31994D0993

94/993/EG: Besluit van de Raad van 22 december 1994 tot wijziging van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

Publicatieblad Nr. L 379 van 31/12/1994 blz. 0001 - 0002
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 1 Deel 4 blz. 0088
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 1 Deel 4 blz. 0088


BESLUIT VAN DE RAAD van 22 december 1994 tot wijziging van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (94/993/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 188,

Gezien het verzoek van het Hof van Justitie van 29 april 1994,

Gezien het advies van de Commissie van 7 oktober 1994 en 3 november 1994,

Gezien het advies van het Europees Parlement van 28 oktober 1994,

Overwegende dat, na de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Europese Unie en van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, het gewenst is een aantal wijzigingen aan te brengen in titel III van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen,

BESLUIT:

Artikel 1

Het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 17

a) wordt de zinsnede "bij de balie van een van de Lid-Staten ingeschreven" in de eerste alinea geschrapt;

b) wordt de volgende tweede alinea ingevoegd:

"De Staten - niet zijnde Lid-Staten - die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsmede de in de Overeenkomst bedoelde Toezichthoudende Autoriteit van de EVA worden op gelijke wijze vertegenwoordigd.";

c) wordt de tweede alinea de derde alinea, en wordt de zinsnede "bij de balie van een van de Lid-Staten ingeschreven" geschrapt;

d) wordt de volgende vierde alinea ingelast:

"Alleen een advocaat die bevoegd is om op te treden voor een rechterlijke instantie van een Lid-Staat of van een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, kan een partij voor het Hof vertegenwoordigen of bijstaan.";

e) worden de derde, de vierde en de vijfde alinea respectievelijk de vijfde, de zesde en de zevende alinea;

2. artikel 19, eerste alinea, wordt vervangen door:

"Een zaak wordt bij het Hof aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift dat aan de griffier wordt toegezonden. Het verzoekschrift moet inhouden de naam en woonplaats van de verzoeker en de hoedanigheid van de ondertekenaar, de aanduiding van de partij of partijen tegen wie het verzoekschrift is gericht, het onderwerp van het geschil, de conclusies en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen.";

3. artikel 20 wordt vervangen door de navolgende tekst:

"In de in artikel 177 van het Verdrag bedoelde gevallen wordt van de beslissing van de nationale rechterlijke instantie die de procedure schorst en een beroep doet op het Hof, aan dit Hof kennis gegeven op initiatief van die instantie. De griffier van het Hof geeft van deze beslissing vervolgens kennis aan de betrokken partijen, de Lid-Staten en de Commissie, alsmede aan de Raad of aan de Europese Centrale Bank wanneer de handeling waarvan de geldigheid of de uitlegging wordt betwist, van dezen uitgaat, en aan het Europees Parlement en de Raad wanneer de handeling waarvan de geldigheid of de uitlegging wordt betwist, door deze beide Instellingen gezamenlijk is aangenomen.

Binnen twee maanden na deze laatste kennisgeving hebben de partijen, de Lid-Staten, de Commissie en, in voorkomend geval, het Europees Parlement, de Raad en de Europese Centrale Bank het recht bij het Hof memoriƫn of schriftelijke opmerkingen in te dienen.

Van de beslissing van de nationale rechterlijke instantie wordt door de griffier van het Hof voorts kennis gegeven aan de Staten - niet zijnde Lid-Staten - die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte alsmede aan de in die Overeenkomst bedoelde Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, die binnen een termijn van twee maanden vanaf de kennisgeving en wanneer de beslissing een van de toepassingsgebieden van de Overeenkomst betreft, het recht hebben bij het Hof memoriƫn of schriftelijke opmerkingen in te dienen.";

4. in artikel 37:

a) wordt de volgende derde alinea ingevoegd:

"Onverminderd het bepaalde in de voorgaande alinea kunnen de Staten - niet zijnde Lid-Staten - die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsmede de in die Overeenkomst bedoelde Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zich voegen in voor het Hof aanhangige rechtsgedingen, wanneer deze een der toepassingsgebieden van die Overeenkomst betreffen.";

b) wordt de derde alinea de vierde alinea.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 1 april 1995.

Gedaan te Brussel, 22 december 1994.

Voor de Raad

De Voorzitter

H. SEEHOFER