31993R2454

Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

Publicatieblad Nr. L 253 van 11/10/1993 blz. 0001 - 0766
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 2 Deel 10 blz. 0001
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 2 Deel 10 blz. 0001


VERORDENING (EEG) Nr. 2454/93 VAN DE COMMISSIE van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), hierna het Wetboek genoemd, inzonderheid op artikel 249,

(1) PB nr. L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.

Overwegende dat het communautair douanewetboek de bestaande douanewetgeving in een enkel juridisch instrument heeft samengebracht; dat dit Wetboek tegelijkertijd die wetgeving heeft gewijzigd ten einde haar meer samenhang te verlenen, haar te vereenvoudigen en bepaalde hiaten op te vullen; dat het derhalve op dit gebied de gehele communautaire regelgeving vertegenwoordigt;

Overwegende dat de redenen die tot het vaststellen van het Wetboek hebben geleid eveneens geldig zijn voor de douanebepalingen ter toepassing daarvan; dat het derhalve passend is de uitvoeringsbepalingen van het thans in een veelheid van verordeningen en richtlijnen van de Gemeenschap verspreide douanerecht in één verordening bijeen te brengen;

Overwegende dat het aldus vastgestelde uitvoeringswetboek van het communautair douanewetboek de thans geldende uitvoeringsbepalingen dient over te nemen; dat het in het licht van de opgedane ervaring evenwel dienstig is:

- op deze bepalingen enkele wijzigingen aan te brengen ter aanpassing aan het Wetboek;

- de draagwijdte van enkele bepalingen, die thans beperkt is tot enkele welbepaalde douaneregelingen, te verruimen ten einde met de algemene werkingssfeer van het Wetboek rekening te houden;

- enkele voorschriften nauwkeuriger te formuleren voor een grotere rechtszekerheid bij de toepassing daarvan;

dat de wijzigingen voornamelijk bepalingen betreffen met betrekking tot de douaneschuld;

Overwegende dat het dienstig is de toepasbaarheid van artikel 791, lid 2, te beperken tot 1 januari 1995 en vóór het verstrijken van die termijn deze aangelegenheid in het licht van de opgedane ervaring opnieuw te onderzoeken;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

DEEL I

ALGEMENE TOEPASSINGSBEPALINGEN

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

Definities

Artikel 1

In de zin van de onderhavige verordening wordt verstaan onder:

1. "Wetboek":

Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek;

2. "carnet ATA":

het in het kader van de ATA-overeenkomst vastgestelde internationale douanedocument voor de tijdelijke invoer van goederen;

3. "Comité":

het Comité douanewetboek, zoals ingesteld bij artikel 247 van het Wetboek;

4. "Internationale Douaneraad":

de organisatie opgericht bij het Verdrag houdende instelling van een Internationale Douaneraad, gesloten te Brussel op 15 december 1950;

5. "gegevens ter identificatie van de goederen":

enerzijds de in de handelspraktijk gebruikelijke gegevens ter identificatie van de goederen op grond waarvan de douaneautoriteiten deze kunnen indelen in het tarief en, anderzijds, de hoeveelheid van de goederen;

6. "goederen waaraan elk handelskarakter vreemd is":

goederen die incidenteel onder een douaneregeling worden geplaatst en, gezien hun aard en hoeveelheid, kennelijk zijn voorbehouden voor persoonlijk gebruik door de geadresseerden of de vervoerders of de leden van hun gezin, dan wel kennelijk zijn bestemd om als geschenk te worden aangeboden;

7. "handelspolitieke maatregelen":

de niet-tarifaire maatregelen die in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek zijn vastgesteld bij communautaire bepalingen van toepassing op in- en uitvoer van goederen, zoals maatregelen van toezicht of vrijwaringsmaatregelen, kwantitatieve beperkingen en invoer- of uitvoerverboden;

8. "douanenomenclatuur":

één van de in artikel 20, lid 6, van het Wetboek bedoelde nomenclaturen;

9. "geharmoniseerd systeem":

het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen;

10. "Verdrag": Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap.

HOOFDSTUK 2

Beschikkingen

Artikel 2

Wanneer degene die een verzoek om een beschikking indient niet in staat is alle voor het nemen van een beslissing op het verzoek benodigde bescheiden en gegevens te verstrekken, zijn de douaneautoriteiten gehouden de tot hun beschikking staande bescheiden en gegevens ambtshalve te verstrekken.

Artikel 3

Een beschikking betreffende zekerheidstelling die in het voordeel is van degene die de verplichting op zich heeft genomen de gevorderde bedragen op eerste schriftelijk verzoek van de douaneautoriteiten te voldoen, wordt ingetrokken wanneer geen gevolg wordt gegeven aan genoemde verplichting.

Artikel 4

De intrekking geldt niet voor goederen die, op het tijdstip waarop de intrekking van kracht wordt, reeds op grond van de ingetrokken vergunning onder de regeling zijn geplaatst.

De douaneautoriteiten kunnen evenwel eisen dat deze goederen binnen een door hen vast te stellen termijn een van de toegelaten douanebestemmingen krijgen.

TITEL II

BINDENDE TARIEFINLICHTINGEN

HOOFDSTUK 1

Definities

Artikel 5

In de zin van deze titel wordt verstaan onder:

1. "bindende tariefinlichting":

een tariefinlichting die de administraties van alle Lid-Staten van de Gemeenschap bindt wanneer de in de artikelen 6 en 7 bedoelde voorwaarden zijn vervuld;

2. "aanvrager":

een ieder die bij de douaneautoriteiten een verzoek om een bindende tariefinlichting heeft ingediend;

3. "rechthebbende":

degene op wiens naam de bindende tariefinlichting is verstrekt.

HOOFDSTUK 2

Procedure voor het verkrijgen van bindende tariefinlichtingen - Kennisgeving aan de aanvrager en mededeling van de inlichtingen aan de Commissie

Artikel 6

1. Het verzoek om een bindende tariefinlichting wordt schriftelijk gedaan en wordt gericht aan hetzij de bevoegde douaneautoriteiten van de Lid-Staat of Lid-Staten waar de betreffende inlichting dient te worden gebruikt, hetzij de bevoegde douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de aanvrager gevestigd is.

2. Het verzoek om een bindende tariefinlichting kan slechts op één soort goederen betrekking hebben.

3. Het verzoek dient met name de volgende gegevens te bevatten:

a) de naam en het adres van de rechthebbende;

b) de naam en het adres van de aanvrager, wanneer deze niet tevens de rechthebbende zal zijn;

c) de douanenomenclatuur waarin de goederen dienen te worden ingedeeld. Wanneer de aanvrager de indeling van goederen in een van de in artikel 20, lid 3, onder b), en lid 6, onder b), van het Wetboek bedoelde nomenclaturen wenst, dient de betreffende nomenclatuur uitdrukkelijk in zijn verzoek om een bindende tariefinlichting te worden vermeld;

d) een gedetailleerde omschrijving van de goederen, waardoor zij kunnen worden geïdentificeerd en ingedeeld in de douanenomenclatuur;

e) de samenstelling van de goederen en de onderzoekmethoden die eventueel worden gebruikt om deze samenstelling te bepalen, indien de indeling hiervan afhankelijk is;

f) de eventuele beschikbaarstelling in de vorm van bijlagen van monsters, fotografische afbeeldingen, blauwdrukken, catalogi of andere documentatie, die de douaneautoriteiten van nut kunnen zijn bij het vaststellen van de juiste indeling van de goederen in de douanenomenclatuur;

g) de voorgestelde indeling;

h) een verklaring dat de aanvrager bereid is de douaneautoriteiten desgevraagd een vertaling van de eventueel bijgevoegde documentatie in de officiële taal of in één van de officiële talen van de betrokken Lid-Staat te bezorgen;

i) de vermelding van de gegevens die als vertrouwelijk dienen te worden beschouwd;

j) vermelding door de aanvrager of bij zijn weten reeds een bindende tariefinlichting voor identieke of soortgelijke goederen in de Gemeenschap is aangevraagd of verstrekt;

k) een verklaring dat de aanvrager ermee instemt dat de verstrekte gegevens in een databank van de Commissie worden opgeslagen. Onverminderd het bepaalde in artikel 15 van het Wetboek zijn echter de bepalingen welke in de Lid-Staten gelden ter zake van de bescherming van gegevens van toepassing.

4. Indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat het verzoek niet alle gegevens bevat die zij nodig hebben om zich met kennis van zaken te kunnen uitspreken, verzoeken zij de aanvrager de ontbrekende gegevens te verstrekken.

5. De lijst van de door de Lid-Staten aangewezen douaneautoriteiten waar verzoeken om bindende tariefinlichtingen moeten worden ingediend of die bevoegd zijn deze te verstrekken, wordt in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

Artikel 7

1. De bindende tariefinlichting wordt de aanvrager zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht. Indien, drie maanden na de aanvaarding van het verzoek, de bindende tariefinlichting nog niet aan de aanvrager kon worden medegedeeld, stellen de douaneautoriteiten de aanvrager in kennis van de redenen van de vertraging alsmede van de termijn waarbinnen zij de gevraagde bindende tariefinlichting menen te kunnen verstrekken.

2. De kennisgeving wordt gedaan op een formulier waarvan het model in bijlage 1 is opgenomen. In deze kennisgeving wordt vermeld welke van de opgenomen gegevens als vertrouwelijk moeten worden beschouwd. De in artikel 243 van het Wetboek bedoelde mogelijkheid van beroep moet worden vermeld.

Artikel 8

1. Een afschrift van de kennisgeving van bindende tariefinlichting (exemplaar nr. 2 van bijlage 1), evenals de gegevens (exemplaar nr. 4 van bijlage 1) worden door de douaneautoriteiten van de betrokken Lid-Staat zo spoedig mogelijk aan de Commissie toegezonden. Deze toezending zal, zodra dit mogelijk is, geschieden door middel van systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking.

2. De Commissie doet een Lid-Staat op daartoe strekkend verzoek zo spoedig mogelijk het afschrift van het formulier en de andere daarmee verband houdende informatie toekomen. Deze toezending zal, zodra dit mogelijk is, geschieden door middel van systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking.

HOOFDSTUK 3

Verschillen tussen bindende tariefinlichtingen

Artikel 9

Wanneer de Commissie constateert dat voor dezelfde goederen uiteenlopende bindende tariefinlichtingen zijn verstrekt, stelt zij in voorkomend geval een maatregel vast om de uniforme toepassing van de douanenomenclatuur te waarborgen.

HOOFDSTUK 4

Juridische draagwijdte van bindende tariefinlichtingen

Artikel 10

1. Op de bindende tariefinlichting kan uitsluitend door de rechthebbende een beroep worden gedaan, onverminderd de artikelen 5 en 64 van het Wetboek.

2. De douaneautoriteiten kunnen eisen dat de rechthebbende de douaneautoriteiten bij het vervullen van de douaneformaliteiten mededeelt dat hij in het bezit is van een bindende tariefinlichting voor de goederen die worden ingeklaard.

3. De rechthebbende van een bindende tariefinlichting kan zich daarop voor een bepaald goed slechts beroepen indien ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt vastgesteld dat dit goed in alle opzichten in overeenstemming is met het in de voorgelegde inlichting omschreven goed.

4. De douaneautoriteiten kunnen een vertaling eisen van deze inlichting in de officiële taal of in één van de officiële talen van de betrokken Lid-Staat.

Artikel 11

Een bindende tariefinlichting die vanaf 1 januari 1991 door de douaneautoriteiten van een Lid-Staat is verstrekt, bindt de douaneautoriteiten van alle Lid-Staten onder dezelfde voorwaarden.

Artikel 12

1. Onmiddellijk na de vaststelling van één van de in artikel 12, lid 5, van het Wetboek genoemde besluiten of maatregelen bewerkstelligen de douaneautoriteiten dat bindende tariefinlichtingen nog slechts overeenkomstig het genoemde besluit of de genoemde maatregel worden verstrekt.

2. Voor de toepassing van lid 1 is de in aanmerking te nemen datum:

- voor de in artikel 12, lid 5, onder a), van het Wetboek bedoelde verordeningen tot wijziging van de douanenomenclatuur, de datum waarop zij van toepassing worden;

- voor de in artikel 12, lid 5, onder a), van het Wetboek bedoelde verordeningen die de indeling van een goed in de douanenomenclatuur vaststellen of wijzigen, de datum waarop zij in de L-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt;

- voor de in artikel 12, lid 5, onder b), van het Wetboek bedoelde maatregelen met betrekking tot de wijziging van de toelichting op de gecombineerde nomenclatuur, de datum waarop zij in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt;

- voor de in artikel 12, lid 5, onder b), van het Wetboek bedoelde arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, de datum waarop het arrest wordt gewezen;

- voor de in artikel 12, lid 5, onder b), van het Wetboek bedoelde maatregelen van de Internationale Douaneraad betreffende indelingsadviezen of wijzigingen van de toelichtingen op de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem, de datum waarop zij in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen door de Commissie worden bekendgemaakt.

3. De Commissie deelt de douaneautoriteiten zo spoedig mogelijk de data mede waarop de in dit artikel 12 bedoelde maatregelen en besluiten zijn vastgesteld.

HOOFDSTUK 5

Het vervallen van de geldigheid van bindende tariefinlichtingen

Artikel 13

Indien met toepassing van artikel 12, lid 4, tweede volzin, en lid 5, van het Wetboek een bindende tariefinlichting wordt ingetrokken of haar geldigheid verliest, deelt de douaneautoriteit die haar heeft verstrekt dit zo spoedig mogelijk aan de Commissie mede.

Artikel 14

1. Wanneer de rechthebbende van een bindende tariefinlichting die haar geldigheid heeft verloren om redenen als bedoeld in artikel 12, lid 5, van het Wetboek, zich gedurende een bepaalde periode overeenkomstig lid 6 van genoemd artikel wenst te beroepen op deze inlichting, geeft hij daarvan kennis aan de douaneautoriteiten. Deze kennisgeving dient zo nodig vergezeld te gaan van bewijsstukken aan de hand waarvan kan worden nagegaan of aan de ter zake gestelde voorwaarden is voldaan.

2. In de uitzonderlijke gevallen waarin de Commissie, overeenkomstig artikel 12, lid 7, laatste alinea, van het Wetboek, een van lid 6 van genoemd artikel afwijkende maatregel heeft vastgesteld en in de gevallen waarin niet is voldaan aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden om zich op een bindende tariefinlichting te kunnen beroepen, geven de douaneautoriteiten daarvan schriftelijk kennis aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 6

Overgangsbepaling

Artikel 15

De vóór 1 januari 1991 verstrekte nationale bindende tariefinlichtingen behouden hun geldigheid.

De nationale bindende tariefinlichtingen waarvan de geldigheidsduur de datum van 1 januari 1997 overschrijdt, verliezen evenwel hun geldigheid met ingang van die datum.

TITEL III

GUNSTIGE TARIEFBEHANDELING IN VERBAND MET DE AARD VAN DE GOEDEREN

HOOFDSTUK 1

Te denatureren goederen

Artikel 16

De tariefindeling onder de onderverdelingen van kolom 2 van de hierna volgende tabel van de goederen in kolom 3 van deze tabel naast de genoemde onderverdelingen is onderworpen aan de voorwaarde dat deze goederen op zodanige wijze worden gedenatureerd dat zij ongeschikt zijn voor menselijke consumptie, met behulp van, onderscheidenlijk, één van de in kolom 4 van genoemde tabel aangeduide denatureringsmiddelen, gebruikt in de hoeveelheid die in kolom 5 van deze tabel voor elk van deze middelen is aangegeven.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 17

Het denatureren dient zodanig te geschieden dat het te denatureren produkt en het denatureringsmiddel een homogeen mengsel vormen en de bestanddelen daarvan niet meer op lonende wijze kunnen worden afgescheiden.

Artikel 18

In afwijking van artikel 16 kan elke Lid-Staat de voorlopige toestemming geven tot het gebruik van een denatureringsmiddel dat niet in kolom 4 van de in dat artikel bedoelde tabel is opgenomen. In een dergelijk geval deelt de betrokken Lid-Staat dit binnen 30 dagen aan de Commissie mede, met opgave van nauwkeurige gegevens omtrent samenstelling en hoeveelheid. De Commissie geeft hiervan zo spoedig mogelijk kennis aan de andere Lid-Staten.

Dit vraagstuk wordt aan het Comité voorgelegd.

Indien het Comité niet binnen 18 maanden na de datum van ontvangst van de mededeling door de Commissie heeft beslist dat het desbetreffende denatureringsmiddel in kolom 4 van de genoemde tabel wordt opgenomen, mag het denatureringsmiddel na afloop van deze termijn in geen enkele Lid-Staat meer worden gebruikt.

Artikel 19

Dit hoofdstuk laat het bepaalde in Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2) onverlet.

(2) PB nr. L 270 van 14. 2. 1970. blz. 1.

HOOFDSTUK 2

Voorwaarden voor de tariefindeling van bepaalde goederen als zaaigoed

Artikel 20

De in de derde kolom van onderstaande tabel genoemde goederen worden onder de voorwaarden van de artikelen 21 tot en met 24 ingedeeld onder de dienovereenkomstige onderverdelingen van de tweede kolom van die tabel.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 21

Pootaardappelen moeten voldoen aan de voorwaarden en bepalingen die op grond van artikel 15 van Richtlijn 66/403/EEG van de Raad (3) zijn vastgesteld.

(3) PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2320/66.

Artikel 22

Suikermaïs, spelt, maïshybriden voor zaaidoeleinden, rijst en sorghohybriden, bestemd voor zaaidoeleinden, moeten voldoen aan de voorwaarden en bepalingen die op grond van artikel 16 van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad (4) zijn vastgesteld.

(4) PB nr. 125 van 11. 7. 1966, blz. 2309/66.

Artikel 23

Oliehoudende zaden en vruchten, bestemd voor zaaidoeleinden, moeten voldoen aan de voorwaarden en bepalingen die op grond van artikel 15 van Richtlijn 69/208/EEG van de Raad (5) zijn vastgesteld.

(5) PB nr. L 169 van 10. 7. 1969, blz. 3.

Artikel 24

Suikermaïs, spelt, maïshybriden, rijst, sorghohybriden, oliehoudende zaden en vruchten, van de soorten die niet onder de werkingssfeer van de Richtlijnen 66/402/EEG en 69/208/EEG vallen, worden slechts onder de in artikel 20 genoemde onderverdelingen ingedeeld indien de belanghebbende ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten aantoont dat deze produkten daadwerkelijk voor zaaidoeleinden zijn bestemd.

HOOFDSTUK 3

Voorwaarde voor de tariefindeling van builgaas als niet-geconfectioneerd artikel

Artikel 25

Voor de tariefindeling van builgaas, niet geconfectioneerd, in onderverdeling 5911 20 00 van de gecombineerde nomenclatuur geldt de voorwaarde dat het weefsel wordt voorzien van herkenningstekens zoals hierna is aangegeven.

Het herkenningsteken, dat bestaat uit een rechthoek met twee diagonalen, dient met regelmatige tussenruimten in beide randen van het weefsel - waarbij de zelfkanten worden vrijgelaten - te worden aangebracht, zodanig dat de afstand tussen twee op elkaar volgende tekens, gemeten tussen hun buitenste zijden, ten hoogste 1 m bedraagt en dat de tekens in de ene rand ten opzichte van die in de andere rand telkens met een halve afstand verspringen. (Het midden van elk teken moet even ver zijn verwijderd van het midden van de dichtstbijzijnde twee tekens die er tegenover liggen in de andere rand.) Ieder teken moet zo worden aangebracht dat de langste zijden van de rechthoek parallel lopen met de ketting van het weefsel. (Zie onderstaande schets.)

De dikte van de lijnen die het herkenningsteken vormen, bedraagt voor de zijden 5 mm en voor de diagonalen 7 mm. De afmetingen van de rechthoek, gemeten aan de buitenkant van de lijnen, bedragen ten minste 8 cm voor de lengte en 5 cm voor de breedte.

De tekens moeten in één kleur worden gedrukt, onuitwisbaar zijn en contrasteren met de kleur van het weefsel.

HOOFDSTUK 4

Goederen waarvoor een certificaat van echtheid, een kwaliteitscertificaat of een ander certificaat dient te worden overgelegd

Artikel 26

1. De tariefindeling, onder de onderverdelingen van kolom 2 van de hierna volgende tabel, van de goederen die in kolom 3 van deze tabel naast de genoemde onderverdelingen zijn vermeld en die worden ingevoerd uit de in kolom 5 van deze tabel genoemde landen, is afhankelijk van de indiening van certificaten die aan de in de artikelen 27 tot en met 34 gestelde eisen voldoen.

Deze certificaten, die naast de volgnummers in kolom 4 van de hierna volgende tabel zijn vermeld, zijn in de bijlagen 2 tot en met 8 opgenomen.

Het gaat om zogenaamde certificaten "van echtheid" voor druiven, whisky, wodka en tabak, "van benaming van oorsprong" voor wijn en "van kwaliteit" voor natriumnitraat.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt voor Port-, Madeira- en Sherrywijn en voor Moscatel de Setubal, ingedeeld onder de GN-codes 2204 21 41, 2204 21 51, 2204 29 41 en 2204 29 51, het overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 986/89 van de Commissie (6) afgegeven en gewaarmerkte goedgekeurde handelsdocument overgelegd in de plaats van het certificaat van benaming van oorsprong.

(6) PB nr. L 106 van 18. 4. 1989, blz. 1.

3. De tabak die op het tijdstip van het in het vrije verkeer brengen op grond van een Gemeenschapsvoorschrift in aanmerking komt voor vrijstelling van de douanerechten, dient echter zonder overlegging van een certificaat van echtheid onder de GN-codes 2401 10 10 tot en met 2401 10 49 en 2401 20 10 tot en met 2401 20 49 te worden ingedeeld. Bedoeld certificaat mag voor voornoemde tabakssoorten niet worden afgegeven noch aanvaard wanneer verschillende soorten in één onmiddellijke verpakking worden aangeboden.

4. Met betrekking tot de goederen van volgnummer 6 in de hierna volgende tabel wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan onder:

a) "tabak van de soort Virginia, 'flue-cured` ": tabak die is gedroogd in kunstmatige atmosferische omstandigheden met behulp van een procédé met warmte- en ventilatieregeling en waarbij elk contact tussen de rook en de tabaksbladeren wordt vermeden; de gedroogde tabak heeft dan gewoonlijk een citroengele tot zeer donker oranje of rode kleur. Andere kleuren en combinaties van kleuren zijn dikwijls een gevolg van de rijpheidsgraad, de teeltwijze of de droogtechniek;

b) "tabak van de soort Burley, Burleyhybriden daaronder begrepen, 'light-air-cured` ": tabak die met warme lucht is gedroogd in natuurlijke atmosferische omstandigheden en die geen rookgeur heeft wanneer van extra warmte of van een bijkomende luchtstroom gebruik werd gemaakt; de bladeren variëren van taankleurig tot roodachtig. Andere kleuren en combinaties van kleuren zijn dikwijls een gevolg van de rijpheidsgraad, de teeltwijze of de droogtechniek;

c) "tabak van de soort Maryland, 'light-air-cured` ": tabak die met warme lucht is gedroogd in natuurlijke atmosferische omstandigheden en die geen rookgeur heeft wanneer van extra warmte of van een bijkomende luchtstroom gebruik werd gemaakt; de bladeren variëren van lichtgeel tot diep kersrood. Andere kleuren en combinaties van kleuren zijn dikwijls een gevolg van de rijpheidsgraad, de teeltwijze of de droogtechniek;

d) " 'fire-cured` tabak": tabak die met warme lucht is gedroogd in kunstmatige atmosferische omstandigheden boven open houtvuren, waarbij de rook van het hout gedeeltelijk door de tabak is opgenomen. Bladeren van "fire-cured" tabak zijn dikker dan bladeren van Burley, "flue-cured", of Maryland, van het overeenkomstige deel van de plant. De kleuren variëren van geelbruin tot zeer donker bruin. Andere kleuren en combinaties van kleuren zijn dikwijls een gevolg van de rijpheidsgraad, de teeltwijze of de droogtechniek.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Artikel 27

1. De certificaten stemmen overeen met de modellen in de bijlagen die zijn aangegeven in kolom 4 van de bij artikel 26 bedoelde tabel. Zij worden gedrukt en ingevuld in één van de officiële talen van de Europese Economische Gemeenschap, alsmede, in voorkomend geval, in de officiële taal of in één van de officiële talen van het land van uitvoer.

2. De afmetingen van het certificaat bedragen ca. 210 × 297 mm.

Het te gebruiken papier moet:

- voor de onder volgnummer 3 van de bij artikel 26 bedoelde tabel vermelde goederen, wit zijn en houtvrij, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en ten minste 55 en ten hoogste 65 g per m2 wegen. De voorzijde van het certificaat is voorzien van een roze, geguillocheerde onderdruk welke vervalsing met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt;

- voor de onder de volgnummers 4 en 5 van de bij artikel 26 bedoelde tabel bedoelde goederen, wit zijn, met gele randen, en ten minste 40 g per m2 wegen;

- voor de overige in de tabel vermelde goederen, wit zijn en ten minste 40 g per m2 wegen.

3. Voor de onder volgnummer 3 van de bij artikel 26 bedoelde tabel vermelde goederen mogen de randen van het certificaat over een buitenstrook van ten hoogste 13 mm breed van siermotieven voorzien zijn.

4. Voor de onder de volgnummers 1 en 2 van de bij artikel 26 bedoelde tabel vermelde goederen wordt het certificaat opgesteld in één origineel en twee afschriften. Het te gebruiken papier is wit voor het origineel, roze voor het eerste afschrift en geel voor het tweede afschrift.

5. Voor de onder volgnummer 2 van de in artikel 26 bedoelde tabel vermelde goederen wordt elk certificaat van een volgnummer voorzien, dat door de met de afgifte belaste instelling wordt toegekend, gevolgd door de nationaliteitsletters van deze instelling. De afschriften dragen hetzelfde volgnummer en dezelfde nationaliteitsletters als het origineel.

6. De douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven, kunnen een vertaling van het certificaat eisen.

Artikel 28

Het certificaat wordt hetzij met de schrijfmachine hetzij met de hand ingevuld. In het laatste geval dient dit met inkt en in blokletters te geschieden.

Artikel 29

1. Het certificaat of, bij de voorgenomen splitsing van een zending van goederen van de volgnummers 1, 6 en 7 van de bij artikel 26 bedoelde tabel, de in artikel 34 bedoelde fotokopie wordt binnen de hierna genoemde termijnen, te rekenen vanaf de dag van afgifte van het certificaat, aan de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van invoer overgelegd, samen met de goederen waarop dit certificaat of deze fotokopie betrekking heeft:

- twee maanden voor de goederen van volgnummer 2 van de in artikel 26 bedoelde tabel;

- drie maanden voor de goederen van de volgnummers 1, 3 en 4 van genoemde tabel;

- zes maanden voor de goederen van de volgnummers 5 en 7 van genoemde tabel;

- 24 maanden voor de goederen van volgnummer 6 van genoemde tabel.

2. Voor de goederen van volgnummer 2 van de bij artikel 26 bedoelde tabel:

- wordt het eerste afschrift van het certificaat de betrokken autoriteiten samen met het origineel overgelegd;

- wordt het tweede afschrift van het certificaat rechtstreeks door de met de afgifte belaste instantie aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van invoer gezonden.

Artikel 30

1. Een certificaat is slechts geldig indien het naar behoren is geviseerd door een met de afgifte belaste instantie die in kolom 6 van de bij artikel 26 bedoelde tabel voorkomt.

2. Een certificaat is naar behoren geviseerd wanneer plaats en datum van afgifte op het certificaat zijn vermeld en het stempel van de met de afgifte belaste instantie en de handtekening van de tot ondertekening bevoegde persoon of personen op het certificaat voorkomen.

Artikel 31

1. Een met de afgifte belaste instantie kan slechts in de in artikel 26 bedoelde tabel voorkomen indien zij:

a) als zodanig door het land van uitvoer is erkend;

b) zich ertoe verplicht de in de certificaten voorkomende gegevens te verifiëren;

c) zich ertoe verplicht de Commissie en de Lid-Staten, op verzoek, alle nodige inlichtingen te verstrekken om de in de certificaten voorkomende gegevens te kunnen beoordelen.

2. De in artikel 26 bedoelde tabel wordt herzien wanneer aan de in lid 1, onder a), bedoelde voorwaarde niet meer wordt voldaan of wanneer een met de afgifte belaste instantie één van de verplichtingen die zij op zich heeft genomen, niet nakomt.

Artikel 32

De bij de aangifte(n) voor het vrije verkeer overgelegde facturen worden voorzien van het (de) volgnummer(s) van de desbetreffende certificaten.

Artikel 33

De landen die zijn vermeld in kolom 5 van de bij artikel 26 bedoelde tabel doen de Commissie een specimen toekomen van de afdruk van de stempels die door de met de afgifte belaste instanties, alsmede, in voorkomend geval, door hun officiële agentschappen worden gebruikt. De Commissie geeft deze inlichtingen door aan de douaneautoriteiten van de Lid-Staten.

Artikel 34

Voor de goederen van de volgnummers 1, 6 en 7 van de bij artikel 26 bedoelde tabel dient, bij splitsing van de zending, voor elke partij van de gesplitste zending een fotokopie te worden gemaakt van het originele certificaat. De fotokopieën en het originele certificaat dienen te worden overgelegd aan het douanekantoor waar de goederen zich bevinden.

Iedere fotokopie dient de naam en het adres van de geadresseerde van de partij te bevatten en te worden voorzien van de vermelding in rood "Uittreksel geldig voor . . . kg" (in cijfers en letters), alsmede van de plaats en datum van de splitsing. Deze vermeldingen worden gewaarmerkt door de afdruk van de dienststempel van het douanekantoor en door ondertekening door de bevoegde douaneambtenaar. Het originele certificaat dient van een passende aantekening met betrekking tot de splitsing van de zending te worden voorzien en door het betrokken douanekantoor te worden bewaard.

TITEL IV

OORSPRONG VAN GOEDEREN

HOOFDSTUK 1

Niet-preferentiële oorsprong

Afdeling 1

Be- of verwerking die het karakter van produkt van oorsprong verleent

Artikel 35

In dit hoofdstuk wordt bepaald welke be- of verwerkingen van, enerzijds, textielstoffen en textielwaren van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en van, anderzijds, bepaalde andere produkten dan textielstoffen en textielwaren geacht worden te beantwoorden aan de criteria van artikel 24 van het Wetboek, waardoor deze produkten het karakter verkrijgen van produkt van oorsprong uit het land waar de be- of verwerkingen hebben plaatsgevonden.

Onder "land" wordt, al naar gelang van het geval, een derde land of de Gemeenschap verstaan.

Onderafdeling 1

Textielstoffen en textielwaren van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur

Artikel 36

De volledige verwerking, als in artikel 37 beschreven, van textielstoffen en textielwaren die onder afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld, wordt beschouwd als een be- of verwerking waardoor het produkt het karakter van produkt van oorsprong verkrijgt in de zin van artikel 24 van het Wetboek.

Artikel 37

Een be- of verwerking als gevolg waarvan de verkregen produkten onder een andere post van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld dan elk van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, wordt als een volledige verwerking beschouwd.

Wat de produkten in bijlage 10 betreft, wordt evenwel slechts de be- of verwerking die in kolom 3 van deze bijlage naast elk verkregen produkt is beschreven als een volledige verwerking beschouwd, ongeacht het feit of deze al dan niet leidt tot een wijziging van post.

De wijze waarop de regels in bijlage 10 worden toegepast, is omschreven in de inleidende aantekeningen in bijlage 9.

Artikel 38

Voor de toepassing van het voorgaande artikel worden de volgende be- of verwerkingen steeds als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of deze al dan niet leiden tot een wijziging van post:

a) behandelingen welke dienen om de produkten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitleggen, drogen, verwijderen van beschadigde delen en soortgelijke behandelingen);

b) eenvoudige handelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, rangschikken, samenvoegen (daaronder begrepen het samenstellen van sets), wassen en snijden;

c) i) veranderen van verpakking, splitsen en samenvoegen van colli;

ii) eenvoudig verpakken in zakken, omhulsels, blikken, bevestigen op plankjes enz. en alle andere eenvoudige verpakkingshandelingen;

d) aanbrengen op de produkten zelf of op hun verpakking van merken, etiketten of andere herkenningstekens;

e) eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig produkt;

f) combinaties van twee of meer van de onder a) tot en met e) genoemde handelingen.

Onderafdeling 2

Andere produkten dan textielstoffen en textielwaren van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur

Artikel 39

Van de verkregen produkten genoemd in bijlage 11, wordt de in kolom 3 van deze bijlage genoemde be- of verwerking beschouwd als een be- of verwerking waardoor de oorsprong wordt verkregen overeenkomstig artikel 24 van het Wetboek.

De wijze waarop de regels in bijlage 11 worden toegepast is omschreven in de inleidende aantekeningen van bijlage 9.

Onderafdeling 3

Gemeenschappelijke bepalingen voor alle produkten

Artikel 40

Wanneer in de lijsten van de bijlagen 10 en 11 is bepaald dat het karakter van produkt van oorsprong wordt verkregen indien de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn een bepaald percentage van de prijs af fabriek van de verkregen produkten niet overschrijdt, wordt dit percentage als volgt berekend:

- "waarde" betekent de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor deze materialen in het land van verwerking is betaald;

- "prijs af fabriek" betekent de prijs af fabriek van het verkregen produkt verminderd met alle binnenlandse belastingen die zijn of kunnen worden terugbetaald wanneer dit produkt wordt uitgevoerd;

- "meerwaarde verkregen door montage" betekent de meerwaarde die voortvloeit uit de montage zelf, de afwerking en de controle en uit het inbouwen van onderdelen van oorsprong uit het land waar deze montage plaatsvindt, met inbegrip van de in dit land gemaakte winst en bedrijfskosten als gevolg van vorengenoemde handelingen.

Afdeling 2

Vervangingsonderdelen

Artikel 41

Essentiële vervangingsonderdelen bestemd voor materieel, machines, apparaten of voertuigen die in het vrije verkeer zijn gebracht of eerder werden uitgevoerd, worden geacht dezelfde oorsprong te hebben als dit materieel of deze machines, apparaten of voertuigen, voor zover aan de in deze afdeling gestelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 42

De overeenkomstig het vorige artikel aangenomen oorsprong wordt slechts aanvaard:

- indien dit noodzakelijk is voor invoer in het land van bestemming;

- indien het gebruik van deze essentiële vervangingsonderdelen tijdens de vervaardiging van bedoeld materieel of de bedoelde machines, apparaten of voertuigen niet belet zou hebben dat dit materieel of deze machines, apparaten of voertuigen het karakter van produkt van oorsprong uit de Gemeenschap of uit het land van vervaardiging zou(den) bezitten.

Artikel 43

Voor de toepassing van artikel 41 wordt verstaan onder:

a) "materieel, machines, apparaten en voertuigen": goederen die onder de afdelingen XVI, XVII en XVIII van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld;

b) onder "essentiële vervangingsonderdelen":

- onderdelen zonder welke de onder a) bedoelde goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht of eerder werden uitgevoerd, niet goed kunnen functioneren,

- kenmerkend zijn voor die goederen, en

- voor het normale onderhoud ervan zijn bestemd en ter vervanging van onderdelen van dezelfde soort die zijn beschadigd of niet meer kunnen worden gebruikt.

Artikel 44

Wanneer bij de bevoegde autoriteiten of de aangewezen instanties van de Lid-Staten een aanvraag wordt ingediend voor een certificaat van oorsprong voor de in artikel 41 bedoelde essentiële vervangingsonderdelen, wordt op dat certificaat en de daarop betrekking hebbende aanvraag in vak 6 (volgnummer; merken, nummers; aantal en soort van de colli; omschrijving van de goederen) een verklaring van de aanvrager opgenomen dat de daarin vermelde goederen bestemd zijn voor het normale onderhoud van eerder uitgevoerd materieel of van eerder uitgevoerde machines, apparaten of voertuigen alsmede een nauwkeurige omschrijving van dit materieel, deze machines, apparaten of voertuigen.

Voor zover mogelijk vermeldt de aanvrager tevens de gegevens van het certificaat van oorsprong (instantie van afgifte, nummer en datum van het certificaat) onder geleide waarvan het materieel, de machines, de apparaten of voertuigen waarvoor de onderdelen zijn bestemd, zijn uitgevoerd.

Artikel 45

Wanneer de oorsprong van de in artikel 41 bedoelde essentiële vervangingsonderdelen met het oog op de aangifte voor het vrije verkeer in de Gemeenschap moet worden aangetoond door middel van een certificaat van oorsprong, dient dit de in artikel 44 bedoelde gegevens te bevatten.

Artikel 46

De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten kunnen met het oog op de toepassing van deze afdeling nader bewijsmateriaal eisen, waaronder:

- de factuur of een afschrift van de factuur betreffende het materieel, de machines, apparaten of voertuigen welke in het vrije verkeer werden gebracht of eerder werden uitgevoerd;

- het contract of een afschrift van het contract of elk ander document waaruit blijkt dat de levering in het kader van het normale onderhoud plaatsvindt.

Afdeling 3

Certificaten van oorsprong

Onderafdeling 1

Algemene certificaten van oorsprong

Artikel 47

Wanneer de oorsprong van een produkt bij invoer wordt of moet worden aangetoond door middel van een certificaat van oorsprong, dient dit certificaat aan de volgende voorwaarden te voldoen:

a) het is afgegeven door een autoriteit dan wel door een daartoe door het land van afgifte gemachtigde instantie, die de nodige waarborgen biedt;

b) het bevat de nodige gegevens ten einde het produkt waarop het betrekking heeft te kunnen identificeren, onder meer:

- het aantal, de aard, de merken en de nummers van de colli;

- het soort produkt;

- het bruto- en nettogewicht van het produkt; deze gegevens kunnen evenwel door andere worden vervangen zoals aantal of volume wanneer het gewicht van het produkt tijdens het vervoer aan veranderingen onderhevig is of wanneer het gewicht ervan niet kan worden vastgesteld of wanneer het gewoonlijk aan de hand van deze andere gegevens wordt geïdentificeerd;

- de naam van de afzender;

c) het vermeldt duidelijk het land van oorsprong van het produkt waarop het betrekking heeft.

Artikel 48

1. Een certificaat van oorsprong afgegeven door de bevoegde autoriteiten of de daartoe gemachtigde instanties van de Lid-Staten dient te voldoen aan de in artikel 47, onder a) en b), gestelde voorwaarden.

2. De certificaten en de daarop betrekking hebbende aanvragen dienen te worden gesteld op formulieren die overeenstemmen met de modellen in bijlage 12.

3. In deze certificaten van oorsprong wordt verklaard dat de goederen van oorsprong zijn uit de Gemeenschap.

Er kan evenwel verklaard worden dat de goederen van oorsprong zijn uit een bepaalde Lid-Staat indien dit ten behoeve van de handel nodig is.

Wordt aan de voorwaarden van artikel 24 van het Wetboek slechts voldaan als gevolg van een reeks be- of verwerkingen in verschillende Lid-Staten, dan kan slechts worden verklaard dat de goederen van oorsprong zijn uit de Gemeenschap.

Artikel 49

Een certificaat van oorsprong wordt op schriftelijk verzoek van de belanghebbende afgegeven.

Wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen, onder andere wanneer de aanvrager regelmatig goederen uitvoert, behoeven de Lid-Staten voor elke afzonderlijke uitvoerverrichting geen aanvraag te eisen, mits naleving van de voorschriften inzake oorsprong is verzekerd.

Wanneer dit ten behoeve van de handel nodig is, kunnen een of meer extra kopieën van een certificaat van oorsprong worden afgegeven.

Deze kopieën worden gesteld op formulieren waarvan het model in bijlage 12 is opgenomen.

Artikel 50

1. De afmetingen van het certificaat bedragen 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, houtvrij, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, met een gewicht van ten minste 64 g per m2 of tussen 25 en 30 g per m2 wanneer luchtpostpapier wordt gebruikt. Het is voorzien van een bisterkleurige, geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

2. Het aanvraagformulier wordt gedrukt in de officiele taal of talen van de Lid-Staat van uitvoer. Het formulier van het certificaat van oorsprong wordt gedrukt in een of meer van de officiële talen van de Gemeenschap, of in een andere taal, al naar gelang van de behoeften en de gebruiken van de handel.

3. De Lid-Staten kunnen het drukken van de formulieren van de certificaten van oorsprong voorbehouden of overlaten aan drukkerijen die daartoe zijn goedgekeurd. In dit geval moet op elk formulier van het certificaat van oorsprong een verwijzing voorkomen naar die goedkeuring. Op elk certificaat van oorsprong worden naam en adres van de drukker vermeld of een teken waardoor deze geïdentificeerd kan worden. Het bevat daarenboven een volgnummer, gedrukt of door middel van een stempel aangebracht, waardoor het van andere certificaten te onderscheiden is.

Artikel 51

Het aanvraagformulier voor een certificaat van oorsprong wordt op gelijke wijze met een schrijfmachine of met de hand ingevuld in één van de officiële talen van de Gemeenschap, of in een andere taal, al naar gelang van de behoeften en de gebruiken van de handel.

Artikel 52

Elk in artikel 48 bedoeld certificaat van oorsprong draagt een volgnummer om het van andere certificaten te onderscheiden. Het aanvraagformulier voor het certificaat en alle kopieën van het certificaat dragen hetzelfde nummer.

Bovendien mogen de bevoegde autoriteiten of de aangewezen instanties van de Lid-Staten deze documenten een afgiftenummer geven.

Artikel 53

De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten kunnen voorts verlangen dat in de aanvraag nog andere gegevens worden verstrekt, die evenwel tot een strikt minimum beperkt dienen te blijven.

Elke Lid-Staat deelt de Commissie mee welke bepalingen hij op grond van de voorgaande alinea heeft vastgesteld. De Commissie geeft deze mededelingen onverwijld aan de andere Lid-Staten door.

Artikel 54

De bevoegde autoriteiten of de aangewezen instanties van de Lid-Staten die certificaten van oorsprong hebben afgegeven, bewaren de daarbij behorende aanvragen gedurende ten minste twee jaar.

Aanvragen kunnen evenwel ook in de vorm van kopieën worden bewaard, voor zover deze volgens het nationale recht van de betrokken Lid-Staat dezelfde bewijskracht hebben als het origineel.

Onderafdeling 2

Certificaten van oorsprong voor bepaalde landbouwprodukten waarvoor bijzondere invoerregelingen gelden

Artikel 55

In de artikelen 56 tot en met 65 worden de voorwaarden vastgesteld voor het gebruik van certificaten van oorsprong met betrekking tot landbouwprodukten van oorsprong uit derde landen waarvoor bijzondere, niet-preferentiële invoerregelingen gelden, voor zover hierin naar de volgende bepalingen wordt verwezen.

a) Certificaten van oorsprong

Artikel 56

1. Certificaten van oorsprong met betrekking tot landbouwprodukten van oorsprong uit derde landen waarvoor bijzondere, niet-preferentiële invoerregelingen gelden, worden gesteld op formulieren die overeenstemmen met het model in bijlage 13.

2. Deze certificaten worden afgegeven door de bevoegde overheidsinstanties van de betrokken derde landen, hierna "instantie van afgifte" genoemd, indien de produkten waarop deze certificaten betrekking hebben, beschouwd kunnen worden als van oorsprong zijnde uit die landen in de zin van de in de Gemeenschap geldende bepalingen.

3. Deze certificaten bevatten tevens alle gegevens die volgens de communautaire wetgeving vereist zijn met betrekking tot de in artikel 55 bedoelde bijzondere invoerregelingen.

4. Onverminderd specifieke bepalingen van de in artikel 55 bedoelde speciale invoerregelingen zijn de certificaten tien maanden geldig vanaf de datum van afgifte door de instantie van afgifte.

Artikel 57

1. De overeenkomstig deze onderafdeling afgegeven certificaten van oorsprong bestaan slechts uit één exemplaar waarop, naast het opschrift van het document, het woord "origineel" is vermeld.

Mochten extra kopieën nodig blijken, dan wordt daarop, naast het opschrift van het document, het woord "kopie" vermeld.

2. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap aanvaarden uitsluitend het origineel van het certificaat van oorsprong als geldig exemplaar.

Artikel 58

1. De afmetingen van het certificaat bedragen 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit en houtvrij, met een gewicht van ten minste 40 g per m2. Het is voorzien van een gele, geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

2. De certificaten worden gedrukt en ingevuld in één van de officiële talen van de Gemeenschap.

Artikel 59

1. Het certificaat wordt ingevuld met de schrijfmachine of door middel van een mecanografisch of soortgelijk procédé.

2. In het certificaat mogen geen raderingen of overschrijvingen voorkomen. Wijzigingen worden aangebracht door middel van doorhaling van de onjuiste en, in voorkomend geval, toevoeging van de juiste gegevens. Elke aldus aangebrachte wijziging wordt goedgekeurd door degene die deze aanbrengt en geviseerd door de instantie van afgifte.

Artikel 60

1. In vak 5 van de overeenkomstig de artikelen 56 tot en met 59 afgegeven certificaten van oorsprong worden alle aanvullende gegevens vermeld die nodig zijn voor de toepassing van de in artikel 56, lid 3, bedoelde bijzondere invoerregelingen waarop zij betrekking hebben.

2. De onbeschreven gedeelten van de vakken 5, 6 en 7 worden zo doorgekruist dat latere toevoegingen niet mogelijk zijn.

Artikel 61

Elk certificaat van oorsprong is van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien, om het van de andere certificaten te onderscheiden, alsmede van het stempel van de instantie van afgifte en de handtekening van de persoon of de personen die gemachtigd zijn het te ondertekenen.

Het certificaat wordt afgegeven bij de uitvoer van de produkten waarop het betrekking heeft. De instantie van afgifte bewaart een kopie van elk certificaat dat zij afgeeft.

Artikel 62

Bij wijze van uitzondering kan het hierboven bedoelde certificaat van oorsprong afgegeven worden na uitvoer van de produkten waarop het betrekking heeft, wanneer dit ten gevolge van een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet is geschied op het tijdstip van de uitvoer.

De bevoegde autoriteiten kunnen een in de artikelen 56 tot en met 61 bedoeld certificaat van oorsprong slechts achteraf afgeven na te hebben gecontroleerd of de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

Op de achteraf afgegeven certificaten wordt in het vak "Opmerkingen" een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- expedido a posteriori,

- udstedt efterfoelgende,

- Nachtraeglich ausgestellt,

- AAêaeïèÝí aaê ôùí õóôÝñùí,

- Issued retrospectively,

- Délivré a posteriori,

- rilasciato a posteriori,

- afgegeven a posteriori,

- emitido a posteriori.

b) Administratieve samenwerking

Artikel 63

1. Indien volgens de bijzondere invoerregelingen voor bepaalde landbouwprodukten het in de artikelen 56 tot en met 62 bedoelde certificaat van oorsprong moet worden gebruikt, dan is de toepassing van deze regelingen afhankelijk van het instellen van een procedure van administratieve samenwerking, tenzij dit in de betrokken regelingen anders is bepaald.

Met het oog hierop doen de betrokken derde landen de Commissie het volgende toekomen:

- de namen en adressen van de instanties die de certificaten van oorsprong afgeven, alsmede afdrukken van de gebruikte stempels;

- de namen en adressen van de overheidsinstanties die belast zijn met de behandeling van de in artikel 64 bedoelde verzoeken om controle achteraf van de certificaten van oorsprong.

Al deze informatie wordt door de Commissie aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten doorgegeven.

2. Wanneer de betrokken derde landen verzuimen de Commissie de in lid 1 bedoelde informatie te verstrekken, passen de bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap de bijzondere invoerregelingen niet toe.

Artikel 64

1. De controle achteraf van de in de artikelen 56 tot en met 62 bedoelde certificaten van oorsprong geschiedt bij wijze van steekproef en wanneer er redenen zijn om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid van de daarin vervatte gegevens.

De controle ten aanzien van de oorsprong wordt uitgevoerd op initiatief van de douaneautoriteiten.

Voor de toepassing van de landbouwregelingen kan deze controle eventueel door andere bevoegde autoriteiten worden uitgevoerd.

2. Voor de toepassing van lid 1 zenden de bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap het certificaat van oorsprong of de kopie daarvan terug aan de door het land van uitvoer aangewezen overheidsinstantie, onder vermelding van de materiële of formele redenen van het verzoek om controle. Indien een factuur werd overgelegd, wordt deze of een kopie daarvan bij het terug te zenden certificaat gevoegd. Deze autoriteiten verstrekken voorts alle door hen verkregen inlichtingen die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het certificaat onjuist zijn of dat het certificaat niet echt is.

Indien de douaneautoriteiten in de Gemeenschap besluiten de toepassing van de bijzondere invoerregelingen op te schorten in afwachting van de resultaten van de controle, verlenen zij vrijgave van de produkten onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

Artikel 65

1. De resultaten van de controle achteraf worden zo snel mogelijk ter kennis gebracht van de bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap.

Aan de hand van deze resultaten moet kunnen worden vastgesteld of de onder de in artikel 64 bedoelde omstandigheden teruggezonden certificaten van oorsprong betrekking hebben op de uitgevoerde goederen en of deze inderdaad in aanmerking komen voor toepassing van de betreffende bijzondere invoerregeling.

2. Wanneer geen gevolg is gegeven aan het verzoek tot controle achteraf binnen zes maanden, weigeren de bevoegde autoriteiten in de Gemeenschap definitief de toekenning van de bijzondere invoerregeling.

HOOFDSTUK 2

Preferentiële oorsprong

Afdeling 1

Algemeen Preferentiesysteem

Onderafdeling 1

Definitie van het begrip "produkten van oorsprong"

Artikel 66

Voor de toepassing van de bepalingen inzake algemene tariefpreferenties die door de Gemeenschap zijn toegekend ten aanzien van bepaalde produkten van oorsprong uit ontwikkelingslanden, als bedoeld in artikel 20, lid 3, onder e), van het Wetboek, worden de volgende produkten geacht van oorsprong te zijn uit een land waarvoor zulke preferenties gelden (hierna "begunstigd land" genoemd), voor zover zij in de zin van artikel 75 rechtstreeks naar de Gemeenschap zijn vervoerd:

a) geheel en al in dat land verkregen produkten;

b) in dat land verkregen produkten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde produkten zijn gebruikt, mits deze produkten een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan in de zin van artikel 68, lid 1.

Artikel 67

1. Als geheel en al in een begunstigd land verkregen, in de zin van artikel 66, onder a), worden beschouwd:

a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen mineralen;

b) aldaar geoogste produkten van het plantenrijk;

c) aldaar geboren en gefokte levende dieren;

d) produkten afkomstig van aldaar levende dieren;

e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;

f) produkten van de zeevisserij en andere door zijn schepen uit de zee gewonnen produkten;

g) produkten uitsluitend uit de onder f) bedoelde produkten aan boord van zijn fabrieksschepen vervaardigd;

h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de herwinning van grondstoffen kunnen dienen;

i) afval en schroot, afkomstig van aldaar verrichte fabricagehandelingen;

j) produkten gewonnen van en uit de buiten de territoriale wateren gelegen zeebodem of de ondergrond daarvan, voor zover dat land met het oog op exploitatie exclusieve rechten over deze zeebodem en de ondergrond daarvan uitoefent;

k) produkten die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde produkten zijn vervaardigd.

2. De term "zijn schepen" in lid 1, onder f), is slechts van toepassing op schepen:

- die in het begunstigde land zijn ingeschreven of geregistreerd;

- die de vlag van het begunstigde land voeren;

- die voor minstens de helft toebehoren aan onderdanen van het begunstigde land of aan een vennootschap waarvan het hoofdkantoor zich in dat land bevindt en waarvan de bedrijfsvoerders, de voorzitter van de raad van beheer of de raad van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van dat land, en waarvan bovendien, in geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan dat land of aan openbare lichamen of onderdanen van dat land;

- waarvan de kapitein en de officieren allen onderdanen zijn van het begunstigde land, en

- waarvan de bemanning voor ten minste 75 % bestaat uit onderdanen van het begunstigde land.

3. De zinsnede "in een begunstigd land" heeft ook betrekking op de territoriale wateren van dat land.

4. Schepen waarmede op volle zee wordt gevist, met inbegrip van fabrieksschepen waarop de gevangen vis wordt be- of verwerkt, worden geacht deel uit te maken van het grondgebied van het begunstigde land waartoe zij behoren, voor zover zij voldoen aan de voorwaarden van lid 2.

Artikel 68

1. Voor de toepassing van artikel 66, onder b), worden materialen die niet van oorsprong zijn, geacht een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer het verkregen produkt onder een andere post wordt ingedeeld dan de posten waaronder de bij de vervaardiging gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, worden ingedeeld, onder voorbehoud van de leden 2 en 3.

Bijlage 14 bevat de aantekeningen met betrekking tot produkten die vervaardigd zijn uit materialen die niet van oorsprong zijn.

De in deze bepalingen gebruikte termen "hoofdstukken" en "posten" hebben betrekking op de hoofdstukken en de posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem vormt.

De term "ingedeeld" verwijst naar de indeling van een produkt of een materiaal onder een bepaalde post.

2. Een produkt dat in de kolommen 1 en 2 van de lijst in bijlage 15 is genoemd, moet aan de voorwaarden voldoen die voor dit produkt in kolom 3 zijn vermeld, in plaats van aan het bepaalde in lid 1:

a) Onder "waarde" in de lijst in bijlage 15 wordt verstaan de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in het betrokken land is betaald. Wanneer de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong moet worden vastgesteld, is het bepaalde onder deze letter a) van overeenkomstige toepassing.

b) Onder "prijs af fabriek" in de lijst van bijlage 15 wordt verstaan de prijs die voor het verkregen produkt is betaald aan de fabrikant in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking heeft plaatsgevonden, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van al het gebruikte materiaal, na aftrek van alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen produkt wordt uitgevoerd.

3. Voor de toepassing van artikel 66, onder b), worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om het karakter van produkt van oorsprong te verlenen, ongeacht of deze al dan niet leiden tot een wijziging van post:

a) behandelingen welke dienen om de produkten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitleggen, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere stoffen zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde delen en soortgelijke behandelingen);

b) eenvoudige handelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, rangschikken, samenvoegen (daaronder begrepen het samenstellen van sets), wassen, verven en snijden;

c) i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli,

ii) eenvoudig bottelen, verpakken in zakken, omhulsels of blikken, bevestigen op plankjes enz., en alle andere eenvoudige verrichtingen in verband met de opmaak;

d) aanbrengen op de produkten zelf of hun verpakking van merken, etiketten of andere soortgelijke onderscheidingstekens;

e) eenvoudig mengen van produkten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van deze titel om als "produkten van oorsprong" te kunnen worden beschouwd;

f) eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig produkt;

g) combinaties van twee of meer van de onder a) tot en met f) genoemde behandelingen;

h) slachten van dieren.

Artikel 69

Om te bepalen of een produkt van oorsprong is uit een begunstigd land wordt niet nagegaan of de elektriciteit, brandstof, fabrieksuitrusting, machines en werktuigen die voor de verkrijging van dit produkt zijn gebruikt al dan niet van oorsprong zijn uit derde landen.

Artikel 70

1. Om te bepalen of een produkt dat vervaardigd is in een begunstigd land dat lid is van een regionale groepering, van oorsprong is uit dat land in de zin van artikel 66, worden, in afwijking van genoemd artikel, de produkten van oorsprong uit een van de landen van die regionale groepering die gebruikt worden bij de vervaardiging van produkten in een ander land van de groepering, behandeld alsof zij van oorsprong waren uit laatstgenoemd land.

2. Het land van oorsprong van het eindprodukt wordt bepaald overeenkomstig artikel 71.

3. De regionale cumulatie is van toepassing op drie afzonderlijke regionale groeperingen van landen die voor het Algemeen Preferentiesysteem in aanmerking komen:

a) de Associatie van Zuidoostaziatische Staten (Asean);

b) de Centraalamerikaanse Gemeenschappelijke Markt (CACM);

c) de Andes-groep.

4. Onder "regionale groepering" wordt, al naar gelang van het geval, verstaan de Asean, de CACM of de Andes-groep.

Artikel 71

1. Produkten die uit hoofde van artikel 70 het karakter van produkt van oorsprong bezitten, zijn van oorsprong uit het land van de regionale groepering waar de laatste be- of verwerking heeft plaatsgevonden, voor zover:

- de aldaar toegevoegde waarde, zoals in lid 3 omschreven, hoger is dan de hoogste douanewaarde van de gebruikte produkten van oorsprong uit een van de andere landen van de regionale groepering;

- de aldaar uitgevoerde be- of verwerking meer omvat dan de in artikel 68, lid 3, omschreven be- of verwerkingen en, wat textielprodukten betreft, tevens meer dan de in bijlage 16 genoemde bewerkingen.

2. In alle andere gevallen verkrijgen de produkten de oorsprong van het land van de regionale groepering dat de hoogste douanewaarde van de produkten van oorsprong uit andere landen van de regionale groepering vertegenwoordigt.

3. Onder "toegevoegde waarde" wordt verstaan de prijs af fabriek, verminderd met de douanewaarde van elk van de verwerkte produkten van oorsprong uit een ander land van de regionale groepering.

