31994D0220

94/220/EG: Beschikking van de Commissie van 26 januari 1994 waarbij van Frankrijk opschorting wordt verlangd van de steunregeling ten behoeve van Groupe Bull welke in strijd met artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag is ingevoerd (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 107 van 28/04/1994 blz. 0061 - 0062


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 26 januari 1994 waarbij van Frankrijk opschorting wordt verlangd van de steunregeling ten behoeve van Groupe Bull welke in strijd met artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag is ingevoerd (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst) (94/220/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 93, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij brief van 6 december 1993 stelden de Franse autoriteiten de Commissie in kennis van het voornemen, een verdere herkapitalisatie van Groupe Bull (hierna "Bull" genoemd) door te voeren ten belope van 8,6 miljard Ffr., waarvan 7 miljard Ffr. door de Franse Staat en het resterende bedrag door Franse Télécom zou worden ingebracht.

In deze brief werd voorts meegedeeld dat van dit totale bedrag 4,5 miljard Ffr. door de Franse Staat zou worden betaald voor het boekjaar 1993 van Bull. De Franse autoriteiten hebben de voor mededingingsbeleid bevoegde commissaris meegedeeld dat de Franse Staat deze betaling reeds had verricht, hetgeen vervolgens is bevestigd door de Franse Permanente Vertegenwoordiging. Tevens is gebleken dat ook de door Franse Télécom toegekende kapitaalinjectie ten belope van 1,6 miljard Ffr. reeds is betaald.

Deze betalingen werden gedaan in strijd met artikel 93, lid 3, van het Verdrag en moeten, aangezien de Commissie nog geen eindbeslissing over deze steunregeling heeft genomen, als onrechtmatig worden beschouwd.

(2) Bij brief van 8 december 1993 verzocht de Commissie de Franse Regering de kapitaalinjecties op te schorten totdat zij zich hierover had uitgesproken, en verzocht zij volledig geïnformeerd te worden over de herstructureringsplannen van Bull.

Op 17 december 1993 verzocht de Commissie de Franse autoriteiten in een volgend schrijven om informatie over de kapitaalinjecties die geen betrekking hadden op 1993, waartoe zij een lijst met toe te lichten punten bijsloot.

Voorts werd in dit schrijven meegedeeld dat indien de gevraagde informatie niet binnen vijftien werkdagen in het bezit van de Commissie was, zij genoodzaakt zou zijn de procedure van artikel 93, lid 2, in te leiden en opschorting van de betrokken steunmaatregel te verlangen.

(3) De uiterste datum voor ontvangst van het antwoord was 11 januari 1994. Ofschoon de Commissie op 11 januari een schrijven had ontvangen waarin naar bovengenoemde brieven werd verwezen, werden geen antwoorden op voornoemde vragen verstrekt.

(4) Op grond van de beschikbare informatie concludeerde de Commissie dat de steunregeling bestond in een verdere kapitaalinjectie door de Franse Staat ten belope van 2,5 miljard Ffr.

Deze kapitaalinjectie moet als steun worden aangemerkt omdat een particuliere investeerder tegen marktvoorwaarden hiertoe niet bereid zou zijn geweest. Dit blijkt uit de kritieke financiële situatie van Bull en de verwachting dat van de huidige herkapitalisatie slechts 4 miljard Ffr. zal overblijven na de herstructurering van Bull.

Voorts voldoet de injectie niet aan de criteria van de mededeling van de Commissie betreffende de deelneming van overheidsinstanties in het kapitaal van ondernemingen van 1984, noch aan die van de mededeling van de Commissie betreffende participaties van de overheid in de verwerkende sector.

(5) Gezien het bovenstaande, en overeenkomstig hetgeen het Hof van Justitie in zijn arrest van 14 februari 1990 in zaak C-301/87, Boussac (1), voor recht heeft verklaard, is de Commissie bij een inbreuk op artikel 93, lid 3, gerechtigd een voorlopige beschikking te nemen waarbij van de betrokken Lid-Staat, in casu Frankrijk, wordt verlangd de betaling van deze steun aan Bull met onmiddellijke ingang op te schorten en aan de Commissie alle documenten, informatie en gegevens te verschaffen die nodig zijn om de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt te onderzoeken.

