produktie het gevolg is van niet terug te draaien investeringsverbintenissen van vóór 31 januari 1994. Duitsland kan van dit contingent pas gebruik maken wanneer alle contingenten zijn benut die voortvloeien uit de bedrijfsbeeindiging van aardappelzetmeel producerende ondernemingen. Duitsland kan van de reserve alleen gebruik maken als de Commissie de naleving van voornoemde voorwaarden heeft geconstateerd.

2. Iedere producerende Lid-Staat verdeelt, voor gebruik in de verkoopseizoenen 1995/1996, 1996/1997 en 1997/1998 het in lid 1 genoemde contingent over de aardappelzetmeelfabrikanten, naar keuze van de Lid-Staat:

- hetzij op basis van de gemiddelde hoeveelheid aardappelzetmeel die zij in de verkoopseizoenen 1990/1991, 1991/1992 en 1992/1993 geproduceerd hebben en waarvoor zij de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1543/93 bedoelde premie ontvangen hebben,

- hetzij op basis van de door hen in het verkoopseizoen 1992/1993 geproduceerde hoeveelheid aardappelzetmeel waarvoor zij de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1543/93 bedoelde premie ontvangen hebben.

Indien nodig moet een producerende Lid-Staat op basis van objectieve criteria ook rekening houden met de door de aardappelzetmeelfabrikanten vóór 31 januari 1994 gedane investeringen, die niet tot produktie geleid hebben tijdens de door die Lid-Staat gekozen referentieperiode.

Artikel 3

1. Uiterlijk op 31 oktober 1997 en na verloop van daaropvolgende driejaarlijkse periodes dient de Commissie bij de Raad een verslag in over de contingentverdeling in de Gemeenschap, indien nodig vergezeld van passende voorstellen. In dit verslag wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van de markt voor aardappelzetmeel en van de markt voor graanzetmeel.

2. Uiterlijk op 30 november 1997 en vervolgens om de drie jaar neemt de Raad, op basis van het in lid 1 bedoelde verslag, volgens de procedure van artikel 43 van het Verdrag een beslissing over de verdeling van het driejaarlijkse contingent over de Lid-Staten.

3. Uiterlijk op 31 december 1997 en na verloop van daaropvolgende driejaarlijkse periodes stellen de Lid-Staten de betrokkenen in kennis van de toewijzingsbepalingen van de contingenten voor de drie volgende verkoopseizoenen.

Artikel 4

Een aardappelzetmeelfabrikant mag geen teeltcontract met een aardappelteler sluiten voor een hoeveelheid aardappelen die een hoeveelheid zetmeel boven het hem op grond van artikel 2, lid 2, toegewezen contingent zou opleveren.

Artikel 5

Voor ten hoogste het in artikel 2, lid 2, bedoelde individuele contingent wordt een premie van 18,43 ecu per geproduceerde ton zetmeel aan de aardappelzetmeelfabrikanten toegekend, voor zover zij aan de aardappeltelers de minimumprijs als bedoeld in artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1766/92 (5), hebben uitbetaald voor de gehele hoeveelheid aardappelen die nodig is om binnen dat contingent zetmeel te produceren.

Artikel 6

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 5, moeten de boven het in artikel 2, lid 2, bedoelde individuele contingent geproduceerde hoeveelheden aardappelzetmeel uiterlijk aan het einde van het kalenderjaar waarin het betrokken verkoopseizoen afloopt, in ongewijzigde staat uit de Gemeenschap worden uitgevoerd.

Voor deze hoeveelheden wordt geen uitvoerrestitutie toegekend.

2. Onverminderd het bepaalde in lid 1, mag een aardappelzetmeelfabrikant in ieder verkoopseizoen boven het hem voor dat verkoopseizoen toegewezen contingent gebruik maken van ten hoogste 5 % van zijn contingent geldend voor het volgende verkoopseizoen. In dat geval wordt zijn contingent voor het volgende verkoopseizoen dienovereenkomstig verlaagd.

Artikel 7

Deze verordening geldt niet voor aardappelzetmeel dat is geproduceerd door bedrijven die geen aardappelen kopen waarvoor de in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 bedoelde compensatiesteun geldt en die niet voor de in artikel 7 van die verordening bedoelde restitutie in aanmerking komen.

Artikel 8

De uitvoeringsbepalingen van deze verordening worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 1766/92. Zij omvatten meer in het bijzonder bepalingen voor ondernemingen die fusioneren, van eigenaar veranderen of hun werkzaamheden aanvangen of beëindigen, alsook elke specifieke maatregel die nodig zou blijken om de overgang te vergemakkelijken van de bestaande naar de bij deze verordening ingevoerde regeling.

Artikel 9

Verordening (EEG) nr. 1543/93 wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 1995. Alle verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 1543/93 gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 1995.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat

Gedaan te Brussel, 27 juli 1994.

Voor de Raad

De Voorzitter

Th. WAIGEL

(1) PB nr. C 83 van 19. 3. 1994, blz. 5.(2) PB nr. C 128 van 9. 5. 1994.(3) PB nr. C 148 van 30. 5. 1994, blz. 49.(4) PB nr. L 154 van 25. 6. 1993, blz. 4.(5) PB nr. L 181 van 1. 7. 1992, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1866/94 (zie bladzijde 1 van dit Publikatieblad).