Artikel 72

1. De artikelen 70 en 71 zijn slechts van toepassing, indien

a) de bepalingen die gelden voor het handelsverkeer in het kader van regionale cumulatie tussen de landen van de regionale groepering gelijk zijn aan die welke bij deze afdeling zijn vastgesteld;

b) elk land van de regionale groepering zich ertoe heeft verbonden de voorschriften van deze afdeling in acht te nemen of in acht te doen nemen en de nodige administratieve medewerking aan de Gemeenschap en de andere landen van de regionale groepering te verlenen ten einde ervoor te zorgen dat de afgifte van de certificaten van oorsprong formulier A en de controle op de certificaten van oorsprong formulier A en de formulieren APR op regelmatige wijze plaatsvinden.

Deze verbintenis wordt de Commissie door bemiddeling van het secretariaat van de regionale groepering medegedeeld. Dit secretariaat is het volgende, al naar gelang van het geval:

- het Algemene Secretariaat van de Asean-landen;

- het Permanente Secretariaat van de Centraalamerikaanse Gemeenschappelijke Markt,

- de Junta del Acuerdo de Cartagena.

2. De Commissie deelt de Lid-Staten mede wanneer voor elk van de regionale groeperingen aan de in lid 1 bepaalde voorwaarden is voldaan.

Artikel 73

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht een geheel te vormen met het materieel, de machines, de apparaten of de voertuigen in kwestie.

Artikel 74

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien de artikelen waaruit zij zijn samengesteld, van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit artikelen van oorsprong en artikelen die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de artikelen welke niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek bedraagt.

Artikel 75

1. Als rechtstreeks vervoerd van het begunstigde land van uitvoer naar de Gemeenschap worden beschouwd:

a) produkten die niet worden vervoerd over het grondgebied van een ander land, met uitzondering van een land van dezelfde regionale groepering indien artikel 70 van toepassing is;

b) produkten die over het grondgebied van een ander land dan het begunstigde land van uitvoer worden vervoerd of, indien artikel 70 van toepassing is, van een land van dezelfde regionale groepering, met of zonder overlading of tijdelijke opslag in deze landen, voor zover het vervoer door deze landen om geografische redenen of uitsluitend om vervoertechnische redenen plaatsvindt en de produkten:

- in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douaneautoriteiten zijn gebleven, en

- aldaar niet in de handel zijn gebracht of tot verbruik aangegeven, en

- aldaar geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen, opnieuw laden of behandelingen ter verzekering van hun bewaring in goede staat;

c) produkten die over het grondgebied van Finland, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden of Zwitserland worden vervoerd en die vervolgens geheel of gedeeltelijk naar de Gemeenschap worden uitgevoerd, voor zover zij

- in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douaneautoriteiten zijn gebleven, en

- aldaar niet tot verbruik zijn aangegeven, en

- aldaar geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen, opnieuw laden of behandelingen ter verzekering van hun bewaring in goede staat;

d) produkten waarvan het vervoer door middel van leidingen geschiedt met gebruik van het grondgebied van andere landen dan het uitvoerende begunstigde land.

2. Het bewijs dat aan de voorwaarden van lid 1, onder b) en c), is voldaan, wordt geleverd door de overlegging aan de douaneautoriteiten van de Gemeenschap van de volgende stukken:

a) één enkel in het begunstigde land van uitvoer afgegeven vervoersdocument, onder dekking waarvan het vervoer door het land van doorvoer heeft plaatsgevonden, of

b) een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven verklaring, waarin:

- de produkten nauwkeurig zijn omschreven,

- de data zijn aangegeven waarop de produkten zijn gelost en opnieuw geladen, en is vermeld van welke schepen gebruik werd gemaakt,

- is vermeld onder welke voorwaarden de produkten in het land van doorvoer verbleven;

c) hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 76

De in deze onderafdeling genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van oorsprong moeten zonder onderbreking in het begunstigde land zijn vervuld.

Indien goederen van oorsprong uit het begunstigde land naar een ander land worden uitgevoerd en terugkeren, worden zij als niet van oorsprong zijnde beschouwd tenzij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten kan worden aangetoond dat:

- de teruggekeerde goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen, en

- zij in dat land geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren ter verzekering van hun bewaring in goede staat.

Artikel 77

1. Ten behoeve van de minst ontwikkelde landen waarvoor algemene tariefpreferenties gelden, kan van deze bepalingen worden afgeweken wanneer dit op grond van de ontwikkeling van bestaande bedrijfstakken of de vestiging van nieuwe bedrijfstakken gerechtvaardigd is. De minst ontwikkelde begunstigde landen zijn vermeld in de verordeningen van de Raad en de besluiten van de EGKS betreffende de algemene tariefpreferenties.

Daartoe dient het betrokken land bij de Commissie een overeenkomstig lid 3 met redenen omkleed verzoek in.

2. Bij het onderzoek van de aanvragen wordt in het bijzonder rekening gehouden met:

a) gevallen waarin de toepassing van de bestaande regels van oorsprong de uitvoermogelijkheden naar de Gemeenschap van een in het betrokken land gevestigde bedrijfstak aanzienlijk zou beperken, in het bijzonder indien dit tot stopzetting van de activiteiten van deze bedrijfstak zou kunnen leiden;

b) welbepaalde gevallen waarin duidelijk kan worden aangetoond dat de regels van oorsprong een belemmering vormen voor belangrijke investeringen in een bedrijfstak en waarin, door het toestaan van afwijkingen, het investeringsprogramma wel kan worden gerealiseerd en de oorsprongsregels geleidelijk aan kunnen worden nageleefd;

c) de economische en sociale weerslag van het te nemen besluit, in het bijzonder ten aanzien van de werkgelegenheid.

3. Ter vergemakkelijking van de behandeling van de aanvragen om een afwijking, dient het land dat de aanvraag indient hierbij zoveel mogelijk informatie te verstrekken, onder andere ten aanzien van de volgende punten:

- omschrijving van het eindprodukt;

- aard en hoeveelheid van de produkten die aldaar worden be- of verwerkt;

- fabricageprocédé;

- toegevoegde waarde;

- aantal werknemers van het betrokken bedrijf;

- verwachte omvang van de uitvoer naar de Gemeenschap;

- de reden voor de gevraagde duur van de afwijking;

- andere opmerkingen.

Op aanvragen tot verlenging van de afwijkende regeling zijn dezelfde regels van toepassing.

Onderafdeling 2

Bewijs van de oorsprong

a) Certificaat van oorsprong formulier A

Artikel 78

1. "Produkten van oorsprong" in de zin van deze afdeling komen bij invoer in de Gemeenschap in aanmerking voor de in artikel 66 bedoelde tariefpreferenties tegen overlegging van een certificaat van oorsprong formulier A, dat overeenstemt met het model in bijlage 17, dat door de douaneautoriteiten of door een andere overheidsinstantie van het begunstigde land van uitvoer is afgegeven, voor zover dit land:

- de Commissie de volgens artikel 93 vereiste inlichtingen heeft verstrekt, en

- de Gemeenschap door tussenkomst van de douaneautoriteiten van de Lid-Staten bijstand verleent bij het controleren van de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens inzake de werkelijke oorsprong van de betrokken produkten.

2. Een certificaat van oorsprong formulier A wordt slechts afgegeven wanneer het als bewijsstuk kan dienen voor de toepassing van de in artikel 66 bedoelde tariefpreferenties.

3. Een certificaat van oorsprong formulier A wordt slechts afgegeven op schriftelijk verzoek van de exporteur of zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger.

4. De exporteur of zijn vertegenwoordiger voegt bij zijn verzoek alle stukken waarmede kan worden aangetoond dat de uit te voeren produkten in aanmerking komen voor de afgifte van een certificaat van oorsprong formulier A.

5. Het certificaat wordt afgegeven door de ter zake bevoegde overheidsinstantie van het begunstigde land indien de uit te voeren produkten kunnen worden beschouwd als produkten van oorsprong uit dat land in de zin van onderafdeling 1.

6. Ten einde na te gaan of aan de in lid 5 genoemde voorwaarde is voldaan, kan de ter zake bevoegde overheidsinstantie alle bewijsstukken opvragen en iedere controle verrichten die zij nuttig acht.

7. De ter zake bevoegde overheidsinstantie van het begunstigde land ziet erop toe dat de certificaten en de aanvraagformulieren volledig en juist zijn ingevuld.

8. Het is niet verplicht vak 2 van het certificaat van oorsprong formulier A in te vullen. In vak 12 wordt dan "Europese Economische Gemeenschap" of de naam van een Lid-Staat vermeld. Ingeval echter de in artikel 75, lid 1, onder c), en artikel 80 bedoelde doorvoer wordt toegepast, wordt overeenkomstig de laatste alinea van artikel 83, lid 3, als land van invoer één van de in artikel 80 genoemde landen vermeld.

9. De datum van afgifte van het certificaat van oorsprong formulier A wordt in vak 11 vermeld. Dit vak, bestemd voor de instantie die het certificaat afgeeft, wordt met de hand ondertekend.

10. Een certificaat van oorsprong formulier A wordt door de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land afgegeven wanneer de produkten waarop het betrekking heeft, worden uitgevoerd. Het wordt ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.

Artikel 79

Aangezien het certificaat van oorsprong formulier A het bewijsstuk vormt voor de toepassing van de in artikel 66 genoemde bepalingen inzake tariefpreferenties, nemen de bevoegde overheidsinstanties van het land van uitvoer de nodige maatregelen om de oorsprong van de produkten en de overige vermeldingen op het certificaat te controleren.

Artikel 80

"Produkten van oorsprong" in de zin van deze afdeling komen bij invoer in de Gemeenschap in aanmerking voor de in artikel 66 genoemde tariefpreferenties tegen overlegging van een certificaat van oorsprong formulier A, dat door de douaneautoriteiten van Finland, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden of Zwitserland is afgegeven aan de hand van een certificaat van oorsprong formulier A, dat door de ter zake bevoegde instanties van het begunstigde land van oorsprong is afgegeven, voor zover aan de in artikel 75 vastgestelde voorwaarden is voldaan en voor zover Finland, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden of Zwitserland de Gemeenschap bijstand verlenen door haar douaneautoriteiten toe te staan de echtheid en regelmatigheid van de certificaten van oorsprong formulier A te controleren. De in artikel 95 bedoelde controleprocedure is van overeenkomstige toepassing. De in artikel 95, lid 3, genoemde termijn wordt tot acht maanden verlengd.

Artikel 81

1. Een certificaat van oorsprong formulier A kan bij wijze van uitzondering worden afgegeven na uitvoer van de produkten waarop het betrekking heeft, wanneer het ten gevolge van een vergissing, onopzettelijk verzuim of andere bijzondere omstandigheden op het tijdstip van de uitvoer niet werd afgegeven en voor zover de goederen niet werden uitgevoerd voordat de volgens artikel 93 vereiste gegevens aan de Commissie werden medegedeeld.

2. De ter zake bevoegde overheidsinstantie kan eerst tot afgifte achteraf van een certificaat overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in het verzoek van de exporteur overeenstemmen met die in de desbetreffende uitvoerdocumenten en dat bij de uitvoer van de betrokken goederen geen certificaat van oorsprong formulier A is afgegeven.

3. Op de achteraf afgegeven certificaten van oorsprong formulier A wordt in vak 4 de vermelding "Délivré a posteriori" of "Issued retrospectively" aangebracht.

Artikel 82

1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat van oorsprong formulier A kan de exporteur de overheidsinstantie die het had afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in haar bezit zijn. In vak 4 van het aldus afgegeven certificaat wordt het woord "Duplicata" of "Duplicate" aangebracht, benevens de datum van afgifte en het volgnummer van het oorspronkelijke certificaat.

2. Voor de toepassing van artikel 85 is het duplicaat geldig vanaf de datum van het oorspronkelijke certificaat.

Artikel 83

1. Vervanging van een of meer certificaten van oorsprong formulier A door een of meer andere certificaten is steeds mogelijk, voor zover dit geschiedt door de douaneautoriteiten in de Gemeenschap die belast zijn met het toezicht op de produkten.

2. Het certificaat dat met toepassing van dit artikel of artikel 80 ter vervanging wordt afgegeven wordt beschouwd als het definitieve certificaat van oorsprong voor de daarin vermelde produkten. Het vervangende certificaat wordt afgegeven op schriftelijk verzoek van degene die de produkten wederuitvoert.

3. In het vak rechts bovenaan op het vervangingscertificaat wordt de naam vermeld van het land van doorvoer waar het is afgegeven.

In vak 4 wordt "certificat de remplacement" of "replacement certificate" geschreven, alsmede de datum en het volgnummer van het oorspronkelijke certificaat van oorsprong.

In vak 1 wordt de naam vermeld van degene die de produkten wederuitvoert.

In vak 2 wordt de naam vermeld van degene voor wie de produkten uiteindelijk zijn bestemd.

In de vakken 3 tot en met 9 worden alle gegevens met betrekking tot de wederuitgevoerde produkten van het oorspronkelijke certificaat overgenomen.

In vak 10 wordt een verwijzing opgenomen naar de factuur van degene die de produkten wederuitvoert.

De autoriteit die het vervangende certificaat afgeeft, brengt haar visum aan in vak 11. De verantwoordelijkheid van deze autoriteit gaat niet verder dan de afgifte van het vervangende certificaat.

De vermeldingen in vak 12 betreffende het land van oorsprong en het land van bestemming worden van het oorspronkelijke certificaat overgenomen. Degene die de produkten wederuitvoert, brengt in dit vak zijn handtekening aan. Wanneer hij dit te goeder trouw doet, is hij niet verantwoordelijk voor eventuele onjuistheden op het oorspronkelijke certificaat.

4. Het douanekantoor dat het vervangende certificaat afgeeft, vermeldt op het oorspronkelijke certificaat gewicht, aantal en aard van de verzonden goederen, alsmede de volgnummers van het overeenkomstige vervangende certificaat of de overeenkomstige vervangende certificaten. Het oorspronkelijke certificaat wordt ten minste twee jaar door het betrokken douanekantoor bewaard.

5. Een fotokopie van het oorspronkelijke certificaat kan bij het vervangende certificaat worden gevoegd.

Artikel 84

1. Behoudens het bepaalde in lid 4, worden de bij artikel 1, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3833/90 van de Raad (7) voorgeschreven verklaringen van echtheid aangebracht in vak 7 van het in artikel 78 bedoelde certificaat van oorsprong formulier A.

(7) PB nr. L 370 van 31. 12. 1990, blz. 86.

2. De in lid 1 bedoelde verklaringen bestaan uit een omschrijving van de in lid 3 bedoelde produkten gevolgd door de stempelafdruk van de bevoegde overheidsinstantie en de handtekening van de beambte die gemachtigd is de omschrijving van de goederen in vak 7 voor echt te verklaren.

3. De omschrijving van de goederen in vak 7 van het certificaat van oorsprong luidt, al naar gelang van het betrokken produkt, als volgt:

- "tabac brut ou non fabriqué du type Virginia 'flue-cured` " of "unmanufactured flue-cured tobacco Virginia type",

- "eau-de-vie d'agave 'tequila` en récipients contenant deux litres ou moins" of "agave brandy 'tequila`, in containers holding two litres or less",

- "eau-de-vie à base de raisins, appelée 'Pisco`, en récipients contenant deux litres ou moins" of "spirits produced from grapes, called 'Pisco`, in containers holding two litres or less", of,

- "eau-de-vie à base de raisins, appelée 'Singani`, en récipients contenant deux litres ou moins" of "spirits produced from grapes, called 'Singani`, in containers holding two litres or less".

4. In afwijking van de leden 1 en 2 en onverminderd lid 3, wordt de stempelafdruk van de instantie die gemachtigd is de omschrijving van de in lid 3 bedoelde goederen voor echt te verklaren niet in vak 7 van het certificaat van oorsprong formulier A aangebracht, indien de autoriteit die gemachtigd is certificaten van oorsprong af te geven dezelfde is als de overheidsinstantie die gemachtigd is verklaringen van echtheid af te geven.

Artikel 85

1. Het certificaat van oorsprong formulier A moet binnen tien maanden na afgifte door de overheidsinstantie van het begunstigde land van uitvoer worden overgelegd bij de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van invoer waar de goederen worden aangebracht.

2. Certificaten van oorsprong formulier A die na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn bij de douaneautoriteiten worden overgelegd, kunnen worden aanvaard met het oog op de toepassing van de in lid 1 genoemde tariefpreferenties wanneer de te late indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

3. De douaneautoriteiten kunnen zulke certificaten ook aanvaarden wanneer de produkten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangeboden.>

Artikel 86

1. Op produkten die vanuit een begunstigd land naar een tentoonstelling in een ander land worden gezonden en voor invoer in de Gemeenschap worden verkocht, zijn bij invoer de in artikel 66 bedoelde tariefpreferenties van toepassing, voor zover de produkten aan de voorwaarden van deze afdeling voldoen om te worden beschouwd als produkten van oorsprong uit het begunstigde land van uitvoer en voor zover ten genoegen van de betrokken douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a) een exporteur deze produkten rechtstreeks heeft verzonden van het grondgebied van het begunstigde land van uitvoer naar het land waar de tentoonstelling werd gehouden;

b) de exporteur de produkten heeft verkocht of overgedragen aan een geadresseerde in de Gemeenschap;

c) de produkten naar de Gemeenschap zijn vervoerd in dezelfde staat als die waarin zij naar de tentoonstelling zijn verzonden;

d) de produkten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan vertoning op de tentoonstelling.

2. Een certificaat van oorsprong formulier A wordt op de gebruikelijke wijze bij de douaneautoriteiten van de Gemeenschap overgelegd. Naam en adres van de tentoonstelling dienen erop te zijn vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de aard van de produkten en de omstandigheden waaronder zij werden tentoongesteld.

3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, jaarbeurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter, welke niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse produkten worden gehouden, gedurende welke evenementen de produkten onder toezicht van de douaneautoriteiten blijven.

Artikel 87

In de Lid-Staat van invoer wordt het certificaat van oorsprong formulier A bij de douaneautoriteiten overgelegd bij de indiening van de douaneaangifte. Zij kunnen eisen dat de aangifte voor het vrije verkeer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de produkten voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van de in artikel 66 bedoelde tariefpreferenties.

Artikel 88

Wanneer op verzoek van de aangever een onder hoofdstuk 84 of 85 van het geharmoniseerde systeem ingedeeld gedemonteerd of niet-gemonteerd artikel in gedeelten wordt ingevoerd onder de door de douaneautoriteiten gestelde voorwaarden, wordt het als één artikel beschouwd, onverminderd artikel 68, lid 3, en kan bij de invoer van de eerste deelzending een certificaat van oorsprong formulier A worden overgelegd voor het volledige artikel.

b) Formulier APR

Artikel 89

1. In afwijking van artikel 78 wordt voor produkten die per post worden verzonden, postpakketten hieronder begrepen, voor zover de zending slechts produkten van oorsprong bevat en de waarde niet meer bedraagt dan 3 000 ecu per zending, het bewijs van oorsprong in de zin van deze afdeling geleverd door middel van een formulier APR, dat overeenstemt met het model in bijlage 18, mits, ten aanzien van dit formulier, de in artikel 78, lid 1, bedoelde bijstand wordt verleend.

2. Het formulier APR wordt door de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, door zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger ingevuld en met de hand in vak 6 ondertekend.

3. Voor iedere postzending wordt een formulier APR ingevuld. Na invulling en ondertekening wordt dit, bij verzending als pakket, door de exporteur bij het verzendformulier gevoegd. Bij verzending als brief wordt het formulier in de envelop gedaan.

4. Indien reeds in het land van uitvoer is gecontroleerd of de goederen waaruit de zending bestaat voldoen aan de definitie "produkten van oorsprong", kan de exporteur hiervan melding maken in vak 7 "Opmerkingen" van het formulier APR.

5. Deze bepalingen ontslaan de exporteur niet van de verplichting tot het vervullen van overige douane- of postformaliteiten.

6. De artikelen 85 en 87 zijn van overeenkomstige toepassing op de formulieren APR.

c) Overige bepalingen inzake het bewijs van oorsprong

Artikel 90

Produkten die als kleine zendingen van particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden voor de toepassing van de in artikel 66 genoemde tariefpreferenties als produkten van oorsprong toegelaten zonder dat het noodzakelijk is een certificaat van oorsprong formulier A over te leggen of een formulier APR in te vullen, voor zover deze produkten niet voor commerciële doeleinden worden ingevoerd en wordt verklaard dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van het onderhavige artikel voldoen en er over de juistheid van een dergelijke verklaring geen twijfel bestaat.

De totale waarde van deze goederen mag niet meer bedragen dan 215 ecu voor kleine zendingen of 600 ecu voor de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 91

1. Bij toepassing van artikel 70 wordt het bewijs van de oorsprong van produkten die naar een ander land van dezelfde regionale groepering worden uitgevoerd, met het oog op een verdere be- of verwerking of voor wederuitvoer in ongewijzigde staat, geleverd door middel van een in het eerste land afgegeven certificaat van oorsprong formulier A of een aldaar opgesteld formulier APR.

2. De autoriteiten van het begunstigde land waarbij de afgifte van een certificaat van oorsprong formulier A wordt aangevraagd voor produkten bij de vervaardiging waarvan produkten van oorsprong uit een ander land van dezelfde regionale groepering zijn gebruikt, houden rekening met het certificaat van oorsprong formulier A dat door de bevoegde autoriteiten van het andere land is afgegeven of het formulier APR dat daar is opgesteld. In vak 12 van het certificaat van oorsprong formulier A of in vak 8 van het formulier APR wordt het overeenkomstig artikel 71 vastgestelde land van oorsprong vermeld.

3. Op zodanig afgegeven certificaten van oorsprong formulier A wordt in vak 4 de aantekening "Cumul régional" of "Regional cumulation" aangebracht.

Artikel 92

Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens op het certificaat en op de bescheiden die met het oog op het vervullen van de douaneformaliteiten bij invoer aan het douanekantoor worden overgelegd, dan is het certificaat hierdoor niet automatisch ongeldig, indien wordt vastgesteld dat het wel degelijk met de aangeboden produkten overeenstemt.

Onderafdeling 3

Administratieve samenwerking

Artikel 93

1. De begunstigde landen doen de Commissie de namen en adressen toekomen van de overheidsinstanties die bevoegd zijn voor de afgifte van certificaten van oorsprong formulier A evenals afdrukken van de stempels die door deze instanties worden gebruikt, alsmede de namen en adressen van de overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de controle van de formulieren A en APR.

2. De begunstigde landen doen de Commissie voorts de namen en adressen toekomen van de overheidsinstanties die bevoegd zijn de in artikel 84 genoemde verklaringen van echtheid af te geven, alsmede de afdrukken van de stempels die zij gebruiken.

3. De Commissie zendt deze informatie door aan de douaneautoriteiten van de Lid-Staten.

Artikel 94

Voor toepassing van de in artikel 66 genoemde tariefpreferenties ziet ieder begunstigd land erop toe dat de regels betreffende het invullen en de afgifte van certificaten van oorsprong formulier A in acht worden genomen en dat de bepalingen voor het gebruik van het formulier APR en voor de administratieve samenwerking in acht zijn genomen.

Artikel 95

1. De controle achteraf van de certificaten van oorsprong formulier A en de formulieren APR wordt bij wijze van steekproef verricht of wanneer de douaneautoriteiten redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens inzake de werkelijke oorsprong van de betrokken produkten.

2. Voor de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten het certificaat van oorsprong formulier A of het formulier APR terug aan de bevoegde overheidsinstantie in het begunstigde land van uitvoer, onder vermelding van de formele of materiële redenen van het verzoek om een controle. Indien een factuur werd overgelegd, wordt deze of een kopie daarvan bij het formulier APR gevoegd. De douaneautoriteiten delen ook mede om welke redenen zij de indruk hebben dat de gegevens op bedoeld certificaat of formulier niet juist zijn.

Indien deze autoriteiten besluiten de toekenning van de in artikel 66 bedoelde tariefpreferenties op te schorten in afwachting van de resultaten van de controle, verlenen zij de vrijgave van de produkten onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

3. Wanneer overeenkomstig lid 1 om controle achteraf wordt verzocht, wordt deze controle verricht en worden de resultaten ervan binnen ten hoogste zes maanden aan de douaneautoriteiten in de Gemeenschap medegedeeld. Aan de hand van deze resultaten moet kunnen worden vastgesteld of het betrokken certificaat van oorsprong formulier A of formulier APR betrekking heeft op de uitgevoerde produkten en of deze produkten inderdaad in aanmerking komen voor de in artikel 66 genoemde tariefpreferenties.

4. Indien het gaat om certificaten van oorsprong formulier A die overeenkomstig artikel 91 zijn afgegeven, wordt in het antwoord verwezen naar de certificaten van oorsprong formulier A of formulieren APR die in aanmerking werden genomen.

5. Indien bij gegronde twijfel binnen de in lid 3 bedoelde termijn van zes maanden geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de produkten vast te stellen, wordt aan de desbetreffende autoriteiten een tweede schrijven gezonden. Indien na dit tweede schrijven de resultaten van de controle niet binnen vier maanden aan de aanvragende autoriteiten zijn medegedeeld of indien aan de hand van deze resultaten de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de produkten niet kan worden vastgesteld, worden de algemene tariefpreferenties niet toegekend, behoudens overmacht of buitengewone omstandigheden.

6. Indien bij de controle of op grond van andere informatie blijkt dat inbreuk wordt gemaakt op de bepalingen van deze afdeling, stelt het begunstigde land van uitvoer op eigen initiatief of op verzoek van de Gemeenschap met de nodige spoed een onderzoek in of laat zulk een onderzoek instellen ten einde dergelijke inbreuken vast te stellen en herhaling ervan te voorkomen. Het betrokken begunstigde land kan de Gemeenschap verzoeken aan het onderzoek deel te nemen.

7. Met het oog op de controle achteraf van certificaten van oorsprong formulier A worden kopieën van deze certificaten alsmede alle daarop betrekking hebbende uitvoerdocumenten gedurende ten minste twee jaar bewaard door de bevoegde overheidsinstantie van het begunstigde land van uitvoer.

Artikel 96

Artikel 75, lid 1, onder c), en artikel 80 zijn slechts van toepassing voor zover Finland, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland, in het kader van de door hen toegekende tariefpreferenties voor bepaalde produkten van oorsprong uit ontwikkelingslanden, soortgelijke voorschriften toepassen.

Onderafdeling 4

Slotbepaling

Artikel 97

Onverminderd artikel 87 mogen, voor een periode van zes maanden vanaf de datum waarop een land of een gebied voor het Algemeen Preferentiesysteem in aanmerking of opnieuw in aanmerking komt, certificaten van oorsprong formulier A en bewijsstukken inzake het rechtstreekse vervoer worden overgelegd met betrekking tot de produkten die zijn genoemd in de verordeningen van de Raad en de besluiten van de EGKS ter zake die elk jaar worden bekendgemaakt, en die onderweg zijn of in de Gemeenschap in tijdelijke opslag of onder de regeling douane-entrepots of in een vrije zone of vrij entrepot zijn geplaatst.

Afdeling 2

Bezette Gebieden

Onderafdeling 1

Definitie van het begrip "produkten van oorsprong"

Artikel 98

1. Voor de toepassing van de bepalingen inzake tariefpreferenties die door de Gemeenschap zijn toegekend ten aanzien van bepaalde produkten van oorsprong uit de Bezette Gebieden, worden de volgende produkten, voor zover zij in de zin van artikel 103 rechtstreeks zijn vervoerd, beschouwd als:

a) produkten van oorsprong uit de Bezette Gebieden:

i) geheel en al in deze gebieden verkregen produkten;

ii) in deze gebieden verkregen produkten, bij de vervaardiging waarvan andere dan geheel en al in deze gebieden verkregen produkten zijn gebruikt, mits deze produkten een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan in de zin van artikel 100. Deze voorwaarde geldt echter niet voor produkten die, in de zin van deze onderafdeling, van oorsprong zijn uit de Gemeenschap;

b) produkten van oorsprong uit de Gemeenschap:

i) geheel en al in de Gemeenschap verkregen produkten;

ii) in de Gemeenschap verkregen produkten, bij de vervaardiging waarvan andere dan geheel en al in de Gemeenschap verkregen produkten zijn gebruikt, mits deze produkten een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan in de zin van artikel 100. Deze voorwaarde geldt echter niet voor produkten die, in de zin van deze onderafdeling, van oorsprong zijn uit de Bezette Gebieden.

2. Onder "Bezette Gebieden" wordt verstaan de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.

Artikel 99

Als geheel en al in de Bezette Gebieden verkregen worden beschouwd:

a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen mineralen;

b) aldaar geoogste produkten van het plantenrijk;

c) aldaar geboren en gefokte levende dieren;

d) produkten afkomstig van aldaar levende dieren;

e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;

f) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de herwinning van grondstoffen kunnen dienen;

g) afval en schroot, afkomstig van aldaar verrichte fabricagehandelingen;

h) produkten gewonnen van en uit de buiten de territoriale wateren gelegen zeebodem of de ondergrond daarvan, voor zover het betrokken grondgebied met het oog op exploitatie exclusieve rechten over deze zeebodem of de ondergrond daarvan uitoefent;

i) produkten die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met h) bedoelde produkten zijn vervaardigd.

Artikel 100

1. Voor de toepassing van artikel 98, lid 1, onder a), punt ii), en onder b), punt ii), worden materialen die niet van oorsprong zijn geacht een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan, wanneer het verkregen produkt onder een andere post wordt ingedeeld dan de posten waaronder de bij de vervaardiging gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, worden ingedeeld, onder voorbehoud van de leden 2 en 3.

Artikel 68, lid 1, tweede, derde en vierde alinea, is van toepassing.

2. Een produkt dat in de kolommen 1 en 2 van de lijst in bijlage 19 is genoemd, moet aan de voorwaarden voldoen die voor dit produkt in kolom 3 zijn vermeld, in plaats van aan het bepaalde in lid 1:

a) Onder "waarde" in de lijst in bijlage 19 wordt verstaan de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in het betrokken gebied is betaald. Wanneer de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong moet worden vastgesteld, is het bepaalde onder deze letter a) van overeenkomstige toepassing.

b) Onder "prijs af fabriek" in de lijst van bijlage 19 wordt verstaan de prijs die voor het verkregen produkt is betaald aan de fabrikant in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking heeft plaatsgevonden, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van al het gebruikte materiaal, na aftrek van alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen produkt wordt uitgevoerd.

3. Voor de toepassing van artikel 98, lid 1, onder a), punt ii), en onder b), punt ii), worden de in artikel 68, lid 3, onder a) tot en met h), bedoelde be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of deze al dan niet leiden tot een wijziging van post.

Artikel 101

Om te bepalen of een produkt van oorsprong is uit de Bezette Gebieden wordt niet nagegaan of de elektriciteit, brandstof, fabrieksuitrusting, machines en werktuigen die voor de verkrijging van dit produkt en de materialen en produkten, die tijdens de produktie werden gebruikt maar die geen deel uitmaken en niet bedoeld waren om deel uit te maken van het eindprodukt, al dan niet van oorsprong zijn uit derde landen.

Artikel 102

De artikelen 73 en 74 zijn van toepassing op deze afdeling.

Artikel 103

1. Als rechtstreeks vervoerd van de Bezette Gebieden naar de Gemeenschap en van de Gemeenschap naar de Bezette Gebieden worden beschouwd:

a) produkten die niet over het grondgebied van een ander land of gebied worden vervoerd;

b) produkten die over het grondgebied van andere landen of gebieden dan de Bezette Gebieden of de Gemeenschap worden vervoerd, met of zonder overlading of tijdelijke opslag in deze landen of gebieden, voor zover het vervoer door deze landen of gebieden om geografische redenen of uitsluitend om vervoertechnische redenen plaatsvindt, en de produkten:

- aldaar niet tot verbruik zijn aangegeven, en

- aldaar geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen, opnieuw laden of behandelingen ter verzekering van hun bewaring in goede staat;

c) produkten waarvan het vervoer geschiedt door middel van leidingen met gebruikmaking van andere grondgebieden dan de Bezette Gebieden.

2. Het bewijs dat aan de voorwaarden in lid 1, onder b), is voldaan, wordt geleverd door de overlegging aan de douaneautoriteiten van de Gemeenschap of de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden van de volgende stukken:

a) één enkel in de Bezette Gebieden of in de Gemeenschap afgegeven vervoersdocument, onder dekking waarvan het vervoer door het land van doorvoer heeft plaatsgevonden, of

b) een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven verklaring, waarin:

- de goederen nauwkeurig zijn omschreven;

- de data zijn aangegeven waarop de goederen zijn gelost en opnieuw geladen, en is vermeld van welke schepen eventueel gebruik werd gemaakt;

- is vermeld onder welke voorwaarden de goederen in het land van doorvoer verbleven;

c) hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 104

De in deze onderafdeling genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van oorsprong moeten zonder onderbreking in de Bezette Gebieden of de Gemeenschap zijn vervuld.

Indien goederen van oorsprong uit de Gemeenschap of de Bezette Gebieden naar een ander land worden uitgevoerd en terugkeren, worden zij als niet van oorsprong zijnde beschouwd, tenzij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten kan worden aangetoond dat:

- de teruggekeerde goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen, en

- zij in dat land geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren ter verzekering van hun bewaring in goede staat.

Onderafdeling 2

Bewijs van de oorsprong

a) Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Artikel 105

Het karakter van produkt van oorsprong, in de zin van deze afdeling, wordt aangetoond door middel van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, dat overeenstemt met het model in bijlage 21.

Artikel 106

1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven op schriftelijk verzoek van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger. Dit verzoek wordt gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model dat in bijlage 21 is opgenomen en dat overeenkomstig de bepalingen van deze onderafdeling wordt ingevuld.

Verzoeken om certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden door de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden gedurende ten minste twee jaar bewaard.

2. De exporteur of zijn vertegenwoordiger voegt bij zijn verzoek alle stukken waarmede kan worden aangetoond dat de uit te voeren produkten in aanmerking komen voor de afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Hij verbindt zich ertoe op verzoek van de bevoegde autoriteiten alle nadere bewijsstukken over te leggen die deze nodig achten om te kunnen vaststellen dat de voor de preferentiële behandeling in aanmerking komende produkten inderdaad van oorsprong zijn, en verbindt zich er tevens toe in te stemmen met iedere controle door voornoemde autoriteiten van zijn boekhouding en de wijze waarop de produkten zijn verkregen.

3. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt slechts afgegeven wanneer het als bewijsstuk kan dienen voor de toepassing van de in artikel 98 bedoelde tariefpreferenties.

4. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden of de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van uitvoer, indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als produkten van oorsprong in de zin van deze afdeling.

5. Aangezien het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 het bewijsstuk vormt voor de toepassing van de vastgestelde preferentiële behandeling, nemen de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden of de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van uitvoer de nodige maatregelen om de oorsprong van de goederen en de overige vermeldingen op het certificaat te controleren.

6. Ten einde na te gaan of aan de in de lid 4 genoemde voorwaarden is voldaan, kunnen de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden of de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van uitvoer alle bewijsstukken opvragen en iedere controle verrichten die zij nuttig achten.

7. De Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden of de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van uitvoer zien erop toe dat het in lid 1 bedoelde formulier volledig en juist is ingevuld. Zij gaan in het bijzonder na of het vak voor de omschrijving van de goederen zodanig is ingevuld dat het niet mogelijk is hieraan op frauduleuze wijze iets toe te voegen. Derhalve mogen bij de omschrijving van de goederen geen regels worden opengelaten. Wanneer het vak niet geheel is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale streep getrokken en het niet ingevulde gedeelte doorgekruist.

8. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in dat deel van het certificaat dat bestemd is voor de douaneautoriteiten.

9. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden of de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van uitvoer afgegeven wanneer de goederen waarop het betrekking heeft, worden uitgevoerd. Het wordt ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.

Artikel 107

1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan bij wijze van uitzondering worden afgegeven na uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, wanneer het ten gevolge van een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden op het tijdstip van de uitvoer niet werd afgegeven.

2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de importeur in zijn aanvraag:

- plaats en datum van verzending te vermelden van de produkten waarop het certificaat betrekking heeft,

- te verklaren dat bij de uitvoer van de betrokken goederen geen certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven en de reden hiervan vermelden.

3. De Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden of de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van uitvoer kunnen pas tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan na te hebben vastgesteld dat de in de aanvraag van de exporteur voorkomende gegevens overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

Op de achteraf afgegeven certificaten wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

- expedido a posteriori,

- udstedt efterfoelgende,

- Nachtraeglich ausgestellt,

- AAêaeïèÝí aaê ôùí õóôÝñùí,

- Issued retrospectively,

- Délivré a posteriori,

- rilasciato a posteriori,

- afgegeven a posteriori,

- emitido a posteriori.

4. De in lid 3 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Artikel 108

1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden of de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van uitvoer die het certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

2. Op het aldus afgegeven certificaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

- DUPLICADO,

- DUPLIKAT,

- DUPLIKAT,

- ÁÍÔÉÃÑÁOEÏ,

- DUPLICATE,

- DUPLICATA,

- DUPLICATO,

- DUPLICAAT,

- SEGUNDA VIA.

3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, is vanaf die datum geldig.

Artikel 109

Vervanging van een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 door een of meer andere certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 is steeds mogelijk, voor zover dit geschiedt door het douanekantoor in de Gemeenschap waar de goederen zich bevinden.

Artikel 110

1. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 moet binnen vijf maanden na afgifte door de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden worden overgelegd bij de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de goederen worden aangebracht.

2. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn bij de douaneautoriteiten van de Lid-Staat worden overgelegd, kunnen worden aanvaard met het oog op de toepassing van de preferentiële regeling, wanneer de te late indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

3. In andere gevallen van te late indiening kunnen de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van invoer het certificaat aanvaarden wanneer de produkten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangeboden.

Artikel 111

1. Op produkten die vanuit de Bezette Gebieden naar een tentoonstelling in een ander land worden gezonden en die na de tentoonstelling voor invoer in de Gemeenschap worden verkocht, zijn bij invoer de in artikel 98 bedoelde tariefpreferenties van toepassing, voor zover de produkten aan de voorwaarden van deze onderafdeling voldoen om te worden beschouwd als produkten van oorsprong uit de Bezette Gebieden en voor zover ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a) een exporteur deze produkten vanuit de Bezette Gebieden naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en deze daar heeft tentoongesteld;

b) de exporteur de produkten heeft verkocht of overgedragen aan een geadresseerde in de Gemeenschap;

c) de produkten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan naar de Gemeenschap zijn verzonden;

d) de produkten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan vertoning op de tentoonstelling.

2. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt op de gebruikelijke wijze bij de douaneautoriteiten overgelegd. Naam en adres van de tentoonstelling dienen erop te zijn vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de aard van de produkten en de omstandigheden waaronder zij werden tentoongesteld.

3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, jaarbeurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter, andere dan die welke voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten worden gehouden met het oog op de verkoop van buitenlandse produkten, gedurende welke evenementen de produkten onder douanetoezicht blijven.

Artikel 112

Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden overgelegd bij de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van invoer overeenkomstig de in deze afdeling opgenomen voorschriften. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van dit certificaat verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de produkten voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van de in artikel 98 bedoelde tariefpreferenties.

Artikel 113

Wanneer op verzoek van de aangever een onder hoofdstuk 84 of 85 van het geharmoniseerde systeem ingedeeld gedemonteerd of niet-gemonteerd artikel in gedeelten wordt ingevoerd onder de door de douaneautoriteiten gestelde voorwaarden, wordt het als één artikel beschouwd en kan bij de invoer van de eerste deelzending een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 worden overgelegd voor het volledige artikel.

Artikel 114

De certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of het gebied van invoer overeenkomstig de in die Staat of dat gebied geldende voorschriften bewaard.

b) Formulier EUR.2

Artikel 115

1. In afwijking van artikel 106 wordt voor zendingen die slechts produkten van oorsprong bevatten en waarvan de waarde niet meer bedraagt dan 2 820 ecu per zending, het bewijs van de oorsprong in de zin van deze afdeling geleverd door middel van een formulier EUR.2, dat overeenstemt met het model in bijlage 22.

2. Het formulier EUR.2 wordt door de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, door zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger ingevuld en ondertekend.

3. Voor elke zending wordt een formulier EUR.2 ingevuld.

4. Deze bepalingen ontslaan de exporteur niet van de verplichting tot het vervullen van overige douane- of postformaliteiten.

5. Wanneer de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden hierom verzoeken, legt de exporteur die het formulier EUR.2 heeft opgesteld, alle bewijsstukken over betreffende het gebruik van dit formulier.

Artikel 116

Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens op het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op het formulier EUR.2 en op de bescheiden die met het oog op het vervullen van de douaneformaliteiten bij invoer aan het douanekantoor worden overgelegd, dan is het certificaat of formulier hierdoor niet automatisch ongeldig, indien wordt vastgesteld dat het wel degelijk met de aangeboden produkten overeenstemt.

Artikel 117

1. De volgende produkten worden bij invoer in de Gemeenschap toegelaten als produkten van oorsprong in de zin van deze afdeling, zonder dat het noodzakelijk is de in artikel 105 of in artikel 115 bedoelde bescheiden over te leggen:

a) produkten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden, mits de waarde daarvan niet meer bedraagt dan 200 ecu;

b) produkten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, mits de waarde daarvan niet meer bedraagt dan 565 ecu.

2. Deze bepalingen zijn slechts van toepassing voor zover het goederen betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is en wordt verklaard dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van de vastgestelde tariefpreferenties voldoen en er over de juistheid van een dergelijke veklaring geen twijfel bestaat.

Onderafdeling 3

Administratieve samenwerking

Artikel 118

De Bezette Gebieden doen de Commissie afdrukken toekomen van de door de Kamers van Koophandel gebruikte stempels, alsmede de adressen van de autoriteiten die bevoegd zijn certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 af te geven en deze certificaten en de formulieren EUR.2 achteraf te controleren.

De Commissie zendt deze informatie door aan de douaneautoriteiten van de Lid-Staten.

Artikel 119

1. De controle achteraf van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de formulieren EUR.2 wordt bij wijze van steekproef verricht of wanneer de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van invoer of de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens inzake de werkelijke oorsprong van de betrokken goederen.

2. Met het oog op de juiste toepassing van onderafdeling 1 verlenen de Bezette Gebieden bijstand aan de Gemeenschap waarbij de douaneautoriteiten van de Lid-Staten in staat worden gesteld de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de formulieren EUR.2 en de juistheid van de daarin vermelde gegevens inzake de werkelijke oorsprong van de betrokken produkten te controleren.

3. Voor de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of het gebied van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of het formulier EUR.2, of een fotokopie daarvan, terug aan de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden of de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van uitvoer, onder vermelding van de formele of materiële redenen van het verzoek om een controle.

De desbetreffende handelsdocumenten of kopieën daarvan worden bij het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of het formulier EUR.2 gevoegd. Tevens zenden de autoriteiten die de controle achteraf aanvragen, ter ondersteuning van hun verzoek, alle door hen verkregen documenten en informatie waardoor zij de indruk hebben gekregen dat de gegevens op het certificaat of formulier niet juist zijn, toe.

Indien de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van uitvoer besluiten de preferentiële behandeling op te schorten in afwachting van de resultaten van de controle, verlenen zij vrijgave van de produkten onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

4. De douaneautoriteiten van de Lid-Staat van invoer of de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden worden binnen een termijn van zes maanden van de resultaten van de controle in kennis gesteld. Aan de hand van deze resultaten moet kunnen worden vastgesteld of de krachtens lid 3 teruggezonden documenten betrekking hebben op de uitgevoerde goederen en of deze goederen inderdaad voor de preferentiële regeling in aanmerking komen.

Artikel 95, lid 5, is op dit lid van overeenkomstige toepassing.

5. Met het oog op de controle achteraf van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden kopieën van deze certificaten alsmede alle daarop betrekking hebbende uitvoerdocumenten gedurende ten minste twee jaar door de Kamers van Koophandel van de Bezette Gebieden of de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van uitvoer bewaard.

Afdeling 3

De Republieken Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Slovenië en het grondgebied van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

Onderafdeling 1

Definitie van het begrip "produkten van oorsprong"

Artikel 120

Voor de toepassing van de bepalingen inzake tariefpreferenties die door de Gemeenschap zijn toegekend ten aanzien van bepaalde produkten van oorsprong uit de Republieken Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Slovenië en het grondgebied van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, hierna "begunstigde republieken" genoemd, worden de volgende produkten, voor zover zij in de zin van artikel 125 rechtstreeks zijn vervoerd, beschouwd als:

1. produkten van oorsprong uit een begunstigde republiek:

a) geheel en al in een begunstigde republiek verkregen produkten;

b) in een begunstigde republiek verkregen produkten, bij de vervaardiging waarvan andere dan geheel en al in deze republiek verkregen produkten zijn gebruikt, mits deze produkten een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan in de zin van artikel 122. Deze voorwaarde geldt echter niet voor produkten die, in de zin van deze onderafdeling, van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, mits zij in de desbetreffende begunstigde republiek een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 122, lid 3, genoemde ontoereikende be- of verwerkingen;

2. produkten van oorsprong uit de Gemeenschap:

a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen produkten;

b) in de Gemeenschap verkregen produkten, bij de vervaardiging waarvan andere dan geheel en al in de Gemeenschap verkregen produkten zijn gebruikt, mits deze produkten een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan in de zin van artikel 122. Deze voorwaarde geldt echter niet voor produkten die, in de zin van deze onderafdeling, van oorsprong zijn uit een begunstigde republiek, mits zij in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 122, lid 3, genoemde ontoereikende be- of verwerkingen.

Artikel 121

1. De in artikel 67, lid 1, onder a) tot en met k), bedoelde produkten worden beschouwd als geheel en al in een begunstigde republiek of in de Gemeenschap te zijn verkregen.

2. De term "zijn schepen" in artikel 67, lid 1, onder f), is slechts van toepassing op schepen:

- die in een Lid-Staat of in een begunstigde republiek zijn ingeschreven of geregistreerd;

- die de vlag van een Lid-Staat of van een begunstigde republiek voeren;

- die voor minstens de helft toebehoren aan onderdanen van de Lid-Staten of van een begunstigde republiek of aan een vennootschap waarvan het hoofdkantoor zich in een Lid-Staat of in een begunstigde republiek bevindt en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van beheer of raad van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van de Lid-Staten of van een begunstigde republiek, en waarvan bovendien, in geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan de Lid-Staten of een begunstigde republiek of aan de openbare lichamen of onderdanen van de Lid-Staten of een begunstigde republiek;

- waarvan de kapitein en de officieren allen onderdanen zijn van de Lid-Staten of van een begunstigde republiek, en

- waarvan de bemanning voor ten minste 75 % bestaat uit onderdanen van de Lid-Staten of van een begunstigde republiek.

3. De termen "de Gemeenschap" en "een begunstigde republiek" hebben ook betrekking op hun territoriale wateren. Schepen waarmede op volle zee wordt gevist, met inbegrip van fabrieksschepen waarop de gevangen vis wordt be- of verwerkt, worden geacht deel uit te maken van het grondgebied van de Staat waartoe zij behoren, voor zover zij voldoen aan de voorwaarden van lid 2.

Artikel 122

1. Voor de toepassing van artikel 120 worden materialen die niet van oorsprong zijn, geacht een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer het verkregen produkt onder een andere post wordt ingedeeld dan de posten waaronder de bij de vervaardiging gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, worden ingedeeld, onder voorbehoud van de leden 2 en 3.

Artikel 68, lid 1, tweede, derde en vierde alinea, is van toepassing.

2. Een produkt dat in de kolommen 1 en 2 van de lijst in bijlage 20 is genoemd, moet aan de voorwaarden voldoen die voor dit produkt in kolom 3 zijn vermeld, in plaats van aan het bepaalde in lid 1:

a) Wanneer in de lijst van bijlage 20 een percentageregel wordt gegeven om de oorsprong te bepalen van een in een begunstigde republiek verkregen produkt, is de door de be- of verwerking toegevoegde waarde gelijk aan de prijs af fabriek van het verkregen produkt, verminderd met de douanewaarde van de in de Gemeenschap of een begunstigde republiek uit derde landen ingevoerde materialen.

b) Onder "waarde" in de lijst in bijlage 20 wordt verstaan de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in het betrokken gebied is betaald.

Wanneer de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong moet worden vastgesteld, is het bepaalde onder deze letter b) van overeenkomstige toepassing.

c) Onder "prijs af fabriek" in de lijst van bijlage 20 wordt verstaan de prijs die voor het verkregen produkt is betaald aan de fabrikant in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking heeft plaatsgevonden, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van al het gebruikte materiaal, na aftrek van alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen produkt wordt uitgevoerd.

3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden de in artikel 68, lid 3, onder a) tot en met h), bedoelde be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of deze al dan niet leiden tot wijziging van post.

Artikel 123

Om te bepalen of een produkt van oorsprong is uit een begunstigde republiek of de Gemeenschap wordt niet nagegaan of de elektriciteit, brandstof, fabrieksuitrusting, machines en werktuigen die voor de verkrijging van dit produkt en de materialen en produkten die tijdens de produktie werden gebruikt maar die geen deel uitmaken en niet bedoeld waren om deel uit te maken van het eindprodukt, al dan niet van oorsprong zijn uit derde landen.

Artikel 124

De artikelen 73 en 74 zijn van toepassing op deze afdeling.

Artikel 125

1. De in artikel 120 bedoelde preferentiële behandeling is slechts van toepassing op produkten of materialen die tussen het grondgebied van de begunstigde republiek en dat van de Gemeenschap zijn vervoerd zonder gebruikmaking van een ander grondgebied. Produkten van oorsprong uit een begunstigde republiek of uit de Gemeenschap die een enkele zending vormen kunnen evenwel over een ander grondgebied dan dat van een begunstigde republiek of van de Gemeenschap worden vervoerd, met, eventueel, overlading of tijdelijke opslag op dit andere grondgebied, voor zover de goederen in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douaneautoriteiten zijn gebleven en zij aldaar geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen, opnieuw laden of behandelingen ter verzekering van hun bewaring in goede staat.

Produkten van oorsprong uit de begunstigde republiek of uit de Gemeenschap kunnen via een pijpleiding worden vervoerd over andere grondgebieden dan dat van de Gemeenschap of van de begunstigde republiek.

2. Het bewijs dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, wordt geleverd door de overlegging aan de bevoegde douaneautoriteiten van de volgende stukken:

a) één enkel in het land of gebied van uitvoer afgegeven vervoersdocument onder dekking waarvan het vervoer door het land van doorvoer heeft plaatsgevonden, of

b) een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven verklaring, waarin:

- de goederen nauwkeurig zijn omschreven,

- de data zijn aangegeven waarop de goederen zijn gelost en opnieuw geladen, en is vermeld van welke schepen eventueel gebruik werd gemaakt,

- is vermeld onder welke voorwaarden de goederen in het land van doorvoer verbleven;

c) hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 126

De in deze onderafdeling genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van oorsprong moeten zonder onderbreking in de Gemeenschap of een begunstigde republiek zijn vervuld.

Indien goederen van oorsprong uit de Gemeenschap of een begunstigde republiek naar een ander land worden uitgevoerd en terugkeren, worden zij als niet van oorsprong zijnde beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

- de teruggekeerde goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen, en

- zij in dat land geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren ter verzekering van hun bewaring in goede staat.

Onderafdeling 2

Bewijs van de oorsprong

a) Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Artikel 127

Het karakter van produkten van oorsprong, in de zin van deze afdeling, wordt aangetoond door middel van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, dat overeenstemt met het model in bijlage 21.

Artikel 128

1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven op schriftelijk verzoek van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger. Dit verzoek wordt gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage 21 en dat overeenkomstig de bepalingen van deze onderafdeling wordt ingevuld.

Verzoeken om certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van uitvoer gedurende ten minste twee jaar bewaard.

2. Artikel 106, lid 2, is van toepassing.

3. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt slechts afgegeven wanneer het als bewijsstuk kan dienen voor de toepassing van de in artikel 120 bedoelde tariefpreferenties.

4. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van uitvoer, indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als produkten van oorsprong in de zin van deze afdeling.

5. Wanneer de goederen als "produkten van oorsprong" kunnen worden beschouwd in de zin van artikel 120, punt 1, onder b), laatste zin, of punt 2, onder b), laatste zin, wordt het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgegeven na overlegging van bewijsstukken ten aanzien van de oorsprong die eerder werden afgegeven of opgesteld. Dit bewijs van de oorsprong wordt gedurende ten minste twee jaar door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van uitvoer bewaard.

6. Aangezien het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 het bewijsstuk vormt voor de toepassing van de in artikel 120 bedoelde tariefpreferenties, nemen de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van uitvoer de nodige maatregelen om de oorsprong van de goederen en de overige vermeldingen op het certificaat te controleren.

7. Ten einde na te gaan of aan de in de leden 4 en 5 genoemde voorwaarden is voldaan, kunnen de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van uitvoer alle bewijsstukken opvragen en iedere controle verrichten die zij nuttig achten.

8. De douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van uitvoer zien erop toe dat het in artikel 127 bedoelde formulier volledig en juist is ingevuld. Zij gaan in het bijzonder na of het vak voor de omschrijving van de produkten zodanig is ingevuld dat het niet mogelijk is hieraan op frauduleuze wijze iets toe te voegen. Derhalve mogen bij de omschrijving van de goederen geen regels worden opengelaten. Wanneer het vak niet geheel is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale streep getrokken en het niet ingevulde gedeelte doorgekruist.

9. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in dat deel van het certificaat dat bestemd is voor de douaneautoriteiten.

10. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van uitvoer afgegeven wanneer de produkten waarop het betrekking heeft, worden uitgevoerd. Het wordt ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat deze zullen worden uitgevoerd.

11. In het geval van de Republiek Bosnië-Herzegovina en het grondgebied van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië wordt onder "douaneautoriteiten" in dit artikel en hierna verstaan de Economiekamers, zolang de Economiekamers in deze republieken de desbetreffende functie vervullen.

Artikel 129

De artikelen 107 tot en met 109 zijn van toepassing op deze afdeling.

Artikel 130

1. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 moet binnen vijf maanden na afgifte door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van uitvoer worden overgelegd bij de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of van de begunstigde republiek van invoer waar de goederen worden aangebracht.

2. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn bij de Lid-Staat of begunstigde republiek van invoer worden overgelegd, kunnen worden aanvaard met het oog op de toepassing van de preferentiële regeling, wanneer de te late indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

3. In andere gevallen van te late indiening kunnen de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of van de begunstigde republiek van invoer het certificaat aanvaarden wanneer de produkten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangeboden.

Artikel 131

1. Op produkten die vanuit de Gemeenschap of een begunstigde republiek naar een tentoonstelling in een ander land worden gezonden en die na de tentoonstelling voor invoer in de Gemeenschap worden verkocht, zijn bij invoer de in artikel 120 bedoelde tariefpreferenties van toepassing, voor zover de produkten aan de voorwaarden van onderafdeling 1 voldoen om te worden beschouwd als produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of een begunstigde republiek en voor zover ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a) een exporteur deze produkten vanuit de Gemeenschap of een begunstigde republiek naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en deze daar heeft tentoongesteld;

b) de exporteur de produkten heeft verkocht of overgedragen aan een geadresseerde in de Gemeenschap of een begunstigde republiek;

c) de produkten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan, naar de Gemeenschap of een begunstigde republiek zijn verzonden;

d) de produkten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan vertoning op de tentoonstelling.

2. Artikel 111, leden 2 en 3, is van toepassing.

Artikel 132

Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden overgelegd bij de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van invoer overeenkomstig de in die Lid-Staat of die republiek geldende voorschriften. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van dit certificaat verlangen.

Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de produkten voldoen aan de voorwaarden voor de toepassing van de in artikel 120 bedoelde tariefpreferenties.

Artikel 133

Onverminderd artikel 122, lid 3, wordt een onder hoofdstuk 84 of 85 van het geharmoniseerde systeem ingedeeld gedemonteerd of niet-gemonteerd artikel dat op verzoek van de aangever van de goederen, op de door de douaneautoriteiten gestelde voorwaarden, in gedeelten wordt ingevoerd, als één artikel beschouwd en kan bij de invoer van de eerste deelzending een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 worden overgelegd voor het volledige artikel.

Artikel 134

De certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van invoer overeenkomstig de in de Gemeenschap of die begunstigde republiek geldende voorschriften bewaard.

b) Formulier EUR.2

Artikel 135

1. In afwijking van artikel 127 wordt voor zendingen die slechts produkten van oorsprong bevatten en waarvan de waarde niet meer bedraagt dan 3 000 ecu per zending, het bewijs van de oorsprong, in de zin van onderafdeling 1, geleverd door middel van een formulier EUR.2, dat overeenstemt met het model in bijlage 22.

2. Het formulier EUR.2 wordt door de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, door zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger ingevuld en ondertekend. Indien reeds in de Gemeenschap of in het land van uitvoer is gecontroleerd of de goederen waaruit de zending bestaat aan de omschrijving van "produkt van oorsprong" voldoen, kan de exporteur dit vermelden in het vak "Opmerkingen" van het formulier EUR.2.

3. Voor elke zending wordt een formulier EUR.2 ingevuld.

4. Deze bepalingen ontslaan de exporteur niet van de verplichting tot het vervullen van overige douane- of postformaliteiten.

