31994R1264

Verordening (EG) nr. 1264/94 van de Raad van 30 mei 1994 houdende verbod om eisen in te willigen van de autoriteiten van Haïti in verband met contracten en transacties op de uitvoering waarvan de maatregelen opgelegd bij of op grond van de resoluties 917 (1994), 841 (1993), 873 (1993) en 875 (1993) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van toepassing zijn

Publicatieblad Nr. L 139 van 02/06/1994 blz. 0004 - 0006
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 32 blz. 0040
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 32 blz. 0040


VERORDENING (EG) Nr. 1264/94 VAN DE RAAD van 30 mei 1994 houdende verbod om eisen in te willigen van de autoriteiten van Haïti in verband met contracten en transacties op de uitvoering waarvan de maartregelen opgelegd bij of op grond van de resoluties 917 (1994), 841 (1993), 873 (1993) en 875 (1993) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van toepassing zijn

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 73 G en 228 A,

Gelet op Besluit 94/315/GBVB van de Raad van 30 mei 1994 betreffende het gemeenschappelijk standpunt op basis van artikel J.2 van het Verdrag betreffende de Euopese Unie inzake de beperking van de economische betrekkingen met Haïti (1),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de Gemeenschap bij de Verordeningen (EEG) nr. 1608/93 van de Raad van 24 juni 1993 tot het instellen van een embargo ten aanzien van bepaalde aspecten van de handel tussen de Europese Economische Gemeenschap en Haïti (2), (EEG) nr. 3028/93 van de Raad van 28 oktober 1993 tot intrekking van de opschorting van het embargo ten aanzien van bepaalde aspecten van de handel tussen de Europese Economische Gemeenschap en Haïti en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1608/93 tot instelling van dit embargo (3) en (EG) nr. 1263/94 van de Raad van 30 mei 1994 waarbij bepaalde financiële en economische betrekkingen met Haïti worden verbroken (4) maatregelen heeft genomen om bepaalde financiële en economische betrekkingen met Haïti te verbreken;

Overwegende dat ondernemers in de Gemeenschap en derde landen als gevolg van deze maatregelen het risico lopen te worden geconfronteerd met eisen van de autoriteiten van Haïti in verband met contracten en transacties op de uitvoering waarvan de resoluties 917 (1994), 841 (1993), 873 (1993) en 875 (1993) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van toepassing zijn;

Overwegende dat in punt 11 van resolutie 917 (1994) is bepaald dat alle Staten verplicht zijn te verhinderen dat dergelijke eisen van de autoriteiten van Haïti worden ingewilligd;

Overwegende dat het derhalve noodzakelijk is de ondernemers blijvend tegen dergelijke eisen te beschermen en te voorkomen dat de autoriteiten van Haïti schadevergoeding ontvangen voor de negatieve gevolgen van het embargo;

Overwegende dat de Gemeenschap van oordeel is, dat bij het besluit of de maatregelen tegen de autoriteiten van Haïti moeten worden beperkt of opgeheven, in het bijzonder rekening dient te worden gehouden met eventuele niet-naleving van punt 11 van resolutie 917 (1994) door deze autoriteiten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van deze verordening wordt verstaan onder:

1. "contract of transactie": elke verrichting, ongeacht haar vorm en de wet die erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet gelijke partijen omvat; in dit verband worden onder "contract" tevens begrepen alle - uit juridisch oogpunt al dan niet op zich zelf staande - financiële garanties en contra-garanties en kredieten, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen;

2. "eis": elke vóór of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingediende eis, al dan niet in de vorm van een vordering in rechte, in verband met de uitvoering van een contract of transactie, en met name:

a) elke eis tot nakoming van alle verplichtingen die voortvloeien uit of verband houden met een contract of een transactie;

b) elke eis tot verlenging of uitbetaling van financiële garanties of contra-garanties, ongeacht de vorm;

c) elke eis tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie;

d) elke eis in reconventie;

e) elke eis, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of scheidsrechterlijke uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak;

3. "maatregelen uit hoofde van resolutie 917 (1994) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en verwante resoluties": maatregelen van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of maatregelen van de Gemeenschap, Staten, landen of internationale organisaties ter uitvoering van, in overeenstemming met, of in verband met de desbetreffende besluiten van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, of elke actie waarvoor de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties toestemming heeft gegeven in verband met de verbreking van bepaalde financiële en economische betrekkingen met Haïti;

4. "natuurlijke of rechtspersonen in Haïti":

a) de autoriteiten van Haïti;

b) alle personen met de Haïtiaanse nationaliteit;

c) alle rechtspersonen die hun zetel of hun hoofdkwartier in Haïti hebben;

d) alle rechtspersonen waarvan de leiding rechtstreeks of onrechtstreeks bij een of meer van de hierboven genoemde natuurlijke of rechtspersonen berust;

e) alle personen die via of voor de onder a), b), c) en d) bedoelde natuurlijke of rechtspersonen eisen indienen.