Bovendien kan de Commissie volgens dezelfde jurisprudentie, indien Frankrijk niet zou voldoen aan deze beschikking door de uitbetaling van de steun niet op te schorten, zich overeenkomstig artikel 93, lid 2, tweede alinea, rechtstreeks tot het Hof van Justitie wenden om de inbreuk te doen vaststellen en tegelijkertijd het onderzoek ten gronde voortzetten.

Gezien de rechtstreekse werking van artikel 93, lid 3 (2), en de duidelijke en onvoorwaardelijke verplichting om de uitbetaling van de steun onverwijld op te schorten, dient deze beschikking haar werking in de Franse rechtsorde volledig te ontplooien zonder dat de wetstekst waarbij de steun werd verleend bij wet of bestuursrechtelijke maatregel behoeft te worden gewijzigd.

De Commissie wijst er in dit verband op dat volgens de jurisprudentie van het Hof niet alleen de interne rechtelijke instanties maar ook de nationale ambtelijke diensten, met inbegrip van die van gemeenten of regio's, de communautaire bepalingen dienen toe te passen in plaats van de nationale bepalingen die hiermede zouden conflicteren (3).

De Commissie heeft bovendien, bij afzonderlijk beschikking van 26 januari 1994, de procedure van artikel 93, lid 2, ook ingeleid voor deze steun daar zij, op grond van de gegevens waarover zij beschikt, van oordeel is dat deze steunmaatregel niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92, lid 1, noch met de werking van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, in het bijzonder artikel 61, lid 1, en dat deze, voor zover zij thans kan beoordelen, niet voldoet aan de voorwaarde om in aanmerking te komen voor de in de leden 2 en 3 van dit artikel genoemde uitzonderingen.

De Commissie wijst er in dit verband op dat zij, in geval ten aanzien van deze steunmaatregel een afwijzende eindbeslissing zal worden genomen, terugbetaling kan verlangen van de overenigbare steun die is toegekend in strijd met de procedurevoorschriften van artikel 93, lid 3 (4). Het ongedaan maken van deze steunmaatregel houdt tevens een rentevergoeding in, tegen de marktrente waarop de Franse referentierente (5) is gebaseerd, welke verschuldigd is vanaf de datum waarop de onrechtmatig toegekend steun is verleend. Deze maatregel is nodig om de voorgaande situatie te herstellen (6) door alle financiële voordelen teniet te doen die de ontvangers van de onrechtmatig verleende steun vanaf de datum van toekenning van deze steun zouden hebben genoten,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Frankrijk dient met onmiddellijke ingang de uitbetaling van steun, in het bijzonder de geplande kapitaalinjectie ten belope van 2,5 miljard Ffr., ter zake van Bull op te schorten, daar deze in strijd met artikel 93, lid 3, is verleend, en aan de Commissie binnen vijftien dagen mede te delen welke maatregelen zijn genomen om aan deze verplichting te voldoen.

Artikel 2

Frankrijk dient binnen dertig dagen na kennisgeving van deze beschikking alle ter zake dienende gegevens, in het bijzonder deze waarom de Commissie in haar schrijven aan de Franse autoriteiten van 17 december 1993 heeft verzocht, te verstrekken voor een beoordeling ten gronde van de in artikel 1 bedoelde steunmaatregel.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Frankrijk.

Gedaan te Brussel, 26 januari 1994.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) Jurispr. 1990, blz. I-307.

(2) Zie de arresten in zaak 77/72, Capolongo, Jurispr. 1973, blz. 611, zaak 120/73, Lorenz, Jurispr. 1973, blz. 1471, en zaak 78/76, Steinicke, Jurispr. 1977, blz. 595.

(3) Zie de arresten in zaak 166/77, Simmenthal, Jurispr. 1978, blz. 629, en zaak 103/88, Costanzo, Jurispr. 1989, blz. 1839.

(4) Zie de arresten in zaak 70/72, Kohlegesetz, Jurispr. 1973, blz. 813, en zaak 310/85, Deufil, Jurispr. 1987, blz. 901. Zie ook de mededeling van de Commissie in PB nr. C 318 van 24. 11. 1983, blz. 3.

(5) PB nr. C 31 van 3. 2. 1979, blz. 9, bijlage, punt 15.

(6) Zie het arrest in zaak C-142/87, Tubemeuse, Jurispr. 1990, blz. I-959.