5. Wanneer de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van uitvoer hierom verzoeken, legt de exporteur die het formulier EUR.2 heeft opgesteld, alle bewijsstukken over betreffende het gebruik van dit formulier.

Artikel 136

Op de volgende produkten van oorsprong in de zin van onderafdeling 1 zijn, bij invoer in de Gemeenschap of in een begunstigde republiek, de in artikel 120 bedoelde tariefpreferenties van toepassing, zonder dat het noodzakelijk is de in artikel 127 of in artikel 135 bedoelde bescheiden over te leggen:

a) produkten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden, mits de waarde daarvan niet meer bedraagt dan 215 ecu;

b) produkten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, mits de waarde daarvan niet meer bedraagt dan 600 ecu.

Artikel 117, lid 2, is van toepassing op deze afdeling.

Onderafdeling 3

Administratieve samenwerking

Artikel 137

De begunstigde republieken doen de Commissie de afdrukken van de gebruikte stempels alsmede de adressen toekomen van de douaneautoriteiten die bevoegd zijn certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 af te geven en deze certificaten en de formulieren EUR.2 achteraf te controleren. De Commissie zendt deze informatie door aan de douaneautoriteiten van de Lid-Staten.

Artikel 138

1. De controle achteraf van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de formulieren EUR.2 wordt bij wijze van steekproef verricht of wanneer de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid van de gegevens inzake de werkelijke oorsprong van de betrokken goederen.

2. Met het oog op de juiste toepassing van deze bepalingen verlenen de Lid-Staten van de Gemeenschap en de begunstigde republieken elkaar via hun respectieve douaneautoriteiten bijstand bij de controle op de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de formulieren EUR.2 en de juistheid van de daarin vermelde gegevens inzake de werkelijke oorsprong van de betrokken produkten.

3. Voor de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van de Lid-Staat of begunstigde republiek van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of het formulier EUR.2, of een fotokopie daarvan, terug aan de douaneautoriteiten van de Staat van uitvoer, onder vermelding van de formele of materiële redenen van het verzoek om een controle.

De desbetreffende handelsdocumenten of kopieën daarvan worden bij het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of het formulier EUR.2 gevoegd. Tevens zenden de autoriteiten die de controle achteraf aanvragen, ter ondersteuning van hun verzoek, alle door hen verkregen documenten en informatie waardoor zij de indruk hebben gekregen dat de gegevens op het certificaat of formulier niet juist zijn, toe.

Indien de douaneautoriteiten besluiten de toekenning van de in artikel 120 bedoelde tariefpreferenties op te schorten, in afwachting van de resultaten van de controle, verlenen zij vrijgave van de produkten onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

4. De douaneautoriteiten van de Lid-Staat van invoer of van de begunstigde republiek worden binnen een termijn van maximaal zes maanden van de resultaten van de controle in kennis gesteld. Aan de hand van deze resultaten moet kunnen worden vastgesteld of de krachtens lid 3 teruggezonden documenten betrekking hebben op de uitgevoerde goederen en of deze goederen inderdaad voor de in artikel 120 bedoelde tariefpreferentie in aanmerking komen.

Indien bij gegronde twijfel binnen zes maanden na de datum van het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de produkten vast te stellen, wordt de tariefpreferentie niet toegekend, behoudens overmacht of buitengewone omstandigheden.

5. Met het oog op de controle achteraf van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden kopieën van deze certificaten alsmede daarop betrekking hebbende uitvoerdocumenten gedurende ten minste twee jaar door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer bewaard.

Onderafdeling 4

Ceuta en Melilla

Artikel 139

1. De in deze afdeling gebruikte term "Gemeenschap" heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla. De term "produkten van oorsprong uit de Gemeenschap" heeft geen betrekking op produkten van oorsprong uit deze gebieden.

2. De onderafdelingen 1 tot en met 3 van deze afdeling zijn van overeenkomstige toepassing op produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, met inachtneming van de bij artikel 140 vastgestelde bijzondere bepalingen.

Artikel 140

1. De volgende bepalingen zijn van toepassing in plaats van artikel 120 en verwijzingen naar dat artikel zijn van overeenkomstige toepassing op onderhavig artikel.

2. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 125, worden beschouwd als:

a) produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

i) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen produkten;

ii) in Ceuta en Melilla verkregen produkten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder i) bedoelde produkten zijn gebruikt, mits deze produkten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 122. Deze voorwaarde is echter niet van toepassing op produkten die in de zin van onderafdeling 1 van oorsprong zijn uit de Gemeenschap of uit een begunstigde republiek, voor zover zij in Ceuta of Melilla een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 122, lid 3, genoemde ontoereikende be- of verwerkingen;

b) produkten van oorsprong uit een begunstigde republiek:

i) geheel en al in een begunstigde republiek verkregen produkten;

ii) in een begunstigde republiek verkregen produkten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder i) bedoelde produkten zijn gebruikt, mits deze produkten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 122. Deze voorwaarde is echter niet van toepassing op produkten die, in de zin van onderafdeling 1, van oorsprong zijn uit Ceuta, Melilla of de Gemeenschap, mits zij een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 122, lid 3, genoemde ontoereikende be- of verwerkingen.

3. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.

4. De exporteur of zijn gevolmachtigde vertegenwoordiger vermeldt de naam van de desbetreffende begunstigde republiek en "Ceuta en Melilla" in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Indien het om produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla gaat, wordt dit bovendien in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 vermeld.

5. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van deze bepalingen in Ceuta en Melilla.

TITEL V

DOUANEWAARDE

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 141

1. Voor de toepassing van de artikelen 28 tot en met 36 van het Wetboek en van deze titel houden de Lid-Staten rekening met de in bijlage 23 opgenomen bepalingen.

De vorengenoemde bepalingen, die in de eerste kolom van bijlage 23 zijn vermeld, dienen te worden toegepast overeenkomstig de noten voor de interpretatie die in de tweede kolom voorkomen.

2. Indien voor het bepalen van de douanewaarde de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen dienen te worden toegepast, zijn de bepalingen van bijlage 24 van toepassing.

Artikel 142

1. In de zin van deze titel wordt verstaan onder:

a) "overeenkomst": de overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, gesloten in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen die van 1973 tot 1979 hebben plaatsgehad, en die in artikel 31, lid 1, eerste streepje, van het Wetboek is vermeld;

b) "voortgebrachte goederen": goederen die zijn geteeld, vervaardigd of gewonnen;

c) "identieke goederen": in hetzelfde land voortgebrachte goederen die in alle opzichten eender zijn, met inbegrip van de materiële kenmerken, kwaliteit en reputatie, waarbij geringe verschillen in uiterlijk echter geen beletsel zijn om goederen die voor het overige aan de definitie beantwoorden, aan te merken als identiek;

d) "soortgelijke goederen": in hetzelfde land voortgebrachte goederen die, ofschoon zij niet in alle opzichten eender zijn, gelijke kenmerken vertonen en gelijksoortige bestanddelen bevatten waardoor zij dezelfde functies kunnen vervullen en in de handel uitwisselbaar kunnen zijn; de kwaliteit van de goederen, hun reputatie en de aanwezigheid van een fabrieks- of handelsmerk zijn factoren die onder meer in aanmerking moeten worden genomen om vast te stellen of goederen soortgelijk zijn;

e) "goederen van dezelfde aard of hetzelfde karakter": goederen van een groep of reeks van goederen, de identieke of soortgelijke goederen hieronder begrepen, die worden voortgebracht door een bepaalde industrie of industriesector.

2. De termen "identieke goederen" en "soortgelijke goederen" omvatten, al naar gelang van het geval, geen goederen waarin engineering, ontwikkeling, werken van kunst, ontwerpen, tekeningen en schetsen zijn begrepen of tot uitdrukking gebracht, waarvoor in verband met het feit dat deze zijn verricht of gemaakt in de Gemeenschap, geen aanpassing uit hoofde van artikel 32, lid 1, onder b), punt iv), van het Wetboek heeft plaatsgevonden.

Artikel 143

1. Voor de toepassing van artikel 29, lid 1, onder d), en van artikel 30, lid 2, onder c), van het Wetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien:

a) zij functionaris of directeur zijn van elkaars zaken;

b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden;

c) zij werkgever en werknemer zijn;

d) enig persoon, hetzij rechtstreeks of zijdelings, 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt;

e) één van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert;

f) beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon;

g) zij samen, rechtstreeks of zijdelings, een derde persoon controleren, of

h) zij behoren tot dezelfde familie. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn:

- echtgenoot en echtgenote,

- ouder en kind,

- broers en zusters (of halfbroers en halfzusters),

- grootouder en kleinkind,

- oom of tante en neef of nicht (oomzeggers),

- schoonouder en schoondochter of schoonzoon,

- zwagers en schoonzusters.

2. Voor de toepassing van deze titel worden personen die in zaken zijn verbonden doordat de één exclusief agent, exclusief distributeur of exclusief concessiehouder, hoedanig ook aangeduid, van de ander is, enkel geacht te zijn verbonden indien zij aan een van de criteria van lid 1 beantwoorden.

Artikel 144

1. Bij de vaststelling, overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek, van de douanewaarde van goederen waarvan de prijs niet daadwerkelijk is betaald op het tijdstip waarop de douanewaarde wordt bepaald, wordt de bij vereffening op genoemd tijdstip te betalen prijs in het algemeen als basis voor de douanewaarde genomen.

2. De Commissie en de Lid-Staten plegen in het Comité overleg over de toepassing van lid 1.

Artikel 145

Wanneer goederen die voor het vrije verkeer worden aangegeven, deel uitmaken van een grotere in een enkele transactie aangekochte hoeveelheid van dezelfde goederen, is de werkelijk betaalde of te betalen prijs, voor de toepassing van artikel 29, lid 1, van het Wetboek, een prijs die in dezelfde verhouding staat tot de totale prijs als de aangegeven hoeveelheid staat tot de totale aangekochte hoeveelheid.

Een verhoudingsgewijze verdeling van de werkelijk betaalde of te betalen prijs wordt ook toegepast in geval van gedeeltelijk verlies of in geval van beschadiging, vóór het in het vrije verkeer brengen, van de goederen waarvan de douanewaarde wordt bepaald.

Artikel 146

Wanneer de werkelijk betaalde of te betalen prijs bedoeld in artikel 29, lid 1, van het Wetboek een bedrag aan binnenlandse belastingen omvat waaraan de betrokken goederen in het land van oorsprong of van uitvoer onderworpen zijn, wordt het genoemde bedrag niet in de douanewaarde begrepen op voorwaarde dat ten genoegen van de betrokken douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat de betreffende goederen daarvan ten voordele van de koper werden of zullen worden vrijgesteld.

Artikel 147

1. Voor de toepassing van artikel 29 van het Wetboek is het feit dat de goederen die het voorwerp van een verkoop uitmaken, voor het vrije verkeer worden aangegeven, een voldoende aanduiding om de goederen als verkocht voor uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap aan te merken. Een dergelijke aanduiding bestaat ook in de gevallen van opeenvolgende verkopen vóór de bepaling van de douanewaarde, waarbij iedere prijs die deze verkopen tot resultaat hebben, onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 178 tot en met 181, als basis voor de douanewaarde kan worden genomen.

2. Indien de goederen, tussen het tijdstip van de verkoop en het tijdstip van het in het vrije verkeer brengen, in een derde land zijn gebruikt, is toepassing van de transactiewaarde evenwel niet verplicht.

3. De koper dient aan geen enkele andere voorwaarde te voldoen dan partij te zijn bij het koopcontract.

Artikel 148

Wanneer met toepassing van artikel 29, lid 1, onder b), van het Wetboek blijkt dat de verkoop of de prijs van ingevoerde goederen is beïnvloed door een voorwaarde of prestatie waarvan de waarde met betrekking tot de goederen waarvan de waarde wordt bepaald kan worden vastgesteld, wordt die waarde aangemerkt als een niet rechtstreekse betaling door de koper aan de verkoper en als een deel van de werkelijk betaalde of te betalen prijs, mits die voorwaarde of prestatie geen betrekking heeft op

a) een activiteit bedoeld in artikel 29, lid 3, onder b), van het Wetboek, of

b) waarvoor overeenkomstig artikel 32 van het Wetboek een verhoging van de werkelijk betaalde of te betalen prijs dient plaats te vinden.

Artikel 149

1. Voor de toepassing van artikel 29, lid 3, onder b), van het Wetboek betekent de uitdrukking "activiteiten die verband houden met het verhandelen van de goederen" alle activiteiten die verband houden met marktonderzoek, reclame voor en promotie van de verkoop van de betrokken goederen, alsmede alle activiteiten die verband houden met de voor de goederen verstrekte garanties.

2. Dergelijke door de koper verrichte activiteiten worden aangemerkt als voor eigen rekening te zijn verricht, zelfs indien de koper daartoe verplicht is ingevolge een overeenkomst met de verkoper.

Artikel 150

1. Voor de toepassing van artikel 30, lid 2, onder a), van het Wetboek (de transactiewaarde van identieke goederen) wordt de douanewaarde vastgesteld op basis van de transactiewaarde van identieke goederen die zijn verkocht op hetzelfde handelsniveau en in nagenoeg dezelfde hoeveelheid als de goederen waarvan de waarde wordt bepaald. Indien een dergelijke verkoop niet wordt vastgesteld, wordt gebruik gemaakt van de transactiewaarde van identieke goederen die zijn verkocht op een verschillend handelsniveau en/of in verschillende hoeveelheden, aangepast ten einde rekening te houden met verschillen in handelsniveau en/of hoeveelheid, mits dergelijke aanpassingen kunnen worden gegrond op bewijzen waaruit duidelijk blijkt dat zij redelijk en exact zijn en daargelaten of daaruit een verhoging of een verlaging van de waarde voortvloeit.

2. Wanneer de in artikel 32, lid 1, onder e), van het Wetboek bedoelde kosten zijn begrepen in de transactiewaarde, wordt deze waarde aangepast ten einde rekening te houden met belangrijke verschillen die, als gevolg van verschillende afstanden en wijzen van vervoer, tussen kosten voor de ingevoerde goederen en de in aanmerking genomen identieke goederen kunnen bestaan.

3. Indien met toepassing van dit artikel meer dan één transactiewaarde van identieke goederen wordt gevonden, wordt de laagste van die waarden gebruikt voor de vaststelling van de douanewaarde van de ingevoerde goederen.

4. Bij de toepassing van dit artikel wordt een transactiewaarde voor goederen die zijn voortgebracht door een andere persoon, slechts in aanmerking genomen indien met toepassing van lid 1 geen transactiewaarde kan worden gevonden voor identieke goederen die zijn voortgebracht door dezelfde persoon als de goederen waarvan de waarde wordt bepaald.

5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder transactiewaarde van ingevoerde identieke goederen verstaan een overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek eerder vastgestelde douanewaarde, aangepast overeenkomstig lid 1, onder b), en lid 2 van het onderhavige artikel.

Artikel 151

1. Voor de toepassing van artikel 30, lid 2, onder b), van het Wetboek (de transactiewaarde van soortgelijke goederen) wordt de douanewaarde vastgesteld op basis van de transactiewaarde van soortgelijke goederen die zijn verkocht op hetzelfde handelsniveau en in nagenoeg dezelfde hoeveelheid als de goederen waarvan de waarde wordt bepaald. Indien een dergelijke verkoop niet bekend is, wordt gebruik gemaakt van de transactiewaarde van soortgelijke goederen die zijn verkocht op een verschillend handelsniveau en/of in verschillende hoeveelheden, aangepast ten einde rekening te houden met verschillen in handelsniveau en/of hoeveelheid, mits dergelijke aanpassingen kunnen worden gestaafd met bewijzen waaruit duidelijk blijkt dat zij redelijk en exact zijn en daargelaten of daaruit een verhoging of een verlaging van de waarde voortvloeit.

2. Wanneer de in artikel 32, lid 1, onder e), van het Wetboek bedoelde kosten zijn begrepen in de transactiewaarde, wordt deze waarde aangepast ten einde rekening te houden met belangrijke verschillen die, als gevolg van de verschillende afstanden en wijzen van vervoer, tussen de kosten voor de ingevoerde goederen en de in aanmerking genomen soortgelijke goederen kunnen bestaan.

3. Indien met toepassing van dit artikel meer dan één transactiewaarde van soortgelijke goederen wordt gevonden, wordt de laagste van die waarden gebruikt voor de vaststelling van de douanewaarde van de ingevoerde goederen.

4. Bij de toepassing van dit artikel wordt een transactiewaarde voor goederen die zijn voortgebracht door een andere persoon slechts in aanmerking genomen indien met toepassing van lid 1 geen transactiewaarde kan worden gevonden voor soortgelijke goederen die door dezelfde persoon zijn voortgebracht als de goederen waarvan de waarde wordt bepaald.

5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder transactiewaarde van ingevoerde soortgelijke goederen verstaan een overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek eerder vastgestelde douanewaarde, aangepast overeenkomstig lid 1, onder b), en lid 2 van het onderhavige artikel.

Artikel 152

1. a) Indien de ingevoerde goederen dan wel ingevoerde identieke of soortgelijke goederen in de Gemeenschap worden verkocht in de staat waarin zij zijn ingevoerd, wordt de douanewaarde van de ingevoerde goederen, vastgesteld met toepassing van artikel 30, lid 2, onder c), van het Wetboek, gebaseerd op de prijs per eenheid waartegen, op of omstreeks het tijdstip van invoer van de goederen waarvan de waarde wordt bepaald, de ingevoerde goederen dan wel ingevoerde identieke of soortgelijke goederen in de grootste totale hoeveelheid worden verkocht aan personen die niet zijn verbonden met de personen van wie zij deze goederen kopen, onder voorbehoud van aftrek van de volgende elementen :

i) hetzij de commissies die gewoonlijk worden betaald of overeengekomen, hetzij de gebruikelijke opslagen voor winst en algemene kosten (directe en indirecte kosten in verband met het verhandelen van de betrokken goederen daaronder begrepen) bij verkopen in de Gemeenschap van ingevoerde goederen van dezelfde aard of met hetzelfde karakter;

ii) de gebruikelijke kosten van vervoer en verzekering en daarmede verbonden kosten, ontstaan in de Gemeenschap, en

iii) de rechten bij invoer en andere heffingen die in de Gemeenschap zijn verschuldigd bij de invoer of de verkoop van de goederen.

b) Indien noch de ingevoerde goederen noch ingevoerde identieke of soortgelijke goederen worden verkocht op of omstreeks het tijdstip van de invoer van de goederen waarvan de waarde wordt bepaald, wordt de douanewaarde van de ingevoerde goederen, vastgesteld met toepassing van de bepalingen van dit artikel, behoudens het bepaalde onder a), gebaseerd op de prijs per eenheid waartegen de ingevoerde goederen dan wel ingevoerde identieke of soortgelijke goederen in dezelfde staat in de Gemeenschap worden verkocht op de vroegste datum na de invoer van de goederen waarvan de waarde wordt bepaald, doch in ieder geval binnen 90 dagen na die invoer.

2. Wanneer noch de ingevoerde goederen noch ingevoerde identieke of soortgelijke goederen, in dezelfde staat, in de Gemeenschap worden verkocht, wordt op verzoek van de importeur de douanewaarde gebaseerd op de prijs per eenheid waartegen de ingevoerde goederen, na bewerking of verwerking, in de grootste totale hoeveelheid worden verkocht aan in de Gemeenschap gevestigde personen die niet zijn verbonden met de personen van wie zij deze goederen kopen, onder aftrek van de waarde die door de be- of verwerking is toegevoegd en de aftrekposten als bedoeld in lid 1, onder a).

3. Voor de toepassing van dit artikel is de prijs per eenheid waartegen de ingevoerde goederen in de grootste totale hoeveelheid worden verkocht, de prijs waartegen het grootste aantal eenheden, op het eerste handelsniveau na de invoer, wordt verkocht aan personen die niet zijn verbonden.

4. Een verkoop in de Gemeenschap aan een persoon die gratis of tegen verminderde prijs rechtstreeks of zijdelings een of meer van de in artikel 32, lid 1, onder b), van het Wetboek bedoelde elementen levert voor gebruik in verband met de voortbrenging en de verkoop voor uitvoer van de ingevoerde goederen, dient voor de toepassing van dit artikel niet in aanmerking te worden genomen bij de vaststelling van de prijs per eenheid.

5. Voor de toepassing van lid 1, onder b), is de "vroegste datum" de datum waarop verkopen van de ingevoerde goederen dan wel ingevoerde identieke of soortgelijke goederen tot stand komen in een hoeveelheid die voldoende is om de prijs per eenheid vast te stellen.

Artikel 153

1. Voor de toepassing van artikel 30, lid 2, onder d), van het Wetboek (een berekende waarde) kunnen de douaneautoriteiten, ten behoeve van de vaststelling van een berekende waarde, geen enkele persoon die niet in de Gemeenschap is gevestigd, oproepen of dwingen tot het overleggen voor onderzoek van enige boekhoudkundige rekening of ander document. Evenwel kunnen de autoriteiten van een Lid-Staat, met toestemming van degene die de goederen heeft voortgebracht, de inlichtingen die door deze met het oog op de vaststelling van de douanewaarde krachtens dit artikel werden verstrekt, in een land dat geen deel uitmaakt van de Gemeenschap controleren, op voorwaarde dat genoemde douaneautoriteiten de douaneautoriteiten van het betrokken land tijdig genoeg inlichten en deze laatste instemmen met het onderzoek.

2. Onder de kosten of de waarde van de materialen en van de vervaardiging bedoeld in artikel 30, lid 2, onder d), eerste streepje, van het Wetboek zijn begrepen de kosten van de elementen bedoeld in artikel 32, lid 1, onder a), punten ii) en iii), van het Wetboek.

Daaronder is mede begrepen de waarde, op passende wijze toegedeeld, van ieder in artikel 32, lid 1, onder b), van het Wetboek omschreven produkt dat of dienst die door de koper - rechtstreeks of zijdelings - is geleverd voor gebruik in verband met de voortbrenging van de ingevoerde goederen. De waarde van de in artikel 32, lid 1, onder b), punt iv), van het Wetboek genoemde zaken die in de Gemeenschap worden verricht, wordt slechts in de kosten of de waarde begrepen voor zover zij in rekening worden gebracht aan degene die de goederen voortbrengt.

3. Indien voor de vaststelling van een berekende waarde andere inlichtingen worden gebruikt dan die welke door of namens de producent van de goederen zijn verstrekt, doen de douaneautoriteiten aan de aangever, indien deze daarom verzoekt, mededeling van de herkomst van deze inlichtingen, de gebruikte gegevens en de op die gegevens gebaseerde berekeningen, een en ander behoudens artikel 15 van het Wetboek.

4. De in artikel 30, lid 2, onder d), tweede streepje, van het Wetboek genoemde "algemene kosten" omvatten de directe en indirecte kosten van de voortbrenging en de verkoop voor uitvoer van de goederen, voor zover deze kosten niet worden begrepen krachtens artikel 30, lid 2, onder d), eerste streepje.

Artikel 154

Wanneer verpakkingsmiddelen, bedoeld in artikel 32, lid 1, onder a), punt ii), van het Wetboek, bij meer dan één invoer zullen worden gebruikt, worden de kosten daarvan, op verzoek van de aangever, overeenkomstig algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen, naar verhouding toegedeeld.

Artikel 155

Voor de toepassing van artikel 32, lid 1, onder b), punt iv), van het Wetboek worden de kosten van wetenschappelijk onderzoek en voorlopige schetsontwerpen niet in de douanewaarde begrepen.

Artikel 156

Artikel 33, onder c), van het Wetboek is van overeenkomstige toepassing wanneer de douanewaarde wordt bepaald met toepassing van een andere methode dan die gebaseerd op de transactiewaarde.

HOOFDSTUK 2

Royalty's en licentierechten

Artikel 157

1. Voor de toepassing van artikel 32, lid 1, onder c), van het Wetboek wordt onder royalty's en licentierechten onder andere verstaan de betaling voor het gebruik van rechten nopens:

- de vervaardiging van ingevoerde goederen (met name octrooien, tekeningen, modellen en know-how), of

- de verkoop voor uitvoer van ingevoerde goederen (met name fabrieks- of handelsmerken, gedeponeerde modellen), of

- het gebruik of de wederverkoop van ingevoerde goederen (met name auteursrechten, fabricageprocédés die onafscheidelijk in het ingevoerde goed zijn belichaamd).

2. Onverminderd artikel 32, lid 5, van het Wetboek worden bij de vaststelling van de douanewaarde van de ingevoerde goederen met toepassing van artikel 29 van het Wetboek, de royalty of het licentierecht slechts aan de werkelijk betaalde of te betalen prijs toegevoegd, indien de betaling ervan:

- op de goederen waarvan de waarde wordt bepaald betrekking heeft, en

- voor die goederen een verkoopvoorwaarde vormt.

Artikel 158

1. Wanneer de ingevoerde goederen louter een ingrediënt of bestanddeel van in de Gemeenschap vervaardigde goederen zijn, mag aanpassing van de voor de ingevoerde goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs slechts geschieden indien de royalty of het licentierecht op die goederen betrekking heeft.

2. Wanneer goederen in niet-gemonteerde staat worden ingevoerd of wanneer zij voor hun doorverkoop slechts een eenvoudige behandeling, zoals verdunning of verpakking, moeten ondergaan, sluit dat niet uit dat de royalty of het licentierecht mag worden aangemerkt als op de ingevoerde goederen betrekking te hebben.

3. Indien de royalty's of licentierechten gedeeltelijk op de ingevoerde goederen en gedeeltelijk op andere ingrediënten of bestanddelen die aan de goederen na hun invoer worden toegevoegd of op verrichtingen of diensten na invoer betrekking hebben, worden deze slechts aan de hand van objectieve en meetbare gegevens, overeenkomstig de in bijlage 23 opgenomen noot voor de interpretatie op artikel 32, lid 2, van het Wetboek, toegedeeld.

Artikel 159

De royalty of het licentierecht betreffende het recht om van een fabrieks- of handelsmerk gebruik te maken wordt slechts aan de voor het ingevoerde goed werkelijk betaalde of te betalen prijs toegevoegd, indien:

- de royalty of het licentierecht betrekking heeft op goederen die in ongewijzigde staat zijn doorverkocht of die na de invoer slechts een eenvoudige behandeling hebben ondergaan;

- deze goederen onder de vóór of na de invoer aangebrachte merknaam, waarvoor de royalty of het licentierecht wordt betaald, in de handel worden gebracht, en

- het de koper niet vrijstaat dergelijke goederen bij andere, niet met de verkoper verbonden leveranciers aan te kopen.

Artikel 160

Wanneer de koper een royalty of een licentierecht aan een derde betaalt, worden de in artikel 157, lid 2, bedoelde voorwaarden geacht slechts vervuld te zijn indien de verkoper of een met deze verbonden persoon die betaling van de koper verlangt.

Artikel 161

Wanneer de wijze waarop het bedrag van een royalty of licentierecht wordt berekend, verband houdt met de prijs van het ingevoerde goed, wordt, behoudens bewijs van het tegendeel, verondersteld dat de betaling van die royalty of dat licentierecht op het goed waarvan de waarde wordt bepaald betrekking heeft.

Wanneer echter het bedrag van een royalty of licentierecht onafhankelijk van de prijs van het ingevoerde goed wordt berekend, kan de betaling van die royalty of dat licentierecht niettemin op het goed waarvan de waarde wordt bepaald betrekking hebben.

Artikel 162

Voor de toepassing van artikel 32, lid 1, onder c), van het Wetboek wordt geen rekening gehouden met het land van vestiging van de ontvanger van de royalty's of van het licentierecht.

HOOFDSTUK 3

Plaats van binnenkomst in de Gemeenschap

Artikel 163

1. Voor de toepassing van artikel 32, lid 1, onder e), en artikel 33, onder a), van het Wetboek wordt onder plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap verstaan:

a) voor goederen aangevoerd over zee: de haven van lossing, dan wel de haven van overlading indien de overlading is bevestigd door de douaneautoriteiten van die haven;

b) voor goederen welke zonder overlading, eerst over zee en daarna via binnenwateren zijn aangevoerd: de eerste haven die voor de lossing in aanmerking komt, gelegen hetzij aan de monding van de rivier of het kanaal, hetzij verder landinwaarts, voor zover ten genoegen van de douane wordt aangetoond dat de vrachtprijs tot aan de haven van lossing hoger is dan de vrachtprijs tot aan eerder bedoelde eerste haven;

c) voor goederen welke per spoor, via binnenwateren of over de weg zijn aangevoerd: de plaats waar het eerste douanekantoor is gevestigd;

d) voor op andere wijze aangevoerde goederen: de plaats waar de grens van het douanegebied van de Gemeenschap wordt overschreden.

2. Voor goederen welke het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen en naar een plaats van bestemming in een ander gedeelte van dit gebied worden vervoerd over het grondgebied van Oostenrijk, Zwitserland, Hongarije, Tsjechië en Slowakije of Joegoslavië in haar samenstelling op 1 januari 1991, wordt bij de bepaling van de douanewaarde de eerste plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap in aanmerking genomen, voor zover de goederen rechtstreeks over het grondgebied van Oostenrijk, Zwitserland, Hongarije, Tsjechië en Slowakije of Joegoslavië in de zin zoals hiervoor aangegeven, worden vervoerd en het vervoer over deze grondgebieden een normale weg naar de plaats van bestemming vormt.

3. Voor goederen welke het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen en over zee naar de plaats van bestemming in een ander gedeelte van dit gebied worden vervoerd, wordt bij de bepaling van de douanewaarde de eerste plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap in aanmerking genomen, voor zover de goederen rechtstreeks en langs een normale weg naar de plaats van bestemming worden vervoerd.

4. De leden 2 en 3 blijven eveneens van toepassing indien de goederen om vervoertechnische redenen in Oostenrijk, Zwitserland, Hongarije, Tsjechië en Slowakije of Joegoslavië in de zin van lid 2, werden gelost, overgeladen of tijdelijk opgehouden.

5. Voor goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen en rechtstreeks worden vervoerd tussen één van de Franse overzeese departementen en een ander deel van het douanegebied van de Gemeenschap, is de plaats van binnenkomst de in de leden 1 en 2 bedoelde plaats, gelegen in het deel van het douanegebied van de Gemeenschap waaruit de goederen herkomstig zijn, mits door de douaneautoriteiten is bevestigd dat de goederen daar gelost of overgeladen zijn.

6. Ingeval de in de leden 2, 3 en 5 gestelde voorwaarden niet zijn vervuld, is de plaats van binnenkomst de in lid 1 bedoelde plaats, gelegen in het deel van het douanegebied van de Gemeenschap waarvoor de goederen bestemd zijn.

HOOFDSTUK 4

Vrachtkosten

Artikel 164

Voor de toepassing van artikel 32, lid 1, onder e), en artikel 33, onder a), van het Wetboek geldt het volgende:

a) Indien goederen met een zelfde soort vervoermiddel worden vervoerd tot een plaats die verder binnenwaarts is gelegen dan de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap, worden de vrachtkosten gesplitst naar evenredigheid van de buiten en binnen het douanegebied van de Gemeenschap afgelegde afstanden, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond welke de vrachtkosten zijn die, volgens een algemeen en verplicht tarief, verschuldigd zouden zijn voor het vervoer van de goederen tot de plaats van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap.

b) Indien goederen worden gefactureerd tegen een uniforme prijs franco plaats van bestemming, welke prijs overeenkomt met die op de plaats van binnenkomst, dienen de vrachtkosten voor het traject binnen de Gemeenschap daarop niet in vermindering te worden gebracht. Aftrek is evenwel toegestaan indien ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat de prijs franco grens lager zou zijn dan de uniforme prijs voor levering franco plaats van bestemming.

c) Indien het vervoer kosteloos of met een vervoermiddel van de koper plaatsvindt, dienen de vrachtkosten tot de plaats van binnenkomst, berekend volgens de gebruikelijke tarieven voor vervoer met een zelfde soort vervoermiddel, in de douanewaarde te worden begrepen.

Artikel 165

1. De portokosten tot de plaats van bestemming op met de post verzonden goederen dienen in hun geheel in de douanewaarde van deze goederen te worden begrepen, met uitzondering van de bijkomende postale kosten, die eventueel in het land van invoer worden geheven.

2. Deze kosten geven evenwel geen aanleiding tot een aanpassing van de aangegeven waarde bij het bepalen van de douanewaarde van goederen die vervat zijn in zendingen waaraan elk handelskarakter vreemd is.

3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op goederen die worden vervoerd door de expresse-postdiensten genoemd EMS-Datapost (in Denemarken EMS-Jetpost, in Duitsland EMS-Kurierpostsendungen en in Italië CAI-Post).

Artikel 166

De in de douanewaarde van de goederen te begrijpen luchtvrachtkosten worden vastgesteld volgens de regels en percentages in bijlage 25.

HOOFDSTUK 5

Vaststelling van de douanewaarde van bepaalde informatiedragers bestemd voor gebruik in gegevensverwerkende apparatuur

Artikel 167

1. Onverminderd de artikelen 29 tot en met 33 van het Wetboek wordt voor de bepaling van de douanewaarde van ingevoerde informatiedragers die gegevens of instructies bevatten, bestemd voor gebruik in gegevensverwerkende apparatuur, slechts rekening gehouden met de kosten of de waarde van de informatiedrager zelf. In de douanewaarde van ingevoerde informatiedragers die gegevens of instructies bevatten, zijn derhalve de kosten of de waarde van de gegevens of instructies niet begrepen, mits deze kosten of deze waarde onderscheiden zijn van de kosten of de waarde van de betreffende informatiedrager.

2. Voor de toepassing van dit artikel zijn:

a) onder de term "informatiedragers" niet begrepen geïntegreerde schakelingen, halfgeleiders en soortgelijke componenten of artikelen die dergelijke schakelingen of componenten bevatten;

b) onder de termen "gegevens of instructies" niet begrepen geluids-, cinematografische of video-opnamen.

HOOFDSTUK 6

Wisselkoersen

Artikel 168

Voor de toepassing van de artikelen 169 tot en met 171 wordt verstaan onder:

a) "genoteerde koers":

- de laatste verkoopkoers die voor handelstransacties op de meest representatieve valutamarkt of valutamarkten van de betrokken Lid-Staat wordt genoteerd, of

- enigerlei andere omschrijving van een aldus genoteerde wisselkoers die door de Lid-Staat als de "genoteerde koers" wordt aangemerkt, op voorwaarde dat deze een zo werkelijk mogelijke weergave van de gangbare waarde van de betrokken munteenheid bij handelstransacties is;

b) "gepubliceerd": algemeen bekendgemaakt op door de betrokken Lid-Staat aangeduide wijze;

c) "munteenheid": elke munteenheid die ter vereffening tussen monetaire autoriteiten of op de internationale markt wordt gebruikt.

Artikel 169

1. Wanneer de gegevens voor de bepaling van de douanewaarde op het ogenblik van die bepaling in een andere munteenheid zijn uitgedrukt dan in die van de Lid-Staat waar de waardebepaling geschiedt, is de voor het bepalen van die waarde in de munteenheid van de betrokken Lid-Staat te gebruiken wisselkoers de op de voorlaatste woensdag van de maand genoteerde wisselkoers welke op die dag of op de daaropvolgende dag wordt gepubliceerd.

2. De op de voorlaatste woensdag van de maand genoteerde wisselkoers geldt gedurende de volgende kalendermaand, tenzij hij door een overeenkomstig artikel 171 vastgestelde koers wordt vervangen.

3. Indien een wisselkoers niet op de in lid 1 bedoelde voorlaatste woensdag wordt genoteerd of, indien hij wordt genoteerd, niet op die dag noch op de daaropvolgende dag wordt gepubliceerd, wordt de voor de betrokken munteenheid laatst genoteerde en in de voorafgaande 14 dagen gepubliceerde wisselkoers geacht de op die woensdag genoteerde wisselkoers te zijn.

Artikel 170

Indien een wisselkoers niet overeenkomstig artikel 169 kan worden vastgesteld, wordt de voor de toepassing van artikel 35 van het Wetboek te gebruiken wisselkoers door de betrokken Lid-Staat aangewezen. Deze dient een zo getrouw mogelijke weergave, in de munteenheid van die Lid-Staat, van de gangbare waarde van de betrokken munteenheid bij handelstransacties te zijn.

Artikel 171

1. Wanneer een op de laatste woensdag van een maand genoteerde koers welke op die dag of op de daaropvolgende dag wordt gepubliceerd, 5 % of meer van de overeenkomstig artikel 169 vastgestelde en vanaf de volgende maand te gebruiken koers afwijkt, treedt deze in de plaats van de laatstgenoemde koers en geldt vanaf de eerste woensdag van die maand als de koers die voor de toepassing van artikel 35 van het Wetboek dient te worden gebruikt.

2. Wanneer een op een woensdag van de in bovenstaande bepalingen genoemde toepassingsperiode genoteerde koers, welke op die dag of op de daaropvolgende dag wordt gepubliceerd, met 5 % of meer van de overeenkomstig de bepalingen van de onderhavige bepalingen gebruikte koers afwijkt, dan treedt deze in de plaats van laatstgenoemde koers en geldt met ingang van de volgende woensdag als de koers die voor de toepassing van artikel 35 van het Wetboek dient te worden gebruikt. Deze vervangende koers geldt voor de rest van de lopende maand, tenzij hij op grond van de eerste volzin van dit lid wordt vervangen door een andere koers.

3. Wanneer in een Lid-Staat een wisselkoers niet op een woensdag wordt genoteerd of, indien hij wordt genoteerd, niet op die dag noch op de daaropvolgende dag wordt gepubliceerd, wordt voor de toepassing van de leden 1 en 2 in die Lid-Staat als genoteerde koers aangemerkt de koers die voorafgaande aan die woensdag het laatst is genoteerd en gepubliceerd.

Artikel 172

Wanneer de douaneautoriteiten van een Lid-Staat een aangever toestaan bepaalde gegevens van de aangifte voor het vrije verkeer in de vorm van een periodieke aangifte te verstrekken, kan op verzoek van de aangever worden toegestaan dat één enkele wisselkoers wordt toegepast voor de omrekening in de nationale munteenheid van de betreffende Lid-Staat van de elementen ter bepaling van de douanewaarde die in een bepaalde munteenheid zijn uitgedrukt. In dat geval is de toe te passen koers de overeenkomstig de onderhavige bepalingen vastgestelde wisselkoers, die geldt op de eerste dag van de periode waarop de aangifte betrekking heeft.

HOOFDSTUK 7

Vereenvoudigde procedure voor bepaalde aan bederf onderhevige goederen

Artikel 173

1. Voor het bepalen van de douanewaarde van de in bijlage 26 genoemde produkten, stelt de Commissie voor elke rubriek van de klasse-indeling een eenheidswaarde per 100 kg nettogewicht vast, uitgedrukt in de munteenheden van de Lid-Staten.

De eenheidswaarden worden toegepast gedurende tijdvakken van telkens 14 dagen, beginnende op een vrijdag.

2. De eenheidswaarden worden vastgesteld op de grondslag van de volgende gegevens die door de Lid-Staten per rubriek van de klasse-indeling aan de Commissie worden verstrekt:

a) de gemiddelde eenheidsprijs franco grens, vóór vrijmaking, uitgedrukt in de munteenheid van de betrokken Lid-Staat, per 100 kg nettogewicht, en berekend uitgaande van de prijzen die gedurende het referentietijdvak bedoeld in artikel 174, lid 1, voor niet-beschadigde partijen in de in bijlage 27 vermelde handelscentra zijn opgenomen;

b) de per kalenderjaar in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheden welke zijn onderworpen aan de heffing van rechten bij invoer.

3. De gemiddelde eenheidsprijs franco grens, vóór vrijmaking, wordt berekend uitgaande van de tussen importeurs en grossiers tot stand gekomen bruto verkoopprijzen. Voor de in de handelscentra Londen, Milaan en Rungis genoteerde bruto verkoopprijzen wordt echter het handelsniveau van de in die centra meest gebruikelijke verkopen in aanmerking genomen.

De aldus verkregen cijfers worden verminderd:

- met een handelsmarge van 15 % voor de handelscentra Londen, Milaan en Rungis en met 8 % voor de andere handelscentra;

- met de kosten van vervoer en verzekering binnen het douanegebied;

- met een forfaitair bedrag van 5 ecu voor alle overige kosten die niet in de douanewaarde moeten worden begrepen.

Dit bedrag wordt omgerekend in de munteenheden van de Lid-Staten op basis van de laatst geldende koersen vastgesteld overeenkomstig artikel 18 van het Wetboek;

- met de rechten bij invoer en andere heffingen die niet in de douanewaarde moeten worden begrepen.

4. Voor de overeenkomstig lid 3 in mindering te brengen kosten van vervoer en verzekering kunnen de Lid-Staten forfaitaire bedragen vaststellen. Deze bedragen, alsmede de wijze waarop zij zijn berekend, worden onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht.

Artikel 174

1. Het voor de berekening van de in artikel 173, lid 2, onder a), bedoelde gemiddelde eenheidsprijzen in aanmerking te nemen referentietijdvak is het tijdvak van 14 dagen dat eindigt op de donderdag vóór de week waarin de nieuwe eenheidswaarden worden vastgesteld.

2. De gemiddelde eenheidsprijzen worden door de Lid-Staten medegedeeld uiterlijk om 12.00 uur op de maandag van de week in de loop waarvan de eenheidswaarden overeenkomstig artikel 173 worden vastgesteld. Is die dag een feestdag, dan geschiedt de mededeling op de voorafgaande werkdag.

3. De in de loop van een kalenderjaar voor elke rubriek van de klasse-indeling in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheden worden door alle Lid-Staten aan de Commissie medegedeeld vóór 15 juni van het daaropvolgende jaar.

Artikel 175

1. De eenheidswaarden bedoeld in artikel 173, lid 1, worden op elke tweede dinsdag door de Commissie vastgesteld naar het gewogen gemiddelde van de gemiddelde eenheidsprijzen bedoeld in artikel 173, lid 2, onder a), al naar gelang van de hoeveelheden bedoeld in artikel 173, lid 2, onder b).

2. Om het gewogen gemiddelde te bepalen wordt iedere gemiddelde eenheidsprijs als bedoeld in artikel 173, lid 2, onder a), omgerekend in ecu met behulp van de laatste omrekeningskoersen die door de Commissie zijn vastgesteld en in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen zijn bekendgemaakt vóór de week waarin de eenheidswaarden worden vastgesteld. Dezelfde omrekeningskoersen worden toegepast bij de omrekening van de aldus verkregen eenheidswaarden in de munteenheden van de Lid-Staten.

3. Zolang geen nieuwe eenheidswaarden zijn bekendgemaakt, blijven de laatst bekendgemaakte eenheidswaarden van toepassing. Bij sterke prijsschommelingen in een of meer Lid-Staten, bij voorbeeld ten gevolge van een onderbreking in de continuïteit van de invoer van een bepaald produkt, kunnen evenwel nieuwe eenheidswaarden worden vastgesteld op grond van de prijzen die gehanteerd worden op het tijdstip waarop de genoemde eenheidswaarden worden bepaald.

Artikel 176

1. Als beschadigde partijen worden beschouwd partijen die op het tijdstip voor de bepaling van de douanewaarde ten minste 5 % voor menselijke consumptie in die staat ongeschikte produkten bevatten alsmede partijen waarvan de waarde vergeleken met het gemiddelde van de marktprijzen voor het gezonde produkt met ten minste 20 % is verminderd.

2. De douanewaarde van beschadigde partijen kan worden bepaald:

- hetzij, na sortering, door toepassing van de eenheidswaarden op het gezonde gedeelte, waarbij het beschadigde gedeelte onder douanetoezicht wordt vernietigd;

- hetzij door toepassing van de voor het gezonde produkt vastgestelde eenheidswaarden, nadat het gewicht van de betrokken partij is verminderd met een percentage gelijk aan het schadepercentage dat door een beëdigde deskundige is vastgesteld en dat door de douaneautoriteiten is aanvaard;

- hetzij door toepassing van de voor het gezonde produkt vastgestelde eenheidswaarden verminderd met een percentage gelijk aan het schadepercentage dat door een beëdigde deskundige is vastgesteld en dat door de douaneautoriteiten is aanvaard.

Artikel 177

1. Degene die de overeenkomstig dit hoofdstuk vastgestelde eenheidswaarden aangeeft of doet aangeven als douanewaarde van een of meer van de produkten die hij invoert, treedt hierdoor, wat het produkt of de betrokken produkten aangaat, voor het lopende kalenderjaar toe tot het systeem van de vereenvoudigde procedures.

2. Indien de betrokkene vervolgens gebruik maakt van andere methoden dan de vereenvoudigde procedures voor de bepaling van de douanewaarde van een of meer produkten die hij invoert, zijn de douaneautoriteiten van de betrokken Lid-Staat gemachtigd hem mede te delen dat hij voor het betrokken produkt of de betrokken produkten van de voordelen van de vereenvoudigde procedures uitgesloten is tot het einde van het lopende kalenderjaar; deze uitsluiting kan worden verlengd tot het einde van het volgende kalenderjaar. De door de Lid-Staten genomen uitsluitingsmaatregel wordt onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie die de andere Lid-Staten daarvan onmiddellijk op de hoogte stelt.

HOOFDSTUK 8

Aangifte van te verstrekken gegevens en overlegging van de desbetreffende stukken

Artikel 178

1. Wanneer de douanewaarde dient te worden vastgesteld, wordt, voor de toepassing van de artikelen 28 tot en met 36 van het Wetboek, een aangifte van gegevens inzake de douanewaarde gevoegd bij de aangifte die voor de ingevoerde goederen wordt gedaan. De aangifte van de gegevens inzake de douanewaarde wordt gedaan op een formulier D.V. 1 dat overeenstemt met het model in bijlage 28, in voorkomend geval vergezeld van een of meer formulieren D.V. 1 BIS die overeenstemmen met het model in bijlage 29.

2. De in lid 1 bedoelde aangifte van de waarde mag uitsluitend worden gedaan door een persoon die zijn verblijfplaats of handelsvestiging in het douanegebied van de Gemeenschap heeft en die beschikt over alle desbetreffende feitelijke gegevens.

3. Wanneer de douanewaarde van de betrokken goederen niet kan worden vastgesteld met toepassing van artikel 29 van het Wetboek, kunnen de douaneautoriteiten afzien van de eis dat de aangifte wordt gedaan op een formulier dat overeenstemt met het in lid 1 genoemde model. In die gevallen dient de in lid 2 bedoelde persoon de betrokken douaneautoriteiten alle overige inlichtingen te verstrekken of te laten verstrekken die nodig zijn ten einde de douanewaarde vast te stellen krachtens een ander artikel van het Wetboek; deze inlichtingen worden verstrekt in de vorm en onder de voorwaarden als voorgeschreven door de betrokken douaneautoriteiten.

4. Het indienen bij een douanekantoor van een krachtens lid 1 vereiste aangifte geldt, onverminderd de eventuele toepassing van strafbepalingen, als het op zich nemen door de in lid 2 bedoelde persoon van de aansprakelijkheid voor:

- de juistheid en volledigheid van de in de aangifte verstrekte gegevens,

- de echtheid van de tot staving van die gegevens overgelegde stukken, en

- het verstrekken van alle bijkomende inlichtingen of documenten die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de douanewaarde van de goederen.

5. Dit artikel is niet van toepassing op goederen waarvan de douanewaarde wordt bepaald volgens het systeem van vereenvoudigde procedures vastgesteld overeenkomstig de artikelen 173 tot en met 177.

Artikel 179

71. Behoudens wanneer dit onmisbaar is voor een juiste heffing van de rechten bij invoer, kunnen de douaneautoriteiten geheel of gedeeltelijk afzien van de in artikel 178, lid 1, bedoelde aangifte:

a) wanneer de douanewaarde van de ingevoerde goederen per zending niet hoger is dan 5 000 ecu, voor zover het geen deelzendingen of meervoudige zendingen betreft welke door een zelfde afzender aan een zelfde geadresseerde worden verzonden, of

b) wanneer het invoerbewegingen betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is, of

c) wanneer het verstrekken van die gegevens niet noodzakelijk is voor de toepassing van het douanetarief van de Europese Gemeenschappen of indien de in het tarief vastgelegde douanerechten niet dienen te worden geheven omdat bijzondere douanevoorschriften van toepassing zijn.

2. Het in lid 1, onder a), vermelde bedrag in ecu wordt omgerekend overeenkomstig artikel 18 van het Wetboek. Het na bedoelde omrekening verkregen bedrag kan door de douaneautoriteiten naar boven of naar beneden worden afgerond.

De douaneautoriteiten hebben eveneens de mogelijkheid om de tegenwaarde in nationale valuta van het in ecu vastgestelde bedrag ongewijzigd te handhaven indien, bij de jaarlijkse aanpassing als bedoeld in artikel 18 van het Wetboek, de omrekening van dat bedrag vóór de in dit lid bedoelde afronding leidt tot een wijziging van de in nationale valuta uitgedrukte tegenwaarde van minder dan 5 % of tot een verlaging van deze tegenwaarde.

3. Ten aanzien van de regelmatige invoer van goederen die het voorwerp uitmaken van transacties gesloten onder dezelfde handelsvoorwaarden tussen dezelfde verkoper en dezelfde koper, kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat niet alle in artikel 178, lid 1, bedoelde gegevens bij iedere aangifte worden verstrekt; zij eisen deze gegevens evenwel telkens wanneer de omstandigheden een wijziging ondergaan en ten minste eenmaal elke drie jaar.

4. Een op grond van dit artikel toegestane ontheffing kan worden ingetrokken en de overlegging van een formulier D.V. 1 kan worden geëist ingeval wordt vastgesteld dat aan een voor het verlenen van die ontheffing noodzakelijke voorwaarde niet is voldaan of deze voorwaarde niet meer geldt.

Artikel 180

Wanneer systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking worden gebruikt of wanneer de betrokken goederen het voorwerp uitmaken van een algemene, periodieke of samenvattende aangifte, kunnen de Lid-Staten afwijkingen toestaan in de vorm waarin de voor de vaststelling van de douanewaarde vereiste inlichtingen worden verstrekt.

Artikel 181

1. De in artikel 178, lid 2, bedoelde persoon is gehouden een exemplaar van de factuur op grond waarvan de douanewaarde van de in te voeren goederen wordt aangegeven, aan de douanedienst over te leggen. Wordt de aangifte van de douanewaarde schriftelijk gedaan, dan behouden de douaneautoriteiten dit exemplaar.

2. In gevallen waarin de aangifte van de douanewaarde schriftelijk wordt gedaan en de op de ingevoerde goederen betrekking hebbende factuur is opgemaakt ten name van een persoon die gevestigd is in een andere Lid-Staat dan die waar de douanewaarde wordt aangegeven, dient de aangever aan de douaneautoriteiten twee exemplaren van genoemde factuur over te leggen. Eén van die exemplaren moet door de douaneautoriteiten worden bewaard, het andere, voorzien van een afdruk van de douanestempel en het volgnummer waaronder de aangifte door het douanekantoor is ingeschreven, moet aan de aangever worden teruggegeven ten einde te worden toegezonden aan degene ten name van wie de factuur is opgemaakt.

3. De Lid-Staten kunnen voorschrijven dat het bepaalde in lid 2 eveneens van toepassing is in gevallen waarin degene ten name van wie de factuur is opgemaakt, is gevestigd in de Lid-Staat waar de douanewaarde wordt aangegeven.

TITEL VI

BINNENBRENGEN VAN GOEDEREN IN HET DOUANEGEBIED

HOOFDSTUK 1

Onderzoek van de goederen en monsterneming door belanghebbende

Artikel 182

1. Het onderzoek van de goederen bedoeld in artikel 42 van het Wetboek wordt op mondeling verzoek toegestaan aan de persoon die bevoegd is de goederen een douanebestemming te geven, tenzij de douaneautoriteiten, rekening houdende met de omstandigheden, het nodig achten dat een schriftelijk verzoek wordt ingediend.

Het nemen van monsters kan slechts worden toegestaan op schriftelijk verzoek van belanghebbende.

2. De in lid 1 bedoelde schriftelijke verzoeken dienen door belanghebbende te worden ondertekend en bij de betrokken douaneautoriteiten te worden ingediend. Zij dienen de volgende gegevens te bevatten:

- naam en adres van de aanvrager,

- plaats waar de goederen zich bevinden,

- nummer van de summiere aangifte wanneer deze al is ingediend, behoudens in de gevallen dat dit gegeven door de douanedienst zelf wordt vermeld, of verwijzing naar de voorafgaande douaneregeling, of wel gegevens die noodzakelijk zijn voor de identificatie van het vervoermiddel waarop de goederen zich bevinden,

- alle andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de identificatie van de goederen.

De douaneautoriteiten geven de toestemming op het door belanghebbende ingediende verzoek. Wanneer dit verzoek betrekking heeft op een monsterneming, geven genoemde autoriteiten de hoeveelheid goederen aan die mag worden weggenomen.

3. Het voorafgaand onderzoek van de goederen en de monsterneming vinden plaats onder toezicht van de douaneautoriteiten op de door hen voorgeschreven wijze, rekening houdend met het concrete geval.

Het uitpakken, wegen, opnieuw verpakken en alle andere handelingen met de goederen vinden plaats op risico en voor rekening van belanghebbende. De eventuele kosten van analyse zijn eveneens voor rekening van laatstgenoemde.

4. Voor de genomen monsters moeten de formaliteiten voor een douanebestemming worden verricht. Wanneer het onderzoek van de monsters leidt tot hun vernietiging of onherstelbaar verlies, wordt de douaneschuld geacht niet te zijn ontstaan. Artikel 182, lid 5, van het Wetboek is van toepassing op de resten en afvallen.

HOOFDSTUK 2

Summiere aangifte

Artikel 183

1. De summiere aangifte dient te worden ondertekend door degene die deze indient.

2. De summiere aangifte wordt geviseerd door de douaneautoriteiten en bewaard, zodat kan worden gecontroleerd dat de goederen waarop zij betrekking heeft binnen de in artikel 49 van het Wetboek bedoelde termijnen een douanebestemming krijgen.

3. Voor goederen die, voorafgaand aan de aanbieding bij de douane, met toepassing van een procedure voor communautair douanevervoer werden vervoerd, vormt het voor het douanekantoor van bestemming bestemde exemplaar van het document voor douanevervoer de summiere aangifte.

4. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de summiere aangifte wordt ingediend met gebruikmaking van systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking. In dat geval worden de in lid 2 vastgestelde voorschriften dienovereenkomstig aangepast.

Artikel 184

1. De in artikel 183, lid 1, bedoelde persoon is verplicht om de goederen waarvoor een summiere aangifte is ingediend, op elke vordering van de douaneautoriteiten opnieuw volledig aan te bieden, zolang zij niet zijn gelost van het vervoermiddel waarop zij zich bevinden, tot op het moment dat de goederen een douanebestemming krijgen.

2. Alle personen die de goederen, na het lossen, achtereenvolgens onder zich hebben om deze te verplaatsen of op te slaan, zijn gehouden tot het nakomen van de verplichting om de goederen op elke vordering van de douaneautoriteiten opnieuw volledig aan te bieden.

HOOFDSTUK 3

Tijdelijke opslag

Artikel 185

1. Wanneer de in artikel 51, lid 1, van het Wetboek bedoelde plaatsen permanent zijn goedgekeurd voor de tijdelijke opslag van goederen, worden deze plaatsen "ruimten voor tijdelijke opslag" genoemd.

2. Ten einde de toepassing van de douanevoorschriften te verzekeren, kunnen de douaneautoriteiten, wanneer zij niet zelf de ruimte voor tijdelijke opslag beheren, eisen dat:

a) de ruimte voor tijdelijke opslag met twee sleutels wordt afgesloten, waarvan één in het bezit van de douaneautoriteiten blijft;

b) de persoon die de ruimte voor tijdelijke opslag beheert, een voorraadadministratie voert aan de hand waarvan de goederenbewegingen kunnen worden gevolgd.

Artikel 186

Het plaatsen van goederen in een ruimte voor tijdelijke opslag geschiedt op basis van de summiere aangifte. De douaneautoriteiten kunnen evenwel eisen dat een nadere aangifte wordt ingediend die gesteld is op een door hen voorgeschreven formulier.

Artikel 187

Onverminderd artikel 56 van het Wetboek en de bepalingen inzake de verkoop van goederen onder douaneverband, is degene die de summiere aangifte heeft ingediend of, wanneer een dergelijke aangifte nog niet is ingediend, zijn de in artikel 44, lid 2, van het Wetboek bedoelde personen gehouden gevolg te geven aan de maatregelen die door de douaneautoriteiten met toepassing van artikel 53, lid 1, van het Wetboek worden genomen en de hieruit voortvloeiende kosten te dragen.

Artikel 188

Wanneer de douaneautoriteiten overgaan tot de verkoop van de goederen, overeenkomstig artikel 53 van het Wetboek, vindt deze plaats volgens de in de Lid-Staten geldende procedures.

HOOFDSTUK 4

Bijzondere bepalingen voor goederen die over zee of door de lucht worden vervoerd

Afdeling 1

Algemene bepaling

Artikel 189

Wanneer goederen over zee of door de lucht vanuit een derde land het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht en onder geleide van een enkel transportdocument met gebruikmaking van dezelfde vervoerswijze en zonder overlading naar een andere haven of luchthaven van de Gemeenschap worden overgebracht, worden zij eerst in de haven of op de luchthaven waar zij worden uit- of overgeladen bij de douane aangebracht in de zin van artikel 40 van het Wetboek.