Onverminderd artikel 2 worden de maatregelen waartoe overeenkomstig resolutie 917 (1994) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en verwante resoluties werd besloten, ook geacht van toepassing te zijn op de uitvoering van een contract of een transactie, wanneer het bestaan of de inhoud van de eis direct of indirect uit deze maatregelen voortvloeit.

Artikel 2

1. Het is verboden eisen in te willigen of maatregelen te nemen die leiden tot het inwilligen van eisen die afkomstig zijn van:

a) natuurlijke of rechtspersonen die in Haïti zijn gevestigd of die een natuurlijke of rechtspersoon in Haïti als tussenpersoon gebruiken;

b) natuurlijke of rechtspersonen die rechtstreeks of onrechtstreeks handelen voor rekening of ten behoeve van een of meer natuurlijke of rechtspersonen in Haïti;

c) natuurlijke of rechtspersonen die zich beroepen op een overdracht van rechten of een eis indienen via een of meer natuurlijke of rechtspersonen in Haïti;

d) andere natuurlijke of rechtspersonen bedoeld in punt 11 van resolutie 917 (1994) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;

e) natuurlijke of rechtspersonen die een eis indienen die voortvloeit uit of verband houdt met de uitbetaling van een financiële garantie of contra-garantie ten behoeve van een of meer van de hierboven vermelde natuurlijke of rechtspersonen,

en voortvloeien uit of verband houden met een contract of transactie op de uitvoering waarvan de maatregelen uit hoofde van resolutie 917 (1994) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en verwante resoluties rechtstreeks of onrechtstreeks volledig of gedeeltelijk van toepassing zijn.

2. Het in lid 1 bedoelde verbod is van toepassing op het grondgebied van de Gemeenschap alsmede op iedere onderdaan van een Lid-Staat en iedere rechtspersoon die rechtspersoonlijkheid heeft verkregen dan wel is opgericht volgens het recht van een Lid-Staat.

Artikel 3

Onverminderd de maatregelen uit hoofde van resolutie 917 (1994) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en verwante resoluties is artikel 2 niet van toepassing op:

a) eisen in verband met contracten of transacties, met uitzondering van financiële garanties en contra-garanties, waarvoor de in artikel 2 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen voor een rechterlijke instantie van een Lid-Staat aantonen dat de partijen de eis hadden aanvaard voordat de maatregelen uit hoofde van resolutie 917 (1994) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en verwante resoluties waren getroffen en dat deze maatregelen geen invloed hebben gehad op het bestaan of de inhoud van de eis;

b) eisen tot betaling uit hoofde van een verzekeringscontract in verband met een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden vóór het treffen van de in artikel 2 bedoelde maatregelen, dan wel uit hoofde van een verzekeringscontract in een Lid-Staat waar een dergelijk contract verplicht is;

c) eisen tot uitbetaling van geldbedragen die zijn gestort op een uit hoofde van de in artikel 2 bedoelde maatregelen geblokkeerde rekening, mits deze betaling geen betrekking heeft op de bedragen die worden uitgekeerd als garantie voor de in dat artikel bedoelde contracten;

d) eisen die betrekking hebben op arbeidsovereenkomsten waarop het recht van een Lid-Staat van toepassing is;

e) eisen in verband met de betaling van goederen waarvoor de in artikel 2 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen voor een rechterlijke instantie van een Lid-Staat aantonen dat zij waren uitgevoerd vóór het treffen van de maatregelen uit hoofde van resolutie 917 (1994) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en verwante resoluties en dat deze maatregelen geen invloed hebben gehad op het bestaan of de inhoud van de eis;

f) eisen in verband met bedragen waarvoor de in artikel 2 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen voor een rechterlijke instantie van een Lid-Staat aantonen dat zij verschuldigd zijn uit hoofde van een lening die is gesloten vóór het treffen van de maatregelen uit hoofde van resolutie 917 (1994) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en verwante resoluties en dat deze maatregelen geen invloed hebben gehad op het bestaan of de inhoud van de eis,

mits de eis geen bedrag omvat in de vorm van interest, schadeloosstelling of anderszins, ter compensatie van het feit dat ten gevolge van deze maatregelen de uitvoering niet overeenkomstig de bepalingen van het contract of de transactie in kwestie heeft plaatsgevonden.

Artikel 4

Bij iedere procedure die erop gericht is gevolg te doen geven aan een eis, rust de bewijslast dat inwilliging van de eis niet verboden is op grond van artikel 2 op degene die tracht aan de eis gevolg te doen geven.

Artikel 5

Elke Lid-Staat bepaalt welke sancties moeten worden toegepast in geval van inbreuk op de bepalingen van deze verordening.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 30 mei 1994.

Voor de Raad

De Voorzitter

G. MORAITIS

(1) Zie bladzijde 10 van dit Publikatieblad.(2) PB nr. L 155 van 26. 6. 1993, blz. 2.(3) PB nr. L 270 van 30. 10. 1993, blz. 73.(4) Zie bladzijde 1 van dit Publikatieblad.