Afdeling 2

Bijzondere bepalingen van toepassing op handbagage en ruimbagage in het reizigersverkeer

Artikel 190

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

a) "communautaire luchthaven": elke op het douanegebied van de Gemeenschap gelegen luchthaven;

b) "communautaire luchthaven met een internationaal karakter": elke communautaire luchthaven waar, na toestemming van de bevoegde autoriteiten, het luchtvaartverkeer met derde landen afgewikkeld mag worden;

c) "intracommunautaire vlucht": de verplaatsing van een luchtvaartuig tussen twee communautaire luchthavens, zonder tussenstop tussen deze beide luchthavens, voor zover deze verplaatsing noch begonnen is noch eindigt op een niet-communautaire luchthaven;

d) "communautaire haven": iedere op het douanegrondgebied van de Gemeenschap gelegen zeehaven;

e) "intracommunautaire zeereis": de verplaatsing tussen twee communautaire havens, zonder tussenstop tussen deze havens, van een vaartuig dat geregelde diensten tussen twee of meer bepaalde communautaire havens onderhoudt;

f) "pleziervaartuigen": particuliere vaartuigen die bestemd zijn voor reizen waarvan het traject naar believen door de gebruikers wordt vastgesteld;

g) "sport- of zakenvliegtuigen": particuliere luchtvaartuigen die bestemd zijn voor reizen waarvan het traject naar believen door de gebruikers wordt vastgesteld;

h) "bagage": alle voorwerpen die op welke wijze dan ook door een persoon tijdens zijn reis worden vervoerd.

Artikel 191

Voor de toepassing van deze afdeling wat betreft het luchtvervoer wordt bagage beschouwd als:

- ruimbagage, wanneer zij, na in de luchthaven van vertrek geregistreerd te zijn, tijdens de vlucht niet meer voor de betrokken persoon bereikbaar is noch, in voorkomend geval, tijdens de in artikel 192, punten 1 en 2, en in artikel 194, leden 1 en 2, van dit hoofdstuk bedoelde tussenstop;

- handbagage, wanneer de persoon deze aan boord van het luchtvaartuig meeneemt.

Artikel 192

De controle en de formaliteiten die van toepassing zijn op:

1. de handbagage en de ruimbagage van de personen aan boord van een luchtvaartuig dat, van een niet-communautaire luchthaven komend, na een tussenstop in een communautaire luchthaven, deze vlucht moet voortzetten naar een andere communautaire luchthaven, vinden plaats op laatstgenoemde luchthaven voor zover deze een communautaire luchthaven met een internationaal karakter is; in die gevallen wordt de bagage onderworpen aan de voorschriften die gelden voor de bagage van personen die uit derde landen aankomen, wanneer de betrokken persoon niet in staat is om, ten genoegen van de bevoegde autoriteiten, het communautaire karakter van de goederen die hij vervoert, aan te tonen.

2. de handbagage en de ruimbagage van personen aan boord van een luchtvaartuig dat een tussenstop maakt in een communautaire luchthaven alvorens zijn vlucht naar een niet-communautaire luchthaven voort te zetten, vinden plaats op de luchthaven van vertrek, voor zover deze een communautaire luchthaven met een internationaal karakter is; in die gevallen kan een controle van de handbagage worden uitgevoerd op de communautaire luchthaven waar de tussenstop wordt gemaakt, ten einde vast te kunnen stellen dat de goederen die deze handbagage bevat voldoen aan de voorwaarden die verbonden zijn aan het vrije verkeer binnen de Gemeenschap.

3. de bagage van personen die gebruik maken van een door één enkel vaartuig uitgevoerde scheepvaartdienst die een aantal opeenvolgende trajecten omvat en die is begonnen of eindigt of die een tussenstop maakt in een niet-communautaire haven, vinden plaats in de haven waar deze bagage, al naar gelang van het geval, wordt in- of uitgeladen.

Artikel 193

De controle en de formaliteiten die van toepassing zijn op de bagage van personen die gebruik maken van:

1. pleziervaartuigen, worden verricht in elke communautaire haven, ongeacht de plaats van herkomst of van bestemming van deze vaartuigen;

2. sport- of zakenvliegtuigen, worden verricht:

- op de eerste luchthaven van aankomst, die een communautaire luchthaven met een internationaal karakter moet zijn, voor wat betreft de vluchten vanaf een niet-communautaire luchthaven, wanneer het luchtvaartuig na de tussenstop een vlucht moet uitvoeren naar een andere communautaire luchthaven;

- op de laatste communautaire luchthaven met een internationaal karakter, voor wat betreft de vluchten vanaf een communautaire luchthaven, wanneer het luchtvaartuig na de tussenstop een vlucht moet uitvoeren naar een niet-communautaire luchthaven.

Artikel 194

1. Wanneer de bagage die op een communautaire luchthaven aankomt aan boord van een luchtvaartuig dat van een niet-communautaire luchthaven komt, op deze communautaire luchthaven wordt overgeladen in een ander luchtvaartuig dat een intracommunautaire vlucht uitvoert:

- worden iedere controle en de formaliteiten die van toepassing zijn op de ruimbagage verricht op de luchthaven van aankomst van de intracommunautaire vlucht, voor zover deze een communautaire luchthaven met een internationaal karakter is;

- wordt iedere controle van de handbagage op de eerste communautaire luchthaven met een internationaal karakter verricht; een extra controle van deze bagage kan alleen bij wijze van uitzondering op de luchthaven van aankomst van de intracommunautaire vlucht worden uitgevoerd, wanneer een dergelijke extra controle na controle van de ruimbagage nodig blijkt te zijn;

- kan een controle van de ruimbagage alleen bij wijze van uitzondering op de eerste communautaire luchthaven worden uitgevoerd, wanneer een dergelijke extra controle na controle van de handbagage nodig blijkt te zijn.

2. Wanneer de bagage die op een communautaire luchthaven aan boord wordt gebracht van een luchtvaartuig dat een intracommunautaire vlucht uitvoert, waarbij deze bagage op een andere communautaire luchthaven wordt overgeladen in een luchtvaartuig dat een niet-communautaire luchthaven als bestemming heeft:

- worden de controle en de formaliteiten die van toepassing zijn op de ruimbagage verricht op de luchthaven van vertrek van de intracommunautaire vlucht, voor zover deze een communautaire luchthaven met een internationaal karakter is;

- wordt iedere controle van de handbagage op de laatste communautaire luchthaven met een internationaal karakter verricht. Een eerdere controle van deze bagage kan alleen bij wijze van uitzondering worden uitgevoerd op de luchthaven van vertrek van de intra-communautaire vlucht, wanneer een dergelijke controle na de controle van de ruimbagage nodig blijkt te zijn;

- kan een controle van de ruimbagage alleen bij wijze van uitzondering op de laatste communautaire luchthaven worden uitgevoerd, wanneer een dergelijke extra controle na controle van de handbagage nodig blijkt te zijn.

3. De controle en formaliteiten die van toepassing zijn op de bagage die op een communautaire luchthaven aankomt aan boord van een uit een niet-communautaire luchthaven afkomstig lijn- of chartertoestel en die op deze communautaire luchthaven wordt overgeladen in een sport- of zakenvliegtuig dat een intracommunautaire vlucht uitvoert, worden verricht op de luchthaven van aankomst van het lijn- of chartertoestel.

4. De controle en formaliteiten die van toepassing zijn op de bagage die op een communautaire luchthaven aan boord wordt gebracht van een sport- of zakenvliegtuig, dat een intracommunautaire vlucht uitvoert, waarbij deze bagage op een andere communautaire luchthaven wordt overgeladen in een lijn- of chartertoestel met als bestemming een niet-communautaire luchthaven, worden verricht op de luchthaven van vertrek van het lijn- of chartertoestel.

5. De Lid-Staten kunnen op de communautaire luchthaven met een internationaal karakter waar de ruimbagage wordt overgeladen, de bagage controleren die:

- van een niet-communautaire luchthaven komt en op een communautaire luchthaven met een internationaal karakter wordt overgeladen in een luchtvaartuig dat een luchthaven met een internationaal karakter die op hetzelfde nationale grondgebied is gelegen, tot bestemming heeft;

- op een luchthaven met een internationaal karakter aan boord van een luchtvaartuig wordt gebracht om, op een andere luchthaven met een internationaal karakter die op hetzelfde nationale grondgebied is gelegen, te worden overgeladen op een luchtvaartuig dat een niet-communautaire luchthaven tot bestemming heeft.

Artikel 195

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

- er bij de aankomst van personen, voor de controle van de niet in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3925/91 van de Raad (8) bedoelde handbagage, geen enkele omwisseling van goederen kan plaatshebben;

(8) PB nr. L 374 van 31. 12. 1991, blz. 4.

- er bij het vertrek van personen, na de controle van de niet in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3925/91 bedoelde handbagage, geen enkele omwisseling van goederen kan plaatshebben;

- er bij de aankomst van personen voorzieningen zijn getroffen om te verhinderen dat, vóór de controle van de niet in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3925/91 bedoelde ruimbagage, een omwisseling van goederen kan plaatshebben;

- er bij het vertrek van personen voorzieningen zijn getroffen om te verhinderen dat, na de controle van de niet in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3925/91 bedoelde ruimbagage, een omwisseling van goederen kan plaatshebben.

Artikel 196

De in een communautaire luchthaven geregistreerde ruimbagage wordt als zodanig gekenmerkt door een label dat op die luchthaven wordt aangebracht. Het voorbeeld van dit label alsook de technische kenmerken ervan zijn in bijlage 30 opgenomen.

Artikel 197

De Lid-Staten zenden de Commissie de lijst toe van de luchthavens die aan de definitie "communautaire luchthaven met een internationaal karakter" in de zin van artikel 190, onder b), beantwoorden. De Commissie maakt deze lijst bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, reeks C.

TITEL VII

DOUANEAANGIFTE - NORMALE PROCEDURE

HOOFDSTUK 1

Schriftelijke douaneaangifte

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 198

1. Wanneer een douaneaangifte verscheidene artikelen omvat, worden de op elk artikel betrekking hebbende vermeldingen beschouwd als een afzonderlijke aangifte.

2. De onderdelen van fabrieksinstallaties die onder één enkele code van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld, worden als één enkel goed beschouwd.

Artikel 199

Onverminderd de eventuele toepassing van strafbepalingen geldt de indiening door de aangever of diens vertegenwoordiger van een door hem ondertekende aangifte bij een douanekantoor als het aanvaarden van de aansprakelijkheid overeenkomstig de in de Lid-Staten geldende bepalingen voor:

- de juistheid van de in de aangifte verstrekte gegevens,

- de echtheid van de bijgevoegde stukken, en

- het nakomen van alle verplichtingen die samenhangen met het plaatsen van de betrokken goederen onder de desbetreffende regeling.

Artikel 200

Behoudens andersluidende bepalingen worden de bij de aangifte gevoegde documenten door de douaneautoriteiten bewaard, tenzij zij door de aangever voor andere verrichtingen kunnen worden gebruikt. In dit laatste geval verzekeren de douaneautoriteiten zich ervan dat de betrokken documenten naderhand slechts gebruikt kunnen worden voor de hoeveelheid of de waarde waarvoor zij geldig blijven.

Artikel 201

1. De aangifte wordt ingediend bij het douanekantoor waar de goederen zijn aangebracht. Dit kan geschieden zodra de goederen zijn aangebracht.

2. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de aangifte wordt ingediend voordat de aangever in staat is de goederen aan te brengen. In dat geval kunnen de douaneautoriteiten, al naar gelang van de omstandigheden, een termijn vaststellen waarbinnen de goederen moeten worden aangebracht. Indien de goederen niet binnen die termijn zijn aangebracht, wordt de aangifte geacht niet te zijn ingediend.

3. Wanneer echter op grond van lid 1 aangifte is gedaan voordat de goederen waarop zij betrekking heeft bij het douanekantoor of op een andere door de douaneautoriteiten aangewezen plaats zijn aangekomen, kan deze aangifte slechts worden aanvaard nadat de goederen bij de douane zijn aangebracht.

Artikel 202

1. De aangifte wordt bij het bevoegde douanekantoor ingediend op de dagen en uren waarop dit kantoor geopend is.

Op verzoek en op kosten van de aangever kunnen de douaneautoriteiten evenwel toestaan dat de aangifte buiten deze dagen en uren wordt ingediend.

2. Met het indienen van een aangifte bij een douanekantoor wordt gelijkgesteld de overhandiging van de aangifte aan de ambtenaren van dit kantoor op een andere daartoe aangewezen plaats in het kader van een overeenkomst tussen de douaneautoriteiten en de betrokkene.

Artikel 203

De datum van aanvaarding wordt op de aangifte vermeld.

Artikel 204

De douaneautoriteiten kunnen toestaan of eisen dat de in artikel 65 van het Wetboek bedoelde wijzigingen worden aangebracht door middel van een nieuwe aangifte ter vervanging van de oorspronkelijke. In dat geval moet de datum waarop de oorspronkelijke aangifte is aanvaard, in aanmerking worden genomen als datum voor het bepalen van de eventueel verschuldigde rechten en voor de toepassing van de andere bepalingen van de desbetreffende douaneregeling.

Afdeling 2

Te gebruiken formulieren

Artikel 205

1. Het officiële model voor de schriftelijke douaneaangifte van goederen in het kader van de normale procedure met het oog op hun plaatsing onder een douaneregeling of wederuitvoer overeenkomstig artikel 182, lid 3, tweede zin, van het Wetboek, is het enig document.

2. Andere formulieren kunnen worden gebruikt op voorwaarde dat de bepalingen van de desbetreffende douaneregeling dit toestaan.

3. Het bepaalde in de leden 1 en 2 doet geen afbreuk aan:

- de in de artikelen 225 tot en met 236 bedoelde ontheffing van de verplichting een schriftelijke aangifte in te dienen voor het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer of de tijdelijke invoer,

- de mogelijkheid voor de Lid-Staten om ontheffing te verlenen van het gebruik van het in lid 1 bedoelde formulier, in geval van toepassing van de in de artikelen 237 en 238 bedoelde bijzondere bepalingen met betrekking tot briefpostzendingen en postpakketten,

- het gebruik van speciale formulieren om de aangifte in bijzondere gevallen te vergemakkelijken, wanneer de douaneautoriteiten daartoe toestemming verlenen,

- de mogelijkheid voor de Lid-Staten om ontheffing te verlenen van het gebruik van het in lid 1 bedoelde formulier, in geval van tussen de administraties van twee of meer Lid-Staten gesloten of te sluiten overeenkomsten of regelingen die een verdere vereenvoudiging van de formaliteiten voor het gehele verkeer of een deel daarvan tussen deze Lid-Staten ten doel hebben,

- de mogelijkheid voor belanghebbenden om voor zendingen die verschillende soorten goederen bevatten gebruik te maken van ladingslijsten bij het vervullen van de formaliteiten voor communautair douanevervoer,

- de vervaardiging door middel van openbare of particuliere systemen voor automatische gegevensverwerking van uitvoer-, doorvoer- of invoeraangiften alsmede documenten waarmee het communautaire karakter van niet onder de regeling intern communautair douanevervoer vervoerde goederen kan worden aangetoond, onder door de Lid-Staten te stellen voorwaarden, in voorkomend geval op blanco papier,

- de mogelijkheid voor de Lid-Staten om, ingeval bij de behandeling van aangiften gebruik wordt gemaakt van een systeem voor automatische gegevensverwerking, te bepalen dat de in lid 1 bedoelde aangifte bestaat uit een door het systeem vervaardigd enig document.

4. Wanneer de formaliteiten worden vervuld met behulp van openbare of particuliere systemen voor automatische gegevensverwerking, waarmee tevens de aangifte wordt vervaardigd, kunnen de douaneautoriteiten bepalen dat:

- de handtekening wordt vervangen door een andere identificatietechniek die eventueel berust op het gebruik van codes en dezelfde rechtsgevolgen heeft als een handtekening; deze vereenvoudiging wordt slechts toegekend wanneer de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde technische en administratieve voorwaarden zijn vervuld;

- deze systemen de vervaardigde aangiften rechtstreeks waarmerken, in plaats van de handmatige of mechanische plaatsing van het stempel van het douanekantoor en van de handtekening van de bevoegde ambtenaar.

5. Indien in een communautaire reglementering wordt verwezen naar een aangifte ten uitvoer, wederuitvoer, invoer of tot plaatsing onder ongeacht welke douaneregeling, mogen de Lid-Staten geen andere administratieve documenten eisen dan die welke

- uitdrukkelijk door communautaire besluiten in het leven zijn geroepen of daarin zijn voorgeschreven;

- worden verlangd krachtens internationale overeenkomsten die met het Verdrag verenigbaar zijn;

- van ondernemers worden verlangd ten einde hen op hun verzoek in het genot van een bepaald voordeel of van een bepaalde faciliteit te stellen;

- met inachtneming van het bepaalde in het Verdrag, worden verlangd voor de tenuitvoerlegging van specifieke voorschriften die niet kunnen worden toegepast door gebruik van het in lid 1 bedoelde enig document.

Artikel 206

In de gevallen waarin dat nodig is, wordt het formulier van het enig document ook gebruikt tijdens de overgangsperiode waarin de Akte van Toetreding voorziet voor het verkeer tussen de Gemeenschap in haar samenstelling op 31 december 1985 en Spanje of Portugal, alsmede voor het verkeer tussen beide laatstgenoemde Lid-Staten van goederen die nog niet voor volledige vrijstelling van douanerechten en heffingen van gelijke werking in aanmerking komen of die onderworpen blijven aan andere in de Akte van Toetreding opgenomen maatregelen.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt exemplaar nr. 2 of, al naar gelang van het geval, exemplaar nr. 7 vernietigd van de formulieren die worden gebruikt in het handelsverkeer met Spanje en Portugal of in het handelsverkeer tussen deze twee Lid-Staten.

Het wordt eveneens gebruikt in het kader van het handelsverkeer van communautaire goederen tussen gedeelten van het douanegebied van de Gemeenschap waar de bepalingen van Richtlijn 77/388/EEG van de Raad (9) van toepassing zijn en gedeelten van dit douanegebied waar deze bepalingen niet van toepassing zijn, of in het kader van het handelsverkeer tussen gedeelten van dit douanegebied waar deze bepalingen niet van toepassing zijn.

(9) PB nr. L 145 van 13. 6. 1977, blz. 1.

Artikel 207

Onverminderd artikel 205, lid 3, kunnen de douaneautoriteiten van de Lid-Staten voor het vervullen van in- en uitvoerformaliteiten in het algemeen afzien van de eis dat bepaalde voor de betrokken Lid-Staat bestemde exemplaren van het enig document worden overgelegd, mits zij over de betreffende gegevens kunnen beschikken door middel van andere informatiedragers.

Artikel 208

1. Het enig document wordt aangeboden in sets die het aantal exemplaren bevatten dat nodig is voor het vervullen van de formaliteiten voor de douaneregeling waaronder de goederen worden geplaatst.

2. Wanneer de regeling van het communautair of gemeenschappelijk douanevervoer wordt voorafgegaan of gevolgd door een andere douaneregeling, kan een set worden aangeboden met het aantal exemplaren dat nodig is voor het vervullen van de formaliteiten voor de regeling van het douanevervoer en de voorafgaande of volgende douaneregeling.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde sets worden samengesteld uit:

- hetzij een reeks van acht exemplaren, overeenkomstig het model in bijlage 31;

- hetzij, in het bijzonder in geval van vervaardiging door een geautomatiseerd systeem voor de verwerking van aangiften, uit twee opeenvolgende reeksen van vier exemplaren, overeenkomstig het model in bijlage 32.

4. Onverminderd artikel 205, lid 3, de artikelen 222 tot en met 224, alsmede de artikelen 254 tot en met 289, kunnen de aangifteformulieren in voorkomend geval worden aangevuld met een of meer aanvullende formulieren die worden aangeboden in sets die de aangifte-exemplaren bevatten welke nodig zijn voor het vervullen van de formaliteiten voor de douaneregeling waaronder de goederen worden geplaatst, eventueel onder bijvoeging van de exemplaren die voor het vervullen van de formaliteiten voor de voorafgaande of volgende douaneregelingen nodig zijn.

Deze sets worden samengesteld uit:

- hetzij een reeks van acht exemplaren, overeenkomstig het model in bijlage 33;

- hetzij uit twee reeksen van vier exemplaren, overeenkomstig het model in bijlage 34.

De aanvullende formulieren maken onlosmakelijk deel uit van het enig document waarop zij betrekking hebben.

5. In afwijking van lid 4 kunnen de douaneautoriteiten bepalen dat het gebruik van de aanvullende formulieren niet is toegestaan bij gebruik van een geautomatiseerd systeem voor de verwerking van aangiften, dat deze aangiften vervaardigd.

Artikel 209

1. Bij toepassing van artikel 208, lid 2, verbindt elke belanghebbende zich slechts voor de gegevens die verband houden met de regeling die hij heeft gevraagd in zijn hoedanigheid van aangever of diens vertegenwoordiger.

2. Voor de toepassing van lid 1 moet de aangever, die gebruik maakt van een enig document dat tijdens de vorige douaneregeling is afgegeven, vóór het indienen van zijn aangifte ten aanzien van de hem betreffende vakken nagaan of de bestaande gegevens juist zijn en of zij toepasbaar zijn op de betrokken goederen en de gevraagde regeling, en moet hij deze gegevens zo nodig aanvullen.

In de gevallen zoals bedoeld in de eerste alinea moet elk verschil dat door de aangever wordt vastgesteld tussen de betrokken goederen en de bestaande gegevens, onmiddellijk door hem aan het douanekantoor waar de aangifte is ingediend, worden medegedeeld. In dergelijk geval moet de aangever zijn aangifte op nieuwe exemplaren van het formulier van het enig document stellen.

Artikel 210

Wanneer het enig document wordt gebruikt voor verschillende opeenvolgende douaneregelingen, vergewissen de douaneautoriteiten zich ervan dat de vermeldingen op de aangiften met betrekking tot deze regelingen met elkaar overeenstemmen.

Artikel 211

De aangifte moet worden gesteld in een van de officiële talen van de Gemeenschap die wordt aanvaard door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de formaliteiten worden vervuld.

Zo nodig kunnen de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van bestemming de aangever of diens vertegenwoordiger in deze Lid-Staat verzoeken om een vertaling van de aangifte in de officiële taal of in een van de officiële talen van deze Lid-Staat. Deze vertaling komt in de plaats van de overeenkomstige vermeldingen van de desbetreffende aangifte.

In afwijking van de eerste alinea moet de aangifte worden gesteld in de officiële taal of één van de officiële talen van de Lid-Staat van bestemming in alle gevallen waarin de aangifte in deze laatste Lid-Staat geschiedt op andere aangifte-exemplaren dan die welke oorspronkelijk bij het douanekantoor van de Lid-Staat van verzending zijn ingediend.

Artikel 212

1. Het enig document dient te worden ingevuld overeenkomstig de toelichting in bijlage 37 en eventueel met inachtneming van aanvullende aanwijzingen, voorzien in het kader van andere communautaire wetgeving.

2. De douaneautoriteiten zien erop toe dat de gebruikers de in lid 1 bedoelde toelichting op eenvoudige wijze kunnen verkrijgen.

3. De douaneadministratie van elke Lid-Staat vult zo nodig deze toelichting aan.

Artikel 213

De te gebruiken codes voor het invullen van het in artikel 205, lid 1, bedoelde formulier zijn in bijlage 38 vermeld.

Artikel 214

In de gevallen waarin het opmaken van aanvullende kopieën van het formulier als bedoeld in artikel 205, lid 1, is voorgeschreven, mag de aangever te dien einde en voor zover nodig bijkomende exemplaren of fotokopieën van genoemd formulier gebruiken.

Deze bijkomende exemplaren of deze fotokopieën moeten door de aangever worden ondertekend, aan de bevoegde douaneautoriteiten worden overgelegd en door deze autoriteiten worden geviseerd onder dezelfde voorwaarden als het enig document zelf. Zij worden door de douaneautoriteiten op dezelfde voet als de originele documenten aanvaard, mits hun kwaliteit en leesbaarheid door genoemde autoriteiten bevredigend worden geacht.

Artikel 215

1. Het formulier bedoeld in artikel 205, lid 1, wordt gedrukt op zelfkopiërend papier dat zodanig is gelijmd dat het goed te beschrijven is, en dat ten minste 40 g per m2 weegt. Het papier moet zo ondoorzichtig zijn dat de gegevens die op de ene zijde voorkomen de leesbaarheid van de gegevens die op de andere zijde voorkomen niet aantasten en het moet zo stevig zijn dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt.

Dit papier is wit voor alle exemplaren. In de exemplaren voor het communautair douanevervoer (1, 4, 5 en 7) hebben de vakken 1 (eerste en derde deelvak), 2, 3, 4, 5, 6, 8, 15, 17, 18, 19, 21, 25, 27, 31, 32, 33 (eerste deelvak links), 35, 38, 40, 44, 50, 51, 52, 53, 55 en 56 echter een groene onderdruk.

De formulieren worden in het groen bedrukt.

2. De afmetingen van de vakken zijn horizontaal op 1/10 duim (inch) en verticaal op 1/6 duim (inch) gebaseerd. De afmetingen van de onderverdelingen van de vakken zijn horizontaal op 1/10 duim (inch) gebaseerd.

3. De verschillende exemplaren van de formulieren worden met de volgende kleuren gemerkt:

a) op de formulieren overeenkomstig de modellen van de bijlagen 31 en 33:

- hebben de exemplaren nrs. 1, 2, 3 en 5 aan de rechterzijde een doorlopende kantlijn waarvan de kleur respectievelijk rood, groen, geel en blauw is,

- hebben de exemplaren nrs. 4, 6, 7 en 8 aan de rechterzijde een niet doorlopende kantlijn waarvan de kleur respectievelijk blauw, rood, groen en geel is;

b) van de formulieren overeenkomstig de modellen in de bijlagen 32 en 34 hebben de exemplaren nrs. 1/6, 2/7, 3/8 en 4/5 aan de rechterzijde een doorlopende kantlijn en rechts daarvan een niet doorlopende kantlijn waarvan de kleur respectievelijk rood, groen, geel en blauw is.

Deze kantlijnen zijn ongeveer 3 mm breed. De niet doorlopende kantlijn bestaat uit op elkaar volgende vierkantjes met een zijde van 3 mm, die ieder door een tussenruimte van 3 mm zijn gescheiden.

4. In bijlage 35 zijn de exemplaren vermeld waarop de gegevens die voorkomen op de in de bijlagen 31 en 33 opgenomen formulieren, door middel van een zelfkopiërend procédé moeten worden doorgeschreven.

In bijlage 36 zijn de exemplaren vermeld waarop de gegevens die voorkomen op de in de bijlagen 32 en 34 opgenomen formulieren, door middel van een zelfkopiërend procédé moeten worden doorgeschreven.

5. De afmetingen van de formulieren zijn 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan.

6. De douaneadministraties van de Lid-Staten kunnen eisen dat de naam en het adres van de drukker op de formulieren zijn vermeld of dat deze van een teken zijn voorzien aan de hand waarvan de drukker geïdentificeerd kan worden. Zij kunnen het drukken van de formulieren bovendien van een voorafgaande technische goedkeuring afhankelijk stellen.

Afdeling 3

Voor de toepassing van de onderscheiden douaneregelingen te vermelden gegevens

Artikel 216

1. De maximumlijst van de vakken die kunnen worden ingevuld op de aangifte tot plaatsing onder een douaneregeling waarbij van het enig document gebruik wordt gemaakt, is in bijlage 37 opgenomen.

2. In bijlage 37 is ook de minimumlijst opgenomen van de vakken die voor de aangifte tot plaatsing onder een douaneregeling moeten worden gebruikt.

Artikel 217

De gegevens welke dienen te worden vermeld wanneer gebruik wordt gemaakt van één van de in artikel 205, lid 2, bedoelde formulieren, vloeien voort uit het formulier zelf, alsmede, in voorkomend geval, uit de bepalingen met betrekking tot de betrokken douaneregeling.

Afdeling 4

Bij de douaneaangifte te voegen stukken

Artikel 218

1. Bij de aangifte voor het vrije verkeer dienen de volgende stukken te worden gevoegd:

a) de factuur die ten grondslag ligt aan de aangifte van de douanewaarde, zoals deze overeenkomstig artikel 181 dient te worden overgelegd;

b) wanneer artikel 178 daarin voorziet, de opgave van de voor de vaststelling van de douanewaarde van de aangegeven goederen vereiste gegevens overeenkomstig het genoemde artikel;

c) de documenten die vereist zijn voor de toepassing van een preferentiële tariefregeling of van iedere andere van de normale voorschriften afwijkende regeling die op de aangegeven goederen van toepassing is;

d) alle andere bescheiden die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de bepalingen betreffende het in het vrije verkeer brengen van de aangegeven goederen.

2. De douaneautoriteiten kunnen eisen dat bij de aangifte de vervoersdocumenten of, in voorkomend geval, de op de voorafgaande douaneregeling betrekking hebbende documenten worden overgelegd.

Wanneer een zelfde soort goederen in verscheidene colli wordt aangeboden, kunnen zij tevens de overlegging eisen van een paklijst of een gelijkwaardig bescheid waarin de inhoud van ieder collo is vermeld.

3. Wanneer het goederen betreft die voor het in artikel 81 van het Wetboek bedoelde recht in aanmerking komen, kan evenwel worden afgezien van de eis dat de in lid 1, onder b) en c), bedoelde bescheiden worden overgelegd.

Wanneer het goederen betreft die voor vrijstelling van de rechten bij invoer in aanmerking komen, kan bovendien worden afgezien van de eis dat de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde bescheiden worden overgelegd, tenzij de douaneautoriteiten dit noodzakelijk achten voor de toepassing van de bepalingen betreffende het in het vrije verkeer brengen van de genoemde goederen.

Artikel 219

1. De aangifte voor douanevervoer gaat vergezeld van het vervoersdocument. Het kantoor van vertrek kan ontheffing verlenen van de verplichting tot overlegging van dit document bij het vervullen van de formaliteiten. Het vervoersdocument moet echter tijdens het vervoer te allen tijde op verzoek van de douaneautoriteiten of van enige andere bevoegde autoriteit worden overgelegd.

2. Onverminderd de vereenvoudigingsmaatregelen die eventueel van toepassing zijn, wordt het douanedocument voor de uitvoer, de verzending of de wederuitvoer van de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap of ieder gelijkwaardig document bij het kantoor van vertrek overgelegd, te zamen met de aangifte voor douanevervoer waarop het betrekking heeft.

3. De douaneautoriteiten kunnen in voorkomend geval eisen dat het op de voorafgaande douaneregeling betrekking hebbende document wordt overgelegd.

Artikel 220

1. Bij de aangifte tot plaatsing onder een economische douaneregeling, met uitzondering van de aangifte voor passieve veredeling, worden de volgende stukken gevoegd:

a) de in artikel 218 bedoelde bescheiden, behalve in geval van plaatsing onder het stelsel van douane-entrepots in een entrepot van het type D;

b) de vergunning tot gebruikmaking van de betrokken douaneregeling of, wanneer artikel 556, lid 1, tweede alinea, wordt toegepast, een kopie van de vergunningaanvraag, behalve wanneer de goederen onder het stelsel van douane-entrepots worden gebracht of artikel 568, lid 3, artikel 656, lid 3, of artikel 695, lid 3, van toepassing zijn.

2. Bij de aangifte tot plaatsing onder de regeling passieve veredeling dienen de volgende stukken te worden gevoegd:

a) de in artikel 221 bedoelde bescheiden;

b) de vergunning tot gebruikmaking van de regeling of, wanneer artikel 751, lid 1, tweede alinea, wordt toegepast, een kopie van de vergunningaanvraag, behoudens in geval van toepassing van artikel 760, lid 2.

3. Artikel 218, lid 2, is van toepassing op de aangifte tot plaatsing onder elke economische douaneregeling.

4. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de in lid 1, onder b), en lid 2, onder b), bedoelde bescheiden niet worden bijgevoegd doch dat deze ter beschikking worden gehouden.

Artikel 221

1. Bij de aangifte ten uitvoer of tot wederuitvoer dienen alle bescheiden te worden gevoegd die nodig zijn voor de juiste toepassing van de rechten bij uitvoer en van de bepalingen betreffende de uitvoer van de betrokken goederen.

2. Artikel 218, lid 2, is van toepassing op de aangifte ten uitvoer of tot wederuitvoer.

HOOFDSTUK 2

Aangiften met behulp van systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking

Artikel 222

1. Met het oog op de verwerking door een computer kunnen de douaneautoriteiten de aangever toestemming verlenen om de in bijlage 37 bedoelde gegevens van de schriftelijke aangifte geheel of gedeeltelijk te vervangen door toezending aan het hiertoe aangewezen douanekantoor van de voor de schriftelijke aangifte vereiste gegevens in gecodeerde vorm dan wel in een andere door de douaneautoriteiten vastgestelde vorm.

2. De voorwaarden voor de toezending van de in lid 1 bedoelde gegevens worden vastgesteld door de douaneautoriteiten.

Artikel 223

De douaneautoriteiten van de Lid-Staten kunnen het gebruik van systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking meer in het bijzonder toestaan voor de volgende toepassingen:

- het invoeren in hun geautomatiseerde systeem voor de behandeling van aangiften, van de gegevens die voor het vervullen van de betrokken formaliteiten noodzakelijk zijn, waarbij de betrokken douaneautoriteiten in voorkomend geval geen schriftelijke aangifte eisen;

- het vervangen van de aangifte in de zin van artikel 205, lid 1, door het invoeren van gegevens in de computer, indien er geen aan een aangifte gelijk te stellen document wordt vervaardigd.

Artikel 224

1. Wanneer de formaliteiten met behulp van openbare of particuliere systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking worden vervuld, staan de douaneautoriteiten de betrokkenen op hun verzoek toe de handmatige ondertekening door een ander identificatiemiddel te vervangen, waarbij eventueel van codes gebruik wordt gemaakt en waaraan dezelfde rechtsgevolgen zijn verbonden als aan een handmatige ondertekening.

2. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de in de artikelen 218 tot en met 221 bedoelde documenten geheel of gedeeltelijk met behulp van geautomatiseerde systemen worden opgesteld en toegezonden.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde vereenvoudigingen worden slechts toegestaan indien de door de douaneautoriteiten vastgestelde technische en administratieve voorwaarden zijn vervuld.

HOOFDSTUK 3

Mondelinge aangifte of aangifte door enige andere

handeling

Afdeling 1

Mondelinge aangifte

Artikel 225

Een mondelinge douaneaangifte voor het vrije verkeer kan worden gedaan voor:

a) goederen waaraan elk handelskarakter vreemd is:

- hetzij vervat in de persoonlijke bagage van reizigers,

- hetzij vervat in aan particulieren gerichte zendingen,

- hetzij in andere, onbelangrijke gevallen, wanneer de douaneautoriteiten dit toestaan;

b) commerciële goederen, voor zover:

- de totale waarde van de genoemde goederen, per zending en per aangever, niet meer bedraagt dan de statistische drempel die in de ter zake geldende communautaire bepalingen is vastgesteld,

- de zending geen deel uitmaakt van een regelmatige reeks van soortgelijke zendingen en

- de goederen niet door onafhankelijke vervoersondernemingen worden vervoerd als onderdeel van een grotere vrachtvervoerstransactie;

c) de in artikel 229 genoemde goederen, voor zover deze als terugkerende goederen voor de vrijstelling in aanmerking komen;

d) de in artikel 230, onder b) en c), bedoelde goederen.

Artikel 226

Een mondelinge douaneaangifte ten uitvoer kan worden gedaan voor:

a) goederen waaraan ieder handelskarakter vreemd is:

- hetzij vervat in de persoonlijke bagage van reizigers,

- hetzij verzonden door particulieren;

b) de in artikel 225, onder b), bedoelde goederen;

c) de in artikel 231, onder b) en c), bedoelde goederen;

d) andere goederen, in uit economisch oogpunt onbelangrijke gevallen, wanneer de douaneautoriteiten dit toestaan.

Artikel 227

1. De douaneautoriteiten kunnen bepalen dat de artikelen 225 en 226 geen toepassing vinden wanneer de persoon die de goederen in- of uitklaart dit beroepshalve en voor rekening van derden doet.

2. Wanneer de douaneautoriteiten twijfelen aan de juistheid of de volledigheid van de aangegeven elementen kunnen zij een schriftelijke aangifte eisen.

Artikel 228

Wanneer de goederen die overeenkomstig de artikelen 225 en 226 mondeling bij de douane worden aangegeven, aan rechten bij invoer of bij uitvoer zijn onderworpen, geeft de douanedienst de belanghebbende een kwitantie tegen betaling van de verschuldigde rechten.

Artikel 229

1. Een mondelinge douaneaangifte voor tijdelijke invoer kan overeenkomstig artikel 696 worden gedaan voor:

a) - dieren en materiaal bedoeld in artikel 685,

- verpakkingsmiddelen bedoeld in artikel 679,

- materiaal voor radio- of televisieprodukties of -reportages en de voertuigen die speciaal zijn ingericht voor radio- of televisieprodukties of -reportages en hun uitrusting, die worden ingevoerd door een buiten de Gemeenschap gevestigd openbaar of privaatrechtelijk lichaam, dat door de vergunningverlenende douaneautoriteiten is erkend voor de invoer van dit materiaal of deze voertuigen,

- door artsen benodigde instrumenten en apparaten voor het verlenen van zorg aan zieken die in afwachting zijn van een orgaantransplantatie, met toepassing van artikel 671, lid 2, onder c);

b) de in artikel 232 bedoelde goederen;

c) andere goederen, wanneer de douaneautoriteiten dit toestaan.

2. Voor de in lid 1 bedoelde goederen kan mondeling aangifte ten uitvoer worden gedaan ter aanzuivering van de regeling tijdelijke invoer.

Afdeling 2

Douaneaangifte door enige andere handeling

Artikel 230

Wanneer zij niet uitdrukkelijk bij de douane worden aangegeven, worden de hierna volgende goederen geacht voor het vrije verkeer te zijn aangegeven door de handeling bedoeld in artikel 233:

a) goederen waaraan ieder handelskarakter vreemd is, die in de persoonlijke bagage van reizigers zijn vervat en voor vrijstelling in aanmerking komen, hetzij ingevolge hoofdstuk I, titel XI, van Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad (10) hetzij als terugkerende goederen;

(10) PB nr. L 105 van 23. 4. 1983, blz. 1.

b) goederen die in aanmerking komen voor de vrijstellingen bedoeld bij hoofdstuk I, titels IX en X, van Verordening (EEG) nr. 918/83;

c) vervoermiddelen die als terugkerende goederen voor vrijstelling in aanmerking komen;

d) goederen die worden ingevoerd in het kader van onbelangrijk handelsverkeer en zijn vrijgesteld van de verplichting om te worden aangebracht bij een douanekantoor overeenkomstig artikel 38, lid 4, van het Wetboek, op voorwaarde dat zij niet zijn onderworpen aan rechten bij invoer.

Artikel 231

Wanneer zij niet uitdrukkelijk bij de douane worden aangegeven, worden de hierna volgende goederen geacht ten uitvoer te zijn aangegeven door de handeling bedoeld in artikel 233, onder b):

a) goederen waarop geen rechten bij uitvoer van toepassing zijn, waaraan ieder handelskarakter vreemd is en die in de bagage van reizigers zijn vervat;

b) in het douanegebied van de Gemeenschap geregistreerde voertuigen die zijn bestemd om weder te worden ingevoerd;

c) de in hoofdstuk 2 van Verordening (EEG) nr. 918/83 bedoelde goederen;

d) andere goederen, in uit economisch oogpunt onbelangrijke gevallen, wanneer de douaneautoriteiten dit toestaan.

Artikel 232

1. Wanneer zij niet uitdrukkelijk worden aangegeven, worden de hierna volgende goederen geacht voor tijdelijke invoer te zijn aangegeven door de handeling bedoeld in artikel 233 en overeenkomstig de artikelen 698 en 735:

a) de persoonlijke bezittingen en goederen die worden ingevoerd voor sportdoeleinden, zoals genoemd in artikel 684,

b) de vervoermiddelen genoemd in de artikelen 718 tot en met 725.

2. Wanneer zij niet uitdrukkelijk worden aangegeven, worden de in lid 1 bedoelde goederen geacht door de in artikel 233 bedoelde handeling te zijn aangegeven ten uitvoer ter aanzuivering van de regeling tijdelijke invoer.

Artikel 233

Voor de toepassing van de artikelen 230 tot en met 232 kan de handeling die wordt aangemerkt als douaneaangifte bestaan uit:

a) wanneer de goederen bij een douanekantoor of op enige andere overeenkomstig artikel 38, lid 1, onder a), van het Wetboek aangewezen of goedgekeurde plaats worden aangebracht:

- het gebruik van het groene kanaal, "niets aan te geven", bij de douanekantoren waar een dubbel controlekanaal aanwezig is;

- het passeren van een douanekantoor waar geen dubbel controlekanaal aanwezig is, zonder aldaar uit eigen beweging douaneaangifte te doen;

- het aanbrengen van een schijf voor douaneaangifte of een zelfklevend vignet "Niets aan te geven" op de voorruit van personenwagens wanneer de nationale bepalingen in deze mogelijkheid voorzien;

b) wanneer de goederen niet bij de douane behoeven te worden aangebracht overeenkomstig de bepalingen die met toepassing van artikel 38, lid 4, van het Wetboek zijn vastgesteld, in geval van uitvoer overeenkomstig artikel 231 en in geval van wederuitvoer overeenkomstig artikel 232, lid 2: de enkele overschrijding van de grens van het douanegebied van de Gemeenschap.

Artikel 234

1. Wanneer aan de in de artikelen 230 tot en met 232 bedoelde voorwaarden is voldaan, worden de betrokken goederen geacht bij de douane te zijn aangebracht in de zin van artikel 63 van het Wetboek en wordt de aangifte geacht te zijn aanvaard en de vrijgave geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de in artikel 233 bedoelde handeling wordt verricht.

2. Indien bij een controle blijkt dat de in artikel 233 bedoelde handeling wordt verricht zonder dat de binnenkomende of uitgaande goederen voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 230 tot en met 232, worden deze goederen geacht op onregelmatige wijze te zijn binnengebracht of uitgevoerd.

Afdeling 3

Gemeenschappelijke bepalingen voor de afdelingen 1 en 2

Artikel 235

De artikelen 225 tot en met 232 zijn niet van toepassing op goederen waarvoor de toekenning van restituties of andere bedragen dan wel de teruggave van rechten vereist is of gevraagd wordt of die aan verboden of beperkingen of enige andere bijzondere formaliteit zijn onderworpen.

Artikel 236

Voor de toepassing van de afdelingen 1 en 2 wordt onder "reiziger" verstaan:

A. bij invoer:

1. een ieder die het douanegebied van de Gemeenschap, waar hij niet zijn normale verblijfplaats heeft, tijdelijk binnenkomt, alsmede

2. een ieder die naar het douanegebied van de Gemeenschap, waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft, terugkeert na tijdelijk op het grondgebied van een derde land te hebben verbleven;

B. bij uitvoer:

1. een ieder die het douanegebied van de Gemeenschap, waar hij zijn normale verblijfplaats heeft, tijdelijk verlaat, alsmede

2. een ieder die het douanegebied van de Gemeenschap, waar hij niet zijn normale verblijfplaats heeft, na een tijdelijk verblijf verlaat.

Afdeling 4

Postverkeer

Artikel 237

1. De hierna genoemde postzendingen worden geacht bij de douane te zijn aangegeven:

A. voor het vrije verkeer:

a) op het tijdstip waarop zij in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht:

- briefkaarten en brieven die uitsluitend persoonlijke boodschappen bevatten,

- braillestukken,

- van invoerrechten vrijgesteld drukwerk, en

- alle andere briefpostzendingen en pakketpostzendingen die niet bij de douane behoeven te worden aangebracht overeenkomstig de bepalingen die met toepassing van artikel 38, lid 4, van het Wetboek zijn vastgesteld;

b) op het tijdstip waarop zij bij de douane worden aangebracht: briefpostzendingen en pakketpostzendingen andere dan die bedoeld onder a), mits zij vergezeld gaan van de aangiften C 1 en/of C 2/CP 3;

B. ten uitvoer:

a) op het tijdstip waarop de posterijen de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de briefpostzendingen en pakketpostzendingen welke niet aan rechten bij uitvoer zijn onderworpen;

b) op het tijdstip waarop zij bij de douane worden aangebracht, de briefpostzendingen en pakketpostzendingen welke aan rechten bij uitvoer zijn onderworpen, mits zij vergezeld gaan van de aangiften C 2 en/of C 2/CP 3.

2. In de in lid 1, punt A, bedoelde gevallen wordt de geadresseerde en in de in lid 1, punt B, bedoelde gevallen wordt de afzender geacht aangever en, in voorkomend geval, schuldenaar te zijn. De douaneautoriteiten kunnen bepalen dat de posterijen worden aangemerkt als aangever en, in voorkomend geval, als schuldenaar.

3. Voor de toepassing van lid 1 worden niet aan rechten onderworpen goederen die geacht worden bij de douane te zijn aangebracht in de zin van artikel 63 van het Wetboek en wordt de douaneaangifte geacht te zijn aanvaard en de vrijgave te zijn verleend:

a) bij invoer, op het tijdstip waarop de goederen aan de geadresseerde ter beschikking worden gesteld;

b) bij uitvoer, op het tijdstip waarop de posterijen de verantwoordelijkheid voor de goederen op zich nemen.

4. Wanneer een briefpostzending of pakketpostzending waarvoor geen ontheffing is verleend van de verplichting tot het aanbrengen bij de douane overeenkomstig de bepalingen die met toepassing van artikel 38, lid 4, van het Wetboek zijn vastgesteld, zonder aangiften C 1 en/of C 2/CP 3 wordt aangeboden of wanneer de genoemde aangifte onvolledig is, stellen de douaneautoriteiten de vorm vast waarin de douaneaangifte dient te worden gedaan of aangevuld.

Artikel 238

Artikel 237 is niet van toepassing:

- op zendingen of colli welke voor commerciële doeleinden bestemde goederen bevatten waarvan de totale waarde de bij de geldende communautaire bepalingen vastgestelde statistische drempel overschrijdt; de douaneautoriteiten kunnen hogere drempels vaststellen;

- op zendingen of colli welke voor commerciële doeleinden bestemde goederen bevatten die deel uitmaken van een regelmatige reeks van soortgelijke transacties;

- wanneer de douaneaangifte schriftelijk, mondeling of met een systeem van geautomatiseerde gegevensverwerking wordt gedaan;

- op zendingen of colli welke goederen als bedoeld in artikel 235 bevatten.

TITEL VIII

ONDERZOEK VAN DE GOEDEREN, BEVINDINGEN VAN HET DOUANEKANTOOR EN ANDERE DOOR HET DOUANEKANTOOR TE NEMEN MAATREGELEN

Artikel 239

1. Het onderzoek van de goederen vindt plaats op de daartoe aangewezen plaatsen en op de daartoe vastgestelde tijden.

2. Op verzoek van de aangever kunnen de douaneautoriteiten echter toestaan dat de goederen op andere dan de in lid 1 bedoelde plaatsen en tijden worden onderzocht.

De kosten die hieruit kunnen voortvloeien komen ten laste van de aangever.

Artikel 240

1. Wanneer de douaneautoriteiten besluiten de goederen aan een onderzoek te onderwerpen, stellen zij de aangever of diens vertegenwoordiger hiervan in kennis.

2. Wanneer de douaneautoriteiten besluiten de aangegeven goederen slechts gedeeltelijk te onderzoeken, delen zij de aangever of diens vertegenwoordiger mede welke goederen onderzocht zullen worden; de aangever of diens vertegenwoordiger kan zich tegen deze keuze niet verzetten.

Artikel 241

1. De aangever of degene die hij heeft aangewezen om bij het onderzoek van de goederen aanwezig te zijn, verleent de douaneautoriteiten de nodige bijstand om hun taak te vergemakkelijken. Indien de verleende bijstand door de douaneautoriteiten niet toereikend wordt geacht, kunnen zij van de aangever eisen dat deze een persoon aanwijst die in staat is de vereiste bijstand te verlenen.

2. Wanneer de aangever weigert bij het onderzoek van de goederen aanwezig te zijn of een persoon aan te wijzen die in staat is de door de douaneautoriteiten noodzakelijk geachte bijstand te verlenen, stellen deze autoriteiten een termijn vast waarbinnen de aangever aan deze eis dient te voldoen, tenzij zij menen van het onderzoek af te kunnen zien.

Indien na het verstrijken van de gestelde termijn de aangever geen gevolg heeft gegeven aan de eis van de douaneautoriteiten, gaan deze, met het oog op de toepassing van artikel 75, onder a), van het Wetboek, ambtshalve over tot het onderzoek van de goederen voor risico en op kosten van de aangever, waarbij zij, wanneer zij zulks nodig achten, een beroep doen op de diensten van een deskundige of van iedere andere volgens de geldende bepalingen aangewezen persoon.

3. De bevindingen van de douaneautoriteiten bij een onderzoek als bedoeld in lid 2, hebben dezelfde rechtskracht als wanneer het onderzoek in het bijzijn van de aangever zou zijn uitgevoerd.

4. De douaneautoriteiten kunnen, in plaats van over te gaan tot de in de leden 2 en 3 bedoelde maatregelen, de aangifte buiten werking stellen, mits er geen vermoeden bestaat dat de weigering van de aangever bij het onderzoek aanwezig te zijn of een persoon aan te wijzen die de nodige bijstand kan verlenen ten doel of tot gevolg heeft dat de vaststelling wordt verhinderd van een inbreuk op de voorschriften betreffende de plaatsing van de goederen onder de betrokken douaneregeling of dat artikel 66, lid 1, of artikel 80, lid 2, van het Wetboek kan worden toegepast.

Artikel 242

1. Wanneer de douaneautoriteiten besluiten monsters te nemen, stellen zij de aangever of diens vertegenwoordiger hiervan in kennis.

2. Het nemen van monsters geschiedt door de douaneautoriteiten zelf. Zij kunnen echter verzoeken dat de monsterneming onder hun toezicht door de aangever of door een door hem aangewezen persoon wordt verricht.

De monsterneming geschiedt volgens de methoden die ter zake zijn voorgeschreven.

3. De bij de monsterneming te nemen hoeveelheden zijn niet groter dan noodzakelijk is om de analyse of het grondige onderzoek, met inbegrip van een eventuele tegenanalyse, te kunnen verrichten.

Artikel 243

1. De aangever of de persoon die hij aanwijst om bij de monsterneming aanwezig te zijn, is gehouden de douaneautoriteiten alle nodige bijstand te verlenen om hun taak te vergemakkelijken.

2. Wanneer de aangever weigert bij de monsterneming aanwezig te zijn of hiertoe een persoon aan te wijzen of indien hij de douaneautoriteiten niet alle nodige bijstand verleent om hun taak te vergemakkelijken, is artikel 241, leden 1, 2 en 3, van toepassing.

Artikel 244

Wanneer de douaneautoriteiten monsters hebben genomen met het oog op een analyse of een grondig onderzoek, verlenen zij vrijgave van de betrokken goederen zonder de resultaten van deze analyse of van dit onderzoek af te wachten, indien geen andere overwegingen zich hiertegen verzetten en mits, ingeval een douaneschuld is ontstaan of kan ontstaan, eerst het bedrag van de overeenkomstige rechten is geboekt en betaald of daarvoor zekerheid is gesteld.

Artikel 245

1. De bij de monsterneming door het douanekantoor genomen hoeveelheden kunnen niet op de aangegeven hoeveelheid in mindering worden gebracht.

2. Wanneer het een aangifte ten uitvoer of een aangifte voor passieve veredeling betreft, wordt het de aangever toegestaan, indien de omstandigheden dit toelaten, om de als monsters genomen hoeveelheden goederen te vervangen door identieke goederen ten einde de zending aan te vullen.

Artikel 246

1. Behoudens wanneer de genomen monsters door de analyse of het grondige onderzoek zijn vernietigd, worden zij aan de aangever op diens verzoek en op diens kosten teruggegeven wanneer het geen zin meer heeft dat de douaneautoriteiten deze monsters nog langer bewaren, met name wanneer de aangever alle mogelijkheden van beroep tegen de beschikking van de douaneautoriteiten op grond van deze analyse of dit grondige onderzoek heeft uitgeput.

2. De douaneautoriteiten kunnen de monsters die door de aangever niet zijn teruggevraagd of wel vernietigen of wel bewaren. In bepaalde gevallen kunnen de douaneautoriteiten evenwel eisen dat de betrokkene de overgebleven monsters terugneemt.

Artikel 247

1. Wanneer de douaneautoriteiten overgaan tot verificatie van de aangifte en de daarbij gevoegde bescheiden of tot onderzoek van de goederen, geven zij in ieder geval op het voor deze autoriteiten bestemde exemplaar van de aangifte of op een daarbij gevoegd bescheid aan waarop deze verificatie of dit onderzoek betrekking had, alsmede de resultaten hiervan. Bij een gedeeltelijk onderzoek van de goederen wordt eveneens aangegeven welk gedeelte werd onderzocht.

In voorkomend geval maken de douaneautoriteiten op de aangifte ook melding van de afwezigheid van de aangever of diens vertegenwoordiger.

2. Indien het resultaat van de verificatie van de aangifte en de daarbij gevoegde bescheiden of van het onderzoek van de goederen niet in overeenstemming is met de aangifte, vermelden de douaneautoriteiten in ieder geval op het voor deze autoriteiten bestemde exemplaar van de aangifte of op een daarbij gevoegd bescheid de grondslagen welke in aanmerking moeten worden genomen voor het vaststellen van de heffing op de betrokken goederen en, in voorkomend geval, de grondslagen voor de berekening van de restituties en de andere bedragen bij uitvoer en voor de toepassing van de andere bepalingen van de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst.

3. Uit de bevindingen van de douaneautoriteiten dient in voorkomend geval te blijken welke identificatiemiddelen zijn gebruikt. Voorts dienen de bevindingen te zijn gedagtekend en de nodige gegevens te bevatten aan de hand waarvan de ambtenaar die de bevindingen heeft gedaan, kan worden geïdentificeerd.

4. De douaneautoriteiten kunnen zich onthouden van het aanbrengen van enige vermelding op de aangifte en op een bijgevoegd document indien zij in het geheel niet tot verificatie van de aangifte of tot onderzoek van de goederen zijn overgegaan.

Artikel 248

1. Vrijgave van de goederen leidt tot boeking van de op grond van de vermeldingen van de aangifte vastgestelde rechten bij invoer. Wanneer de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat de door hen ingestelde controles kunnen leiden tot de vaststelling van een bedrag dat hoger is dan het bedrag dat voortvloeit uit de vermeldingen in de aangifte, eisen deze autoriteiten bovendien dat voldoende zekerheid wordt gesteld om het verschil te dekken tussen het laatstgenoemde bedrag en het bedrag dat uiteindelijk op de goederen van toepassing kan zijn. De aangever heeft evenwel de mogelijkheid om, in plaats van het stellen van die zekerheid, de directe boeking te verzoeken van het bedrag aan rechten dat uiteindelijk op de betrokken goederen van toepassing kan zijn.

2. Wanneer de douaneautoriteiten op grond van de door hen verrichte controles een bedrag aan rechten vaststellen dat afwijkt van het bedrag dat voortvloeit uit de vermeldingen in de aangifte, kunnen de goederen slechts worden vrijgegeven indien dat bedrag direct wordt geboekt.

3. Wanneer de douaneautoriteiten twijfelen of verboden of beperkingen van toepassing zijn en die twijfel slechts kan worden opgeheven na het verkrijgen van de resultaten van de door hen verrichte controles, kunnen de betreffende goederen niet worden vrijgegeven.

Artikel 249

1. De wijze waarop de vrijgave wordt verleend, wordt bepaald door de douaneautoriteiten, rekening houdend met de plaats waar de goederen zich bevinden en de specifieke wijze waarop toezicht op die goederen wordt gehouden.

2. In het geval van een schriftelijke aangifte worden de vrijgave en de datum waarop deze wordt verleend, vermeld op de aangifte, waarvan een kopie aan de aangever wordt teruggeven, of in voorkomend geval op een bijgevoegd document.

Artikel 250

1. Indien de goederen om een van de in artikel 75, onder a), tweede of derde streepje, van het Wetboek bedoelde redenen niet kunnen worden vrijgegeven, stellen de douaneautoriteiten een termijn vast waarbinnen de aangever de situatie van deze goederen dient te regelen.

2. Indien in de in artikel 74, onder a), tweede streepje, van het Wetboek bedoelde gevallen de aangever, na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn, de betrokken bescheiden niet heeft overgelegd, blijft de betrokken aangifte zonder gevolg en wordt zij door de douanedienst buiten werking gesteld. Artikel 66, lid 3, van het Wetboek is van toepassing.

3. Onverminderd de eventuele toepassing van artikel 66, lid 1, eerste alinea, of van artikel 182 van het Wetboek, kunnen de douaneautoriteiten in de in artikel 75, onder a), derde streepje, van het Wetboek bedoelde gevallen, wanneer de aangever vóór het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn het bedrag van de verschuldigde rechten niet heeft betaald en er evenmin zekerheid voor heeft gesteld, overgaan tot de nodige formaliteiten die aan de verkoop van de goederen voorafgaan. In dat geval wordt die verkoop verricht, indien de situatie inmiddels, eventueel met dwangmiddelen, wanneer de wetgeving van de Lid-Staat waaronder genoemde douaneautoriteiten ressorteren zulks toestaat, niet is geregeld. De douaneautoriteiten stellen de aangever hiervan in kennis.

De douaneautoriteiten kunnen, voor risico en op kosten van de aangever, de betrokken goederen overbrengen naar een speciale, onder hun toezicht staande plaats.

Artikel 251

In afwijking van artikel 66, lid 2, van het Wetboek kan de douaneaangifte ongeldig worden gemaakt nadat vrijgave is verleend, onder de hierna volgende voorwaarden:

1. Wanneer is vastgesteld dat de goederen, in plaats van onder een andere douaneregeling te zijn gebracht, bij vergissing zijn aangegeven voor een douaneregeling die de verplichting tot betaling van de rechten bij invoer inhoudt, maken de douaneautoriteiten de aangifte ongeldig indien het verzoek daartoe wordt ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte, voor zover:

- de goederen niet zijn gebruikt onder andere voorwaarden dan die welke gelden voor de douaneregeling waarvoor zij bestemd waren,

- de goederen op het ogenblik van aangifte waren bestemd om te worden geplaatst onder een andere douaneregeling en zij aan alle voorwaarden daarvoor voldeden,

en

- de goederen onmiddellijk worden aangegeven voor de douaneregeling waarvoor zij in werkelijkheid waren bestemd.

De aangifte tot plaatsing van de goederen onder deze laatste douaneregeling wordt van kracht op de datum van aanvaarding van de ongeldig gemaakte aangifte.

De douaneautoriteiten kunnen in naar behoren gerechtvaardigde uitzonderlijke gevallen toestaan dat de vorengenoemde termijn wordt overschreden.

2. Wanneer de goederen ten uitvoer of voor de regeling passieve veredeling zijn aangegeven, wordt de aangifte ongeldig gemaakt, voor zover:

a) indien het goederen betreft waarop rechten bij uitvoer van toepassing zijn of waarvoor een verzoek om terugbetaling van de rechten bij invoer, restituties of andere bedragen bij uitvoer is ingediend of waarop een andere bijzondere maatregel bij uitvoer van toepassing is,

- de aangever ten genoegen van het douanekantoor van uitvoer aantoont dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap niet hebben verlaten,

- de aangever op het genoemde kantoor opnieuw alle exemplaren van de douaneaangifte alsmede alle andere bescheiden welke aan hem zijn teruggegeven bij aanvaarding van de aangifte overlegt,

- de aangever ten genoegen van het douanekantoor van uitvoer aantoont dat de restituties en andere in verband met de aangifte ten uitvoer van de betrokken goederen toegekende bedragen zijn terugbetaald of dat door de betrokken diensten de nodige maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze worden uitbetaald,

- de aangever in voorkomend geval en overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen voldoet aan de andere verplichtingen die door het douanekantoor van uitvoer kunnen worden opgelegd met het oog op de regularisatie van de situatie van deze goederen.

De ongeldigmaking van de aangifte leidt in voorkomend geval tot annulering van de afboekingen op de uitvoer- of voorfixatiecertificaten die bij deze aangifte werden overgelegd.

Wanneer de ten uitvoer aangegeven goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnen een bepaalde termijn moeten verlaten, heeft het niet in acht nemen van deze termijn de ongeldigmaking van de betreffende aangifte tot gevolg;

b) indien het andere goederen betreft, het douanekantoor van uitvoer overeenkomstig artikel 796 in kennis wordt gesteld van het feit dat de aangegeven goederen het douanegebied van de Gemeenschap niet hebben verlaten.

3. Voor zover voor de wederuitvoer een aangifte moet worden ingediend, is punt 2 van overeenkomstige toepassing.

4. Wanneer communautaire goederen onder het stelsel van douane-entrepots zijn geplaatst in de zin van artikel 98, lid 1, onder b), van het Wetboek, kan het ongeldig maken van de aangifte tot plaatsing onder het stelsel worden aangevraagd en kan deze ongeldigmaking geschieden zodra de maatregelen zijn genomen welke in de betreffende specifieke voorschriften zijn vastgesteld voor het geval dat de goederen een andere dan de beoogde bestemming krijgen.

Indien bij het verstrijken van de termijn die is vastgesteld voor de duur van het verblijf van de bovengenoemde goederen onder het stelsel van douane-entrepots geen verzoek is ingediend dat ertoe strekt deze goederen één van de in de desbetreffende specifieke voorschriften vastgestelde bestemmingen te geven, nemen de douaneautoriteiten de uit hoofde van deze voorschriften vastgestelde maatregelen.

Artikel 252

Wanneer de douaneautoriteiten overgaan tot de verkoop van de goederen, overeenkomstig artikel 75 van het Wetboek, is artikel 188 van toepassing.

TITEL IX

VEREENVOUDIGDE PROCEDURES

HOOFDSTUK 1

Definities

Artikel 253

1. De procedure van de onvolledige aangifte houdt in dat de douaneautoriteiten, in naar behoren gerechtvaardigde gevallen, een aangifte aanvaarden die niet alle vereiste vermeldingen bevat of waarbij niet alle, voor de desbetreffende douaneregeling benodigde bescheiden zijn gevoegd.

2. De procedure van de vereenvoudigde aangifte houdt in dat goederen onder de desbetreffende douaneregeling worden geplaatst onder overlegging van een vereenvoudigde aangifte, waarna een aanvullende aangifte wordt ingediend, die in voorkomend geval een algemeen, periodiek of samenvattend karakter kan hebben.

3. De domiciliëringsprocedure houdt in dat goederen in de bedrijfsruimten van de belanghebbende of in andere, door de douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaatsen onder de desbetreffende douaneregeling worden geplaatst.

HOOFDSTUK 2

Aangifte voor het vrije verkeer

Afdeling 1

Onvolledige aangifte

Artikel 254

De aangiften voor het vrije verkeer die de douaneautoriteiten op verzoek van de aangever kunnen aanvaarden hoewel hierin sommige van de in bijlage 37 bedoelde gegevens ontbreken, dienen in ieder geval de gegevens als bedoeld in de vakken 1 (eerste en tweede deelvak), 14, 21, 31, 37, 40 en 54 van het enig document te bevatten, alsmede:

- de omschrijving van de goederen in voldoende duidelijke termen om de onmiddellijke en eenduidige indeling in de tariefpost of de onderverdeling van de gecombineerde nomenclatuur van de goederen mogelijk te maken;

- indien het goederen betreft waarop ad valorem-rechten van toepassing zijn, de douanewaarde of, wanneer blijkt dat de aangever niet in staat is die waarde van genoemde goederen aan te geven, een voorlopige vermelding van de waarde die de douaneautoriteiten, met name gelet op de gegevens waarover de aangever beschikt, aanvaardbaar achten;

- alle andere gegevens die noodzakelijk worden geacht voor het vaststellen van de identiteit van de goederen en voor de toepassing van de bepalingen met betrekking tot het brengen in het vrije verkeer, alsmede voor het vaststellen van de zekerheid die voorwaarde kan zijn voor de vrijgave van deze goederen.

Artikel 255

1. De aangiften voor het vrije verkeer die de douaneautoriteiten op verzoek van de aangever kunnen aanvaarden hoewel daarbij bepaalde bescheiden die moeten worden overgelegd ter staving van de aangifte niet zijn gevoegd, dienen ten minste vergezeld te gaan van die documenten waarvan de overlegging noodzakelijk is voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen.

2. In afwijking van lid 1 kan een aangifte waaraan één van de voor het in het vrije verkeer brengen noodzakelijke bescheiden ontbreekt, worden aanvaard indien ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond:

a) dat het betrokken document bestaat en dat de geldigheidsduur hiervan niet is verstreken;

b) dat het feit dat dit bescheid niet bij de aangifte kon worden gevoegd, te wijten is aan omstandigheden buiten de wil van de aangever;

c) dat iedere vertraging bij de aanvaarding van de aangifte ertoe zou leiden dat de goederen niet in het vrije verkeer zouden kunnen worden gebracht of ten gevolge zou hebben dat deze goederen aan hogere rechten zouden worden onderworpen.

De gegevens met betrekking tot de ontbrekende bescheiden dienen in ieder geval op de aangifte te worden vermeld.

Artikel 256

1. De door de douaneautoriteiten gestelde termijn voor het mededelen, respectievelijk overleggen, van de bij de aanvaarding van de aangifte ontbrekende gegevens of bescheiden mag niet meer bedragen dan een maand te rekenen vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte.

Betreft het een voor de toepassing van een lager invoerrecht of nulrecht noodzakelijk bescheid, dan kan, indien de aangever hierom verzoekt en voor zover de douaneautoriteiten gegronde redenen hebben om aan te nemen dat de goederen waarop de onvolledige aangifte betrekking heeft daadwerkelijk voor een lager invoerrecht of nulrecht in aanmerking komen, een bijkomende termijn worden toegestaan voor het overleggen van dit bescheid. Deze bijkomende termijn mag niet meer dan drie maanden bedragen.

Indien gegevens of bescheiden met betrekking tot de douanewaarde ontbreken, kunnen de douaneautoriteiten voor zover nodig een aanvankelijk vastgestelde termijn verlengen. Voor de totaal toegestane periode dient rekening te worden gehouden met de geldende verjaringstermijnen.

2. Wanneer een lager invoerrecht of nulrecht slechts binnen bepaalde tariefcontingenten of tariefplafonds van toepassing is op goederen die in het vrije verkeer worden gebracht, kan de toerekening binnen die toegestane grenzen eerst plaatsvinden op het moment dat het voor de toepassing van het lagere recht of het nulrecht noodzakelijke bescheid daadwerkelijk wordt overgelegd. Deze overlegging dient in ieder geval plaats te vinden:

- indien het een tariefplafond betreft, vóór de datum waarop het normale invoerrecht door een communautaire maatregel weder wordt ingesteld;

- indien het een tariefcontingent betreft, voordat het contingent is uitgeput.

3. Onverminderd de leden 1 en 2 mag het voor de toepassing van het lagere recht of het nulrecht bij invoer noodzakelijke bescheid, na de datum van afloop van de periode waarvoor in een lager recht of een nulrecht bij invoer was voorzien, worden overgelegd, mits de aangifte met betrekking tot die goederen vóór die datum is aanvaard.

Artikel 257

1. Het aanvaarden door de douaneautoriteiten van een onvolledige aangifte kan, wanneer zich daar verder niets tegen verzet, niet tot gevolg hebben dat de vrijgave van de goederen, waarop deze aangifte betrekking heeft, wordt verhinderd of vertraagd. Onverminderd artikel 248 is de vrijgave onderworpen aan de in de leden 2 tot en met 5 hierna genoemde voorwaarden.

2. Wanneer het later mededelen, respectievelijk overleggen, van op het tijdstip van aanvaarding ontbrekende gegevens in de aangifte of bescheiden geen enkele invloed kan hebben op het bedrag aan rechten bij invoer die van toepassing zijn op de goederen waarop deze aangifte betrekking heeft, wordt het op de gebruikelijke wijze berekende bedrag aan rechten onmiddellijk door de douaneautoriteiten geboekt.

3. Wanneer de aangifte met toepassing van artikel 254 een voorlopige opgave van de waarde inhoudt, gaan de douaneautoriteiten over tot:

- de onmiddellijke boeking van het bedrag aan rechten, berekend op basis van deze voorlopige opgave;

- in voorkomend geval, het eisen van een voldoende zekerheid om het verschil tussen dit bedrag en het bedrag dat uiteindelijk op de goederen van toepassing kan zijn, te dekken.

4. Wanneer, in andere dan de in lid 3 bedoelde gevallen, het later mededelen, respectievelijk overleggen, van op het tijdstip van aanvaarding ontbrekende gegevens in de aangifte of bescheiden van invloed kan zijn op het bedrag aan rechten bij invoer die van toepassing zijn op de goederen waarop deze aangifte betrekking heeft:

a) indien het later mededelen, respectievelijk overleggen, van de ontbrekende gegevens of bescheiden de toepassing van een lager invoerrecht tot gevolg kan hebben, gaan de douaneautoriteiten over tot:

- de onmiddellijke boeking van het bedrag aan rechten berekend volgens dit lagere tarief;

- het eisen van zekerheid voor het verschil tussen dit bedrag en het bedrag dat zou voortvloeien uit de toepassing op genoemde goederen van de volgens het gewone tarief berekende rechten;

b) indien het later mededelen, respectievelijk overleggen, van de ontbrekende gegevens of bescheiden ertoe kan leiden dat de goederen geheel en definitief van rechten worden vrijgesteld, eisen de douaneautoriteiten dat een zekerheid wordt gesteld ter dekking van het eventueel te heffen bedrag aan rechten berekend volgens het gewone tarief.

5. Onverminderd mogelijke latere wijzigingen, bij voorbeeld veroorzaakt door de definitieve vaststelling van de waarde, heeft de aangever in plaats van het stellen van zekerheid de mogelijkheid om de directe boeking te verzoeken:

- in geval van toepassing van lid 3, tweede streepje, of van lid 4, onder a), tweede streepje, van het bedrag aan rechten dat uiteindelijk op de goederen van toepassing kan zijn;

- in geval van toepassing van lid 4, onder b), van het volgens het normale tarief berekende bedrag aan rechten.

Artikel 258

Indien de aangever na het verstrijken van de in artikel 256 bedoelde termijn de noodzakelijke gegevens voor de definitieve vaststelling van de douanewaarde van de goederen niet heeft verstrekt of de ontbrekende gegevens of bescheiden niet heeft medegedeeld, respectievelijk overgelegd, boeken de douaneautoriteiten onmiddellijk het bedrag van de overeenkomstig artikel 257, lid 3, tweede streepje, of lid 4, onder a), tweede streepje, en onder b), gestelde zekerheid, als de op de betrokken goederen van toepassing zijnde rechten.

Artikel 259

Een onder de voorwaarden van de artikelen 254 tot en met 257 aanvaarde onvolledige aangifte mag door de aangever worden aangevuld of, met toestemming van de douaneautoriteiten, worden vervangen door een andere aangifte die voldoet aan de voorwaarden van artikel 62 van het Wetboek.

In het laatstgenoemde geval moet de datum waarop de onvolledige aangifte is aanvaard, worden aangehouden als datum voor het bepalen van de eventueel verschuldigde rechten en voor de toepassing van de andere bepalingen die gelden voor het in het vrije verkeer brengen van de goederen.

Afdeling 2

Vereenvoudigde aangifteprocedure

Artikel 260

1. Aan de aangever wordt, op schriftelijk verzoek onder vermelding van alle noodzakelijke gegevens, overeenkomstig de voorwaarden en nadere bepalingen van de artikelen 261 en 262 toegestaan de aangifte voor het vrije verkeer in vereenvoudigde vorm in te dienen wanneer de goederen bij de douane worden aangebracht.

2. De vereenvoudigde aangifte kan de vorm hebben:

- hetzij van een onvolledige aangifte gesteld op een formulier enig document,

- hetzij van een ander handels- of administratief document vergezeld van een verzoek tot het brengen in het vrije verkeer.

Zij dient ten minste de voor de identificatie van de goederen noodzakelijke gegevens te bevatten.

3. Indien de omstandigheden dit toelaten, kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat het in lid 2, tweede streepje, bedoelde verzoek tot het brengen in het vrije verkeer wordt vervangen door een algemene aanvraag die betrekking heeft op het in het vrije verkeer brengen gedurende een bepaalde periode. In het overeenkomstig lid 1 overgelegde handels- of administratieve document dient verwezen te worden naar de op deze algemene aanvraag verleende vergunning.

4. Bij de vereenvoudigde aangifte moeten alle bescheiden worden gevoegd die in voorkomend geval moeten worden overgelegd voor het brengen in het vrije verkeer. Artikel 255, lid 2, is van toepassing.

5. Dit artikel is van toepassing onverminderd artikel 278.

Artikel 261

1. De in artikel 260 bedoelde vergunning wordt verleend aan de persoon op of uit wiens naam de aangifte voor het plaatsen onder de regeling wordt gedaan, voor zover een doeltreffende controle op invoerverboden of -beperkingen of op de naleving van andere voor het in het vrije verkeer brengen geldende bepalingen is verzekerd.

2. De vergunning wordt in beginsel geweigerd wanneer de aanvrager:

- een zware overtreding of herhaalde overtredingen van de douanevoorschriften heeft begaan;

- slechts incidenteel goederen in het vrije verkeer brengt.

Zij kan worden geweigerd wanneer de bovenbedoelde persoon voor rekening handelt van een andere persoon die slechts incidenteel goederen in het vrije verkeer brengt.

3. Onverminderd artikel 9 van het Wetboek kan de vergunning worden ingetrokken wanneer de in lid 2 bedoelde gevallen zich voordoen.

Artikel 262

1. In de in artikel 260 bedoelde vergunning:

- wordt het douanekantoor of worden de douanekantoren aangewezen waar de vereenvoudigde aangiften aanvaard kunnen worden;

- worden de vorm en de inhoud van de vereenvoudigde aangiften bepaald;

- worden de goederen bepaald waarop zij van toepassing is alsmede de gegevens die ter identificatie van de goederen op de vereenvoudigde aangifte moeten voorkomen;

- wordt een verwijzing opgenomen naar de door de belanghebbende te stellen zekerheid ter dekking van een douaneschuld die kan ontstaan.

In de vergunning worden tevens de vorm en de inhoud vermeld van de aanvullende aangiften, alsmede de termijnen waarbinnen deze bij de aan te wijzen douaneautoriteiten moeten worden ingediend.

2. De douaneautoriteiten kunnen ontheffing verlenen van de verplichting tot het indienen van een aanvullende aangifte, wanneer de vereenvoudigde aangifte betrekking heeft op goederen waarvan de waarde de bij geldende communautaire bepalingen vastgestelde statistische drempel niet overschrijdt en wanneer de vereenvoudigde aangifte reeds alle voor het brengen in het vrije verkeer benodigde gegevens bevat.

Afdeling 3

Domiciliëringsprocedure

Artikel 263

Een vergunning om gebruik te maken van de domiciliëringsprocedure wordt onder de voorwaarden en volgens de bepalingen van de artikelen 264, 265 en 266 verleend aan een ieder die in zijn onderneming of op andere in artikel 253 bedoelde plaatsen goederen in het vrije verkeer wil brengen en die daartoe bij de douaneautoriteiten een schriftelijke aanvraag indient, welke alle voor het verlenen van de vergunning benodigde gegevens bevat met betrekking tot:

- goederen die onder de regeling voor communautair of gemeenschappelijk douanevervoer vallen en waarvoor bovenbedoelde persoon gebruik kan maken van een vereenvoudiging van de aan het kantoor van bestemming te verrichten formaliteiten, overeenkomstig de artikelen 406 tot en met 409;

- onder economische douaneregeling geplaatste goederen, onverminderd artikel 278;

- goederen die na hun aanbieding bij de douane, overeenkomstig artikel 40 van het Wetboek, naar de bovengenoemde onderneming of plaatsen worden vervoerd onder een andere dan de in het eerste streepje bedoelde vervoerregeling;

- goederen die het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht zonder bij een douanekantoor te zijn aangebracht overeenkomstig artikel 41, onder b), van het Wetboek.

Artikel 264

1. De in artikel 263 bedoelde vergunning wordt verleend:

- voor zover de douaneautoriteiten aan de hand van de administratie van de aanvrager een doeltreffende controle kunnen verrichten, met name een controle achteraf;

- voor zover een doeltreffende controle op invoerverboden of -beperkingen of op naleving van andere voor het in het vrije verkeer brengen geldende bepalingen is verzekerd.

2. De vergunning wordt in beginsel geweigerd wanneer de aanvrager:

- een zware overtreding of herhaalde overtredingen van de douanevoorschriften heeft begaan;

- slechts incidenteel goederen in het vrije verkeer brengt.

Artikel 265

1. Onverminderd artikel 9 van het Wetboek kunnen de douaneautoriteiten afzien van intrekking van de vergunning indien:

- de vergunninghouder binnen een eventueel door de douaneautoriteiten vastgestelde termijn aan zijn verplichtingen voldoet,

of indien

- het niet voldoen aan een voorwaarde of verplichting geen daadwerkelijk gevolg heeft gehad voor de juiste werking van de regeling.

2. De vergunning wordt in beginsel ingetrokken wanneer het in artikel 264, lid 2, eerste streepje, bedoelde geval zich voordoet.

3. De vergunning kan worden ingetrokken wanneer het in artikel 264, lid 2, tweede streepje, bedoelde geval zich voordoet.

Artikel 266

1. Ten einde de douaneautoriteiten in staat te stellen de regelmatigheid van de verrichtingen te controleren, dient de houder van de in artikel 263 bedoelde vergunning, zodra de goederen in de daartoe aangewezen plaatsen zijn aangekomen,

a) de douaneautoriteiten in de vorm en op de wijze die door hen zijn vastgesteld, van deze aankomst kennis te geven ten einde de vrijgave van de goederen te verkrijgen;

b) de goederen in zijn administratie in te schrijven. Deze inschrijving kan worden vervangen door iedere andere door de douaneautoriteiten vastgestelde formaliteit die overeenkomstige waarborgen biedt. De inschrijving moet de datum waarop zij plaatsvindt, alsmede de voor de identificatie van de goederen noodzakelijke gegevens bevatten;

c) alle documenten die in voorkomend geval moeten worden overgelegd als voorwaarde voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor het in het vrije verkeer brengen van goederen, ter beschikking van de douaneautoriteiten te houden.

2. Voor zover dit geen gevolgen heeft voor de controle op de regelmatigheid van de handelingen, kunnen de douaneautoriteiten:

a) toestaan dat de in lid 1, onder a), bedoelde kennisgeving wordt gedaan zodra de aankomst van de goederen wordt verwacht;

b) in bepaalde, door de aard van de betrokken goederen en de snelle opeenvolging van de verrichtingen gerechtvaardigde bijzondere omstandigheden, de vergunninghouder ontslaan van de verplichting iedere aankomst van goederen ter kennis te brengen van de bevoegde douanedienst, mits hij aan deze dienst alle inlichtingen verstrekt die deze noodzakelijk acht om in voorkomend geval zijn recht om de goederen aan een onderzoek te onderwerpen, te kunnen uitoefenen.

In dat geval worden de goederen geacht te zijn vrijgegeven zodra zij in de administratie van de belanghebbende zijn ingeschreven.

Artikel 267

In de in artikel 263 bedoelde vergunning wordt de wijze van afwikkeling van de procedure vastgesteld en wordt onder meer aangegeven:

- de goederen waarop de procedure van toepassing is;

- de wijze waarop aan de in artikel 266 bedoelde verplichtingen wordt voldaan alsmede de gegevens omtrent de door de belanghebbende te stellen zekerheid;

- het tijdstip waarop de goederen worden vrijgegeven;

- de termijn waarbinnen de aanvullende aangifte moet worden ingediend bij het daartoe aangewezen bevoegde douanekantoor;

- de voorwaarden waaronder in voorkomend geval algemene, periodieke of samenvattende aangiften met betrekking tot de goederen moeten worden ingediend.

HOOFDSTUK 3

Aangifte voor een economische douaneregeling

Afdeling 1

Plaatsing onder een economische douaneregeling

Onderafdeling 1

Plaatsing onder het stelsel van douane-entrepots

a) Onvolledige aangifte

Artikel 268

1. De aangiften tot plaatsing onder het stelsel van douane-entrepots die op verzoek van de aangever door het kantoor van plaatsing kunnen worden aanvaard, hoewel hierin sommige van de in bijlage 37 bedoelde gegevens ontbreken, dienen ten minste die gegevens te bevatten die nodig zijn voor de identificatie van de desbetreffende goederen, hun hoeveelheid daaronder begrepen.

2. De artikelen 255, 256 en 259 zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Dit artikel is niet van toepassing op aangiften tot plaatsing onder het stelsel van de in de artikelen 529 tot en met 534 bedoelde communautaire landbouwgoederen.

b) Procedure van de vereenvoudigde aangifte

Artikel 269

1. Op verzoek mag de belanghebbende, onder de in artikel 270 gestelde voorwaarden en op de daarin bepaalde wijze, aangifte doen tot plaatsing onder het stelsel door overlegging van een vereenvoudigde aangifte, voor zover de goederen bij de douane worden aangebracht.

De vereenvoudigde aangifte kan de vorm hebben van:

- een onvolledige aangifte zoals bedoeld in artikel 268, of van

- een handels- of administratief document waarbij een verzoek tot plaatsing onder het stelsel is gevoegd.

Zij dient ten minste de in artikel 268, lid 1, bedoelde gegevens te bevatten.

2. Wordt deze procedure in een entrepot van het type D toegepast, dan wordt in de vereenvoudigde aangifte eveneens het soort goederen voldoende nauwkeurig omschreven om deze onmiddellijk en met zekerheid te kunnen indelen, en wordt tevens de douanewaarde vermeld.

3. De procedure van lid 1 is niet van toepassing op entrepots van de typen B en F en bij plaatsing onder het stelsel van de in de artikelen 529 tot en met 534 bedoelde communautaire landbouwgoederen in alle soorten entrepots.

Artikel 270

1. Het in artikel 269, lid 1, bedoelde verzoek dient schriftelijk te worden ingediend en alle gegevens te bevatten die nodig zijn om de vergunning te kunnen verlenen.

Wanneer de omstandigheden dit toelaten, kan het in artikel 269, lid 1, bedoelde verzoek worden vervangen door een globale aanvraag met betrekking tot de in een bepaalde periode te verrichten handelingen.

In dat geval dient die aanvraag te worden gedaan overeenkomstig de in de artikelen 497 tot en met 502 vastgestelde voorwaarden en te worden ingediend, samen met de aanvraag voor een vergunning tot het beheren van een douane-entrepot of in de vorm van een wijziging van de oorspronkelijke vergunning, bij de douaneautoriteit die de vergunning voor het stelsel heeft verleend.

2. De in artikel 269, lid 1, bedoelde vergunning wordt de belanghebbende verleend voor zover dit geen invloed heeft op de regelmatigheid van de verrichtingen.

3. De vergunning wordt in beginsel geweigerd wanneer:

- niet alle nodige garanties worden geboden voor een goed verloop van de verrichtingen;

- de belanghebbende niet veelvuldig goederen onder het stelsel plaatst;

- de belanghebbende een ernstige inbreuk heeft gepleegd of herhaaldelijk inbreuken heeft gepleegd op de douanewetgeving.

4. Onverminderd artikel 9 van het Wetboek kan de vergunning worden ingetrokken wanneer de in lid 3 bedoelde gevallen zich voordoen.

Artikel 271

In de in artikel 269, lid 1, bedoelde vergunning worden de wijze van afwikkeling van de procedure en

- het kantoor of de kantoren van plaatsing,

- vorm en inhoud van de vereenvoudigde aangifte,

vastgesteld.

Een aanvullende aangifte behoeft niet te worden ingediend.

c) Domiciliëringsprocedure

Artikel 272

1. De vergunning voor de domiciliëringsprocedure wordt verleend onder de voorwaarden en volgens de bepalingen vastgesteld bij lid 2 en bij de artikelen 273 en 274.

2. De artikelen 269, lid 2, en 270 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 273

1. Ten einde de douaneautoriteiten in staat te stellen de regelmatigheid van de verrichtingen te controleren, dient de vergunninghouder, zodra de goederen in de daartoe aangewezen ruimten zijn aangekomen:

a) deze aankomst bij het controlekantoor te melden binnen de termijn en op de wijze als door dit kantoor bepaald;

b) de goederen in te schrijven in de voorraadadministratie;

c) alle documenten met betrekking tot de plaatsing van de goederen onder het stelsel ter beschikking te houden van het controlekantoor.

De onder b) bedoelde inschrijving dient ten minste enkele gegevens te bevatten die in de handelspraktijk gebruikt worden ter identificatie van de goederen, hun hoeveelheid daaronder begrepen.

2. Artikel 266, lid 2, is van toepassing.

Artikel 274

In de in artikel 272, lid 1, bedoelde vergunning wordt de wijze van afwikkeling van de procedure vastgesteld, waaronder:

- de goederen waarop zij kan worden toegepast,

- de vorm van de in artikel 273 bedoelde verplichtingen,

- het ogenblik van vrijgave van de goederen.

Een aanvullende aangifte behoeft niet te worden ingediend.

Onderafdeling 2

Plaatsing onder de regeling actieve veredeling, behandeling onder douanetoezicht of tijdelijke invoer

a) Onvolledige aangifte

Artikel 275

1. De aangiften tot plaatsing onder een economische douaneregeling met uitzondering van de regeling passieve veredeling en het stelsel van douane-entrepots die op verzoek van de aangever door het kantoor kunnen worden aanvaard, hoewel hierin sommige van de in bijlage 37 bedoelde gegevens ontbreken of sommige van de in artikel 220 bedoelde documenten niet zijn bijgevoegd, dienen ten minste de in de vakken 14, 21, 31, 37, 40 en 54 van het enig document bedoelde gegevens te bevatten, alsmede in vak 44 de verwijzing naar de vergunning of:

- de verwijzing naar de aanvraag, wanneer artikel 556, lid 1, tweede alinea, van toepassing is, of

- de gegevens bedoeld in artikel 568, lid 3, artikel 656, lid 3, of artikel 695, lid 3, wanneer zij in dit vak kunnen worden vermeld in gevallen waarin de vereenvoudigde procedures voor de afgifte van een vergunning toepassing vinden.

2. De artikelen 255, 256 en 259 zijn van overeenkomstige toepassing.

3. De artikelen 257 en 258 zijn eveneens van overeenkomstige toepassing bij plaatsing van goederen onder de regeling actieve verdeling (terugbetalingssysteem).

b) Procedure van de vereenvoudigde aangifte en domiciliëringsprocedure

Artikel 276

De artikelen 260 tot en met 267 en 270 zijn van overeenkomstige toepassing op de aangifte tot plaatsing onder de bij deze onderafdeling bedoelde economische douaneregelingen.

Onderafdeling 3

Aangifte voor de passieve veredeling

Artikel 277

De artikelen 279 tot en met 289 betreffende de aangifte ten uitvoer zijn van overeenkomstige toepassing op de aangifte ten uitvoer onder de regeling passieve veredeling.

Afdeling 2

Aanzuivering van een economische douaneregeling

Artikel 278

1. Bij aanzuivering van een economische douaneregeling, met uitzondering van de regeling passieve veredeling en het stelsel van douane-entrepots, kunnen de voor het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer en de wederuitvoer geldende vereenvoudigde procedures worden gebruikt. Ingeval van wederuitvoer zijn de artikelen 279 tot en met 289 van overeenkomstige toepassing.

2. Bij de aangifte voor het vrije verkeer met toepassing van de regeling passieve veredeling kunnen de bij de artikelen 254 tot en met 267 bedoelde vereenvoudigde procedures worden gebruikt.

3. Bij aanzuivering van het stelsel van douane-entrepots kunnen de voor het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer en de wederuitvoer geldende vereenvoudigde procedures worden gebruikt.

Echter:

a) voor goederen die in een entrepot van het type F onder het stelsel zijn geplaatst, kan geen vereenvoudigde procedure worden toegestaan;

b) voor goederen die in een entrepot van het type B onder het stelsel zijn geplaatst, kan alleen de onvolledige aangifte of de procedure van de vereenvoudigde aangifte worden toegestaan;

c) de afgifte van een vergunning voor een entrepot van het type D houdt automatisch in dat de domiciliëringsprocedure voor het brengen in het vrije verkeer wordt toegepast.

Indien echter de belanghebbende vraagt dat heffingsgrondslagen in aanmerking worden genomen die zonder daadwerkelijk onderzoek van de goederen niet kunnen worden gecontroleerd, kan deze procedure niet worden toegepast. In dat geval kunnen andere procedures worden toegepast, waarbij de goederen wel bij de douane worden aangebracht;

d) vereenvoudigde procedures kunnen niet worden toegepast voor communautaire landbouwgoederen die overeenkomstig de artikelen 529 tot en met 534 onder het stelsel van douane-entrepots zijn geplaatst.

HOOFDSTUK 4

Aangifte ten uitvoer

Artikel 279

De overeenkomstig artikel 792 aan het douanekantoor van uitvoer te verrichten formaliteiten kunnen overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk worden vereenvoudigd.

De artikelen 793 en 796 zijn op dit hoofdstuk van toepassing.

Afdeling 1

Onvolledige aangifte

Artikel 280

1. De aangiften ten uitvoer die de douaneautoriteiten op verzoek van de aangever kunnen aanvaarden hoewel daarin sommige van de in bijlage 37 genoemde gegevens ontbreken, moeten ten minste de in de vakken 1 (eerste deelvak), 2, 14, 17, 31, 33, 38, 44 en 54 van het enig document bedoelde gegevens bevatten, alsmede:

- wanneer het goederen betreft waarop rechten bij uitvoer van toepassing zijn, of enige andere maatregel in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, alle gegevens die vereist zijn voor de juiste toepassing van deze rechten of deze maatregelen,

- alle andere gegevens welke nodig worden geacht voor de identificatie van de goederen en de toepassing van de bepalingen die gelden bij de uitvoer, alsmede voor de vaststelling van de zekerheid die kan worden geëist voor de uitvoer van de goederen.

2. De douaneautoriteiten kunnen de aangever ontheffen van de verplichting de vakken 17 en 33 in te vullen, mits deze verklaart dat de uitvoer van de betreffende goederen niet onderworpen is aan verboden of beperkingen, er bij de douaneautoriteiten geen twijfel heerst en de omschrijving van de goederen het mogelijk maakt deze goederen onmiddellijk en eenduidig in te delen in het tarief.

3. In vak 44 van exemplaar nr. 3 wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

- Exportación simplificada,

- Forenklet udfoersel,

- Vereinfachte Ausfuhr,

- ÁðëïõóôaaõìÝíç aaîáãùãÞ,

- Simplified exportation,

- Exportation simplifiée,

- Esportazione semplificata,

- Vereenvoudigde uitvoer,

- Exportação simplificada.

4. De artikelen 255 tot en met 259 zijn van overeenkomstige toepassing op de aangifte ten uitvoer.

Artikel 281

Indien artikel 789 wordt toegepast, kan de aanvullende of vervangende aangifte worden ingediend bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de exporteur is gevestigd. Wanneer de onderaannemer in een andere Lid-Staat is gevestigd dan die waar de exporteur is gevestigd, kan van deze mogelijkheid slechts gebruik worden gemaakt indien de administraties van de betrokken Lid-Staten hierover een overeenkomst hebben gesloten.

Op de onvolledige aangifte wordt het douanekantoor vermeld waarbij de aanvullende of vervangende aangifte zal worden ingediend. Het douanekantoor waar de onvolledige aangifte is ingediend, zendt de exemplaren nrs. 1 en 2 naar het douanekantoor waar de aanvullende of vervangende aangifte wordt ingediend.

Afdeling 2

Procedure van de vereenvoudigde aangifte

Artikel 282

1. De vergunning om een vereenvoudigde aangifte ten uitvoer in te dienen wanneer de goederen bij de douane worden aangebracht, wordt verleend op schriftelijk verzoek van de aangever, dat alle voor de verlening van de vergunning benodigde gegevens bevat, en volgens de in de artikelen 261 en 262 genoemde voorwaarden en bepalingen, die overeenkomstig worden toegepast.

2. Overminderd artikel 288 bestaat de vereenvoudigde aangifte uit het onvolledige enig document dat ten minste de voor de identificatie van de goederen benodigde gegevens bevat. Artikel 280, leden 3 en 4, is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 3

Domiciliëringsprocedure

Artikel 283

De vergunning voor de domiciliëringsprocedure wordt, op schriftelijk verzoek, volgens de in artikel 284 bedoelde voorwaarden, verleend aan een ieder, hierna "toegelaten exporteur" genoemd, die in zijn bedrijfsruimten of in andere door de douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaatsen uitvoerformaliteiten wenst te vervullen.

Artikel 284

De artikelen 264 en 265 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 285

1. Ten einde de douaneautoriteiten in staat te stellen de regelmatigheid van de verrichtingen te controleren, is de toegelaten exporteur gehouden, vóór het vertrek van de goederen van de in artikel 283 bedoelde plaatsen:

a) dit vertrek aan de douaneautoriteiten te melden, op de door hen vastgestelde wijze, om de vrijgave van de betrokken goederen te verkrijgen;

b) de goederen in zijn administratie in te schrijven. Deze inschrijving kan worden vervangen door andere, door de douaneautoriteiten vastgestelde formaliteiten die overeenkomstige waarborgen bieden. De datum moet worden vermeld evenals de voor de identificatie van de goederen benodigde gegevens;

c) alle documenten waarvan de overlegging voor de toepassing van de voorschriften inzake uitvoer is vereist, ter beschikking van de douaneautoriteiten te houden.

2. In bepaalde bijzondere omstandigheden die voortvloeien uit de aard van de goederen en de snelle opeenvolging van de uitvoerverrichtingen kunnen de douaneautoriteiten de toegelaten exporteur ontheffen van de verplichting hun elk vertrek van goederen te melden, op voorwaarde dat hij deze alle inlichtingen verstrekt die zij noodzakelijk achten om eventueel hun recht om de goederen te onderzoeken te kunnen uitoefenen.

In dat geval geldt de inschrijving van de goederen in de administratie van de toegelaten exporteur als vrijgave.

Artikel 286

1. Voor het controleren of de goederen daadwerkelijk het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten, wordt exemplaar nr. 3 van het enig document als bewijsstuk gebruikt.

In de vergunning wordt bepaald dat exemplaar nr. 3 van het enig document vooraf dient te worden gewaarmerkt.

2. De waarmerking vooraf kan plaatsvinden:

a) hetzij door het vooraf aanbrengen, in vak A, van de stempelafdruk van het bevoegde douanekantoor en de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor;

b) hetzij door het aanbrengen, door de toegelaten exporteur, van een speciale stempelafdruk die overeenstemt met het model in bijlage 62.

De stempelafdruk kan op de formulieren worden voorgedrukt wanneer deze door een daartoe gemachtigde drukkerij worden gedrukt.

3. De toegelaten exporteur dient vóór het vertrek van de goederen:

- de in artikel 285 bedoelde formaliteiten te vervullen;

- op exemplaar nr. 3 van het enig document een verwijzing naar de inschrijving in de administratie en de datum van deze inschrijving te vermelden.

4. In vak 44 van het overeenkomstig lid 2 ingevulde exemplaar nr. 3 wordt:

- het nummer van de vergunning vermeld en de naam van het douanekantoor dat deze vergunning heeft afgegeven;

- een van de in artikel 280, lid 3, genoemde aantekeningen aangebracht.

Artikel 287

1. In de in artikel 283 bedoelde vergunning wordt de wijze van afwikkeling van de procedure vastgesteld en wordt onder meer aangegeven:

- de goederen waarop de procedure van toepassing is;

- de wijze waarop aan de in artikel 285 bedoelde verplichtingen wordt voldaan;

- het tijdstip waarop de goederen worden vrijgegeven;

- de inhoud van exemplaar nr. 3 en de wijze van geldigmaking;

- de wijze waarop de aanvullende aangifte wordt opgemaakt en de termijn waarbinnen deze moet worden ingediend.

2. De vergunning bevat de verbintenis van de toegelaten exporteur om alle nodige maatregelen te treffen om de speciale stempel of de formulieren die van de stempelafdruk van het kantoor van uitvoer of van de afdruk van de speciale stempel zijn voorzien, veilig te bewaren.

Afdeling 4

Gemeenschappelijke bepalingen voor de afdelingen 2 en 3

Artikel 288

1. De Lid-Staten kunnen bepalen dat een handels- of administratief document of enige andere informatiedrager wordt gebruikt in plaats van het enig document, wanneer de uitvoer in zijn geheel op het grondgebied van een zelfde Lid-Staat wordt afgewikkeld of wanneer in deze mogelijkheid is voorzien in een overeenkomst die de administraties van de betrokken Lid-Staten hebben gesloten.

2. De in lid 1 bedoelde documenten of informatiedragers dienen ten minste de voor de identificatie van de goederen benodigde gegevens te bevatten alsmede een van de in artikel 280, lid 3, genoemde aantekeningen en dienen vergezeld te gaan van een verzoek tot uitvoer.

Wanneer de omstandigheden dit toelaten kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat dit verzoek wordt vervangen door een algemene aanvraag die betrekking heeft op de uitvoerverrichtingen gedurende een bepaalde periode. Op de betreffende documenten of informatiedrager dient te worden verwezen naar de op deze algemene aanvraag verleende vergunning.

3. Met het handels- of administratief document kan op dezelfde wijze als met exemplaar nr. 3 van het enig document worden aangetoond dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten. Worden andere informatiedragers gebruikt, dan wordt de wijze van visering voor uitgaan in voorkomend geval vastgesteld in het kader van de overeenkomst tussen de administraties van de betrokken Lid-Staten.

Artikel 289

Indien de uitvoerverrichting in zijn geheel op het grondgebied van één enkele Lid-Staat wordt afgewikkeld, kan deze Lid-Staat andere vereenvoudigingen vaststellen dan de in de afdelingen 2 en 3 omschreven procedures, zulks met inachtneming van het gemeenschappelijk beleid.

DEEL II

DE DOUANEBESTEMMINGEN

TITEL I

IN HET VRIJE VERKEER BRENGEN

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 290

1. Wanneer communautaire goederen zijn uitgevoerd onder dekking van een carnet ATA met toepassing van artikel 797 kunnen deze goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven met gebruikmaking van het carnet ATA.

2. In dit geval vervult het kantoor waar de goederen in het vrije verkeer worden gebracht de volgende formaliteiten:

a) het verifieert de gegevens die in de vakken A tot en met G van het deel "Wederinvoer" voorkomen;

b) het vult de strook en vak H van het deel "Wederinvoer" in;

c) het houdt het deel "wederinvoer" achter.

3. Wanneer de formaliteiten voor de aanzuivering van de tijdelijke uitvoer van communautaire goederen bij een ander kantoor dan het kantoor van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap worden vervuld, vindt het overbrengen van deze goederen van dit laatste kantoor naar het kantoor waar genoemde formaliteiten worden verricht, plaats zonder verdere formaliteiten.

HOOFDSTUK 2

Toepassing ten aanzien van bepaalde goederen van een gunstige tariefregeling uit hoofde van hun bijzondere bestemming

Afdeling 1

Andere goederen dan slachtpaarden

Artikel 291

1. Het in het vrije verkeer brengen van goederen met toepassing van een schriftelijke gunstige tariefregeling uit hoofde van hun bijzondere bestemming is afhankelijk van de verlening van een schriftelijke vergunning aan degene die de goederen voor het vrije verkeer invoert of doet invoeren.

2. Deze vergunning wordt op schriftelijk verzoek van de belanghebbende verleend door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven.

3. Voor de in bijlage 39 bedoelde goederen dient het verzoek ten minste de volgende gegevens te bevatten:

a) een beknopte omschrijving van de installaties die voor de voorgenomen behandeling zullen worden gebruikt;

b) de aard van de voorgenomen behandeling;

c) de soort en de hoeveelheid van de te behandelen goederen;

d) bij toepassing van de aanvullende aantekeningen 4, onder n), en 5 op hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur, de soort en de hoeveelheid van de verkregen produkten, alsmede de omschrijving daarvan volgens de gecombineerde nomenclatuur.

4. De belanghebbende dient de douaneautoriteiten in de gelegenheid te stellen om, ten genoegen van deze autoriteiten, de goederen tijdens het technische verwerkingsproces, in de vestiging of vestigingen van het bedrijf, te volgen.

Artikel 292

1. De douaneautoriteiten kunnen de geldigheidsduur van de in artikel 291 bedoelde vergunning beperken.

2. Bij intrekking van de vergunning dient de vergunninghouder onmiddellijk het overeenkomstig artikel 208 van het Wetboek vastgestelde bedrag aan rechten bij invoer ten aanzien van goederen die de voorgeschreven bijzondere bestemming nog niet hebben gevolgd, te voldoen.

Artikel 293

De vergunninghouder is verplicht:

a) de goederen de voorgeschreven bijzondere bestemming te doen volgen;

b) een administratie te voeren aan de hand waarvan de douaneautoriteiten de noodzakelijk geachte controles over het daadwerkelijke gebruik van de betrokken goederen voor de voorgeschreven bijzondere bestemming kunnen verrichten, alsmede deze administratie te bewaren.

Artikel 294

1. De goederen moeten binnen een jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de aangifte voor het vrije verkeer door de douaneautoriteiten is aanvaard, de voorgeschreven bijzondere bestemming volledig hebben gevolgd.

2. Met betrekking tot de in bijlage 40, deel II, bedoelde goederen wordt de in lid 1 bedoelde termijn gesteld op vijf jaar.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen kunnen door de douaneautoriteiten worden verlengd indien de goederen de bijzondere bestemming niet hebben gevolgd wegens toeval of overmacht of als gevolg van het bij de bewerking of verwerking toegepaste technische procédé.

4. Waar het in bijlage 39 bedoelde goederen betreft, zijn de leden 1 en 3 van toepassing, behoudens andersluidende bepalingen in de aanvullende aantekeningen 4, onder n), en 5 op hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.

Artikel 295

1. De goederen worden geacht de bijzondere bestemming in kwestie te hebben gevolgd :

1. wanneer het gaat om goederen geschikt voor eenmalig gebruik: op het ogenblik waarop aan deze goederen, binnen de voorgeschreven termijnen, volledig de voorgeschreven bijzondere bestemming is gegeven;

2. wanneer het gaat om goederen geschikt voor herhaald gebruik: twee jaar na de datum waarop aan deze goederen voor het eerst de voorgeschreven bestemming is gegeven; deze datum dient in de in artikel 293, onder b), bedoelde administratie te worden vermeld, echter:

a) wanneer het gaat om in bijlage 40, deel I, bedoeld materiaal dat wordt gebruikt door luchtvaartmaatschappijen voor het onderhoud of de herstelling van hun luchtvaartuigen, hetzij in het kader van uitwisselingsakkoorden betreffende deze materialen, hetzij voor hun eigen behoeften: op het ogenblik waarop aan deze goederen voor het eerst de voorgeschreven bestemming wordt gegeven;

b) wanneer het gaat om onderdelen van motorvoertuigen bestemd voor assemblage: op het ogenblik waarop deze voertuigen aan anderen worden overgedragen;

c) wanneer het gaat om in bijlage 40, deel I, bedoelde goederen bestemd voor de bouw, het onderhoud, de verbouwing of de uitrusting van bepaalde categorieën luchtvaartuigen: op het ogenblik van overdracht van het luchtvaartuig aan een ander dan de vergunninghouder of op het ogenblik dat het ter beschikking van de eigenaar wordt gesteld, in het bijzonder na onderhoud, reparatie of verbouwing;

d) wanneer het gaat om in bijlage 40, deel II, bedoelde goederen, onderscheidenlijk bestemd voor de bouw, de herstelling, het onderhoud, de verbouwing en de uitrusting, van bepaalde categorieën schepen of boor- en werkeilanden: op het ogenblik van overdracht van het desbetreffende schip of boor- of werkeiland op het moment van de ter beschikkingstelling van het schip of boor- of werkeiland aan de belanghebbende, in het bijzonder na onderhoud, reparatie of verbouwing;

e) wanneer het gaat om in bijlage 40, deel II, bedoelde goederen die rechtstreeks aan boord geleverd worden ten behoeve van de uitrusting: op het ogenblik van die levering;

f) wanneer het gaat om luchtvaartuigen voor de burgerluchtvaart: op het ogenblik van hun inschrijving in het daartoe bestemde openbare register.

2. Resten en afvallen die zijn ontstaan tijdens het be- of verwerkingsproces van de goederen alsmede verliezen als gevolg van natuurlijke oorzaken worden geacht de bijzondere bestemming te hebben gevolgd.

Artikel 296

1. In gevallen waarin de noodzaak daartoe door de vergunninghouder wordt aangetoond, kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat de in dit hoofdstuk bedoelde goederen samen met goederen van dezelfde soort en hoedanigheid en met dezelfde technische en fysieke kenmerken als eerstgenoemde goederen worden opgeslagen.

Bij een dergelijke opslag is deze afdeling van toepassing op een hoeveelheid goederen die overeenstemt met de hoeveelheid van die goederen die overeenkomstig dit hoofdstuk in het vrije verkeer zijn gebracht.

2. In afwijking van lid 1 kunnen de douaneautoriteiten de gezamenlijke opslag toestaan van de in bijlage 39 bedoelde goederen die overeenkomstig deze afdeling in het vrije verkeer zijn gebracht, met andere goederen van dezelfde bijlage of met ruwe aardolie van onderverdeling 2709 00 00 van de gecombineerde nomenclatuur.

3. De gezamenlijke opslag van de goederen als bedoeld in lid 2 die niet van dezelfde soort of hoedanigheid zijn en niet dezelfde technische en fysieke kenmerken hebben, mag slechts worden toegestaan indien de gezamenlijke goederen een van de in de aanvullende aantekeningen 4 en 5 op hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur bedoelde behandelingen zullen ondergaan.

Artikel 297

1. In geval van overdracht van de goederen binnen de Gemeenschap dient de cessionaris in het bezit te zijn van een overeenkomstig artikel 291 afgegeven vergunning.

2. In afwijking van artikel 294 dienen de goederen binnen een jaar te rekenen vanaf de datum van de overdracht de voorgeschreven bijzondere bestemming volledig te hebben gevolgd; deze termijn kan echter onder de in artikel 294, lid 3, genoemde voorwaarden worden verlengd.

Artikel 298

1. Bij verzending van de in artikel 297 bedoelde goederen naar een andere Lid-Staat wordt gebruik gemaakt van het in de artikelen 471 tot en met 495 bedoelde controle-exemplaar T 5, met inachtneming van de procedure in de leden 2 tot en met 8.

2. De overdrager/afzender maakt een origineel en vijf kopieën op van controle-exemplaar T 5. Deze kopieën moeten op passende wijze worden genummerd.

Op dit exemplaar worden de volgende gegevens vermeld:

- in vak A "Kantoor van vertrek" het bevoegde douanekantoor van de Lid-Staat van vertrek;

- in vak 2 de volledige naam en het volledige adres van de overdrager/afzender;

- in vak 8 de volledige naam of firmanaam en het volledige adres van de cessionaris/geadresseerde;

- in het vak "Belangrijke opmerking" (onder vak 14 "aangever/vertegenwoordiger") wordt tussen de twee streepjes een streepje aangebracht met de volgende tekst: "- in geval van verzending van goederen in het kader van de bijzondere bestemmingen, bij de hierboven vermelde cessionaris/geadresseerde";

- in de vakken 31 en 33 respectievelijk de omschrijving van de goederen in de staat waarin zij zich op het tijdstip van verzending bevinden (met inbegrip van het aantal) en de desbetreffende GN-code;

- in vak 38 de nettomassa van de goederen;

- in vak 103 de nettohoeveelheid goederen, voluit;

- in vak 104, na het vak "Andere (nauwkeurige vermelding)" te hebben aangekruist, een van de volgende aantekeningen in hoofdletters:

- DESTINO ESPECIAL: MERCANCÍAS QUE DEBEN PONERSE A DISPOSICIÓN DEL CESIONARIO [REGLAMENTO (CEE) N° 2454/93, ARTÍCULO 298],

- SAERLIGT ANVENDELSESFORMAAL: SKAL STILLES TIL RAADIGHED FOR ERHVERVEREN (FORORDNING (EOEF) Nr. 2454/93, ARTIKEL 298),

- BESONDERE VERWENDUNG: WAREN SIND DEM UEBERNEHMER ZUR VERFUEGUNG ZU STELLEN (ARTIKEL 298 DER VERORDNUNG (EWG) Nr. 2454/93),

- AAÉAEÉÊÏÓ ÐÑÏÏÑÉÓÌÏÓ: AAÌÐÏÑAAÕÌÁÔÁ ÐÏÕ ÐÑAAÐAAÉ ÍÁ ÔAAÈÏÕÍ ÓÔÇ AEÉÁÈAAÓÇ ÔÏÕ AAÊAEÏ×AAÁ [ÊÁÍÏÍÉÓÌÏÓ (AAÏÊ) áñéè. 2454/93, ÁÑÈÑÏ 298],

- END-USE: GOODS TO BE PLACED AT THE DISPOSAL OF THE TRANSFEREE (REGULATION (EEC) No 2454/93, ARTICLE 298),

- DESTINATION PARTICULIÈRE: MARCHANDISES À METTRE À LA DISPOSITION DU CESSIONNAIRE [RÈGLEMENT (CEE) N° 2454/93, ARTICLE 298],

- DESTINAZIONE PARTICOLARE: MERCI DA METTERE A DISPOSIZIONE DEL CESSIONARIO [REGOLAMENTO (CEE) N. 2454/93, ARTICOLO 298],

- BIJZONDERE BESTEMMING: GOEDEREN TER BESCHIKKING TE STELLEN VAN DE CESSIONARIS (VERORDENING (EEG) Nr. 2454/93, ARTIKEL 298),

- DESTINO ESPECIAL: MERCADORIAS A PÔR À DISPOSIÇÃO DO CESSIONÁRIO [REGULAMENTO (CEE) N° 2454/93, ARTIGO 298°];

- in vak 106,

a) indien de goederen, nadat zij in het vrije verkeer zijn gebracht, een of meer be- of verwerkingen hebben ondergaan, de omschrijving van de goederen in de staat waarin zij zich bevonden op het tijdstip waarop zij in het vrije verkeer werden gebracht, en de desbetreffende GN-code;

b) de datum van geldigmaking en het nummer van de aangifte voor het vrije verkeer, alsmede de naam en het adres van het desbetreffende douanekantoor;

- in vak E aan de achterzijde ("Bestemd voor de Lid-Staat van vertrek"):

- het douanekantoor van de Lid-Staat van bestemming;

- de datum van verzending van de goederen.

3. De overdrager/afzender voegt de eerste kopie bij zijn in artikel 293, onder b), bedoelde administratie en doet de tweede en de derde kopie, vóór verzending van de goederen, toekomen aan het bevoegde douanekantoor van de Lid-Staat van vertrek, op de door dit kantoor bepaalde wijze. Voorts zendt hij de vierde en de vijfde kopie en het origineel met de goederen naar de cessionaris/geadresseerde. Het genoemde douanekantoor houdt de tweede kopie achter en zendt de derde kopie aan het bevoegde douanekantoor van de Lid-Staat van bestemming.

4. Zodra de cessionaris/geadresseerde de goederen ontvangt, neemt hij deze in de in artikel 293, onder b), be doelde administratie op. Hij voegt daarbij het origineel en zendt de vierde kopie onverwijld aan het bevoegde douanekantoor van de Lid-Staat van bestemming, op de door dit kantoor bepaalde wijze en onder vermelding van de datum van aankomst. In geval van meerbevindingen, minderbevindingen, verwisselingen of andere onregelmatigheden, stelt hij dit kantoor hiervan onmiddellijk in kennis. Voorts zendt hij de vijfde kopie naar de overdrager/afzender.

5. Met ingang van de in lid 4 bedoelde datum gaan de verplichtingen die uit deze afdeling voortvloeien over van de overdrager/afzender op de cessionaris/geadresseerde. Tot op dat ogenblik berusten deze verplichtingen bij de overdrager/afzender.

6. De goederen die volgens de procedure in dit artikel worden vervoerd, behoeven noch aan het kantoor van vertrek noch aan het kantoor van bestemming te worden aangebracht.

7. Dit artikel is eveneens van toepassing op goederen die tussen twee plaatsen in de Gemeenschap worden vervoerd over het grondgebied van een of meer landen van de EVA en die in één van deze landen opnieuw worden verzonden.

8. De douaneautoriteiten van de Lid-Staat van vertrek en de Lid-Staat van bestemming verrichten respectievelijk bij de overdrager/afzender en bij de cessionaris/geadresseerde periodieke controles. Deze dienen ter zake hun medewerking te verlenen en de gevraagde inlichtingen te verstrekken.

Artikel 299

1. In afwijking van artikel 298 is de afgifte van een controle-exemplaar T 5 niet vereist voor het vervoer van materiaal dat met het oog op het onderhoud of de herstelling van luchtvaartuigen door luchtvaartmaatschappijen in het internationaal verkeer hetzij in het kader van uitwisselingsakkoorden met betrekking tot dit materiaal hetzij voor eigen behoefte wordt verzonden.

In dit geval geschiedt het vervoer op basis van de luchtvrachtbrief of het gelijkwaardige document, overeenkomstig de bepalingen van artikel 298, lid 6.

2. De luchtvrachtbrief of het gelijkwaardige document dient ten minste de volgende gegevens te bevatten:

a) de naam van de verzendende luchtvaartmaatschappij,

b) de naam van de luchthaven van vertrek,

c) de naam van de ontvangende luchtvaartmaatschappij,

d) de naam van de luchthaven van bestemming,

e) de omschrijving van het materiaal,

f) het aantal stuks.

De in de voorgaande alinea bedoelde gegevens mogen eveneens in gecodeerde vorm of door verwijzing naar een bijgevoegd document worden verstrekt.

3. Op de luchtvrachtbrief of het gelijkwaardige document dient op de voorzijde, in drukletters, een van de volgende vermeldingen voor te komen:

- DESTINO ESPECIAL,

- SAERLIGT ANVENDELSESFORMAAL,

- BESONDERE VERWENDUNG,

- AAÉAEÉÊÏÓ ÐÑÏÏÑÉÓÌÏÓ,

- END-USE,

- DESTINATION PARTICULIÈRE,

- DESTINAZIONE PARTICOLARE,

- BIJZONDERE BESTEMMING,

- DESTINO ESPECIAL.

4. In elke Lid-Staat houdt elke luchtvaartmaatschappij die materiaal als bedoeld in lid 1 verzendt of ontvangt, de in artikel 293, onder b), bedoelde administratie voor controledoeleinden ter beschikking van de bevoegde douaneautoriteiten.

5. De verzendende luchtvaartmaatschappij bewaart een exemplaar van de luchtvrachtbrief of van het gelijkwaardige document als bewijsstuk bij de administratie en houdt op de door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de verzendende luchtvaartmaatschappij is gevestigd, bepaalde wijze een ander exemplaar ter beschikking van de bevoegde douanedienst.

De ontvangende luchtvaartmaatschappij bewaart een exemplaar van de luchtvrachtbrief of van het gelijkwaardige document als bewijsstuk bij de administratie en legt op de door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van bestemming bepaalde wijze een ander exemplaar over bij de bevoegde douanedienst.

6. Het materiaal in ongewijzigde staat alsmede de exemplaren van de luchtvrachtbrief of van het gelijkwaardige document dienen aan de ontvangende luchtvaartmaatschappij te worden overgedragen op de plaatsen die zijn goedgekeurd door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar deze maatschappij gevestigd is. Voorts dient dit materiaal te worden ingeschreven in de in artikel 293, onder b), bedoelde administratie.

De overhandiging van het materiaal en de exemplaren van de luchtvrachtbrief of van het gelijkwaardige document en het opnemen in de administratie als bedoeld in de voorgaande alinea, moeten uiterlijk geschieden binnen een termijn van vijf dagen, te rekenen vanaf de datum van vertrek van het vliegtuig dat het betrokken materiaal vervoert.

7. De uit onderhavig artikel voortvloeiende verplichtingen gaan van de verzendende luchtvaartmaatschappij over op de ontvangende luchtvaartmaatschappij op het tijdstip waarop het materiaal in ongewijzigde staat alsmede de exemplaren van de luchtvrachtbrief of het gelijkwaardige document aan laatstgenoemde worden overhandigd.

Artikel 300

Van iedere overdracht binnen een zelfde Lid-Staat dient aan de douaneautoriteiten kennis te worden gegeven. De bepalingen betreffende deze kennisgeving, waaronder de vorm en de termijn waarbinnen deze moet worden gedaan, worden door de douaneautoriteiten vastgesteld. In de kennisgeving dient de datum van overdracht van de goederen duidelijk te worden vermeld.

Met ingang van deze datum rusten de verplichtingen die voor de overgedragen goederen uit deze afdeling voortvloeien, op de cessionaris.

Artikel 301

1. Op verzoek van de houder van een overeenkomstig artikel 291 verleende vergunning stellen de douaneautoriteiten de plaats - hierna genoemd de operationele basis - vast waar de in bijlage 40, deel II, afdeling B, genoemde goederen onder door haar vast te stellen voorwaarden kunnen worden opgeslagen en elke behandeling kunnen ondergaan.

2. Onverminderd de bepalingen in artikel 298 is de overbrenging van de in lid 1 bedoelde goederen:

a) van de operationele basis naar een al dan niet binnen de territoriale wateren gelegen boor- of werkeiland en omgekeerd,

b) in voorkomend geval, van de operationele basis naar de plaats van inlading van de voor de eilanden bestemde produkten, alsmede van de plaats van lossing van de van de eilanden afkomstige produkten naar de operationele basis,

c) van de plaats van inlading naar een al dan niet binnen de territoriale wateren gelegen boor- of werkeiland en van het eiland naar de plaats van lossing, wanneer de goederen naar of van het eiland worden verscheept zonder via de operationele basis te gaan;

d) van het ene eiland naar het andere, ongeacht of deze al dan niet binnen de territoriale wateren zijn gelegen,

aan geen andere formaliteit onderworpen dan de dienovereenkomstige inschrijving in de in artikel 293, onder b), bedoelde administratie.

Artikel 302

1. Het gebruik van de goederen voor een andere bestemming dan die voorgeschreven bij de in artikel 291 bedoelde gunstige tariefregeling wordt door de douaneautoriteiten slechts toegestaan indien de vergunninghouder, ten genoegen van deze autoriteiten, aantoont dat de goederen de voorgeschreven bijzondere bestemming niet hebben kunnen volgen door omstandigheden die hetzij met de vergunninghouder hetzij met de goederen zelf verband houden.

2. Voor de in bijlage 40, deel I en deel II, bedoelde produkten wordt, in afwijking van lid 1, het gebruik van de goederen voor een andere bestemming dan die waarin de gunstige tariefregeling voorziet, door de douaneautoriteiten toegestaan wanneer economische omstandigheden dit naar hun mening rechtvaardigen.

3. Het verlenen van de in de leden 1 en 2 bedoelde toestemming is afhankelijk van het voldoen door de vergunninghouder van het overeenkomstig artikel 208 van het Wetboek vastgestelde bedrag van de rechten bij invoer.

Artikel 303

1. De uitvoer van de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap of hun vernietiging onder douanetoezicht wordt door de douaneautoriteiten slechts toegestaan indien de vergunninghouder, ten genoegen van de douaneautoriteiten, aantoont dat de goederen de voorgeschreven bijzondere bestemming niet hebben kunnen volgen door omstandigheden die hetzij met de vergunninghouder hetzij met de goederen zelf verband houden.

Indien de uitvoer van de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap is toegestaan, worden deze goederen, vanaf de aanvaarding van de aangifte ten uitvoer als niet-communautaire goederen beschouwd.

Indien het landbouwprodukten betreft, dient vak 44 van het enig document een van de volgende vermeldingen te bevatten:

- DESTINO ESPECIAL: MERCANCÍAS PREVISTAS PARA LA EXPORTACIÓN [REGLAMENTO (CEE) N° 2454/93, ARTÍCULO 303]: APLICACIÓN DE LOS MONTANTES COMPENSATORIOS MONETARIOS Y RESTITUCIONES AGRARIAS EXCLUIDA.

- SAERLIGT ANVENDELSESFORMAAL: VARER BESTEMT TIL UDFOERSEL I (FORORDNING (EOEF) Nr. 2454/93, ARTIKEL 303): ANVENDELSE AF MONETAERE UDLIGNINGSBELOEB OG LANDBRUGSRESTITUTIONER ER UDELUKKET.

- BESONDERE VERWENDUNG: ZUR AUSFUHR VORGESEHENE WAREN (ARTIKEL 303 DER VERORDNUNG (EWG) Nr. 2454/93): ANWENDUNG DER WAEHRUNGSAUSGLEICHSBETRAEGE UND LANDWIRTSCHAFTLICHEN AUSFUHRERSTATTUNGEN AUSGESCHLOSSEN.

- AAÉAEÉÊÏÓ ÐÑÏÏÑÉÓÌÏÓ : AAÌÐÏÑAAÕÌÁÔÁ ÐÏÕ ÐÑÏÏÑÉAEÏÍÔÁÉ ÃÉÁ AAÎÁÃÙÃÇ [ÊÁÍÏÍÉÓÌÏÓ (AAÏÊ) áñéè. 2454/93, ÁÑÈÑÏ 303]: ÁÐÏÊËAAÉAAÔÁÉ Ç AAOEÁÑÌÏÃÇ ÔÙÍ ÍÏÌÉÓÌÁÔÉÊÙÍ AAÎÉÓÙÔÉÊÙÍ ÐÏÓÙÍ ÊÁÉ ÔÙÍ ÃAAÙÑÃÉÊÙÍ AAÐÉÓÔÑÏOEÙÍ.

- END-USE: GOODS DESTINED FOR EXPORTATION (REGULATION (EEC) No 2454/93, ARTICLE 303). MONETARY COMPENSATORY AMOUNTS AND AGRICULTURAL REFUNDS NOT APPLICABLE.

- DESTINATION PARTICULIÈRE: MARCHANDISES PRÉVUES POUR L'EXPORTATION [RÈGLEMENT (CEE) N° 2454/93, ARTICLE 303]: APPLICATION DES MONTANTS COMPENSATOIRES MONÉTAIRES ET RESTITUTIONS AGRICOLES EXCLUE.

- DESTINAZIONE PARTICOLARE: MERCI PREVISTE PER L'ESPORTAZIONE [REGOLAMENTO (CEE) N. 2454/93, ARTICOLO 303]: APPLICAZIONE DEI MONTANTI COMPENSATORI MONETARI E RESTITUZIONI AGRICOLE ESCLUSA.

- BIJZONDERE BESTEMMING: VOOR UITVOER BESTEMDE GOEDEREN (VERORDENING (EEG) Nr. 2454/93, ARTIKEL 303): TOEKENNING VAN MONETAIRE COMPENSERENDE BEDRAGEN EN LANDBOUWRESTITUTIES UITGESLOTEN.

- DESTINO ESPECIAL: MERCADORIAS PREVISTAS PARA A EXPORTAÇÃO [REGULAMENTO (CEE) N° 2454/93, ARTIGO 303°]: APLICAÇÃO DOS MONTANTES COMPENSATÓRIOS MONETÁRIOS E RESTITUIÇÕES AGRÍCOLAS EXCLUÍDA.

2. In afwijking van lid 1, wordt de uitvoer van de in bijlage 40, deel I en deel II, bedoelde goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap door de douaneautoriteiten toegestaan wanneer de economische omstandigheden dit rechtvaardigen.

3. Lid 1 is niet van toepassing op de gezamenlijk opgeslagen goederen bedoeld in artikel 296, lid 3, tenzij alle gezamenlijk opgeslagen goederen worden uitgevoerd of vernietigd.

Artikel 304

1. Goederen met een bijzondere bestemming, waarvoor de op grond van deze bestemming bij invoer te heffen rechten niet lager zijn dan die welke zouden gelden indien met de bijzondere bestemming geen rekening werd gehouden, moeten worden ingedeeld onder de post of onderverdeling van de gecombineerde nomenclatuur waarin de bijzondere bestemming is voorzien, zonder dat de voorwaarden en bepalingen van deze afdeling worden toegepast.

2. Deze afdeling is niet van toepassing op de in bijlage 41 genoemde goederen.

Afdeling 2

Slachtpaarden

Artikel 305

1. Slachtpaarden van GN-code 0101 19 10 kunnen in het vrije verkeer worden gebracht op voorwaarde dat:

a) zekerheid wordt gesteld ten belope van de eventueel overeenkomstig artikel 208 van het Wetboek ontstane douaneschuld, en dat

b) elk paard op het tijdstip waarop het in het vrije verkeer wordt gebracht ten genoegen van het douanekantoor wordt geïdentificeerd met een duidelijk leesbaar merkteken, door wegneming van haar op de linkerschoft met de schaar of op andere wijze, welk merkteken bestaat uit het teken "X" dat aangeeft dat het paard voor de slacht is bestemd, en een nummer dat het mogelijk maakt het paard te individualiseren vanaf het tijdstip van het in het vrije verkeer brengen tot op het moment van het slachten.

2. De gegevens betreffende de merktekens worden in de aangifte voor het vrije verkeer van de betreffende paarden opgenomen. Een kopie van deze aangifte dient de paarden te vergezellen en bij de in artikel 308, lid 1, bedoelde autoriteit te worden ingediend.

3. Op de aangever rusten de in artikel 293 bedoelde verplichtingen.

Artikel 306

1. Na de vrijgave voor het vrije verkeer moeten de paarden rechtstreeks met behulp van door de bevoegde autoriteiten naar behoren verzegelde vervoermiddelen, onverminderd de nationale bepalingen inzake verbreking of vervanging van de verzegeling wanneer dat noodzakelijk is, naar een door de bevoegde autoriteiten erkend slachthuis worden overgebracht en aldaar worden geslacht.

2. Bij aankomst in het slachthuis dienen het verbreken van de verzegeling en het lossen van de paarden in aanwezigheid van de bevoegde autoriteit te geschieden.

3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de douanedienst die de vrijgave heeft verleend zich in het slachthuis bevindt en de paarden onmiddellijk onder verantwoordelijkheid van de in artikel 308, lid 1, bedoelde autoriteit worden geplaatst.

Wanneer overigens de douanedienst die vrijgave heeft verleend, zich in de onmiddellijke nabijheid van het slachthuis bevindt, kunnen de douaneautoriteiten de verzegeling vervangen door daartoe geëigende maatregelen van toezicht waarmee het rechtstreekse vervoer van de paarden naar het slachthuis en de plaatsing onder de verantwoordelijkheid van de in artikel 308, lid 1, bedoelde autoriteit worden gewaarborgd.

Artikel 307

Indien het paard bij aankomst in het slachthuis niet kan worden geïdentificeerd of indien artikel 306 niet in acht is genomen, geeft de bevoegde autoriteit daarvan onverwijld kennis aan de bevoegde douanedienst, die de nodige maatregelen treft.

Artikel 308

1. Het bewijs dat de paarden zijn geslacht, moet worden geleverd door middel van hetzij een door de daartoe aangewezen autoriteit afgegeven certificaat hetzij een door bedoelde autoriteit op de in artikel 305, lid 2, bedoelde kopie van de aangifte gestelde verklaring, inhoudende dat de identiteit van de geslachte paarden overeenstemt met die van de paarden welke op de aangifte voor het vrije verkeer zijn vermeld.

2. Het bewijs dat de paarden zijn geslacht, dient binnen 30 dagen vanaf de datum waarop de aangifte voor het vrije verkeer werd aanvaard, te worden geleverd aan de douanedienst waar bedoelde aangifte werd ingediend, hetzij rechtstreeks door de in lid 1 vermelde autoriteit hetzij door tussenkomst van de aangever, zulks ter keuze van de onderscheidene Lid-Staten.

TITEL II

DOUANEVERVOER

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 309

In deze titel wordt verstaan onder:

a) "vervoermiddel", onder andere:

- elk voertuig voor wegverkeer, aanhangwagen, oplegger,

- elke spoorwagon,

- elk schip of elke boot,

- elk luchtvaartuig,

- elke container in de zin van artikel 670, onder g);

b) "kantoor van vertrek":

het douanekantoor waar het communautair douanevervoer begint;

c) "kantoor van doorgang":

- het douanekantoor van uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap, wanneer tijdens het communautair douanevervoer de zending dit grondgebied via een grens tussen een Lid-Staat en een derde land verlaat;

- het douanekantoor van binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap, wanneer de goederen tijdens het communautair douanevervoer over het grondgebied van een derde land worden vervoerd;

d) "kantoor van bestemming":

het douanekantoor waar de onder de regeling communautair douanevervoer geplaatste goederen ter beëindiging van het communautair douanevervoer moeten worden aangebracht;

e) "kantoor van zekerheidstelling":

het douanekantoor waar een doorlopende of een forfaitaire zekerheid wordt gesteld.

HOOFDSTUK 2

Toepassingsgebied

Artikel 310

1. De regeling extern communautair douanevervoer, overeenkomstig artikel 91, lid 1, onder b), van het Wetboek, is van toepassing op communautaire goederen:

- waarvoor de douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld met het oog op de toekenning van restituties bij de uitvoer naar derde landen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

of

- waarvoor de terugbetaling of de kwijtschelding van de rechten bij invoer afhankelijk is gesteld van de voorwaarde dat zij uit het douanegebied van de Gemeenschap worden wederuitgevoerd, in een douane-entrepot worden opgeslagen, onder een andere douaneregeling dan het vrije verkeer worden geplaatst of in een vrije zone of een vrij entrepot worden opgeslagen;

of

- die in het vrije verkeer worden gebracht in het kader van de regeling actieve veredeling - terugbetalingssysteem - met het oog op latere uitvoer in de vorm van veredelingsprodukten en waarvoor belanghebbende voornemens is overeenkomstig artikel 128 van het Wetboek een verzoek tot terugbetaling in te dienen;

of

- waarop rechten of heffingen bij uitvoer van toepassing zijn en waarvoor de douaneformaliteiten bij uitvoer naar derde landen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn vervuld;

of

- die afkomstig zijn uit interventievoorraden en waarvan het gebruik en/of de bestemming moeten worden gecontroleerd en waarvoor de douaneformaliteiten bij uitvoer naar derde landen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn vervuld.

2. De in lid 1 bedoelde goederen die het douanegebied van de Gemeenschap niet hebben verlaten, worden als communautaire goederen behandeld, voor zover wordt aangetoond dat de aangifte ten uitvoer is geannuleerd en dat de volgens de communautaire bepalingen bij het vertrek uit genoemd douanegebied vereiste douaneformaliteiten, alsmede, in voorkomend geval, de gevolgen van deze formaliteiten ongedaan zijn gemaakt.

Artikel 311

Onverminderd artikel 310, lid 1, geldt de regeling intern communautair douanevervoer voor communautaire goederen:

a) die over het grondgebied van een of meer landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) van de ene naar de andere plaats in het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd;

b) die worden vervoerd in het kader van de methoden van administratieve samenwerking die ten doel hebben gedurende de overgangsperiode in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap in haar samenstelling per 31 december 1985, enerzijds, en Spanje en Portugal, anderzijds, alsmede in het handelsverkeer tussen deze beide Lid-Staten onderling het vrije verkeer te waarborgen van goederen waarvoor de douanerechten of andere in de Akte van Toetreding bedoelde maatregelen nog niet volledig zijn afgeschaft;

c) die worden vervoerd:

- van een gedeelte van het douanegebied van de Gemeenschap waar de bepalingen van Richtlijn 77/388/EEG van toepassing zijn, naar een ander gedeelte van het douanegebied van de Gemeenschap waar voornoemde bepalingen niet van toepassing zijn,

- van een gedeelte van het douanegebied van de Gemeenschap waar de bepalingen van Richtlijn 77/388/EEG niet van toepassing zijn, naar een ander gedeelte van het douanegebied van de Gemeenschap waar de voornoemde bepalingen wel van toepassing zijn,

- van een gedeelte van het douanegebied van de Gemeenschap waar de bepalingen van Richtlijn 77/388/EEG niet van toepassing zijn, naar een ander gedeelte van het douanegebied van de Gemeenschap waar voornoemde bepalingen evenmin van toepassing zijn.

Artikel 312

Goederen waarop de regeling communautair douanevervoer van toepassing is, kunnen over het grondgebied van een derde land dat geen EVA-land is, worden vervoerd van de ene naar de andere plaats in het douanegebied van de Gemeenschap, voor zover de doorvoer door dat derde land geschiedt onder geleide van één enkel in een Lid-Staat opgesteld transportbescheid; in dat geval wordt de werking van die regeling op het grondgebied van het derde land opgeschort.

HOOFDSTUK 3

Communautair karakter van goederen

Artikel 313

1. Met uitzondering van de in lid 2 genoemde goederen, worden alle van een plaats binnen het douanegebied van de Gemeenschap naar een andere plaats binnen dat gebied vervoerde goederen geacht communautaire goederen te zijn, tenzij wordt vastgesteld dat zij het communautaire karakter niet bezitten.

2. De navolgende goederen worden niet geacht communautaire goederen te zijn, tenzij het communautaire karakter, overeenkomstig de artikelen 314 tot en met 323, wordt aangetoond:

a) goederen die onder geleide van één van de in artikel 163, lid 2, onder b) tot en met e), van het Wetboek bedoelde documenten worden vervoerd;

b) goederen die over het grondgebied van een derde land van de ene naar de andere plaats in het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd;

c) goederen die

- door de lucht worden vervoerd vanaf een luchthaven in een derde land naar een luchthaven binnen het douanegebied van de Gemeenschap;

- over zee worden vervoerd vanaf een haven in een derde land naar een haven binnen het douanegebied van de Gemeenschap, of

- over zee worden vervoerd vanuit een vrije zone gelegen in een haven binnen het douanegebied van de Gemeenschap waar zij zijn geladen of overgeladen met als bestemming een andere haven gelegen in het genoemde douanegebied, tenzij uit een aantekening van de douaneautoriteiten op de scheepsdocumenten blijkt dat het schip uit een plaats in die haven komt die geen deel uitmaakt van de vrije zone;

d) goederen die deel uitmaken van een zending die vanuit een postkantoor in het douanegebied van de Gemeenschap is verzonden, wanneer op de verpakking of op de begeleidende documenten het etiket is aangebracht dat overeenstemt met het model in bijlage 42. De douaneautoriteiten in de Lid-Staat van verzending moeten een dergelijk etiket op de verpakking en de begeleidende documenten aanbrengen of doen aanbrengen wanneer de te verzenden goederen niet-communautaire goederen zijn;

e) goederen die over zee van de ene naar de andere haven in het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd, aan boord van een vaartuig:

- dat uit een derde land komt en dat goederen vervoert die in een derde land zijn geladen, en dat een of meer havens in de Gemeenschap heeft aangedaan, of

- dat naar een derde land gaat en dat goederen vervoert die in een haven van de Gemeenschap zijn geladen en die voor een derde land zijn bestemd, en dat een of meer havens in de Gemeenschap heeft aangedaan, of

- dat tussen de haven van vertrek in de Gemeenschap en de haven van bestemming in de Gemeenschap een of meer havens in derde landen heeft aangedaan, of

- dat rechtstreeks aankomt in een vrije zone, of

- dat een haven heeft aangedaan waarin een vrije zone is gelegen, tenzij uit een aantekening van de douaneautoriteiten op de scheepsdocumenten blijkt dat het schip uit een plaats in deze haven komt die geen deel uitmaakt van de vrije zone.

3. a) Onverminderd artikel 170 van het Wetboek brengt de kapitein van het schip of zijn vertegenwoordiger de douaneautoriteiten van de haven waar de goederen worden gelost op de hoogte van de aankomst van het schip en deelt hij mede uit welke haven het schip met zijn oorspronkelijke lading is vertrokken en welke havens het heeft aangedaan of had moeten aandoen alvorens de haven van bestemming in de Gemeenschap te bereiken. Op verzoek staaft de kapitein de verstrekte inlichtingen, bij voorbeeld door overlegging van het logboek.

Indien de verstrekte inlichtingen niet voldoen aan de eisen van de douaneautoriteiten van de haven van bestemming, worden alle goederen die zich op het schip bevinden geacht niet-communautaire goederen te zijn, tenzij het communautaire karakter van deze goederen overeenkomstig de artikelen 314 tot en met 323 kan worden aangetoond.

b) Ter voldoening aan de onder a) genoemde verplichtingen kan de kapitein van het schip of zijn vertegenwoordiger de douaneautoriteiten van de havens in de Gemeenschap waar de goederen worden gelost een kopie van een door de douaneautoriteiten van de haven van vertrek in het douanegebied van de Gemeenschap gewaarmerkt inlichtingenblad overleggen, waarin de uiteindelijke haven van bestemming en alle andere havens die het schip vermoedelijk zal aandoen, zijn vermeld.

De overlegging van een inlichtingenblad is verplicht indien het schip goederen vervoert waarop artikel 91, lid 1, van het Wetboek van toepassing is.

c) De douaneautoriteiten van de haven van bestemming kunnen afzien van de toepassing van het bepaalde onder a) en b) ten aanzien van schepen:

- waarvan, met name vanwege de aard en het geografische gebied van de zeeverbindingen die zij onderhouden, vaststaat dat zij uitsluitend tussen havens in de Gemeenschap varen en geen havens in derde landen aandoen,

- die worden gebruikt door scheepvaartmaatschappijen waaraan vergunning is verleend om de in artikel 448, lid 11, omschreven vereenvoudigde procedure toe te passen.

Artikel 314

1. In de in artikel 313, lid 2, onder a) tot en met c) en onder e), bedoelde gevallen wordt het communautaire karakter van goederen aangetoond door middel van een van de in de artikelen 315 tot en met 318 bedoelde documenten of overeenkomstig de artikelen 319 tot en met 323.

2. Lid 1 wordt niet toegepast op goederen:

a) die bestemd zijn om te worden uitgevoerd;

b) als bedoeld in artikel 310, lid 1, eerste streepje;

c) die zijn voorzien van verpakkingen welke geen communautair karakter bezitten;

d) die niet rechtstreeks van een Lid-Staat naar een andere Lid-Staat worden vervoerd.

Als "rechtstreeks vervoerd" van een Lid-Staat naar een andere Lid-Staat worden aangemerkt:

- goederen die niet over het grondgebied van een derde land worden vervoerd;

- goederen die wel over het grondgebied van een of meer derde landen worden vervoerd, mits het vervoer door deze landen geschiedt onder geleide van één enkel, in een Lid-Staat opgemaakt, transportbescheid.

Artikel 315

1. Het communautaire karakter van goederen wordt, onder de hierna genoemde voorwaarden, aangetoond door middel van een document T 2 L.

2. Het document T 2 L wordt gesteld op een formulier dat overeenstemt met exemplaar nr. 4 of met exemplaar nr. 4/5 van het model in de bijlagen 31 en 32.

Dit formulier wordt zo nodig aangevuld met een of meer aanvullende formulieren die overeenstemmen met exemplaar nr. 4 of met exemplaar nr. 4/5 van het model in de bijlagen 33 en 34.

Wanneer de Lid-Staten het gebruik van aanvullende formulieren niet toestaan bij de behandeling van aangiften door een geautomatiseerd systeem dat deze aangiften ook vervaardigt, wordt dit formulier aangevuld met een of meer formulieren die overeenstemmen met exemplaar nr. 4 of met exemplaar nr. 4/5 van het model in de bijlagen 31 en 32.

3. De belanghebbende brengt het teken "T 2 L" aan in het rechter deelvak van vak 1 van het formulier en het teken "T 2 L bis" in het rechter deelvak van vak 1 van het (de) aanvullende formulier(en).

4. Bij gebruik van een document T 2 L voor een zending die meer dan één soort goederen omvat, kunnen de gegevens in verband met die goederen op een of meer ladingslijsten in de zin van de artikelen 341, lid 2, tot en met 344, lid 2, worden verstrekt in plaats van te worden vermeld in de vakken 31 "Colli en omschrijving van de goederen", 32 "Artikel nr.", 35 "Brutomassa (kg)" en, in voorkomend geval, 33 "Goederencode", 38 "Nettomassa (kg)" en 44 "Bijzondere vermeldingen/voorgelegde stukken/certificaten en vergunningen" van het formulier dat voor het opstellen van het document T 2 L wordt gebruikt.

Bij gebruik van ladingslijsten worden de genoemde rubrieken van het formulier dat voor het opstellen van het document T 2 L wordt gebruikt, voor invulling ongeschikt gemaakt.

5. Het bovenste gedeelte van het in artikel 342, onder b), bedoelde kader is bestemd voor het teken "T 2 L". Het onderste gedeelte van dit kader is bestemd voor het visum van de douaneautoriteiten als bedoeld in artikel 316, lid 2.

De kolom "Land van verzending/uitvoer" van de ladingslijst wordt niet ingevuld.

6. De ladingslijst wordt in evenveel exemplaren overgelegd als het document T 2 L waarop zij betrekking heeft.

7. Indien verscheidene ladingslijsten bij een zelfde document T 2 L worden gevoegd, dienen zij door de belanghebbende van volgnummers te worden voorzien; het aantal bijgevoegde ladingslijsten wordt vermeld in vak 4 "Ladingslijsten" van het formulier dat voor het opmaken van het document T 2 L wordt gebruikt.

Artikel 316

1. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 394, wordt het document T 2 L in één exemplaar opgemaakt.

2. Het document T 2 L en, in voorkomend geval, het (de) document(en), T 2 L bis worden op verzoek van de belanghebbende door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van vertrek afgetekend. De aftekening dient de hierna volgende gegevens te bevatten die, voor zover mogelijk, in vak C (Kantoor van vertrek) van deze documenten worden vermeld:

a) op het document T 2 L: de naam en het stempel van het kantoor van vertrek, de handtekening van de bevoegde ambtenaar, de datum van de aftekening en hetzij een registratienummer hetzij het nummer van de aangifte tot verzending indien een dergelijke aangifte noodzakelijk is;

b) op het document T 2 L bis: het nummer dat voorkomt op het document T 2 L. Dit nummer wordt aangebracht hetzij met een stempel waarin de naam van het kantoor van de Lid-Staat van vertrek voorkomt, hetzij met de hand. In dit laatste geval wordt bij het nummer het officiële stempel van dit kantoor geplaatst.

Deze documenten worden aan de belanghebbende teruggegeven zodra de formaliteiten in verband met de verzending van de goederen naar de Lid-Staat van bestemming zijn vervuld.

Artikel 317

1. Onverminderd de artikelen 315 en 316 wordt het communautaire karakter van de goederen overeenkomstig de hierna volgende bepalingen aangetoond door de overlegging van een factuur of van een transportbescheid die of dat op deze goederen betrekking heeft.

2. Op de in lid 1 bedoelde factuur of op het in lid 1 bedoelde transportbescheid komen ten minste de naam en het volledige adres voor van de afzender of van de aangever, indien deze laatste niet de afzender is, alsmede het aantal, de soort, de merken en nummers van de colli, de omschrijving van de goederen, de brutomassa in kilogram en, in voorkomend geval, de nummers van de containers.

De aangever brengt op de factuur of op het transportbescheid op duidelijk zichtbare wijze het teken "T 2 L" en zijn handtekening aan.

3. De factuur of het transportbescheid die of dat door de aangever is ingevuld en ondertekend, wordt op diens verzoek door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van vertrek afgetekend. Deze aftekening omvat de naam en het stempel van het kantoor van vertrek, de handtekening van de bevoegde ambtenaar, de datum van aftekening en hetzij een registratienummer hetzij het nummer van de aangifte tot verzending of ten uitvoer indien een dergelijke aangifte noodzakelijk is.

4. Indien de totale waarde van de communautaire goederen als vermeld op de factuur of het transportbescheid die of dat overeenkomstig lid 2 of artikel 224, lid 1, is ingevuld en ondertekend, niet meer dan 10 000 ecu bedraagt, behoeft de belanghebbende dit document niet ter aftekening aan de douane van de Lid-Staat van vertrek over te leggen.

In het in de voorgaande alinea bedoelde geval dient de factuur of het transportbescheid naast de in lid 2 genoemde gegevens de naam van het kantoor van de Lid-Staat van vertrek te bevatten.

5. Dit artikel is slechts van toepassing indien de factuur of het transportbescheid uitsluitend betrekking heeft op communautaire goederen.

Artikel 318

Wanneer het document waarmee het communautaire karakter van de goederen wordt aangetoond, achteraf wordt afgegeven, wordt daarop in rood één van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Expedido a posteriori,

- Udstedt efterfoelgende,

- Nachtraeglich ausgestellt,

- AAêaeïèÝí aaê ôùí õóôÝñùí,

- Issued retroactively,

- Délivré a posteriori,

- Rilasciato a posteriori,

- Achteraf afgegeven,

- Emitido a posteriori.

Artikel 319

1. Wanneer goederen onder geleide van een carnet TIR of een carnet ATA worden vervoerd, kan de aangever, ten einde het communautaire karakter van deze goederen aan te tonen en onder voorbehoud van artikel 314, lid 2, op alle daarvoor in aanmerking komende stroken van het gebruikte carnet, in het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak, op duidelijk zichtbare wijze het teken "T 2 L" en zijn handtekening aanbrengen alvorens dit carnet ter visering aan het kantoor van vertrek over te leggen. Het teken "T 2 L" wordt op alle stroken waarop het is aangebracht, gewaarmerkt door het stempel van het kantoor van vertrek en de handtekening van de bevoegde ambtenaar.

2. Wanneer het carnet TIR of het carnet ATA zowel betrekking heeft op communautaire als op niet-communautaire goederen, worden deze twee categorieën goederen afzonderlijk vermeld en wordt het teken "T 2 L" zo aangebracht dat het duidelijk uitsluitend betrekking heeft op de communautaire goederen.

Artikel 320

Wanneer het communautaire karakter van een motorvoertuig voor vervoer over de weg, dat in een Lid-Staat van de Gemeenschap is geregistreerd, moet worden aangetoond, wordt dit voertuig geacht communautair te zijn:

a) voor zover kentekenplaat en registratiebewijs zich bij het voertuig bevinden en uit het registratiebewijs en eventueel de kentekenplaat duidelijk blijkt dat dit voertuig het communautaire karakter bezit;

b) in de overige gevallen, overeenkomstig de artikelen 315 tot en met 323.

Artikel 321

Indien het communautaire karakter van een goederenwagon die aan een spoorwegmaatschappij van een Lid-Staat toebehoort, moet worden aangetoond, wordt deze goederenwagon geacht communautair te zijn:

a) voor zover uit het codenummer en het eigendomsmerk (teken) op de wagon duidelijk blijkt dat de wagon het communautaire karakter bezit;

b) in de overige gevallen, indien één van de in de artikelen 315 tot en met 318 bedoelde documenten wordt overgelegd.

Artikel 322

1. Indien het communautaire karakter moet worden aangetoond van verpakkingen die kennelijk toebehoren aan een in een Lid-Staat gevestigde persoon, die in het intracommunautaire goederenverkeer worden gebruikt en die na gebruik leeg uit een andere Lid-Staat terugkeren, worden deze verpakkingen geacht communautair te zijn:

a) voor zover zij worden aangegeven als communautaire goederen en er geen enkele twijfel bestaat omtrent de juistheid van deze aangifte;

b) in de overige gevallen, overeenkomstig de artikelen 315 tot en met 323.

2. De in lid 1 bedoelde vereenvoudiging wordt toegestaan voor houders, verpakkingen, laadborden en ander soortgelijk materieel, met uitzondering van containers in de zin van artikel 670.

Artikel 323

Indien het communautaire karakter moet worden aangetoond van goederen die door reizigers worden medegevoerd of die zich in hun bagage bevinden, worden deze goederen, mits zij niet voor commerciële doeleinden zijn bestemd, als communautaire goederen beschouwd:

a) voor zover zij als communautaire goederen worden aangegeven en er geen enkele twijfel bestaat omtrent de juistheid van deze aangifte;

b) in de overige gevallen, overeenkomstig de artikelen 315 tot en met 322.

Artikel 324

De douaneadministraties van de Lid-Staten verlenen elkaar bijstand met het oog op de controle van de echtheid en de juistheid van de documenten en de regelmatigheid van de middelen waarmee overeenkomstig dit hoofdstuk het communautaire karakter van goederen wordt aangetoond.

Artikel 325

In het kader van de in artikel 10, lid 2, eerste alinea, van het Verdrag bedoelde methoden voor administratieve samenwerking, wordt een document T 2 M ingesteld, waarmee kan worden aangetoond dat door vaartuigen van de Lid-Staten gevangen produkten, die in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, hetzij in ongewijzigde staat hetzij na aan boord van de schepen een bewerking te hebben ondergaan ten gevolge waarvan de daarbij verkregen produkten niet van hoofdstuk 3 of van GN-code 1504 of 2301 worden uitgesloten, voldoen aan de in artikel 9, lid 2, van het Verdrag genoemde voorwaarden.

Artikel 326

De gevangen produkten en de aan boord verkregen produkten als bedoeld in artikel 325 dienen vergezeld te gaan van een document T 2 M dat overeenkomstig de artikelen 329 tot en met 333 is opgemaakt, wanneer:

a) het vaartuig dat de produkten heeft gevangen en eventueel heeft bewerkt, deze rechtstreeks vervoert naar een andere Lid-Staat dan die waartoe dit vaartuig behoort;

b) een vaartuig van een Lid-Staat waarop de gevangen produkten werden overgeladen van het onder a) bedoelde vaartuig, deze produkten aan boord bewerkt en de daarbij verkregen produkten rechtstreeks naar het douanegebied van de Gemeenschap vervoert;

c) een ander dan het onder a) of b) bedoelde vaartuig van een Lid-Staat waarop de gevangen of de verkregen produkten werden overgeladen, deze rechtstreeks naar het douanegebied van de Gemeenschap vervoert;

d) een van de onder a), b) of c) bedoelde vaartuigen de gevangen of verkregen produkten rechtstreeks naar een land of gebied buiten de Gemeenschap vervoert, vanwaar zij rechtstreeks naar het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd.

Artikel 327

1. Het formulier waarop het document T 2 M wordt opgemaakt dient overeen te stemmen met het model in bijlage 43.

2. Het voor het origineel te gebruiken papier is houtvrij, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en met een gewicht van ten minste 55 g per m2. Beide zijden zijn voorzien van een groene, geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

3. De afmetingen van de formulieren T 2 M zijn 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan.

4. Het formulier wordt gedrukt in één van de officiële talen van de Gemeenschap, aangewezen door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waartoe het vissersvaartuig behoort.

5. De formulieren T 2 M worden samengevoegd tot boekjes van tien formulieren, waarbij elk formulier bestaat uit een origineel dat uit het boekje kan worden gescheurd en een niet uitscheurbare kopie die door doordruk wordt verkregen. Op bladzijde 2 van de omslag van de boekjes komt de toelichting voor die in bijlage 44 is opgenomen.

6. De formulieren T 2 M worden van volgnummers voorzien om ze van elkaar te kunnen onderscheiden. Het origineel en de kopie dragen hetzelfde nummer.

7. De Lid-Staten kunnen de boekjes met formulieren T 2 M zelf drukken en samenvoegen of dit overlaten aan daartoe goedgekeurde drukkerijen. In het laatste geval wordt op bladzijde 1 van de omslag van elk boekje en op het origineel van elk formulier van deze goedkeuring melding gemaakt. Op genoemde bladzijde 1 en het origineel van elk formulier worden bovendien de naam en het adres van de drukker vermeld of wordt een teken aangebracht aan de hand waarvan de drukker kan worden geïdentificeerd.

8. Het formulier T 2 M wordt in een van de officiële talen van de Gemeenschap, hetzij met de schrijfmachine hetzij duidelijk leesbaar met de hand met inkt en in blokletters, ingevuld. In het formulier mogen geen doorhalingen of overschrijvingen voorkomen. Wijzigingen worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste en, zo nodig, toevoeging van de gewenste gegevens. Elke aldus aangebrachte wijziging wordt goedgekeurd door de persoon die de verklaring heeft ondertekend waarin de wijziging voorkomt.

Artikel 328

Een boekje met formulieren T 2 M wordt op verzoek van de reder of diens vertegenwoordiger afgegeven door de douaneautoriteiten van de thuishaven of van de haven waar de rederij van het vissersvaartuig is gevestigd. Deze afgifte vindt slechts plaats indien de reder of zijn vertegenwoordiger de vakken 1 en 2 van alle originelen en kopieën van de formulieren die zich in het boekje bevinden in de taal van het formulier heeft ingevuld. Bij de afgifte van dit boekje vullen de voornoemde autoriteiten vak 3 in van alle originelen en kopieën van de formulieren die het bevat.

Artikel 329

De kapitein van het schip dat de visserijprodukten heeft gevangen, vult de vakken 4, 5 en 8 van het origineel en de kopie in van een van de formulieren waaruit het boekje bestaat:

a) wanneer de gevangen produkten worden gelost in een andere Lid-Staat dan die waartoe zijn vaartuig behoort;

b) wanneer de gevangen produkten op een ander vaartuig van een Lid-Staat worden overgeladen;

c) wanneer de gevangen produkten in een land of gebied buiten het douanegebied van de Gemeenschap worden gelost.

Artikel 330

Wanneer de visserijprodukten aan boord van het vaartuig waarmee zij werden gevangen een bewerking hebben ondergaan die tot gevolg heeft dat de verkregen produkten onder GN-code 1504 of 2301 vallen, vult de kapitein van dit vaartuig de vakken 4 tot en met 8 van het origineel en de kopie van het betrokken document T 2 M in en vermeldt hij de bewerking in het logboek.

Artikel 331

Bij het overladen van de in artikel 329, onder b), bedoelde gevangen produkten of van de in artikel 330 bedoelde verkregen produkten wordt vak 9 op het origineel en de kopie van het document T 2 M eveneens ingevuld en wordt de verklaring van overlading door de twee betrokken kapiteins ondertekend. Het origineel van document T 2 M wordt overhandigd aan de kapitein van het vaartuig waarop de gevangen of verkregen produkten zijn overgeladen, terwijl de overlading in het logboek van beide vaartuigen wordt vermeld.

Artikel 332

Wanneer de in artikel 330 bedoelde bewerking plaatsvindt aan boord van een ander vaartuig van een Lid-Staat, waarop de gevangen produkten zijn overgeladen, vult de kapitein van dit vaartuig de vakken 6, 7 en 10 van het origineel van het document T 2 M in dat hem bij overlading werd gegeven, terwijl hij de bewerking in zijn logboek vermeldt.

Artikel 333

Bij een tweede overlading van de in artikel 329, onder b), bedoelde gevangen produkten of van de in artikel 330 bedoelde verkregen produkten of bij overlading van de in artikel 332 bedoelde verkregen produkten wordt vak 11 op het origineel van het document T 2 M eveneens ingevuld en wordt de verklaring van overlading door beide betrokken kapiteins ondertekend.

Het origineel van het document T 2 M wordt overhandigd aan de kapitein van het vaartuig waarop de gevangen of verkregen produkten worden overgeladen, terwijl deze overlading in het logboek van beide vaartuigen wordt vermeld.

Artikel 334

1. Het origineel van het document T 2 M dat overeenkomstig artikel 329 en, eventueel, de artikelen 330 tot en met 333 is opgesteld, wordt overgelegd aan het douanekantoor waar de in artikel 325 bedoelde verkregen produkten waarop het document betrekking heeft, worden aangegeven om onder een douaneregeling te worden geplaatst. Dit douanekantoor kan een vertaling van dit document eisen. Het kan bovendien, met het oog op de controle van de juistheid van de op het document T 2 M vermelde gegevens, eisen dat de nodige documenten worden overgelegd en met name de scheepsdocumenten van de in artikel 326, onder a), b) en c), bedoelde vaartuigen.

2. Wanneer de in artikel 325 bedoelde gevangen of verkregen produkten waarop het document T 2 M betrekking heeft, in een land of gebied buiten de Gemeenschap zijn geweest, is dit document slechts geldig indien het vergezeld gaat van een verklaring van de douaneautoriteiten van dit land of gebied.

In deze verklaring wordt:

a) bevestigd dat de gevangen of verkregen produkten waarop het document betrekking heeft, tijdens de gehele duur van hun verblijf in het betrokken land of gebied onder douanetoezicht hebben gestaan en dat zij aldaar geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die ter verzekering van hun bewaring in goede staat;

b) de datum van aankomst en van vertrek van de gevangen of verkregen produkten vermeld, alsmede een nauwkeurige omschrijving van het vervoermiddel waarmee zij naar de Gemeenschap zijn vervoerd.

Indien een dergelijke verklaring ontbreekt, kunnen de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de gevangen of verkregen produkten binnenkomen, elk ander document aanvaarden dat als gelijkwaardig wordt beschouwd.

Artikel 335

1. Wanneer de in artikel 325 bedoelde gevangen of verkregen produkten naar een land of gebied buiten de Gemeenschap zijn vervoerd en bestemd zijn om in deelzendingen naar het douanegebied van de Gemeenschap te worden vervoerd, wordt het origineel van document T 2 M, dat overeenkomstig artikel 329 en, eventueel, de artikelen 330 tot en met 333 is opgemaakt, in genoemd land of gebied door de kapitein of zijn vertegenwoordiger bewaard. Een kopie van dit document wordt onverwijld toegezonden aan het douanekantoor van de thuishaven of van de haven waar de rederij van het vissersvaartuig is gevestigd.

2. Voor elke deelzending stelt de kapitein of zijn vertegenwoordiger een uittreksel van het document T 2 M op. Hiertoe gebruikt hij een formulier uit het boekje met formulieren T 2 M dat overeenkomstig artikel 328 is afgegeven.

In elk uittreksel wordt naar het oorspronkelijke document verwezen en worden in vak 4 de aard en de hoeveelheid vermeld van de produkten die tot de deelzending behoren.

Op ieder uittreksel wordt duidelijk een van de volgende aantekeningen aangebracht:

- Extracto,

- Udskrift,

- Auszug,

- Áðueóðáóìá,

- Extract,

- Extrait,

- Estratto,

- Uittreksel,

- Extracto.

3. Voor elke deelzending wordt het origineel van het uittreksel van het document T 2 M, samen met de in artikel 334, lid 2, bedoelde verklaring, overgelegd aan het douanekantoor van de Lid-Staat waar de tot de deelzending behorende produkten worden aangegeven ten einde onder een douaneregeling te worden geplaatst.

4. Het in lid 3 bedoelde douanekantoor zendt het douanekantoor van de thuishaven of van de haven waar de rederij van het vissersvaartuig is gevestigd onverwijld een geviseerde kopie van het uittreksel van het document T 2 M. Bovendien wordt in deze kopie verwezen naar de aangifte waarmee de produkten onder een douaneregeling zijn geplaatst.

5. Het oorspronkelijke document T 2 M wordt bewaard totdat alle goederen waarop het betrekking heeft een bestemming hebben gekregen.

De kapitein of zijn vertegenwoordiger vermeldt in het vak "Opmerkingen" van het oorspronkelijke document T 2 M voor iedere bestemming het aantal en de soort der colli, het brutogewicht (in kg) en de aan de goederen gegeven bestemming. Indien deze bestemming bestaat uit een deelzending binnen de Gemeenschap, overeenkomstig lid 2, worden eveneens het nummer en de datum van het desbetreffende uittreksel vermeld. Nadat alle goederen waarop het oorspronkelijke document T 2 M betrekking heeft een bestemming hebben gekregen, wordt het origineel van het document onverwijld naar het douanekantoor van de thuishaven of van de haven waar de rederij van het vissersvaartuig is gevestigd, gezonden.

6. Ten einde de inning te waarborgen van eventueel verschuldigde rechten en heffingen, staan de douaneautoriteiten van het in lid 3 bedoelde douanekantoor de inklaring van de gevangen produkten als communautaire produkten slechts toe indien zekerheid wordt gesteld. Deze zekerheid wordt vrijgegeven na toestemming van het douanekantoor van de thuishaven of van de haven waar de rederij van het vissersvaartuig is gevestigd. Deze toestemming moet uiterlijk één maand na ontvangst van het in lid 5 bedoelde origineel van het document T 2 M worden gegeven.

Artikel 336

Op verpakkingsmiddelen die eventueel samen met de in artikel 325 bedoelde gevangen of verkregen produkten waarop het document T 2 M betrekking heeft, worden aangeboden, is de intracommunautaire regeling slechts van toepassing indien bij de douaneautoriteiten een document wordt overgelegd waaruit het communautaire karakter van die verpakkingsmiddelen blijkt.

Artikel 337

Bij elke terugkeer van het vissersvaartuig in zijn thuishaven of in de haven waar de rederij is gevestigd, biedt de reder of zijn vertegenwoordiger het boekje met formulieren T 2 M - voor zover dit sedert het vertrek van het vaartuig is gebruikt - aan bij het douanekantoor dat het boekje heeft afgegeven ter controle van de door doordruk verkregen kopieën.

Hij legt dit boekje tevens over op ieder verzoek van de douaneautoriteiten.

Na elke controle wordt het boekje aan de houder teruggegeven totdat alle formulieren die het bevat zijn gebruikt.

Artikel 338

Wanneer het vaartuig waarop het in artikel 327 bedoelde boekje betrekking heeft niet meer aan de voorwaarden voldoet om de visserijprodukten onder de intracommunautaire regeling in de andere Lid-Staten te plaatsen, voordat alle formulieren T 2 M zijn gebruikt, dient het boekje onverwijld te worden teruggegeven aan het douanekantoor dat het heeft afgegeven.

Artikel 339

Met het oog op een juiste toepassing van het bepaalde in de artikelen 325 tot en met 340 verlenen de administraties van de Lid-Staten elkaar bijstand met het oog op de controle van de echtheid van de documenten T 2 M en de juistheid van de daarin vervatte gegevens.

Artikel 340

1. Voor de toepassing van de artikelen 325 en 326 worden de permanent in de registers van de plaatselijk bevoegde autoriteiten ("registros de base") ingeschreven vaartuigen van Ceuta en Melilla niet als vaartuigen van de Lid-Staten beschouwd.

2. De douaneautoriteiten van de thuishaven of van de haven waar de rederij van een permanent in de registers van de plaatselijk bevoegde autoriteiten ("registros de base") van Ceuta en Melilla ingeschreven vissersvaartuig is gevestigd, mogen voor dat vaartuig geen boekjes met formulieren T 2 M afgeven.

3. Artikel 334, lid 2, is van toepassing wanneer de in artikel 326 bedoelde gevangen of verkregen produkten waarop het formulier T 2 M betrekking heeft in een haven van Ceuta of Melilla worden gelost en overgeladen om naar het douanegebied van de Gemeenschap te worden vervoerd.

De lossing, opslag of overslag van deze produkten dient bovendien plaats te vinden op plaatsen die gescheiden zijn van die voor goederen met een andere bestemming.

HOOFDSTUK 4

Extern communautair douanevervoer

Afdeling 1

Procedure

Artikel 341

1. Voor het vervoer van goederen onder de regeling extern communautair douanevervoer wordt overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling een aangifte T 1 gedaan. Onder aangifte T 1 wordt verstaan een aangifte gesteld op een formulier dat overeenstemt met de modellen in de bijlagen 31 tot en met 34 en dat overeenkomstig de in de bijlagen 37 en 38 bedoelde toelichting wordt gebruikt.

2. Ladingslijsten die gebaseerd zijn op het model in bijlage 45 mogen, onder de in de artikelen 343, 344, 345 en 383 gestelde voorwaarden, als beschrijvend gedeelte van de aangiften voor communautair douanevervoer worden gebruikt. Dit gebruik laat verplichtingen inzake het vervullen van formaliteiten in verband met regelingen voor verzending/uitvoer of regelingen die in de Lid-Staat van bestemming van toepassing zijn en inzake de daarbij te gebruiken formulieren onverlet.

Onder ladingslijst wordt verstaan elk handelsdocument dat aan de voorwaarden van de artikelen 342 tot en met 345, van artikel 383 en van de artikelen 386, 387 en 388 voldoet.

Artikel 342

Op de ladingslijsten komen voor:

a) het opschrift "ladingslijst";

b) een vak van 70 × 55 mm, verdeeld in een bovenste deelvak van 70 × 15 mm waarin het teken "T" wordt aangebracht, gevolgd door een van de in artikel 346, lid 1, bedoelde vermeldingen, en een onderste deelvak van 70 × 40 mm waarin de in artikel 345, lid 3, bedoelde gegevens worden vermeld;

c) een aantal kolommen, in de hierna vermelde volgorde, waarvan het opschrift als volgt luidt:

- Volgnummer,

- Merken, nummers, aantal en soort der colli, omschrijving van de goederen,

- Land van verzending/uitvoer,

- Brutomassa (kg),

- Bestemd voor de administratie.

De belanghebbenden mogen de breedte van deze kolommen naar behoefte aanpassen. De kolom met het opschrift "Bestemd voor de administratie" dient echter een breedte van ten minste 30 mm te hebben. De belanghebbenden kunnen voorts vrij beschikken over de andere dan de onder a), b) en c) bedoelde ruimten.

Artikel 343

1. Als ladingslijst wordt uitsluitend de voorzijde van het formulier gebruikt.

2. Elke post op de ladingslijst wordt voorafgegaan door een volgnummer.

3. Elke post wordt in voorkomend geval gevolgd door de bijzondere vermeldingen die volgens de communautaire wetgeving, met name die op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zijn vereist, en door de vermelding van de overgelegde stukken, certificaten en vergunningen.

4. Onmiddellijk onder de laatste vermelding wordt een horizontale lijn getrokken en wordt het onbeschreven gedeelte onbruikbaar gemaakt.

Artikel 344

1. De douaneautoriteiten van elke Lid-Staat kunnen toestaan dat als ladingslijsten in de zin van artikel 341, lid 2, lijsten worden gebruikt die niet aan alle voorwaarden van de artikelen 341, lid 2, tweede alinea, en 342 voldoen.

Het gebruik van dergelijke lijsten kan slechts worden toegestaan wanneer:

a) zij worden opgesteld door ondernemingen waarvan de administratie op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking berust;

b) zij zo zijn ontworpen en ingevuld dat zij zonder moeilijkheden door de douaneautoriteiten kunnen worden gebruikt, en

c) hierop, voor elke post, het aantal, de soort, de merken en nummers van de colli, de omschrijving der goederen, het land van verzending/uitvoer alsmede de brutomassa in kilogram zijn vermeld.

2. Als ladingslijsten bedoeld in lid 1 kunnen eveneens worden gebruikt lijsten waarin de goederen zijn beschreven en die met het oog op het vervullen van de verzendings/uitvoerformaliteiten zijn opgesteld, ook indien deze lijsten zijn opgesteld door ondernemingen waarvan de administratie niet op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking berust.

3. De douaneautoriteiten van elke Lid-Staat kunnen toestaan dat de ondernemingen waarvan de administratie op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking berust en die op grond van de leden 1 en 2 reeds van lijsten van een speciaal model gebruik mogen maken, deze lijsten eveneens gebruiken voor communautair douanevervoer dat slechts op een enkele soort goederen betrekking heeft, voor zover zulks met het oog op de automatiseringsprogramma's van de betrokken ondernemingen noodzakelijk is.

Artikel 345

1. Wanneer de aangever de mogelijkheid benut ladingslijsten te gebruiken voor een zending die verschillende soorten goederen omvat, worden de vakken 15 "Land van verzending/uitvoer", 33 "Goederencode", 35 "Brutomassa (kg)", 38 "Nettomassa (kg)" en, in voorkomend geval, 44 "Bijzondere vermeldingen/Voorgelegde stukken/Certificaten en vergunningen" van het voor communautair douanevervoer gebruikte formulier onbruikbaar gemaakt en mag vak 31 "Colli en omschrijving van de goederen" van dit formulier niet worden ingevuld wat de merken, nummers, aantal en soort van de colli en de omschrijving van de goederen betreft. Bij dit formulier kunnen geen aanvullende formulieren worden gebruikt.

2. De ladingslijst wordt in evenveel exemplaren overgelegd als het formulier voor communautair douanevervoer waarop de lijst betrekking heeft.

3. Bij geldigmaking van de aangifte wordt de ladingslijst van hetzelfde nummer van geldigmaking voorzien als het formulier voor communautair douanevervoer waarop de lijst betrekking heeft. Dit nummer wordt hetzij door middel van met een stempel waarin de naam van het kantoor van vertrek voorkomt, hetzij met de hand aangebracht. In dit laatste geval wordt bij het nummer het officiële stempel van het kantoor van vertrek geplaatst.

De handtekening van een ambtenaar van het kantoor van vertrek is facultatief.

4. Indien verscheidene ladingslijsten bij een zelfde formulier voor communautair douanevervoer worden gevoegd, worden daarop door de aangever volgnummers vermeld; het aantal bijgevoegde ladingslijsten wordt in vak 4 "Ladingslijsten" van genoemd formulier vermeld.

5. Een aangifte gesteld op een formulier van het enig document waarop in het rechter deelvak van vak 1 het teken "T 1" of "T 2" is aangebracht, waarbij een of meer ladingslijsten zijn gevoegd, geldt als aangifte voor extern communautair douanevervoer respectievelijk aangifte voor intern communautair douanevervoer als bedoeld in artikel 341, lid 1, respectievelijk artikel 381.

Artikel 346

1. Bij gebruikmaking van de regeling extern communautair douanevervoer brengt de aangever het teken "T 1" aan in het rechter deelvak van vak 1 van het gebruikte formulier. Bij gebruik van aanvullende formulieren brengt de aangever het teken "T 1 bis" aan in het rechter deelvak van vak 1 van het (de) gebruikte aanvullende formulier(en).

Wanneer de Lid-Staten het gebruik van aanvullende formulieren niet toestaan voor de behandeling van aangiften door een geautomatiseerd systeem, wordt het formulier voor de aangifte voor communautair douanevervoer aangevuld met een of meer formulieren die overeenstemmen met de modellen in de bijlagen 31 en 32. In dit geval wordt in het rechter deelvak van vak 1 van deze formulieren "T 1 bis" vermeld.

2. De aangifte T 1 wordt door de aangever ondertekend en in ten minste drie exemplaren bij het kantoor van vertrek ingediend.

3. Wanneer de regeling communautair douanevervoer in de Lid-Staat van vertrek aansluit op een andere douaneregeling, bevat de aangifte T 1 een verwijzing naar deze voorafgaande regeling of naar de daarop betrekking hebbende douanedocumenten.

Artikel 347

1. Voor het laden van goederen bij verschillende kantoren van vertrek en voor het lossen van goederen bij verschillende kantoren van bestemming kan een zelfde vervoermiddel worden gebruikt.

2. In een zelfde aangifte T 1 mogen slechts goederen voorkomen die in of op één enkel vervoermiddel zijn of worden geladen en die van een zelfde kantoor van vertrek naar een zelfde kantoor van bestemming zullen worden vervoerd.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden de onderstaande vervoermiddelen als één enkel vervoermiddel beschouwd, mits zij met goederen zijn of worden beladen die samen moeten worden vervoerd:

a) een voertuig voor wegverkeer met een of meer aanhangwagens of opleggers;

b) twee of meer aan elkaar gekoppelde spoorwagons;

c) twee of meer schepen die één geheel vormen;

d) containers geladen op een vervoermiddel in de zin van dit artikel.

Artikel 348

1. Het kantoor van vertrek aanvaardt de aangifte T 1 en maakt haar geldig, stelt de termijn vast waarbinnen de goederen aan het kantoor van bestemming moeten worden aangebracht en treft de identificatiemaatregelen die het nodig acht.

2. Het kantoor van vertrek tekent een en ander aan op het document T 1, behoudt het voor dit kantoor bestemde exemplaar en overhandigt de overige exemplaren aan de aangever of zijn vertegenwoordiger.

Artikel 349

1. De identificatie van de goederen wordt in het algemeen verzekerd door middel van verzegeling.

2. Verzegeling geschiedt:

a) per laadruimte, wanneer het vervoermiddel overeenkomstig andere voorschriften is goedgekeurd of door het kantoor van vertrek geschikt is bevonden;

b) per collo, in de overige gevallen.

3. Als geschikt voor verzegeling per laadruimte kunnen worden aangemerkt vervoermiddelen:

a) die op eenvoudige en doeltreffende wijze kunnen worden verzegeld;

b) die zodanig zijn gebouwd dat geen goederen kunnen worden onttrokken of toegevoegd zonder braak die zichtbare sporen achterlaat of zonder verbreking van de verzegeling;

c) die geen geheime ruimten bevatten waarin goederen kunnen worden verborgen, en

d) waarvan de laadruimten gemakkelijk toegankelijk zijn voor de controle door de douaneautoriteiten.

4. Het kantoor van vertrek kan van verzegeling afzien wanneer het, rekening houdend met eventuele andere identificatiemaatregelen, mogelijk is aan de hand van de omschrijving van de goederen in het document T 1 of de bijgevoegde stukken, de goederen te identificeren.

Artikel 350

1. Het vervoer van de goederen vindt plaats onder geleide van de exemplaren van het document T 1 die het kantoor van vertrek aan de aangever of zijn vertegenwoordiger heeft afgegeven.

2. De exemplaren van het document T 1 worden op ieder verzoek van de douaneautoriteiten overgelegd.

Artikel 351

Elke Lid-Staat doet de Commissie de lijst toekomen van de kantoren die bevoegd zijn inzake communautair douanevervoer, onder vermelding van de openingstijden van deze kantoren.

De Commissie deelt deze inlichtingen mede aan de overige Lid-Staten.

Artikel 352

1. De zending wordt onder overlegging van de exemplaren van het document T 1 aan elk kantoor van doorgang aangebracht.

2. Bij elk kantoor van doorgang levert de vervoerder een kennisgeving van doorgang in die is gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage 46.

3. De kantoren van doorgang gaan niet tot onderzoek van de goederen over behalve bij vermoeden van onregelmatigheden die tot misbruik kunnen leiden.

4. Wanneer het vervoer plaatsvindt via een ander kantoor van doorgang dan het in het document T 1 vermelde kantoor, zendt eerstbedoeld kantoor de kennisgeving van doorgang onverwijld toe aan het in dit document vermelde kantoor.

Artikel 353

Bij lading of lossing bij tussengelegen douaneautoriteiten worden de exemplaren van het document T 1 die door het (de) kantoor (kantoren) van vertrek zijn afgegeven, aan deze autoriteiten overgelegd.

Artikel 354

1. De in een document T 1 vermelde goederen kunnen, zonder dat opnieuw aangifte behoeft te worden gedaan, in of op een ander vervoermiddel worden overgeladen onder toezicht van de douaneautoriteiten van de Lid-Staat op welks grondgebied de overlading plaatsvindt. In dat geval tekenen de bevoegde autoriteiten een en ander aan op het document T 1.

2. De douaneautoriteiten kunnen, onder door hen vast te stellen voorwaarden, overlading zonder hun toezicht toestaan. In een dergelijk geval tekent de vervoerder een en ander aan op het document T 1 en stelt hij de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat waar de overlading heeft plaatsgevonden daarvan in kennis met het oog op de waarmerking.

Artikel 355

1. Wanneer de verzegeling tijdens het vervoer buiten de wil van de vervoerder wordt verbroken, verzoekt deze zo spoedig mogelijk de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar het vervoermiddel zich bevindt een proces-verbaal van bevinding op te maken. De handelende douaneautoriteit brengt zo mogelijk een nieuwe verzegeling aan.

2. Wanneer de goederen ten gevolge van een ongeval op een ander vervoermiddel moeten worden overgeladen, is artikel 354 van toepassing.

3. Wanneer bij dreigend gevaar alle goederen of een deel ervan onmiddellijk moeten worden gelost, kan de vervoerder eigenmachtig maatregelen nemen. Hij maakt hiervan melding op het document T 1. Lid 1 is in dat geval van toepassing.

4. Wanneer de vervoerder, wegens een ongeval of ten gevolge van een ander voorval tijdens het vervoer, niet in staat is de in artikel 348 bedoelde termijn in acht te nemen, stelt hij de in lid 1 bedoelde douaneautoriteit hiervan zo spoedig mogelijk in kennis. Deze tekent een en ander aan op het document T 1.

Artikel 356

1. De goederen worden, onder overlegging van het document T 1, aan het kantoor van bestemming aangebracht.

2. Het kantoor van bestemming vermeldt op de exemplaren van het document T 1 de resultaten van de verrichte controle, zendt onverwijld een exemplaar terug naar het kantoor van vertrek en behoudt het andere exemplaar.

3. Het communautair douanevervoer kan bij een ander dan het in het document T 1 genoemde kantoor eindigen. Dit kantoor wordt dan kantoor van bestemming.

4. De door het kantoor van vertrek vastgestelde termijn waarbinnen de goederen aan het kantoor van bestemming moeten worden aangebracht, is bindend voor de douaneautoriteiten van de landen over het grondgebied waarvan het communautair douanevervoer geschiedt en mag door deze niet worden gewijzigd.

5. Wanneer de goederen na het verstrijken van de door het kantoor van vertrek voorgeschreven termijn aan het kantoor van bestemming worden aangebracht en het niet naleven van deze termijn te wijten is aan omstandigheden welke ten genoegen van het kantoor van bestemming kunnen worden aangetoond en die niet zijn toe te schrijven aan de vervoerder of de aangever, wordt deze laatste geacht de voorgeschreven termijn in acht te hebben genomen.

Artikel 357

1. Aan degene die aan het kantoor van bestemming een document voor communautair douanevervoer en de bijbehorende zending aanbiedt, wordt op verzoek een ontvangstbewijs afgegeven.

2. Het formulier van het ontvangstbewijs waarin wordt verklaard dat een document voor communautair douanevervoer en de bijbehorende zending bij het kantoor van bestemming zijn aangeboden, stemt overeen met het model in bijlage 47. Het ontvangstbewijs van het document voor communautair douanevervoer kan echter worden gesteld op het model dat onderaan op de achterzijde van het terugzendingsexemplaar van dit document voorkomt.

3. Het ontvangstbewijs wordt vooraf door de belanghebbende ingevuld. Het mag, naast het voor het kantoor van bestemming bestemde vak, andere vermeldingen met betrekking tot de zending bevatten. De aftekening van het kantoor van bestemming geldt evenwel slechts voor de in genoemd vak voorkomende vermeldingen.

Artikel 358

Elke Lid-Staat kan een of meer centrale instanties aanwijzen waaraan de bevoegde kantoren van de Lid-Staat van bestemming de documenten moeten terugzenden. De Lid-Staten die dergelijke instanties hebben aangewezen, delen dit aan de Commissie mede onder opgave van de soort documenten die worden teruggezonden. De Commissie geeft hiervan kennis aan de overige Lid-Staten.

Afdeling 2

Zekerheidstelling

Onderafdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 359

1. De in artikel 94, lid 1, van het Wetboek bedoelde zekerheid is geldig in de gehele Gemeenschap.

2. De zekerheid kan of wel doorlopend voor verscheidene aangiften voor communautair douanevervoer of wel per aangifte worden gesteld.

3. Behoudens artikel 373, lid 2, bestaat de zekerheidstelling in de hoofdelijke verbintenis van elke derde natuurlijke of rechtspersoon die aan de voorwaarden van artikel 195 van het Wetboek voldoet.

4. De in lid 3 bedoelde zekerheidstelling moet worden aangegaan bij een akte van borgtocht die overeenstemt met het model in:

- bijlage 48, indien het een doorlopende zekerheid betreft;

- bijlage 49, indien het een zekerheid per aangifte betreft;

- bijlage 50, indien het een forfaitaire zekerheid betreft.

5. Wanneer dit volgens de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of de gebruiken is vereist, kan elke Lid-Staat de akten van borgtocht in een andere vorm doen opstellen, mits deze dezelfde gevolgen hebben als de als model gegeven akten.

Onderafdeling 2

Doorlopende zekerheid

Artikel 360

Wanneer goederen, ingevoerd in de Gemeenschap vanuit derde landen, vervoerd worden onder dekking van de regeling extern communautair douanevervoer en het voorwerp vormen van een bijzondere inlichting betreffende een buitengewoon risico tot fraude, met name in het kader van de toepassing van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1468/81 van de Raad (11), dienen de douaneadministraties van de Lid-Staten in overeenstemming met de Commissie bijzondere maatregelen te nemen ten einde de toepassing van de doorlopende zekerheid tijdelijk te verbieden.

(11) PB nr. L 144 van 2. 6. 1981, blz. 1.

De beslissing om gebruikmaking van een doorlopende zekerheid te verbieden, welke genomen is door de douaneadministratie van een Lid-Staat, is ook van toepassing ten aanzien van de douaneadministraties van de overige Lid-Staten.

De douaneadministraties van de Lid-Staten houden elkaar op de hoogte van beslissingen welke genomen zijn met toepassing van dit artikel en stellen tevens de Commissie in kennis.

Na verloop van zes maanden bepaalt de Commissie of de genomen maatregelen al dan niet dienen te worden verlengd.

Artikel 361

Onverminderd artikel 360 wordt het bedrag van de doorlopende zekerheid op de volgende wijze vastgesteld:

1. Het bedrag van de doorlopende zekerheid is gelijk aan ten minste 30 % van het bedrag van de verschuldigde rechten, heffingen en belastingen, overeenkomstig punt 4.

2. Het bedrag van de doorlopende zekerheid is gelijk aan het totale bedrag van de verschuldigde rechten, heffingen en belastingen, overeenkomstig punt 4, wanneer deze dient ter dekking van de regeling extern communautair douanevervoer van goederen:

- die in de Gemeenschap zijn ingevoerd,

- die voorkomen op de lijst in bijlage 53,

- en die het voorwerp vormen van een bijzondere inlichting van de Commissie betreffende douanevervoer met een verhoogd risico tot fraude, met name in het kader van de toepassing van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1468/81.

De douaneautoriteiten van de Lid-Staten kunnen echter toestaan dat de doorlopende zekerheid slechts 50 % bedraagt van het bedrag van de verschuldigde rechten, heffingen en belastingen voor personen:

- die gevestigd zijn in de Lid-Staat waar de zekerheid wordt gesteld;

- die niet slechts incidenteel van de regeling communautair douanevervoer gebruik maken;

- die, gezien hun financiële situatie, hun verbintenissen kunnen nakomen, en

- die geen ernstige inbreuk op de douane- of belastingwetgeving hebben gepleegd.

Bij toepassing van deze alinea, brengt het kantoor van zekerheidstelling in vak 7 van het in artikel 359, lid 3, bedoelde certificaat van borgtocht een van de volgende aantekeningen aan:

- aplicación del punto 2 del artículo 361 del Reglamento (CEE) n° 2454/93,

- anvendelse af artikel 361, nr. 2, i forordning (EOEF) nr. 2454/93,

- Anwendung von Artikel 361 Nummer 2 der Verordnung (EWG) Nr. 2454/93,

- AAoeáñìïãÞ ôïõ UEñèñïõ 361 óçìaassï 2 aeaaýôaañï aaaeUEoeéï ôïõ êáíïíéóìïý (AAÏÊ) áñéè. 2454/93,

- application of Article 361 (2) of Regulation (EEC) No 2454/93,

- application de l'article 361 point 2 du règlement (CEE) n° 2454/93,

- applicazione dell'articolo 361, punto 2 del regolamento (CEE) n. 2454/93,

- toepassing van artikel 361, punt 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93,

- aplicação do ponto 2 do artigo 361° do Regulamento (CEE) n° 2454/93.

3. Wanneer de aangifte voor communautair douanevervoer ook op andere dan de in punt 2 bedoelde goederen betrekking heeft, is het bepaalde ten aanzien van het bedrag van de doorlopende zekerheid van toepassing alsof voor iedere categorie goederen afzonderlijk aangifte is gedaan.

Er wordt echter geen rekening gehouden met de aanwezigheid van goederen van een van beide categorieën indien de hoeveelheid of de waarde ervan relatief gering is.

4. Met het oog op de toepassing van dit artikel gaat het kantoor van zekerheidstelling over tot een raming, die betrekking heeft op een periode van één week, van:

- de zendingen die hebben plaatsgevonden,

- de verschuldigde rechten, heffingen en belastingen waarbij rekening wordt gehouden met het hoogste bedrag dat in een van de betrokken landen verschuldigd kan worden.

Deze raming wordt gemaakt op grond van de handels- en boekhoudkundige documentatie van de belanghebbende met betrekking tot de tijdens het afgelopen jaar vervoerde goederen; het verkregen bedrag wordt vervolgens gedeeld door 52.

In het geval van een in het beroep beginnende ondernemer maakt het kantoor van zekerheidstelling, in samenwerking met de belanghebbende, een raming van de hoeveelheden, de waarde en de heffingen welke van toepassing zijn op de goederen die tijdens een bepaalde periode vervoerd zullen worden, op basis van de reeds beschikbare gegevens. Het kantoor van zekerheidstelling stelt, door middel van extrapolatie, de te verwachten waarde en de verschuldigde belastingen vast van de goederen die gedurende een periode van één week vervoerd zullen worden.

Het bureau waar de zekerheid is gesteld, moet overgaan tot een jaarlijks onderzoek van het bedrag van de doorlopende zekerheid, waarbij vooral rekening dient te worden gehouden met de inlichtingen die verkregen zijn van de kantoren van vertrek, en zo nodig het bedrag aanpassen.

Artikel 362

1. De doorlopende zekerheid wordt gesteld bij een kantoor van zekerheidstelling.

2. Het kantoor van zekerheidstelling stelt het bedrag van de borgtocht vast, aanvaardt de verbintenis van de borg en verleent een voorafgaande toestemming op grond waarvan de aangever, binnen de grenzen van de borgtocht, elk communautair douanevervoer kan verrichten, ongeacht het kantoor van vertrek.

3. Aan een ieder die voorafgaande toestemming heeft verkregen, wordt, onder de bij de artikelen 363 tot en met 366 vastgestelde voorwaarden, in een of meer exemplaren, een certificaat van borgtocht afgegeven. Dit certificaat wordt gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage 51.

4. Elk document T 1 bevat een verwijzing naar dit certificaat van borgtocht.

5. Het kantoor van zekerheidstelling kan de voorafgaande toestemming intrekken wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden die golden op het tijdstip waarop zij werd verleend.

Artikel 363

1. Bij de afgifte van het certificaat van borgtocht of op enig ander ogenblik tijdens de geldigheidsduur van dit certificaat vermeldt de aangever, onder zijn verantwoordelijkheid, op de achterzijde van het certificaat welke personen hij heeft gemachtigd in zijn naam aangiften voor communautair douanevervoer te ondertekenen. Elke vermelding omvat de naam en de voornaam van de gevolmachtigde en een voorbeeld van diens handtekening. Elke vermelding van een gevolmachtigde wordt door de aangever ondertekend. Het staat de aangever vrij de vakken die hij niet wenst te gebruiken, onbruikbaar te maken.

2. De aangever kan de vermelding van de naam van een gevolmachtigde op de achterzijde van het certificaat te allen tijde ongedaan maken.

Artikel 364

Elke persoon die op de achterzijde van een aan een kantoor van vertrek overgelegd certificaat van borgtocht is vermeld, wordt geacht gevolmachtigd vertegenwoordiger van de aangever te zijn.

Artikel 365

De geldigheidsduur van het certificaat van borgtocht bedraagt ten hoogste twee jaar. Deze geldigheidsduur kan echter door het kantoor van zekerheidstelling eenmaal met een nieuwe termijn van niet meer dan twee jaar worden verlengd.

Artikel 366

Bij opzegging van de overeenkomst van borgtocht is de aangever gehouden alle nog geldige certificaten van borgtocht die aan hem zijn afgegeven onverwijld in te leveren bij het kantoor van zekerheidstelling.

De Lid-Staten delen de Commissie de gegevens mede van de geldige, niet ingeleverde certificaten. De Commissie geeft hiervan kennis aan de andere Lid-Staten.

Onderafdeling 3

Forfaitaire zekerheidstelling

Artikel 367

1. Iedere Lid-Staat kan toestaan dat de borg per aangifte, bij één enkele akte en voor een vast bedrag van 7 000 ecu, de betaling waarborgt van de rechten en andere heffingen die eventueel verschuldigd worden naar aanleiding van communautair douanevervoer dat onder zijn aansprakelijkheid plaatsvindt, ongeacht de persoon van de aangever. Deze bepaling is van toepassing onverminderd artikel 368.

2. De forfaitaire zekerheid wordt gesteld bij een kantoor van zekerheidstelling.

Artikel 368

1. Afgezien van de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen mag het kantoor van vertrek geen hogere zekerheid eisen dan het forfaitaire bedrag van 7 000 ecu per aangifte voor communautair douanevervoer, ongeacht het bedrag van de rechten en andere heffingen die van toepassing zijn op de goederen waarop een bepaalde aangifte betrekking heeft.

2. Wanneer het vervoer van goederen wegens bijzondere omstandigheden een verhoogd risico met zich brengt waardoor de zekerheid van 7 000 ecu onvoldoende is, eist het kantoor van vertrek een hogere zekerheid die het veelvoud van 7 000 ecu bedraagt dat nodig is als zekerheid voor de hoeveelheid te verzenden goederen.

3. Het vervoer van de in bijlage 52 genoemde goederen geeft aanleiding tot een verhoging van het forfaitaire bedrag, indien de hoeveelheid te vervoeren goederen groter is dan de hoeveelheid die overeenkomt met het forfaitaire bedrag van 7 000 ecu.

In dat geval wordt het forfaitaire bedrag gebracht op het veelvoud van 7 000 ecu dat nodig is als zekerheid voor de hoeveelheid te verzenden goederen.

4. In de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen moet de aangever bij het kantoor van vertrek het met het geëiste veelvoud van 7 000 ecu overeenkomende aantal bewijzen van forfaitaire zekerheidstelling inleveren.

Artikel 369

1. Wanneer de aangifte voor communautair douanevervoer ook op andere goederen dan die welke in de in bijlage 52 vermelde lijst zijn opgenomen, betrekking heeft, worden de bepalingen inzake de forfaitaire zekerheidstelling toegepast alsof voor beide categorieën goederen afzonderlijk aangifte wordt gedaan.

2. Wanneer de waarde of de hoeveelheid van een van beide categorieën goederen betrekkelijk gering is, wordt, in afwijking van lid 1, met deze categorie geen rekening gehouden.

Artikel 370

1. De aanvaarding van de verbintenis van de borg door het kantoor van zekerheidstelling betekent dat de borg gemachtigd is, onder de in de akte van borgtocht vastgestelde voorwaarden, het vereiste bewijs of de vereiste bewijzen van forfaitaire zekerheidstelling af te geven aan personen die vanuit het kantoor van vertrek van hun keuze als aangever communautair douanevervoer willen verrichten.

2. Het formulier waarop het bewijs van forfaitaire zekerheidstelling wordt gesteld, stemt overeen met het model in bijlage 54. De vermeldingen op de achterzijde van dit model mogen echter ook op de voorzijde voorkomen, in het bovenste deel vóór de vermelding "Afgegeven door"; de overige daarna volgende vermeldingen blijven ongewijzigd.

3. Per bewijs van forfaitaire zekerheidstelling verbindt de borg zich tot een bedrag van 7 000 ecu.

4. Onverminderd de artikelen 368 en 371 mag de aangever per bewijs van forfaitaire zekerheidstelling eenmaal communautair douanevervoer verrichten. Het bij het kantoor van vertrek ingeleverde bewijs wordt aldaar bewaard.

Artikel 371

De borg kan bewijzen van forfaitaire zekerheidstelling afgeven:

- die niet geldig zijn voor het communautair douanevervoer van de in bijlage 52 genoemde goederen, en

- die tot maximaal zeven bewijzen per vervoermiddel in de zin van artikel 347, lid 2, kunnen worden gebruikt voor andere dan de bij het eerste streepje bedoelde goederen.

Daartoe brengt de borg op het bewijs of de bewijzen van forfaitaire zekerheidstelling die hij afgeeft, diagonaal en in hoofdletters, een van de volgende aantekeningen aan:

- VALIDEZ LIMITADA; APLICACIÓN DEL ARTÍCULO 371 DEL REGLAMENTO (CEE) N° 2454/93,

- BEGRAENSET GYLDIGHED - ARTIKEL 371, I FORORDNING (EOEF) Nr. 2454/93,

- BESCHRAENKTE GELTUNG - ARTIKEL 371 DER VERORDNUNG (EWG) Nr. 2454/93,

- ÐAAÑÉÏÑÉÓÌAAÍÇ ÉÓ×ÕÓ: AAOEÁÑÌÏÃÇ ÔÏÕ ÁÑÈÑÏÕ 371 ÔÏÕ ÊÁÍÏÍÉÓÌÏÕ (AAÏÊ) áñéè. 2454/93,

- LIMITED VALIDITY - APPLICATION OF ARTICLE 371 OF REGULATION (EEC) No 2454/93,

- VALIDITÉ LIMITÉE - APPLICATION DE L'ARTICLE 371 DU RÈGLEMENT (CEE) N° 2454/93,

- VALIDITÀ LIMITATA - APPLICAZIONE DELL'ARTICOLO 371 DEL REGOLAMENTO (CEE) N. 2454/93,

- BEPERKTE GELDIGHEID - TOEPASSING VAN ARTIKEL 371 VAN VERORDENING (EEG) Nr. 2454/93,

- VALIDADE LIMITADA; APLICAÇÃO DO ARTIGO 371° DO REGULAMENTO (CEE) N° 2454/93.

Artikel 372

De opzegging van een overeenkomst van borgtocht wordt door de Lid-Staat waaronder het kantoor van zekerheidstelling ressorteert, onverwijld aan de overige Lid-Staten medegedeeld.

Onderafdeling 4

Zekerheid per aangifte

Artikel 373

1. Wanneer per aangifte voor communautair douanevervoer zekerheid wordt gesteld, geschiedt dit bij het kantoor van vertrek. Dit kantoor stelt het bedrag van de zekerheid vast.

2. De in lid 1 bedoelde zekerheid kan in geld worden gesteld bij het kantoor van vertrek. In dat geval wordt zij terugbetaald wanneer het document T 1 bij het kantoor van vertrek wordt aangezuiverd.

Onderafdeling 5

Gemeenschappelijke bepaling voor de onderafdelingen 1 tot en met 4

Artikel 374

In aanvulling op het in artikel 199, lid 1, van het Wetboek bedoelde geval is de borg eveneens van zijn verplichtingen ontslagen na het verstrijken van een termijn van twaalf maanden na de datum van geldigmaking van de aangifte T 1, indien hij niet door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van vertrek in kennis is gesteld van de niet-zuivering van het document T 1.

Wanneer de borg, binnen de in de eerste alinea bedoelde termijn, door de douaneautoriteiten in kennis wordt gesteld van de niet-zuivering van het document T 1, wordt hem bovendien medegedeeld dat hij verplicht is of verplicht kan worden de bedragen te voldoen waarvoor hij ten aanzien van het betrokken communautair douanevervoer aansprakelijk is. Deze kennisgeving dient binnen een termijn van drie jaar na geldigmaking van de aangifte T 1 aan de borg te worden gedaan. Indien hij deze kennisgeving niet binnen bovengenoemde termijn ontvangt, is de borg eveneens van zijn verplichtingen ontslagen.

Onderafdeling 6

Vrijstelling van zekerheidstelling

Artikel 375

1. Ten einde vrijstelling te verkrijgen van de verplichting tot zekerheidstelling bij communautair douanevervoer, gaat de belanghebbende een verbintenis aan overeenkomstig artikel 95, lid 2, onder e), van het Wetboek en het model in de bijlage 55.

2. Wanneer de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of gebruiken zulks vereisen, kan elke Lid-Staat toestaan dat de verbintenis van de belanghebbende in een andere vorm wordt aangegaan, mits deze dezelfde gevolgen heeft als de als model opgenomen verbintenis.

Artikel 376

1. De vrijstelling van de verplichting tot zekerheidstelling geldt overeenkomstig artikel 95, lid 3, van het Wetboek, niet voor goederen:

a) waarvan de totale waarde meer dan 100 000 ecu per zending bedraagt, of

b) die als goederen welke een verhoogd risico met zich brengen, op de in bijlage 56 opgenomen lijst voorkomen.

2. De ontheffing van de verplichting tot zekerheidstelling wordt niet toegepast in het geval dat, overeenkomstig de bepalingen van artikel 360, het aanspreken van het doorlopende krediet verboden is.

Artikel 377

1. Bij vrijstelling van de verplichting tot zekerheidstelling wordt op de desbetreffende aangifte voor communautair douanevervoer T 1 verwezen naar het in artikel 95, lid 4, van het Wetboek bedoelde certificaat.

2. Het certificaat inzake vrijstelling wordt gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage 57.

3. Bij de afgifte van het certificaat inzake vrijstelling van zekerheidstelling of op enig ander ogenblik tijdens de geldigheidsduur van dit certificaat vermeldt de aangever, onder zijn verantwoordelijkheid, op de achterzijde van het certificaat welke personen hij heeft gemachtigd in zijn naam aangiften voor communautair douanevervoer te ondertekenen. Elke vermelding omvat de naam en de voornaam van de gevolmachtigde en een voorbeeld van diens handtekening. Elke vermelding van een gevolmachtigde wordt door de aangever ondertekend. Het staat de aangever vrij de vakken die hij niet wenst te gebruiken, onbruikbaar te maken.

De aangever kan de vermelding van de naam van een gevolmachtigde op de achterzijde van het certificaat te allen tijde ongedaan maken.

4. Elke persoon die is vermeld op de achterzijde van een aan een kantoor van vertrek overgelegd certificaat inzake vrijstelling van zekerheidstelling wordt geacht de gevolmachtigde vertegenwoordiger van de aangever te zijn.

5. De geldigheidsduur van het certificaat inzake vrijstelling van zekerheidstelling bedraagt ten hoogste twee jaar. Deze geldigheidsduur kan echter door de autoriteiten die de vrijstelling hebben verleend, eenmaal met een nieuwe termijn van niet meer dan twee jaar worden verlengd.

6. Bij intrekking van de vrijstelling van zekerheidstelling is de aangever gehouden alle nog geldige certificaten inzake vrijstelling van zekerheidstelling die aan hem zijn afgegeven, onverwijld in te leveren bij de autoriteiten die de ontheffing hebben verleend.

De Lid-Staten delen de Commissie de gegevens mede van de geldige niet ingeleverde certificaten.

De Commissie geeft hiervan kennis aan de andere Lid-Staten.

Afdeling 3

Onregelmatigheden en bewijs van de regelmatigheid van het douanevervoer

Artikel 378

1. Wanneer een zending niet bij het kantoor van bestemming is aangebracht en de plaats van de overtreding of onregelmatigheid niet kan worden vastgesteld, wordt deze overtreding of onregelmatigheid, onverminderd artikel 215 van het Wetboek, geacht te zijn begaan:

- in de Lid-Staat waaronder het kantoor van vertrek ressorteert, of

- in de Lid-Staat waaronder het kantoor van doorgang bij binnenkomst in de Gemeenschap ressorteert en waaraan een kennisgeving van doorgang is afgegeven,

tenzij, binnen een nader te bepalen termijn als voorzien in artikel 379, lid 2, ten genoegen van de douaneautoriteiten het bewijs wordt geleverd van de regelmatigheid van het communautair douanevervoer of van de plaats waar de overtreding of onregelmatigheid daadwerkelijk is begaan.

2. Indien, bij gebreke van een dergelijk bewijs, de overtreding of onregelmatigheid geacht blijft te zijn begaan in de Lid-Staat van vertrek of in de Lid-Staat van binnenkomst als bedoeld in lid 1, tweede streepje, worden de rechten en andere heffingen op de betrokken goederen door deze Lid-Staat volgens de communautaire of nationale bepalingen geïnd.

3. Indien, binnen drie jaar na geldigmaking van de aangifte T 1, kan worden vastgesteld in welke Lid-Staat de overtreding of onregelmatigheid daadwerkelijk is begaan, gaat deze Lid-Staat overeenkomstig de communautaire of nationale bepalingen over tot de inning van de rechten en heffingen op de betrokken goederen (met uitzondering van die welke overeenkomstig lid 2 als eigen middelen van de Gemeenschap werden geïnd). De aanvankelijk geïnde rechten en heffingen worden terugbetaald (met uitzondering van die welke als eigen middelen van de Gemeenschap werden geïnd) zodra het bewijs van deze inning is geleverd.

4. De zekerheid die ten behoeve van het communautair douanevervoer werd gesteld, wordt eerst vrijgegeven na afloop van voornoemde termijn van drie jaar, of eventueel na betaling van de rechten en heffingen die van toepassing zijn in de Lid-Staat waar de overtreding of onregelmatigheid daadwerkelijk is begaan.

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om overtredingen en onregelmatigheden te bestrijden en daar doeltreffende sancties op te stellen.

Artikel 379

1. Wanneer een zending niet bij het kantoor van bestemming is aangebracht en de plaats van de overtreding of onregelmatigheid niet kan worden vastgesteld, deelt het kantoor van vertrek dit zo spoedig mogelijk mede aan de aangever, doch uiterlijk binnen elf maanden na geldigmaking van de aangifte voor communautair douanevervoer.

2. In de in lid 1 bedoelde kennisgeving wordt onder andere de termijn vermeld waarbinnen bij het kantoor van vertrek, ten genoegen van de douaneautoriteiten, het bewijs moet worden geleverd van de regelmatigheid van het communautair douanevervoer of van de plaats waar de overtreding of onregelmatigheid daadwerkelijk werd begaan. Deze termijn bedraagt drie maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving. Indien het bewijs na het verstrijken van deze termijn niet is geleverd, gaat de bevoegde Lid-Staat over tot de inning van het verschuldigde bedrag aan rechten en andere heffingen. In de gevallen waarin deze Lid-Staat niet de Lid-Staat is waarin het kantoor van vertrek is gelegen, stelt het kantoor van vertrek deze Lid-Staat daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 380

Het bewijs van de regelmatigheid van het communautair douanevervoer in de zin van artikel 378, lid 1, wordt onder meer ten genoegen van de douaneautoriteiten geleverd:

a) door overlegging van een door de douaneautoriteiten gewaarmerkt document, waarin wordt verklaard dat de betrokken goederen bij het kantoor van bestemming of, bij toepassing van artikel 406, bij de toegelaten geadresseerde werden aangebracht. Dit document dient de identificatie van de goederen te bevatten; of

b) door overlegging van een in een derde land ter zake van de aangifte ten verbruik afgegeven douanedocument, dan wel een kopie of een fotokopie daarvan; deze kopie of fotokopie dient voor conform te worden gewaarmerkt, hetzij door de instantie die het origineel heeft geviseerd, hetzij door de autoriteiten van het betrokken derde land, hetzij door de autoriteiten van een Lid-Staat. Dit document dient de identificatie van de betrokken goederen te bevatten.

HOOFDSTUK 5

Intern communautair douanevervoer

Artikel 381

1. Voor het vervoer van goederen met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer wordt een aangifte T 2 ingediend. Onder aangifte T 2 wordt verstaan een aangifte gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in de bijlagen 31 tot en met 34 en dat overeenkomstig de toelichting in bijlage 37 wordt gebruikt.

2. Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing op de regeling intern communautair douanevervoer.

HOOFDSTUK 6

Gemeenschappelijke bepalingen voor de hoofdstukken 4 en 5

Artikel 382

1. Voor zendingen die zowel goederen omvatten die met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer worden vervoerd als goederen die met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer worden vervoerd, kunnen bij een zelfde aangifteformulier voor communautair douanevervoer aanvullende formulieren worden gevoegd die respectievelijk van het teken "T 1 bis" of "T 2 bis" zijn voorzien.

In dit geval wordt het teken "T" aangebracht in het rechter deelvak van vak 1 van dit aangifteformulier; de lege ruimte na het teken "T" wordt doorgehaald; bovendien worden de vakken 32 "Artikel nr.", 33 "Goederencode", 35 "Brutomassa (kg)", 38 "Nettomassa (kg)" en 44 "Bijzondere vermeldingen/Voorgelegde stukken/Certificaten en vergunningen" voor invulling ongeschikt gemaakt. De volgnummers van de aanvullende formulieren met het teken "T 1 bis" of "T 2 bis" worden vermeld in vak 31 "Colli en omschrijving van de goederen" van het gebruikte aangifteformulier voor communautair douanevervoer.

2. Indien het teken "T 1", "T 1 bis" of "T 2", "T 2 bis" niet voorkomt in het rechter deelvak van vak 1 van het gebruikte formulier of indien bij zendingen die zowel goederen omvatten die met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer als goederen die met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer worden vervoerd, het bepaalde in lid 1 en in artikel 383 niet in acht is genomen, worden de onder geleide van dergelijke documenten vervoerde goederen geacht met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer te worden vervoerd.

Voor de toepassing van de rechten of maatregelen bij uitvoer in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek worden deze goederen echter geacht met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer te worden vervoerd.

Artikel 383

Voor zendingen die zowel goederen omvatten die met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer als goederen die met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer worden vervoerd, worden voor elke categorie goederen afzonderlijke ladingslijsten opgesteld die bij een zelfde aangifteformulier voor communautair douanevervoer kunnen worden gevoegd.

In dit geval wordt in het rechter deelvak van vak 1 van dit laatste formulier het teken "T" aangebracht; de lege ruimte na het teken "T" wordt doorgehaald; de vakken 15 "Land van verzending/uitvoer", 32 "Artikel nr.", 33 "Goederencode", 35 "Brutomassa (kg)", 38 "Nettomassa (kg)" en, in voorkomend geval, 44 "Bijzondere vermeldingen/Voorgelegde stukken/Certificaten en vergunningen" worden voor invulling ongeschikt gemaakt. In vak 31 "Colli en omschrijving van de goederen" van het gebruikte formulier worden de volgnummers van de ladingslijsten voor beide categorieën goederen vermeld.

Artikel 384

Voor zover nodig doen de douaneautoriteiten van de Lid-Staten elkaar de vaststellingen, documenten, rapporten en processen-verbaal toekomen en verstrekken zij elkaar inlichtingen betreffende het vervoer dat met toepassing van de regeling communautair douanevervoer heeft plaatsgevonden; voorts doen zij elkaar mededeling van onregelmatigheden en overtredingen in verband met deze regeling.

Artikel 385

De aangiften en de documenten voor communautair douanevervoer worden opgesteld in één van de officiële talen van de Gemeenschap die door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van vertrek wordt aanvaard. Deze bepaling is niet van toepassing op de bewijzen van forfaitaire zekerheidstelling.

De douaneautoriteiten van een andere Lid-Staat waar de aangiften en documenten dienen te worden overgelegd, kunnen, zo nodig, de vertaling in de officiële taal of in één van de officiële talen van deze Lid-Staat verlangen.

De douaneautoriteiten van de Lid-Staat waaronder het kantoor van zekerheidstelling ressorteert, bepalen in welke taal de certificaten van borgtocht worden opgesteld.

De douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de vrijstelling van de verplichting tot zekerheidstelling wordt verleend, bepalen in welke taal de certificaten inzake vrijstelling worden opgesteld.

Artikel 386

1. Het voor de formulieren van de ladingslijsten, de kennisgevingen van doorgang en de ontvangstbewijzen te gebruiken papier is zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en weegt ten minste 40 g per m2; het is zo stevig dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt.

2. Het voor de formulieren van de bewijzen van zekerheidstelling voor een vast bedrag te gebruiken papier is houtvrij, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is en weegt ten minste 55 g per m2. Het is voorzien van een rode, geguillocheerde onderdruk die elke vervalsing met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

3. Het voor de formulieren van de certificaten van borgtocht en de certificaten van vrijstelling van zekerheidstelling te gebruiken papier is houtvrij en weegt ten minste 100 g per m2. Het is aan beide zijden voorzien van een geguillocheerde onderdruk, die elke vervalsing met mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. Deze onderdruk is:

- groen voor de certificaten van borgtocht;

- lichtblauw voor de certificaten inzake vrijstelling van zekerheidstelling.

4. Het in de leden 1, 2 en 3 bedoelde papier is wit. Voor de in artikel 341, lid 2, bedoelde ladingslijsten wordt de keuze van de kleur van het papier evenwel aan de belanghebbenden overgelaten.

Artikel 387

De afmetingen van de formulieren zijn:

a) 210 × 297 mm voor de ladingslijsten, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder en 8 mm meer is toegestaan;

b) 210 × 148 mm voor de kennisgevingen van doorgang en de certificaten van borgtocht en de certificaten inzake vrijstelling van zekerheidstelling;

c) 148 × 105 mm voor de ontvangstbewijzen en de bewijzen van forfaitaire zekerheidstelling.

Artikel 388

1. De formulieren van het bewijs van forfaitaire zekerheidstelling worden voorzien van de naam en het adres van de drukker of van een teken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd. Deze formulieren zijn bovendien van volgnummers voorzien.

2. De Lid-Staten dragen zorg voor het drukken van de formulieren van de certificaten van borgtocht en van de certificaten inzake vrijstelling van zekerheidstelling. Elk certificaat wordt van een volgnummer voorzien.

3. De formulieren van de certificaten van borgtocht, van de certificaten inzake vrijstelling van zekerheidstelling en van de bewijzen van forfaitaire zekerheidstelling worden met de schrijfmachine of met behulp van een mecanografisch of soortgelijk procédé ingevuld.

4. De formulieren van de ladingslijsten, de kennisgevingen van doorgang en de ontvangstbewijzen worden met de schrijfmachine, met behulp van een mecanografisch of soortgelijk procédé of op duidelijk leesbare wijze met de hand, met inkt en in blokletters, ingevuld.

5. In de formulieren mogen geen doorhalingen of overschrijvingen voorkomen. Wijzigingen worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste en, zo nodig, toevoeging van de gewenste gegevens. Elke aldus aangebrachte wijziging wordt goedgekeurd door degene die deze heeft aangebracht, en uitdrukkelijk door de douaneautoriteiten geviseerd.

HOOFDSTUK 7

Vereenvoudigingsmaatregelen

Afdeling 1

Vereenvoudigde procedure voor de afgifte van het document ten bewijze van het communautaire karakter van goederen

Artikel 389

Onverminderd artikel 317, lid 4, kunnen de douaneautoriteiten van elke Lid-Staat een persoon, hierna "toegelaten afzender" genoemd, die aan de in artikel 390 gestelde voorwaarden voldoet en die het communautaire karakter wenst aan te tonen door middel van een document T 2 L van goederen overeenkomstig artikel 315, lid 1, of door middel van een van de in artikel 317 genoemde documenten, hierna "handelsdocumenten" genoemd, toestemming verlenen deze documenten te gebruiken zonder dat zij door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van vertrek behoeven te worden afgetekend.

Artikel 390

1. De in artikel 389 bedoelde vergunning wordt slechts verleend aan personen die:

a) veelvuldig goederen verzenden;

b) een administratie voeren aan de hand waarvan de douaneautoriteiten de goederenbewegingen kunnen controleren, en

d) geen ernstige of herhaalde inbreuken op de douane- of de belastingwetgeving hebben gepleegd.

2. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning intrekken wanneer de toegelaten afzender niet meer aan de in lid 1 genoemde voorwaarden of aan de in deze afdeling of in de vergunning gestelde eisen voldoet.

Artikel 391

1. In de door de douaneautoriteiten te verlenen vergunning wordt onder meer bepaald:

a) welk kantoor is belast met de waarmerking vooraf, in de zin van artikel 392, lid 1, onder a), van de formulieren waarop de betrokken documenten worden gesteld;

b) de wijze waarop de toegelaten afzender het gebruik van de genoemde formulieren moet rechtvaardigen.

2. De douaneautoriteiten stellen vast binnen welke termijn en op welke wijze de toegelaten afzender het bevoegde kantoor inlicht zodat dit kantoor vóór het vertrek van de goederen eventueel een controle kan verrichten.

Artikel 392

1. In de vergunning wordt bepaald dat vak C "Kantoor van vertrek" aan de voorzijde van de formulieren die voor het opstellen van het document T 2 L en, zo nodig, van het (de) document(en) T 2 L bis worden gebruikt of dat de voorzijde van de betreffende handelsdocumenten:

a) vooraf wordt voorzien van een afdruk van de stempel van het in artikel 391, lid 1, onder a), bedoelde kantoor en van de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor,

of

b) door de toegelaten afzender wordt voorzien van de afdruk van de speciale, door de douaneautoriteiten aanvaarde metalen stempel die overeenstemt met het model in bijlage 62; deze stempelafdruk mag ook op de formulieren worden voorgedrukt wanneer deze door een daartoe gemachtigde drukkerij worden gedrukt.

2. Uiterlijk op het tijdstip van verzending van de goederen vult de toegelaten afzender het formulier in en ondertekent het. Bovendien vermeldt hij, in het voor controle door het kantoor van vertrek bestemde vak van het document T 2 L of op een duidelijk zichtbare plaats op het gebruikte handelsdocument, de naam van het bevoegde douanekantoor en de datum waarop het document is opgemaakt, en brengt daarop een van de volgende vermeldingen aan:

- Procedimiento simplificado,

- Forenklet fremgangsmaade,

- Vereinfachtes Verfahren,

- ÁðëïõóôaaõìÝíç aeéáaeéêáóssá,

- Simplified procedure,

- Procédure simplifiée,

- Procedura semplificata,

- Vereenvoudigde regeling,

- Procedimento simplificado.

3. Het overeenkomstig lid 2 opgemaakte document dat door de toegelaten afzender is ondertekend, geldt als document ten bewijze van het communautaire karakter van de goederen.

Artikel 393

1. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de documenten T 2 L of de handelsdocumenten die van een afdruk van de speciale stempel als bedoeld in bijlage 62 zijn voorzien en die met behulp van een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking zijn opgemaakt, niet door de toegelaten afzender worden ondertekend. Deze toestemming wordt eerst gegeven nadat de toegelaten afzender deze autoriteiten een schriftelijke verklaring heeft doen toekomen dat hij aansprakelijk is voor de rechtsgevolgen van de afgifte van alle documenten T 2 L of van alle handelsdocumenten die van de afdruk van de speciale stempel zijn voorzien.

2. Op de overeenkomstig lid 1 opgemaakte documenten T 2 L of de handelsdocumenten wordt in plaats van de handtekening van de toegelaten afzender één van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Dispensa de firma,

- Fritaget for underskrift,

- Freistellung von der Unterschriftsleistung,

- AEaaí áðáéôaassôáé õðïãñáoeÞ,

- Signature waived,

- Dispense de signature,

- Dispensa dalla firma,

- Van ondertekening vrijgesteld,

- Dispensada a assinatura.

Artikel 394

De toegelaten afzender maakt een kopie van elk overeenkomstig deze afdeling afgegeven document T 2 L of handelsdocument. De douaneautoriteiten bepalen op welke wijze deze kopie ter controle wordt overgelegd en bewaard.

Artikel 395

1. De toegelaten afzender is gehouden:

a) de voorwaarden in deze afdeling en in de vergunning in acht te nemen;

b) alle nodige maatregelen te treffen om de speciale stempel of de formulieren die van de stempelafdruk van het in artikel 391, lid 1, onder a), bedoelde kantoor of van de afdruk van de speciale stempel zijn voorzien, veilig te bewaren.

2. Bij misbruik, door wie dan ook, van formulieren die zijn bestemd voor het opmaken van documenten T 2 L of van handelsdocumenten die vooraf van het stempel van het in artikel 391, lid 1, onder a), bedoelde kantoor zijn voorzien of waarop de afdruk van de speciale stempel is aangebracht, is de toegelaten afzender, onverminderd eventuele strafrechtelijke vervolging, aansprakelijk voor de betaling van de rechten en andere heffingen welke in een bepaalde Lid-Staat ten gevolge van een dergelijk misbruik niet zijn betaald, tenzij hij de douaneautoriteiten die hem de vergunning hebben verleend, het bewijs levert dat hij de in lid 1, onder b), bedoelde maatregelen heeft getroffen.

Artikel 396

De douaneautoriteiten van de Lid-Staat van verzending kunnen bepaalde categorieën goederen of bepaalde goederenbewegingen van de bij deze afdeling geboden faciliteiten uitsluiten.

Afdeling 2

Vereenvoudiging van de formaliteiten voor douanevervoer bij de kantoren van vertrek en van bestemming

Artikel 397

Wanneer de regeling communautair douanevervoer wordt toegepast, worden de formaliteiten voor deze regeling overeenkomstig deze afdeling vereenvoudigd.

Deze afdeling geldt echter niet voor goederen waarop de artikelen 463 tot en met 470 van toepassing zijn.

Onderafdeling 1

Formaliteiten bij het kantoor van vertrek

Artikel 398

De douaneautoriteiten van elke Lid-Staat kunnen elke persoon, hierna "toegelaten afzender" genoemd, die aan de in artikel 399 gestelde voorwaarden voldoet en communautair douanevervoer wil verrichten, op zijn verzoek vergunning verlenen om noch de goederen noch de bijbehorende aangifte voor communautair douanevervoer bij het kantoor van vertrek aan te bieden.

Artikel 399

1. De in artikel 398 bedoelde vergunning wordt slechts verleend aan personen die:

a) veelvuldig goederen verzenden;

b) een administratie voeren aan de hand waarvan de douaneautoriteiten de goederenbewegingen kunnen controleren;

c) indien de bepalingen betreffende communautair douanevervoer in zekerheidstelling voorzien, een doorlopende zekerheid hebben gesteld, en die

d) geen ernstige of herhaalde inbreuken op de douane- of de belastingwetgeving hebben gepleegd.

2. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning intrekken wanneer de toegelaten afzender niet meer aan de in lid 1 genoemde voorwaarden of aan de in deze onderafdeling of in de vergunning gestelde eisen voldoet.

Artikel 400

In de door de douaneautoriteiten te verlenen vergunning wordt onder meer bepaald:

a) welke kantoren als kantoren van vertrek voor het te verrichten vervoer bevoegd zijn;

b) binnen welke termijn en op welke wijze de toegelaten afzender het kantoor van vertrek over het te verrichten vervoer inlicht, zodat dit kantoor vóór het vertrek van de goederen eventueel een controle kan verrichten;

c) binnen welke termijn de goederen aan het kantoor van bestemming dienen te worden aangebracht;

d) welke identificatiemaatregelen dienen te worden genomen. Met het oog hierop kunnen de douaneautoriteiten voorschrijven dat de toegelaten afzender op de vervoermiddelen of de colli zegels van een speciaal model aanbrengt die door de douaneautoriteiten zijn aanvaard.

Artikel 401

1. In de vergunning wordt bepaald dat het voor het kantoor van vertrek bestemde vak aan de voorzijde van de aangifteformulieren voor communautair douanevervoer:

a) vooraf wordt voorzien van een afdruk van de stempel van het kantoor van vertrek en van de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor, of

b) door de toegelaten afzender wordt voorzien van de afdruk van een speciale, door de douaneautoriteiten aanvaarde metalen stempel die overeenstemt met het model in bijlage 62; deze stempelafdruk mag ook op de formulieren worden voorgedrukt wanneer deze door een daartoe gemachtigde drukkerij worden gedrukt.

De toegelaten afzender vermeldt in dit vak de datum van verzending van de goederen en geeft de aangifte een nummer volgens de aanwijzingen in de vergunning.

2. De douaneautoriteiten kunnen het gebruik voorschrijven van formulieren die, om ze van andere formulieren te kunnen onderscheiden, van een speciaal teken zijn voorzien.

Artikel 402

1. Uiterlijk op het tijdstip van verzending van de goederen vult de toegelaten afzender de reeds ingevulde aangifte voor communautair douanevervoer aan door op de voorzijde van de exemplaren nrs. 1 en 4, in het vak "Controle door het kantoor van vertrek", de termijn waarbinnen de goederen aan het kantoor van bestemming moeten worden aangebracht en de toegepaste identificatiemaatregelen te vermelden en in dit vak één van de volgende vermeldingen aan te brengen:

- Procedimiento simplificado,

- Forenklet fremgangsmaade,

- Vereinfachtes Verfahren,

- ÁðëïõóôaaõìÝíç aeéáaeéêáóssá,

- Simplified procedure,

- Procédure simplifiée,

- Procédura semplificata,

- Vereenvoudigde regeling,

- Procedimento simplificado.

2. Na de verzending van de goederen wordt exemplaar nr. 1 onverwijld naar het kantoor van vertrek gezonden. De douaneautoriteiten kunnen in de vergunning voorschrijven dat exemplaar nr. 1 naar het kantoor van vertrek wordt gezonden zodra de aangifte voor communautair douanevervoer is opgemaakt. De overige exemplaren begeleiden de goederen onder de in de artikelen 341 tot en met 380 gestelde voorwaarden.

3. Indien de douaneautoriteiten van de Lid-Staat van vertrek bij het vertrek van een zending een controle instellen, tekenen zij het vak "Controle door het kantoor van vertrek" op de voorzijde van de exemplaren nrs. 1 en 4 van de aangifte voor communautair douanevervoer af.

Artikel 403

De naar behoren ingevulde aangifte voor communautair douanevervoer die is aangevuld met de in artikel 402, lid 1, voorgeschreven vermeldingen, geldt als document voor extern respectievelijk intern communautair douanevervoer en de toegelaten afzender die de aangifte heeft ondertekend, geldt als aangever.

Artikel 404

1. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de aangiften voor communautair douanevervoer die van een afdruk van de speciale stempel als bedoeld in bijlage 62 zijn voorzien en die met behulp van een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking zijn opgemaakt, niet door de toegelaten afzender worden ondertekend. Deze toestemming wordt eerst gegeven nadat de toegelaten afzender deze autoriteiten een schriftelijke verklaring heeft doen toekomen dat hij aanvaardt als aangever te gelden voor alle verrichtingen inzake communautair douanevervoer die plaatsvinden onder geleide van documenten voor communautair douanevervoer die van de afdruk van de speciale stempel zijn voorzien.

2. Op de overeenkomstig lid 1 opgemaakte documenten voor communautair douanevervoer wordt in het voor de handtekening van de aangever bestemde vak, één van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Dispensa de firma,

- Fritaget for underskrift,

- Freistellung von der Unterschriftsleistung,

- AEaaí áðáéôaassôáé õðïãñáoeÞ,

- Signature waived,

- Dispense de signature,

- Dispensa dalla firma,

- Van ondertekening vrijgesteld,

- Dispensada a assinatura.

Artikel 405

1. De toegelaten afzender is gehouden:

a) de voorwaarden in deze onderafdeling en in de vergunning in acht te nemen;

b) alle nodige maatregelen te treffen om de speciale stempel of de formulieren die van de stempelafdruk van het kantoor van vertrek of van de afdruk van de speciale stempel zijn voorzien, veilig te bewaren.

2. Bij misbruik, door wie dan ook, van formulieren die vooraf van de stempelafdruk van het kantoor van vertrek zijn voorzien of waarop de afdruk van de speciale stempel is aangebracht, is de toegelaten afzender, onverminderd eventuele strafrechtelijke vervolging, aansprakelijk voor de betaling van de rechten en andere heffingen welke in een bepaalde Lid-Staat verschuldigd zijn geworden en die betrekking hebben op de goederen die onder geleide van die formulieren werden vervoerd, tenzij hij de douaneautoriteiten die hem de vergunning hebben verleend, het bewijs levert dat hij de in lid 1, onder b), bedoelde maatregelen heeft getroffen.

Onderafdeling 2

Formaliteiten bij het kantoor van bestemming

Artikel 406

1. De douaneautoriteiten van elke Lid-Staat kunnen toestaan dat goederen die met toepassing van een regeling communautair douanevervoer worden vervoerd, niet aan het kantoor van bestemming worden aangeboden wanneer zij zijn bestemd voor een persoon die aan de voorwaarden in artikel 407 voldoet, hierna "toegelaten geadresseerde" genoemd, en aan wie door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waaronder het kantoor van bestemming ressorteert, vooraf vergunning is verleend.

2. In het in lid 1 bedoelde geval heeft de aangever aan de ingevolge artikel 96, lid 1, onder a), van het Wetboek op hem rustende verplichtingen voldaan zodra de goederen in ongewijzigde staat en de daarbij behorende exemplaren van het document voor communautair douanevervoer binnen de gestelde termijn en met inachtneming van de getroffen identificatiemaatregelen door de toegelaten geadresseerde in diens bedrijfsruimte of op de in de vergunning aangewezen plaatsen in ontvangst zijn genomen.

3. Voor elke zending die de toegelaten geadresseerde onder de in lid 2 bedoelde omstandigheden in ontvangst neemt, geeft hij, op verzoek van de vervoerder, een ontvangstbewijs af waarin hij verklaart dat hij het document en de goederen heeft ontvangen.

Artikel 407

1. De in artikel 406 bedoelde vergunning wordt slechts verleend aan personen die:

a) veelvuldig onder de regeling communautair douanevervoer geplaatste zendingen ontvangen;

b) een administratie voeren aan de hand waarvan de douaneautoriteiten de goederenbewegingen kunnen controleren, en die

c) geen ernstige of herhaalde inbreuken op de douane- of de belastingwetgeving hebben gepleegd.

2. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning intrekken wanneer de toegelaten geadresseerde niet meer aan de in lid 1 genoemde voorwaarden of aan de in deze onderafdeling of in de vergunning gestelde eisen voldoet.

Artikel 408

1. In de door de douaneautoriteiten te verlenen vergunning wordt onder meer bepaald:

a) welke kantoren als kantoren van bestemming bevoegd zijn voor de zendingen die de toegelaten geadresseerde ontvangt;

b) binnen welke termijn en op welke wijze de toegelaten geadresseerde het kantoor van bestemming van de aankomst der goederen op de hoogte brengt, zodat dit kantoor bij de aankomst der goederen eventueel een controle kan verrichten.

2. Onverminderd artikel 410 geven de douaneautoriteiten in de vergunning aan of de toegelaten geadresseerde zonder tussenkomst van het kantoor van bestemming over de goederen mag beschikken zodra deze zijn aangekomen.

Artikel 409

1. Ten aanzien van de zendingen die in zijn bedrijfsruimte of op de in de vergunning aangewezen plaatsen aankomen, is de toegelaten geadresseerde gehouden:

a) het kantoor van bestemming onverwijld, op de in de vergunning voorgeschreven wijze, van eventuele overschotten, tekorten, verwisselingen of andere onregelmatigheden, zoals geschonden zegels, in kennis te stellen;

b) de exemplaren van het document voor communautair douanevervoer die de zending hebben begeleid, onverwijld naar het kantoor van bestemming te zenden, onder opgave van de datum van aankomst en van de staat waarin de eventueel aangebrachte zegels zich bevonden.

2. Het kantoor van bestemming brengt op die exemplaren van het document voor communautair douanevervoer de voorgeschreven aantekeningen aan.

Onderafdeling 3

Overige bepalingen

Artikel 410

De douaneautoriteiten van de Lid-Staat van vertrek of van bestemming kunnen bepaalde categorieën goederen van de in de artikelen 398 en 406 geboden faciliteiten uitsluiten.

Artikel 411

1. Wanneer de ontheffing van de verplichting om de aangifte voor communautair douanevervoer op het kantoor van vertrek over te leggen betrekking heeft op goederen die zijn bestemd om, overeenkomstig de artikelen 413 tot en met 442, onder geleide van een vrachtbrief CIM of een overdrachtsformulier TR, te worden verzonden, zien de douaneautoriteiten erop toe dat het teken "T 1" of "T 2", al naar gelang van het geval, op de exemplaren nrs. 1, 2 en 3 van de vrachtbrief CIM of op de exemplaren nrs. 2, 3 A en 3 B van het overdrachtsformulier TR wordt aangebracht.

2. Wanneer de overeenkomstig de artikelen 413 tot en met 442 vervoerde goederen voor een toegelaten geadresseerde zijn bestemd, kunnen de douaneautoriteiten voorschrijven dat, in afwijking van artikel 406, lid 2, en artikel 409, lid 1, onder b), de exemplaren nrs. 2 en 3 van de vrachtbrief CIM of de exemplaren nrs. 1, 2 en 3 A van het overdrachtsformulier TR rechtstreeks door de spoorwegmaatschappij of de vervoersonderneming bij het kantoor van bestemming worden ingeleverd.

Afdeling 3

Vereenvoudiging van de formaliteiten voor goederen die per spoor worden vervoerd

Onderafdeling 1

Algemene bepalingen betreffende het vervoer per spoor

Artikel 412

Artikel 352 is niet van toepassing op het vervoer van goederen per spoor.

Wanneer, overeenkomstig artikel 352, lid 2, nog een kennisgeving van doorgang moet worden afgegeven, vervangt de door de spoorwegmaatschappijen gevoerde administratie deze kennisgeving van doorgang.

Artikel 413

Wanneer de regeling communautair douanevervoer van toepassing is, worden de formaliteiten in verband met deze regeling vereenvoudigd overeenkomstig de artikelen 414 tot en met 425, 441 en 442 voor het door spoorwegmaatschappijen verrichte vervoer onder geleide van een "vrachtbrief CIM en expresgoed", hierna "vrachtbrief CIM" genoemd.

Artikel 414

De vrachtbrief CIM geldt:

a) als aangifte of document T 1 voor goederen die met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer worden vervoerd,

b) als aangifte of document T 2 voor goederen die met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer worden vervoerd.

Artikel 415

De spoorwegmaatschappij van elke Lid-Staat houdt de administratie in haar centrale kantoor (kantoren) ter inzage van de douaneautoriteiten van haar land, zodat deze daar de nodige controles kunnen verrichten.

Artikel 416

1. De spoorwegmaatschappij die goederen met een vrachtbrief CIM, die als aangifte of document T 1 dan wel T 2 dienst doet, ten vervoer aanneemt, geldt voor dit vervoer als de aangever.

2. De spoorwegmaatschappij van de Lid-Staat over het grondgebied waarvan goederen de Gemeenschap binnenkomen, geldt als aangever voor het vervoer van goederen die door de spoorwegen van een derde land ten vervoer zijn aangenomen.

Artikel 417

De spoorwegmaatschappijen dragen er zorg voor dat zendingen die onder de regeling communautair douanevervoer worden vervoerd, gekenmerkt worden door middel van etiketten met een pictogram waarvan het model in bijlage 58 is opgenomen.

De etiketten worden aangebracht op de vrachtbrief CIM, alsmede op de wagon, indien het een wagonlading betreft, of op het collo of de colli in andere gevallen.

Artikel 418

In geval van wijziging van de vervoersovereenkomst ten einde:

- een vervoer binnen in plaats van buiten het douanegebied van de Gemeenschap te beëindigen;

- een vervoer buiten in plaats van binnen het douanegebied van de Gemeenschap te beëindigen,

mogen de spoorwegmaatschappijen de gewijzigde overeenkomst slechts met voorafgaande toestemming van het kantoor van vertrek ten uitvoer brengen.

In alle andere gevallen mogen de spoorwegmaatschappijen de gewijzigde overeenkomst ten uitvoer brengen; zij stellen het kantoor van vertrek onverwijld van de wijziging in kennis.

Artikel 419

1. Wanneer een vervoersbeweging onder de regeling communautair douanevervoer binnen de Gemeenschap begint en dient te eindigen, wordt de vrachtbrief CIM bij het kantoor van vertrek overgelegd.

2. Het kantoor van vertrek brengt in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren nrs. 1, 2 en 3 van de vrachtbrief CIM op duidelijk zichtbare wijze:

- het teken "T 1" aan, indien de goederen met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer worden vervoerd;

- het teken "T 2", "T 2 ES" of "T 2 PT" aan, al naar gelang van het geval, indien de goederen met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer worden vervoerd overeenkomstig artikel 311, onder b), en artikel 165 van het Wetboek.

Het teken "T 2" of "T 2 ES" of "T 2 PT" wordt door middel van het stempel van het kantoor van vertrek gewaarmerkt.

3. Alle exemplaren van de vrachtbrief CIM worden aan de belanghebbende teruggegeven.

4. De in artikel 311, onder a), bedoelde goederen worden, op de door elke Lid-Staat vast te stellen wijze, voor het gehele traject tussen de in het douanegebied van de Gemeenschap gelegen stations van vertrek en van bestemming onder de regeling intern communautair douanevervoer geplaatst zonder dat de voor deze goederen opgestelde vrachtbrief CIM bij het kantoor van vertrek behoeft te worden overgelegd en zonder dat de in artikel 417 bedoelde etiketten behoeven te worden aangebracht. Deze ontheffing van de verplichting tot overlegging geldt evenwel niet voor vrachtbrieven CIM die betrekking hebben op goederen waarop de artikelen 463 tot en met 470 van toepassing zijn.

5. Voor de in lid 2 bedoelde goederen vervult het douanekantoor waaronder het station van bestemming ressorteert, de functie van kantoor van bestemming. Indien de goederen echter in een tussenstation in het vrije verkeer worden gebracht of onder een andere douaneregeling worden geplaatst, vervult het kantoor waaronder dit station ressorteert de functie van kantoor van bestemming.

Bij het kantoor van bestemming behoeft ten aanzien van de in artikel 311, onder a), bedoelde goederen geen enkele formaliteit te worden vervuld.

6. Ten behoeve van de in artikel 415 bedoelde controle houdt de spoorwegmaatschappij alle vrachtbrieven CIM die betrekking hebben op het in lid 4 bedoelde douanevervoer in het land van bestemming ter beschikking van de douaneautoriteiten, in voorkomend geval op de wijze die in onderling overleg met deze autoriteiten is vastgesteld.

7. Wanneer communautaire goederen per spoor worden vervoerd van een plaats in een Lid-Staat naar een plaats in een andere Lid-Staat over het grondgebied van een derde land dat geen EVA-land is, wordt de regeling intern communautair douanevervoer toegepast. In dit geval zijn de leden 4, 5, tweede alinea, en 6 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 420

Rekening houdend met de door de spoorwegmaatschappijen toegepaste identificatiemaatregelen, worden de vervoermiddelen of de colli in het algemeen niet door het kantoor van vertrek verzegeld.

Artikel 421

1. In de gevallen bedoeld in artikel 419, lid 5, eerste alinea, levert de spoorwegmaatschappij van de Lid-Staat waaronder het kantoor van bestemming ressorteert, bij dit kantoor de exemplaren nrs. 2 en 3 van de vrachtbrief CIM in.

2. Het kantoor van bestemming geeft exemplaar nr. 2 na aftekening onverwijld aan de spoorwegmaatschappij terug en behoudt exemplaar nr. 3.

Artikel 422

1. Wanneer een vervoersbeweging binnen het douanegebied van de Gemeenschap begint en daarbuiten dient te eindigen, zijn de artikelen 419 en 420 van toepassing.

2. Het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert waarlangs het vervoer het douanegebied van de Gemeenschap verlaat, wordt aangemerkt als kantoor van bestemming.

3. Bij het kantoor van bestemming behoeft geen enkele formaliteit te worden vervuld.

Artikel 423

1. Wanneer een vervoersbeweging buiten het douanegebied van de Gemeenschap begint en daarbinnen dient te eindigen, wordt het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert waarlangs het vervoer het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomt, als kantoor van vertrek aangemerkt.

Bij het kantoor van vertrek behoeft geen enkele formaliteit te worden vervuld.

2. Het douanekantoor waaronder het station van bestemming ressorteert, wordt als kantoor van bestemming aangemerkt. Wanneer de goederen echter op een tussenstation in het vrije verkeer worden gebracht of onder een andere douaneregeling worden geplaatst, wordt het douanekantoor waaronder dit station ressorteert, als kantoor van bestemming aangemerkt.

De bij artikel 421 voorgeschreven formaliteiten worden bij het kantoor van bestemming vervuld.

Artikel 424

1. Wanneer een vervoersbeweging buiten het douanegebied van de Gemeenschap begint en dient te eindigen, worden het in artikel 423, lid 1, en het in artikel 422, lid 2, bedoelde kantoor als kantoor van vertrek respectievelijk als kantoor van bestemming aangemerkt.

2. Bij het kantoor van vertrek en bij het kantoor van bestemming behoeft geen enkele formaliteit te worden vervuld.

Artikel 425

Het in artikel 423, lid 1, en artikel 424, lid 1, bedoelde vervoer van goederen wordt geacht met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer plaats te vinden, tenzij het communautaire karakter van de goederen overeenkomstig de artikelen 313 tot en met 340 wordt aangetoond.

Onderafdeling 2

Vervoer met behulp van grote containers

Artikel 426

Wanneer de regeling communautair douanevervoer van toepassing is, worden de formaliteiten in verband met deze regeling, overeenkomstig de artikelen 427 tot en met 442, vereenvoudigd, wanneer goederen door tussenkomst van vervoersondernemingen met behulp van grote containers per spoor worden vervoerd door spoorwegmaatschappijen onder geleide van een overdrachtsformulier, in deze titel "overdrachtsformulier TR" genoemd. Genoemd vervoer omvat, in voorkomend geval, het overbrengen van deze zendingen door de vervoersondernemingen, door middel van andere vervoerswijzen dan per spoor, in het land van verzending tot aan het in dat land gelegen station van vertrek, en in het land van bestemming vanaf het in dat land gelegen station van bestemming, alsmede het vervoer over zee tussen deze beide stations.

Artikel 427

Voor de toepassing van de artikelen 426 tot en met 442 wordt verstaan onder:

1. "vervoersonderneming": een onderneming die de spoorwegmaatschappijen hebben opgericht in de vorm van een vennootschap, waarvan zij de vennoten zijn en die tot doel heeft goederen met behulp van grote containers onder geleide van "overdrachtsformulieren TR" te vervoeren;

2. "grote container": een container als bedoeld in artikel 670, onder g),

- die op doeltreffende wijze kan worden verzegeld wanneer verzegeling overeenkomstig artikel 435 noodzakelijk is, en

- waarvan de oppervlakte begrensd door de vier onderste buitenhoeken ten minste 7 m2 bedraagt;

3. "overdrachtsformulier TR": het document waarin de vervoersovereenkomst is vastgelegd op grond waarvan de vervoersonderneming in internationaal vervoer een of meer grote containers van een afzender naar een geadresseerde laat vervoeren. Het overdrachtsformulier TR is in de rechterbovenhoek van een volgnummer voorzien, dat uit acht cijfers bestaat, voorafgegaan door de letters "TR".

Het overdrachtsformulier TR bestaat uit de volgende exemplaren, in volgorde van nummering:

- nr. 1: exemplaar voor de algemene directie van de vervoersonderneming;

- nr. 2: exemplaar voor de nationale vertegenwoordiger van de vervoersonderneming in het station van bestemming;

- nr. 3 A: exemplaar voor de douane;

- nr. 3 B: exemplaar voor de geadresseerde;

- nr. 4: exemplaar voor de algemene directie van de vervoersonderneming;

- nr. 5: exemplaar voor de nationale vertegenwoordiger van de vervoersonderneming in het station van vertrek;

- nr. 6: exemplaar voor de afzender.

Met uitzondering van exemplaar nr. 3 A is elk exemplaar van het overdrachtsformulier TR aan de rechterzijde voorzien van een groene band waarvan de breedte ongeveer 4 cm bedraagt;

4. "lijst van grote containers", hierna "lijst" genoemd: het document dat bij een overdrachtsformulier TR is gevoegd en waarvan het onlosmakelijk deel uitmaakt en dat dient ten geleide van verscheidene grote containers die van een zelfde station van vertrek naar een zelfde station van bestemming worden verzonden, waarbij de douaneformaliteiten in deze stations dienen te worden vervuld.

De lijst wordt in evenveel exemplaren opgesteld als er overeenkomstige overdrachtsformulieren TR zijn.

Het aantal lijsten wordt vermeld in het daarvoor bestemde vak in de rechterbovenhoek van het overdrachtsformulier TR.

Tevens wordt in de rechterbovenhoek van elke lijst het volgnummer van het overeenkomstige overdrachtsformulier TR vermeld.

Artikel 428

Het door de vervoersonderneming gebruikte overdrachtsformulier TR geldt:

a) als aangifte of document T 1 voor goederen die met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer worden vervoerd;

b) als aangifte of document T 2 voor goederen die met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer worden vervoerd.

Artikel 429

1. In elke Lid-Staat houdt de vervoersonderneming, door bemiddeling van haar nationale vertegenwoordiger(s), de administratie in haar centrale kantoor (kantoren) of in dat van haar nationale vertegenwoordiger(s), ter beschikking van de douaneautoriteiten, zodat deze de nodige controles kunnen verrichten.

2. De vervoersonderneming of haar nationale vertegenwoordiger(s) stelt (stellen) de douaneautoriteiten op hun verzoek zo spoedig mogelijk in kennis van alle documenten, boekhoudkundige bescheiden of inlichtingen betreffende zendingen die reeds vervoerd of nog onderweg zijn en waarvan deze autoriteiten kennis willen nemen.

3. Wanneer het overdrachtsformulier TR overeenkomstig artikel 428 als aangifte of document T 1 dan wel T 2 dienst doet, stelt (stellen) de vervoersonderneming of haar nationale vertegenwoordiger(s):

a) de kantoren van bestemming ervan in kennis wanneer exemplaar nr. 1 van het overdrachtsformulier TR zonder aftekening door de douane bij haar is binnengekomen;

b) de kantoren van vertrek ervan in kennis wanneer exemplaar nr. 1 van het overdrachtsformulier TR niet aan haar is teruggezonden, en met betrekking tot dat formulier niet kon worden vastgesteld of de zending op regelmatige wijze bij het kantoor van bestemming werd aangeboden dan wel, bij toepassing van artikel 437, of de zending het douanegebied van de Gemeenschap met als bestemming een derde land heeft verlaten.

Artikel 430

1. Voor het in artikel 426 bedoelde vervoer dat door de vervoersonderneming in een Lid-Staat wordt aanvaard, geldt de spoorwegmaatschappij van die Lid-Staat als aangever.

2. Voor het in artikel 426 bedoelde vervoer dat door de vervoersonderneming in een derde land wordt aanvaard, geldt de spoorwegmaatschappij van de Lid-Staat over het grondgebied waarvan het vervoer het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomt, als aangever.

Artikel 431

Indien douaneformaliteiten dienen te worden vervuld op het traject dat niet per spoor wordt afgelegd tot aan het station van vertrek of dat niet per spoor wordt afgelegd vanaf het station van bestemming, kan het overdrachtsformulier TR slechts op één grote container betrekking hebben.

Artikel 432

De vervoersonderneming draagt er zorg voor dat zendingen die onder de regeling communautair douanevervoer worden vervoerd, gekenmerkt worden door middel van etiketten met een pictogram waarvan het model in bijlage 58 is opgenomen.

De etiketten worden aangebracht op het overdrachtsformulier TR, alsmede op de grote container respectievelijk grote containers.

Artikel 433

In geval van wijziging van de vervoersovereenkomst ten einde:

- een vervoer binnen in plaats van buiten het douanegebied van de Gemeenschap te beëindigen,

- een vervoer buiten in plaats van binnen het douanegebied van de Gemeenschap te beëindigen,

mag de vervoersonderneming de gewijzigde overeenkomst slechts met voorafgaande toestemming van het kantoor van vertrek ten uitvoer brengen.

In alle andere gevallen mag de vervoersonderneming de gewijzigde overeenkomst ten uitvoer brengen; zij stelt het kantoor van vertrek onverwijld van de wijziging in kennis.

Artikel 434

1. Wanneer een vervoersbeweging onder de regeling communautair douanevervoer binnen de Gemeenschap begint en dient te eindigen, wordt het overdrachtsformulier TR bij het kantoor van vertrek overgelegd.

2. Het kantoor van vertrek brengt in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren nrs. 2, 3 A en 3 B van het overdrachtsformulier TR, op duidelijk zichtbare wijze:

- het teken "T 1" aan, indien de goederen met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer worden vervoerd;

- het teken "T 2", "T 2 ES" of "T 2 PT" aan, al naar gelang van het geval, indien de goederen met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer worden vervoerd overeenkomstig artikel 311, onder b), en artikel 165 van het Wetboek.

Het teken "T 2", "T 2 ES" of "T 2 PT" wordt door middel van de stempelafdruk van het kantoor van vertrek gewaarmerkt.

3. Wanneer een overdrachtsformulier TR betrekking heeft op (een) container(s) waarin zowel goederen met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer als goederen met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer worden vervoerd, maakt het kantoor van vertrek, overeenkomstig artikel 311, onder b), en artikel 165 van het Wetboek, in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren nrs. 2, 3 A en 3 B van het overdrachtsformulier afzonderlijk melding van de container(s), al naar gelang van het soort goederen dat deze bevat(ten), en brengt het het teken "T 1", respectievelijk het teken "T 2", "T 2 ES" of "T 2 PT", aan naast de vermelding van de betrokken container(s).

4. Wanneer, in het in lid 3 bedoelde geval, van lijsten van grote containers gebruik wordt gemaakt, worden per categorie container afzonderlijke lijsten opgesteld. De containers worden in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren nrs. 2, 3 A en 3 B van het overdrachtsformulier TR aangeduid met het (de) volgnummer(s) van de lijst(en) van grote containers. Het teken "T 1" of het teken "T 2", "T 2 ES" of "T 2 PT" wordt, al naar gelang van de categorie containers waarop het betrekking heeft, naast het (de) volgnummer(s) van de lijst(en) aangebracht.

5. Alle exemplaren van het overdrachtsformulier TR worden aan de belanghebbende teruggegeven.

6. De in artikel 311, onder a), bedoelde goederen worden, op de door elke Lid-Staat vast te stellen wijze, voor het gehele traject onder de regeling intern communautair douanevervoer geplaatst zonder dat het overdrachtsformulier TR betreffende deze goederen bij het kantoor van vertrek behoeft te worden overgelegd en zonder dat de in artikel 432 bedoelde etiketten behoeven te worden aangebracht. Deze ontheffing van de verplichting tot overlegging geldt evenwel niet voor overdrachtsformulieren TR die betrekking hebben op goederen waarop de artikelen 463 tot en met 470 van toepassing zijn.

7. Voor de in lid 2 bedoelde goederen wordt het overdrachtsformulier TR aangeboden bij het kantoor van bestemming waar de goederen voor het vrije verkeer of een andere douaneregeling worden geplaatst.

Bij het kantoor van bestemming behoeft ten aanzien van de in artikel 311, onder a), bedoelde goederen geen enkele formaliteit te worden vervuld.

8. Ten behoeve van de in artikel 429 bedoelde controle houdt de vervoersonderneming alle overdrachtsformulieren die op het in lid 6 bedoelde douanevervoer betrekking hebben in het land van bestemming ter beschikking van de douaneautoriteiten, in voorkomend geval op de wijze die in onderling overleg met deze autoriteiten is vastgesteld.

9. Wanneer communautaire goederen per spoor worden vervoerd van een plaats in een Lid-Staat naar een plaats in een andere Lid-Staat, over het grondgebied van een derde land dat geen EVA-land is, wordt de regeling intern communautair douanevervoer toegepast. In dit geval zijn de leden 6, 7, tweede alinea, en 8 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 435

De identificatie van de goederen geschiedt overeenkomstig artikel 349. Het kantoor van vertrek gaat in de regel niet over tot verzegeling van grote containers wanneer door de spoorwegmaatschappij reeds identificatiemaatregelen zijn toegepast. Wanneer de containers worden verzegeld, wordt dit in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren nrs. 3 A en 3 B van het overdrachtsformulier TR vermeld.

Artikel 436

1. In de in artikel 434, lid 7, eerste alinea, bedoelde gevallen levert de vervoersonderneming de exemplaren nrs. 1, 2 en 3 A van het overdrachtsformulier TR in bij het kantoor van bestemming.

2. Het kantoor van bestemming geeft de exemplaren nrs. 1 en 2 na aftekening onverwijld aan de vervoersonderneming terug en behoudt exemplaar nr. 3 A.

Artikel 437

1. Wanneer een vervoersbeweging binnen het douanegebied van de Gemeenschap begint en daarbuiten dient te eindigen, zijn artikel 434, leden 1 tot en met 5, en artikel 435 van toepassing.

2. Het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert waarlangs het vervoer het douanegebied van de Gemeenschap verlaat, wordt aangemerkt als kantoor van bestemming.

3. Bij het kantoor van bestemming behoeft geen enkele formaliteit te worden vervuld.

Artikel 438

1. Wanneer een vervoersbeweging buiten het douanegebied van de Gemeenschap begint en daarbinnen dient te eindigen, wordt het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert waarlangs het vervoer het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomt, als kantoor van vertrek aangemerkt.

Bij het kantoor van vertrek behoeft geen enkele formaliteit te worden vervuld.

2. Het douanekantoor waar de goederen worden aangebracht, wordt als kantoor van bestemming aangemerkt.

De bij artikel 436 voorgeschreven formaliteiten worden bij het kantoor van bestemming vervuld.

Artikel 439

1. Wanneer een vervoersbeweging buiten het douanegebied van de Gemeenschap begint en dient te eindigen, worden de in artikel 438, lid 1, en in artikel 437, lid 2, bedoelde kantoren als kantoor van vertrek respectievelijk als kantoor van bestemming aangemerkt.

2. Bij het kantoor van vertrek en bij het kantoor van bestemming behoeft geen enkele formaliteit te worden vervuld.

Artikel 440

Het in artikel 438, lid 1, of artikel 439, lid 1, bedoelde vervoer van goederen wordt geacht met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer plaats te vinden, tenzij het communautaire karakter van de goederen overeenkomstig de artikelen 313 tot en met 340 wordt aangetoond.

Onderafdeling 3

Overige bepalingen

Artikel 441

1. De artikelen 341, lid 2, tweede alinea, en 342 tot en met 344 zijn van toepassing op de ladingslijsten die eventueel bij de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR zijn gevoegd. Het aantal lijsten wordt aangetekend in het voor de vermelding van de bijlagen bestemde vak van de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR.

Voorts wordt op de ladingslijst het nummer vermeld van de wagon waarop de vrachtbrief CIM betrekking heeft of, in voorkomend geval, het nummer van de container waarin de goederen zich bevinden.

2. Bij vervoer, dat binnen het douanegebied van de Gemeenschap begint, van zowel onder de regeling extern communautair douanevervoer als onder de regeling intern communautair douanevervoer geplaatste goederen worden voor elke categorie goederen afzonderlijke ladingslijsten opgesteld. Voor het vervoer met behulp van grote containers onder geleide van overdrachtsformulieren TR worden afzonderlijke ladingslijsten opgesteld voor elke grote container waarin zich goederen van beide categorieën bevinden.

De volgnummers van de ladingslijsten die betrekking hebben op elk van de twee categorieën goederen worden vermeld in het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak van de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR.

3. In de gevallen als bedoeld in de leden 1 en 2 en met het oog op de toepassing van de in de artikelen 413 tot en met 442 bedoelde procedures maken de bij de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR gevoegde ladingslijsten daarvan onlosmakelijk deel uit en hebben zij dezelfde rechtsgevolgen.

Het origineel van deze ladingslijsten wordt afgetekend door het station van verzending.

Onderafdeling 4

Toepassingsgebied van de normale en van de vereenvoudigde procedures

Artikel 442

1. Wanneer de regeling communautair douanevervoer van toepassing is, vormen de artikelen 412 tot en met 441 geen beletsel voor de toepassing van de in de artikelen 341 tot en met 380 omschreven procedures, met dien verstande dat de artikelen 415 en 417, respectievelijk 429 en 432, niettemin van toepassing zijn.

2. In het in lid 1 bedoelde geval wordt bij het opstellen van de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR in het voor de vermelding van de bijlagen bestemde vak op duidelijke wijze verwezen naar het (de) gebruikte document(en) voor communautair douanevervoer, onder vermelding van de soort, het kantoor van afgifte, de datum en het nummer van geldigmaking van elk gebruikt document.

Bovendien moet exemplaar nr. 2 van de vrachtbrief CIM of de exemplaren nrs. 1 en 2 van het overdrachtsformulier TR worden afgetekend door de spoorwegmaatschappij waaronder het laatste bij het communautair douanevervoer betrokken station ressorteert. Deze spoorwegmaatschappij tekent de exemplaren af na te hebben nagegaan dat het vervoer van de goederen geschiedt onder geleide van het document, respectievelijk de documenten, voor communautair douanevervoer waarnaar wordt verwezen.

3. Wanneer, overeenkomstig de artikelen 426 tot en met 440, communautair douanevervoer onder geleide van een overdrachtsformulier TR plaatsvindt, valt de in het kader van dit vervoer gebruikte vrachtbrief CIM buiten het toepassingsgebied van de leden 1 en 2 en van de artikelen 412 tot en met 425. Op de vrachtbrief CIM wordt in het voor de vermelding van de bijlagen bestemde vak op duidelijke wijze naar het overdrachtsformulier TR verwezen. Deze verwijzing bevat de vermelding "Overdrachtsformulier TR", gevolgd door het volgnummer.

HOOFDSTUK 8

Bijzondere voorschriften betreffende bepaalde wijzen van vervoer en postzendingen

Afdeling 1

Vervoer door de lucht

Artikel 443

Gebruikmaking van de regeling communautair douanevervoer is bij het vervoer van goederen door de lucht slechts verplicht wanneer deze goederen in een luchthaven van de Gemeenschap worden geladen of overgeladen.

Artikel 444

1. Wanneer, ingevolge artikel 443, gebruikmaking van de regeling communautair douanevervoer verplicht is bij het vervoer van goederen door de lucht vanaf een luchthaven in de Gemeenschap, geldt het bij deze goederen behorende manifest, waarvan de inhoud overeenstemt met het model dat in aanhangsel 3 van bijlage 9 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart is opgenomen, als aangifte voor het communautair douanevervoer.

2. Wanneer de zending zowel goederen bevat die onder de regeling extern communautair douanevervoer als goederen die onder de regeling intern communautair douanevervoer worden vervoerd, wordt elke categorie goederen op een afzonderlijk manifest vermeld.

3. Het (de) in de leden 1 en 2 bedoelde manifest(en) bevat (bevatten) een door de luchtvaartmaatschappij gedateerde en ondertekende aantekening waaruit blijkt dat dit (deze) manifest(en) als aangifte voor communautair douanevervoer dienst doet (doen) en waarin de douanestatus van de goederen is vermeld. Het (de) aldus opgestelde en ondertekende manifest(en) geldt (gelden), al naar gelang van het geval, als aangifte T 1 of T 2.

In het (de) manifest(en) bedoeld in de leden 1 en 2 worden de volgende gegevens vermeld:

- de naam van de luchtvaartmaatschappij die de goederen vervoert;

- het vluchtnummer;

- de datum van de vlucht;

- de naam van de luchthaven van lading (vertrek) en lossing (bestemming);

en voor elke in het manifest vermelde zending:

- het nummer van de luchtvrachtbrief (airway bill);

- het aantal colli;

- een korte omschrijving van de goederen of, in geval van groepagezending, de vermelding "consolidated" (eventueel afgekort);

- de brutomassa.

4. De luchtvaartmaatschappij die goederen vervoert onder geleide van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde manifesten, geldt voor dit vervoer als aangever.

5. Behoudens wanneer de luchtvaartmaatschappij de hoedanigheid van toegelaten afzender in de zin van artikel 398 bezit, worden de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde manifesten ten minste in tweevoud ter aftekening overgelegd aan de douaneautoriteiten van de luchthaven van vertrek, die een exemplaar behouden.

Deze autoriteiten kunnen verlangen dat alle luchtvrachtbrieven die op de in de manifesten vermelde goederen betrekking hebben, ter controle worden overgelegd.

6. De luchtvaartmaatschappij die de goederen vervoert, deelt de douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming de naam van de luchthaven(s) van vertrek mee.

De douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming kunnen besluiten dat een dergelijke mededeling niet gedaan behoeft te worden door luchtvaartmaatschappijen ten aanzien waarvan geen twijfel bestaat over de luchthaven of luchthavens van vertrek gezien de aard en het geografische gebied van de luchtverbindingen die deze maatschappijen onderhouden.

7. Een exemplaar van de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde manifesten wordt aan de douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming overgelegd, die dit exemplaar behouden.

8. Onverminderd lid 7 kunnen de douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming eisen dat de manifesten betreffende alle op de luchthaven geloste goederen bij hen ter controle worden aangeboden.

Deze autoriteiten kunnen eveneens eisen dat alle luchtvrachtbrieven betreffende de op de manifesten vermelde zendingen bij hen ter controle worden aangeboden.

9. De douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming zenden de douaneautoriteiten van elke luchthaven van vertrek maandelijks een door de luchtvaartmaatschappijen opgestelde lijst toe van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde manifesten die in de loop van de voorafgaande maand werden overgelegd. Deze lijst wordt door de douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming afgetekend.

Elk manifest wordt op deze lijst omschreven door middel van:

- het referentienummer van het manifest;

- de naam (eventueel afgekort) van de luchtvaartmaatschappij die de goederen heeft vervoerd;

- het vluchtnummer;

- de datum van de vlucht.

De douaneautoriteiten kunnen de luchtvaartmaatschappijen, onder de voorwaarden welke zij bij bilaterale en multilaterale regelingen vaststellen, toestemming verlenen deze gegevens zelf, overeenkomstig de eerste alinea, aan de douaneautoriteiten van elke luchthaven van vertrek mee te delen. Zij stellen de douaneautoriteiten van de overige Lid-Staten van deze toestemming in kennis.

Wanneer onregelmatigheden worden vastgesteld met betrekking tot de gegevens van de in deze lijst opgenomen manifesten, stelt het kantoor van bestemming het kantoor van vertrek hiervan in kennis, onder verwijzing naar onder andere de luchtvrachtbrieven die betrekking hebben op de desbetreffende goederen die tot deze vaststelling hebben geleid.

10. Op verzoek van de betrokken luchtvaartmaatschappijen kunnen de douaneautoriteiten van de Lid-Staten, door middel van bilaterale of multilaterale regelingen, toestaan dat in plaats van het in lid 1 bedoelde manifest, gebruik wordt gemaakt van vereenvoudigde procedures voor communautair douanevervoer met behulp van de tussen deze luchtvaartmaatschappijen bestaande systemen voor de uitwisseling van gegevens.

11. a) Internationale luchtvaartmaatschappijen die zijn gevestigd of een regionaal kantoor hebben in het douanegebied van de Gemeenschap en:

- die gebruik maken van een systeem voor de uitwisseling van gegevens tussen luchthavens van vertrek en van bestemming in de Gemeenschap, en

- die voldoen aan de onder b) genoemde voorwaarden,

krijgen op hun verzoek toestemming de in de leden 1 tot en met 9 omschreven procedures voor communautair douanevervoer te vereenvoudigen.

Na ontvangst van het verzoek wordt dit door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de luchtvaartmaatschappij is gevestigd ter kennis gebracht van de douaneautoriteiten van de andere Lid-Staten op het grondgebied waarvan de luchthavens van vertrek en bestemming zich bevinden die door middel van een systeem voor de uitwisseling van gegevens met elkaar in verbinding staan.

Indien hiertegen binnen 60 dagen na kennisgeving geen bezwaar is gemaakt, verlenen de douaneautoriteiten, onder voorbehoud van artikel 97, lid 2, onder a), van het Wetboek, vergunning tot toepassing van de onder c) omschreven vereenvoudigde procedure.

Deze vergunning is in alle betrokken Lid-Staten geldig voor het communautair douanevervoer tussen de in de vergunning genoemde luchthavens.

b) Gebruikmaking van de onder c) bedoelde vereenvoudigde procedure wordt slechts toegestaan aan luchtvaartmaatschappijen:

- die een belangrijk aantal intracommunautaire vluchten uitvoeren;

- die veelvuldig goederen verzenden en ontvangen;

- waarvan de schriftelijke of elektronische vastlegging van gegevens van dien aard is dat de douaneautoriteiten hun activiteiten bij vertrek en bestemming kunnen controleren;

- die geen ernstige of herhaalde inbreuken hebben gepleegd op de douane- of belastingwetgeving;

- waarvan de administratie geheel ter beschikking van de douaneautoriteiten staat;

- die zich tegenover de douaneautoriteiten volledig aansprakelijk stellen ten aanzien van hun verplichtingen en medewerking verlenen bij de opsporing van overtredingen en onregelmatigheden.

c) De vereenvoudigde procedure wordt als volgt toegepast:

- de luchtvaartmaatschappij houdt in haar administratie de gegevens bij inzake de status van alle goederen die zij vervoert;

- het manifest in de luchthaven van vertrek dat met behulp van het systeem voor de uitwisseling van gegevens wordt doorgezonden, wordt het manifest in de luchthaven van bestemming;

- de luchtvaartmaatschappij vermeldt, al naar gelang van het geval, T 1, T 2, TE (gelijk aan T 2 ES), TP (gelijk aan T 2 PT) en C (gelijk aan T 2 L) naast elke post van het manifest;

- de regeling communautair douanevervoer wordt als aangezuiverd beschouwd wanneer het met behulp van het systeem voor de uitwisseling van gegevens doorgezonden manifest in de luchthaven van bestemming ter beschikking wordt gesteld van de douaneautoriteiten en de goederen bij hen zijn aangebracht;

- de douaneautoriteiten in de luchthavens van vertrek en bestemming krijgen op hun verzoek een afdruk van het met behulp van het systeem voor gegevensuitwisseling doorgezonden manifest;

- de douaneautoriteiten in de luchthaven van vertrek verrichten administratieve controles achteraf op basis van een risicoanalyse;

- de douaneautoriteiten in de luchthaven van bestemming verrichten administratieve controles op basis van een risicoanalyse en zenden de douaneautoriteiten van de luchthaven van vertrek ter controle zo nodig de bijzonderheden toe inzake de manifesten die met behulp van het systeem voor de uitwisseling van gegevens zijn doorgezonden;

- de luchtvaartmaatschappij is belast met de vaststelling en mededeling aan de douaneautoriteiten van alle overtredingen of onregelmatigheden die in die luchthaven van bestemming worden ontdekt;

- de douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming stellen de douaneautoriteiten van de luchthaven van vertrek binnen een redelijke termijn in kennis van alle overtredingen of onregelmatigheden;

- deze overtredingen en onregelmatigheden kunnen worden geregeld volgens procedures die tussen de luchtvaartmaatschappijen en de douaneautoriteiten op de plaatsen van bestemming en vertrek worden overeengekomen.

Artikel 445

Wanneer, overeenkomstig artikel 443, het gebruik van de regeling communautair douanevervoer verplicht is voor goederen die vanaf een luchthaven in de Gemeenschap door de lucht worden vervoerd, vormt artikel 444 geen beletsel voor belanghebbende om gebruik te maken van de in de artikelen 341 tot en met 380 omschreven procedures voor communautair douanevervoer. In dit geval zijn de in artikel 444 omschreven procedures niet van toepassing.

Afdeling 2

Vervoer over zee

Artikel 446

Gebruikmaking van de regeling communautair douanevervoer bij het vervoer van goederen over zee is slechts verplicht wanneer deze goederen in een haven van de Gemeenschap worden geladen of overgeladen.

Artikel 447

De regeling communautair douanevervoer is niet van toepassing wanneer de in artikel 91, lid 1, van het Wetboek bedoelde goederen in een haven binnen het douanegebied van de Gemeenschap in een vaartuig worden geladen:

- voor uitvoer naar een derde land zonder dat zij in een andere haven in het douanegebied van de Gemeenschap worden gelost of overgeladen, of

- voor vervoer naar een vrije zone die in een haven is gelegen; in dit geval is het gebruik van het in artikel 313, lid 3, onder b), bedoelde inlichtingenblad verplicht.

Artikel 448

1. Wanneer, overeenkomstig artikel 446, gebruikmaking van de regeling communautair douanevervoer verplicht is bij het vervoer van goederen over zee vanuit een haven in de Gemeenschap, kunnen de douaneautoriteiten van de Lid-Staten, op verzoek van de betrokken scheepvaartmaatschappijen en onder de in de leden 2 tot en met 10 gestelde voorwaarden, de procedures voor het communautair douanevervoer vereenvoudigen door toe te staan dat het bij deze goederen behorende manifest gebruikt wordt als aangifte of document voor communautair douanevervoer.

2. Na ontvangst van het verzoek wordt dit door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de scheepvaartmaatschappij is gevestigd ter kennis gebracht van de douaneautoriteiten van de andere Lid-Staten op het grondgebied waarvan de voorziene havens van vertrek en bestemming zijn gelegen.

Indien hiertegen binnen 60 dagen na kennisgeving geen bezwaar is gemaakt, verlenen de douaneautoriteiten de betrokken scheepvaartmaatschappij de gevraagde vergunning. Deze vergunning geldt in alle betrokken Lid-Staten als een bilaterale of multilaterale regeling als bedoeld in artikel 97, lid 2, onder a), van het Wetboek.

Wanneer deze vergunning niet wordt verleend, is de in de artikelen 341 tot en met 380 omschreven regeling communautair douanevervoer van toepassing.

Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor alle belanghebbenden, met inbegrip van scheepvaartmaatschappijen die een dergelijke vergunning hebben verkregen om, in voorkomend geval, de in de artikelen 341 tot en met 380 omschreven regeling communautair douanevervoer toe te passen.

3. De in lid 1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend aan scheepvaartmaatschappijen die:

- een administratie voeren aan de hand waarvan de douaneautoriteiten hun activiteiten kunnen controleren;

- geen ernstige of herhaalde inbreuken op de douane- en belastingwetgeving hebben gepleegd;

- manifesten gebruiken die:

- ten minste de naam en het volledige adres van de betrokken scheepvaartmaatschappij, de identiteit van het schip, de plaats van lading en van lossing en het connossement bevatten en voor elke zending het nummer, de aard, de merken en nummers van de colli, de omschrijving van de goederen, de brutomassa in kilogram en, in voorkomend geval, de nummers van de containers;

- voor de douaneautoriteiten gemakkelijk te gebruiken en te controleren zijn;

- vóór het vertrek van het betrokken schip naar behoren ingevuld en ondertekend kunnen worden overgelegd aan de douaneautoriteiten.

4. In de in lid 1 bedoelde vergunning wordt bepaald dat, wanneer de zending zowel goederen bevat die onder de regeling extern communautair douanevervoer worden vervoerd als goederen die op grond van artikel 163 van het Wetboek en artikel 311 onder de regeling intern communautair douanevervoer worden vervoerd, elke categorie goederen op een afzonderlijk manifest moet worden vermeld.

5. Het (de) in de leden 1 en 3 bedoelde manifest(en) bevat (bevatten) een door de scheepvaartmaatschappij gedateerde en ondertekende aantekening waaruit blijkt dat het (de) manifest(en) als aangifte voor communautair douanevervoer dienst doet (doen) en waarin de douanestatus van de goederen is vermeld. Het (de) aldus opgestelde en ondertekende manifest(en) geldt (gelden), al naar gelang van het geval, als aangifte T 1 of T 2.

6. De scheepvaartmaatschappij die goederen vervoert onder geleide van de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde manifesten, geldt voor dit vervoer als aangever.

7. Behoudens wanneer de scheepvaartmaatschappij de hoedanigheid van toegelaten afzender in de zin van artikel 398 bezit, worden de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde manifesten ten minste in tweevoud ter aftekening overgelegd aan de douaneautoriteiten van de haven van vertrek, die een exemplaar behouden.

8. De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde manifesten worden ter aftekening overgelegd aan de douaneautoriteiten in de haven van bestemming, die een exemplaar behouden ten einde de goederen eventueel onder douanetoezicht te plaatsen.

9. Onverminderd lid 8 kunnen de douaneautoriteiten van de haven van bestemming eisen dat de manifesten en connossementen betreffende alle in de haven geloste goederen bij hen ter controle worden aangeboden.

10. De douaneautoriteiten van de haven van bestemming zenden de douaneautoriteiten van elke haven van vertrek maandelijks een door de scheepvaartmaatschappijen of hun vertegenwoordigers opgestelde lijst toe van de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde manifesten die in de loop van de voorafgaande maand werden aangeboden. Deze lijst wordt door de douaneautoriteiten van de haven van bestemming afgetekend.

Elk manifest wordt op deze lijst omschreven door middel van:

- het referentienummer van het manifest;

- de naam (eventueel afgekort) van de scheepvaartmaatschappij die de goederen heeft vervoerd;

- de datum van het zeevervoer.

Wanneer onregelmatigheden worden vastgesteld met betrekking tot de gegevens van de in deze lijst opgenomen manifesten, stelt het kantoor van bestemming het kantoor van vertrek hiervan in kennis, onder verwijzing naar onder andere de connossementen die betrekking hebben op de desbetreffende goederen die tot de vaststelling hebben geleid.

11. a) Internationale scheepvaartmaatschappijen die zijn gevestigd of een regionaal kantoor hebben in het douanegebied van de Gemeenschap en die voldoen aan de onder b) genoemde voorwaarden, krijgen op hun verzoek toestemming de in de leden 1 tot en met 10 omschreven procedure voor communautair douanevervoer te vereenvoudigen.

Na ontvangst van het verzoek wordt dit door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de scheepvaartmaatschappij is gevestigd ter kennis gebracht van de douaneautoriteiten van de andere Lid-Staten op het grondgebied waarvan de voorziene havens van vertrek en bestemming zijn gelegen.

Indien hiertegen binnen 60 dagen na kennisgeving geen bezwaar is gemaakt, verlenen de douaneautoriteiten, onder voorbehoud van artikel 97, lid 2, onder a), van het Wetboek, vergunning tot toepassing van de onder c) omschreven vereenvoudigde procedure.

Deze vergunning is in alle betrokken Lid-Staten geldig voor het communautair douanevervoer tussen de in de vergunning genoemde havens.

b) Gebruikmaking van de onder c) bedoelde vereenvoudigde procedure wordt slechts toegestaan aan scheepvaartmaatschappijen die:

- zijn gemachtigd manifesten te gebruiken in overeenstemming met dit artikel;

- een belangrijk aantal geregelde intracommunautaire verbindingen onderhouden;

- veelvuldig goederen verzenden en ontvangen, en die

- zich tegenover de douaneautoriteiten volledig aansprakelijk stellen ten aanzien van hun verplichtingen en medewerking verlenen bij de opsporing van overtredingen en onregelmatigheden.

c) De vereenvoudigde procedure wordt als volgt toegepast:

- de scheepvaartmaatschappij houdt in haar administratie en op de kopieën van de manifesten de gegevens bij inzake de status van alle goederen die zij vervoert;

- de scheepvaartmaatschappij mag één manifest gebruiken voor alle vervoerde goederen en vermeldt, al naar gelang van het geval, T 1, T 2, TE (gelijk aan T 2 ES), TP (gelijk aan T 2 PT) en C (gelijk aan T 2 L) naast elke post van het manifest;

- de regeling communautair douanevervoer wordt als aangezuiverd beschouwd wanneer de manifesten en de goederen bij de douane-autoriteiten in de haven van bestemming zijn aangebracht;

- de douaneautoriteiten in de haven van vertrek verrichten administratieve controles achteraf op basis van een risicoanalyse;

- de douaneautoriteiten in de haven van bestemming verrichten administratieve controles op basis van een risicoanalyse en zenden de douaneautoriteiten in de haven van vertrek ter controle zo nodig de bijzonderheden toe inzake de manifesten;

- de scheepvaartmaatschappij is belast met de vaststelling en mededeling aan de douaneautoriteiten van alle overtredingen of onregelmatigheden, die in de haven van bestemming worden ontdekt;

- de douaneautoriteiten van de haven van bestemming stellen de douaneautoriteiten van de haven van vertrek binnen een redelijke termijn in kennis van alle overtredingen of onregelmatigheden.

Artikel 449

In afwijking van het bepaalde in artikel 446, worden goederen die in een vrije zone gelegen in een haven binnen het douanegebied van de Gemeenschap zijn geladen of overgeladen, geacht in een haven in een derde land te zijn geladen of overgeladen, tenzij door middel van een aantekening van de douaneautoriteiten op de scheepsdocumenten wordt aangetoond dat het schip uit een plaats in deze haven afkomstig is die geen deel uitmaakt van de vrije zone.

Afdeling 3

Vervoer door middel van pijpleidingen

Artikel 450

1. Wanneer de regeling communautair douanevervoer van toepassing is, worden de in het kader van deze regeling te vervullen formaliteiten overeenkomstig de leden 2 tot en met 6 aangepast voor het vervoer van goederen door middel van pijpleidingen.

2. De door middel van pijpleidingen vervoerde goederen worden geacht onder de regeling communautair douanevervoer te zijn geplaatst:

- op het tijdstip waarop zij het douanegebied van de Gemeenschap door middel van een pijpleiding binnenkomen;

- op het tijdstip waarop zij in de pijpleiding worden gebracht, wanneer het goederen betreft die zich reeds in het douanegebied van de Gemeenschap bevinden.

In voorkomend geval wordt het communautaire karakter van deze goederen overeenkomstig de artikelen 313 tot en met 340 vastgesteld.

3. Voor de in lid 2 bedoelde goederen wordt de exploitant van de pijpleiding die in de Lid-Staat is gevestigd over het grondgebied waarvan de goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of de exploitant van de pijpleiding die in de Lid-Staat is gevestigd waar het vervoer begint, als aangever aangemerkt.

4. Voor de toepassing van artikel 96, lid 2, van het Wetboek wordt de exploitant van de pijpleiding die is gevestigd in de Lid-Staat over het grondgebied waarvan de goederen per pijpleiding worden vervoerd, geacht de vervoerder te zijn.

5. Het communautair douanevervoer wordt geacht te zijn beëindigd op het tijdstip waarop de per pijpleiding vervoerde goederen de installaties of het distributienetwerk van de geadresseerde bereiken en in diens administratie worden opgenomen.

6. De bij het vervoer betrokken ondernemingen voeren een administratie en houden deze ter beschikking van de douaneautoriteiten zodat deze alle controles kunnen verrichten die zij in het kader van het in de leden 2, 3 en 4 bedoelde communautair douanevervoer nodig achten.

HOOFDSTUK 9

Vervoer onder geleide van een carnet TIR of een carnet ATA

Afdeling 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 451

1. Wanneer, overeenkomstig artikel 91, lid 2, onder b) en c), en artikel 163, lid 2, onder b), van het Wetboek, goederen van de ene naar een andere plaats binnen het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd met toepassing van de regeling voor:

- internationaal goederenververvoer onder geleide van een carnet TIR (TIR-overeenkomst),

- onder geleide van een carnet ATA (ATA-overeenkomst),

wordt het douanegebied van de Gemeenschap, wat het gebruik van het carnet TIR of het carnet ATA voor dit vervoer betreft, als één gebied aangemerkt.

2. Voor het gebruik van carnets ATA als doorvoerdocumenten wordt onder "doorvoer" verstaan het vervoer van goederen van een douanekantoor dat in het douanegebied van de Gemeenschap is gelegen naar een ander douanekantoor dat in hetzelfde gebied is gelegen.

Artikel 452

Wanneer het vervoer van de ene naar een andere plaats in het douanegebied van de Gemeenschap gedeeltelijk over het grondgebied van een derde land plaatsvindt, zijn de aan de TIR-regeling of de ATA-regeling verbonden formaliteiten en controles van toepassing op de plaatsen waar het vervoer tijdelijk het douanegebied van de Gemeenschap verlaat en waar het opnieuw dit gebied binnenkomt.

Artikel 453

1. Wanneer goederen onder geleide van carnets TIR of carnets ATA in het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd, worden zij geacht niet-communautaire goederen te zijn, tenzij hun communautaire karakter wordt vastgesteld.

2. Het communautaire karakter van de in lid 1 bedoelde goederen wordt aangetoond en vastgesteld overeenkomstig de artikelen 314 tot en met 324.

Artikel 454

1. Dit artikel is van toepassing onverminderd de specifieke bepalingen van de TIR- en van de ATA-overeenkomst betreffende de aansprakelijkheid van de organisaties die zich garant hebben gesteld bij het gebruik van een carnet TIR of een carnet ATA.

2. Wanneer wordt vastgesteld dat in de loop van of in verband met vervoer onder geleide van een carnet TIR, respectievelijk doorvoer onder geleide van een carnet ATA, in een bepaalde Lid-Staat een overtreding of onregelmatigheid is begaan, wordt de actie tot invordering van de eventueel verschuldigde rechten en andere heffingen door deze Lid-Staat volgens de nationale of communautaire bepalingen ingesteld, onverminderd eventuele strafrechtelijke maatregelen.

3. Wanneer het niet mogelijk is te bepalen op welk grondgebied de overtreding of onregelmatigheid is begaan, wordt deze geacht te zijn begaan in de Lid-Staat waar zij is vastgesteld, tenzij binnen de in artikel 455, lid 1, bedoelde termijn ten genoegen van de douaneautoriteiten het bewijs wordt geleverd van de regelmatigheid van het vervoer of van de plaats waar de overtreding of onregelmatigheid daadwerkelijk is begaan.

Indien, bij gebreke van een dergelijk bewijs, de overtreding of onregelmatigheid geacht blijft te zijn begaan in de Lid-Staat waar zij is vastgesteld, worden de rechten en andere heffingen op de betrokken goederen door deze Lid-Staat overeenkomstig de communautaire of nationale bepalingen ingevorderd.

Indien later wordt vastgesteld in welke Lid-Staat de overtreding of onregelmatigheid daadwerkelijk is begaan, worden aan deze Lid-Staat de rechten en andere heffingen - met uitzondering van het bedrag dat overeenkomstig de tweede alinea als eigen middelen van de Gemeenschap werd geïnd - die in deze Lid-Staat op de goederen van toepassing zijn, terugbetaald door de Lid-Staat die deze aanvankelijk had geïnd. Een eventueel overschot wordt terugbetaald aan degene die de rechten en heffingen aanvankelijk had betaald.

Indien het bedrag van de aanvankelijk geïnde en door de innende Lid-Staat terugbetaalde rechten en andere heffingen lager is dan het bedrag van de rechten en andere heffingen die verschuldigd zijn in de Lid-Staat waar de overtreding of onregelmatigheid daadwerkelijk is begaan, gaat deze Lid-Staat over tot invordering van het verschil overeenkomstig de communautaire of nationale bepalingen.

De douaneadministraties van de Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om overtredingen en onregelmatigheden tegen te gaan en daar doeltreffende sancties op te stellen.

Artikel 455

1. Wanneer wordt vastgesteld dat in de loop van of in verband met vervoer onder geleide van een carnet TIR, respectievelijk doorvoer onder geleide van een carnet ATA, een overtreding of onregelmatigheid is begaan, delen de douaneautoriteiten dit mede aan de houder van het carnet TIR, respectievelijk het carnet ATA, en aan de aansprakelijke organisatie binnen de bij artikel 11, lid 1, van de TIR-overeenkomst, respectievelijk artikel 6, lid 4, van de ATA-overeenkomst, vastgestelde termijn.

2. Het bewijs van de regelmatigheid van het vervoer onder geleide van een carnet TIR, respectievelijk een carnet ATA, in de zin van artikel 454, lid 3, eerste alinea, wordt geleverd binnen de bij artikel 11, lid 2, van de TIR-overeenkomst, respectievelijk artikel 7, leden 1 en 2, van de ATA-overeenkomst, vastgestelde termijn.

3. Het bewijs ten genoegen van de douaneautoriteiten kan onder andere worden geleverd:

a) door overlegging van een door de douaneautoriteiten gewaarmerkt document waarin wordt verklaard dat de betrokken goederen aan het kantoor van bestemming zijn aangebracht. Dit document dient een gedetailleerde omschrijving van de goederen te bevatten;

of

b) door overlegging van een in een derde land ter zake van de aangifte ten verbruik afgegeven douanedocument, dan wel een kopie of fotokopie daarvan; deze kopie of fotokopie dient te worden gewaarmerkt hetzij door de instantie die het origineel heeft afgetekend, hetzij door de autoriteiten van het betrokken derde land, hetzij door de autoriteiten van een Lid-Staat. Dit document dient een gedetailleerde omschrijving van de betrokken goederen te bevatten;

of

c) wat de ATA-overeenkomst betreft, door een van de in artikel 8 van deze overeenkomst bedoelde bewijsmiddelen.

Afdeling 2

Procedure van het carnet TIR

Artikel 456

In artikel 1, onder h), van de TIR-overeenkomst wordt onder "douanekantoor van doorgang" verstaan ieder douanekantoor via hetwelk een wegvoertuig, een vervoerscombinatie of een container, als in de TIR-overeenkomst omschreven, tijdens een TIR-vervoer in het douanegebied van de Gemeenschap wordt ingevoerd of uit het douanegebied van de Gemeenschap wordt uitgevoerd.

Artikel 457

Voor de toepassing van artikel 8, lid 4, van de TIR-overeenkomst wordt of is de organisatie die zich garant heeft gesteld, aansprakelijk ten opzichte van de douaneautoriteiten van elke Lid-Staat over het grondgebied waarvan de goederen met toepassing van de TIR-regeling worden vervoerd zodra de goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verzonden worden vanaf een kantoor van vertrek in het douanegebied van de Gemeenschap tot aan de plaats van uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap of tot aan het kantoor van bestemming in dit gebied.

Afdeling 3

Procedure van het carnet ATA

Artikel 458

1. De douaneautoriteiten van iedere Lid-Staat wijzen een centralisatiekantoor aan dat belast is met de cooerdinatie van de maatregelen bij overtredingen of onregelmatigheden in verband met carnets ATA.

Deze autoriteiten delen de Commissie het aangewezen kantoor en het volledige adres daarvan mede. Een lijst van deze kantoren wordt bekendgemaakt in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. Voor de bepaling van de Lid-Staat die de rechten en andere heffingen moet invorderen, wordt aangemerkt als Lid-Staat waar een overtreding of onregelmatigheid tijdens een doorvoer onder geleide van een carnet ATA in de zin van artikel 454, lid 3, tweede alinea, wordt vastgesteld, die Lid-Staat waar de goederen zijn teruggevonden en, indien zij niet zijn teruggevonden, die Lid-Staat waarvan het centralisatiekantoor in het bezit is van de meest recente strook van het carnet.

Artikel 459

1. Wanneer de douaneautoriteiten van een Lid-Staat het ontstaan van een douaneschuld vaststellen, wordt zo spoedig mogelijk een vordering ingediend bij de aansprakelijke organisatie van de Lid-Staat. Wanneer het ontstaan van de douaneschuld het gevolg is van het feit dat de goederen waarop het carnet ATA betrekking heeft, niet zijn wederuitgevoerd of niet op regelmatige wijze zijn vrijgegeven binnen de overeenkomstig de ATA-overeenkomst vastgestelde termijnen, wordt de vordering niet eerder dan drie maanden na de datum waarop de geldigheidsduur van het carnet is verstreken, ingediend.

2. Het centralisatiekantoor dat een vordering indient, zendt, voor zover mogelijk terzelfder tijd, een informatienota overeenkomstig het in bijlage 59 opgenomen model naar het centralisatiekantoor waaronder het kantoor van tijdelijke invoer ressorteert.

Indien het centralisatiekantoor in het bezit is van de niet-aangezuiverde strook, voegt het een kopie van deze strook bij de informatienota. De informatienota kan bovendien steeds worden gebruikt indien dit nodig wordt geacht.

Artikel 460

1. Het bedrag van de rechten en heffingen waarop de in artikel 459 bedoelde vordering betrekking heeft, wordt berekend aan de hand van het vaststellingsformulier dat overeenstemt met het model in bijlage 60 en dat wordt ingevuld overeenkomstig de daarbij gegeven aanwijzingen.

Het vaststellingsformulier kan na de vordering worden verzonden, maar in elk geval binnen drie maanden na het indienen van de vordering en binnen zes maanden na de datum waarop de douaneautoriteiten met de invorderingsactie zijn begonnen.

2. Overeenkomstig en onder de voorwaarden van artikel 461 betekent de toezending door de douaneadministratie naar een met haar verbonden aansprakelijke organisatie van dit formulier niet dat de andere aansprakelijke organisaties in de Gemeenschap vrijgesteld worden van het betalen van de eventuele rechten en heffingen, indien blijkt dat de overtreding of onregelmatigheid werd begaan in een andere Lid-Staat dan die waarin de procedure aanvankelijk werd ingeleid.

3. Het vaststellingsformulier wordt, al naar gelang van het geval, in twee of drie exemplaren ingevuld. Het eerste exemplaar is bestemd voor de aansprakelijke organisatie waarmee de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de vordering wordt ingediend, is verbonden. Het tweede exemplaar wordt bewaard door het centralisatiekantoor van afgifte. Zo nodig wordt een derde exemplaar door het centralisatiekantoor van afgifte verzonden naar het centralisatiekantoor waaronder het kantoor van tijdelijke invoer ressorteert.

Artikel 461

1. Wanneer wordt vastgesteld dat een overtreding of onregelmatigheid werd begaan in een andere Lid-Staat dan die waarin de procedure werd ingeleid, sluit het centralisatiekantoor van de eerste Lid-Staat het dossier, wat hem betreft, af.

2. Met het oog op de afsluiting van het dossier doet het centralisatiekantoor van de eerste Lid-Staat het centralisatiekantoor van de tweede Lid-Staat de gegevens van dit dossier toekomen en betaalt het de aansprakelijke organisatie waarmee het is verbonden de eventueel reeds gestorte of voorlopig betaalde bedragen terug.

Het dossier kan evenwel slechts worden afgesloten indien het centralisatiekantoor van de eerste Lid-Staat van het centralisatiekantoor van de tweede Lid-Staat een decharge heeft ontvangen waarin met name wordt vermeld dat een vordering, overeenkomstig de beginselen van de ATA-overeenkomst, in die tweede Lid-Staat is ingediend. Het model van de decharge is opgenomen in bijlage 61.

3. Het centralisatiekantoor van de Lid-Staat waar de overtreding of onregelmatigheid werd begaan, belast zich met de invorderingsprocedure en int zo nodig bij de aansprakelijke organisatie waarmee het verbonden is, de bedragen van de verschuldigde rechten en heffingen volgens de tarieven van de Lid-Staat waarin het is gevestigd.

4. De procedure wordt overgedragen binnen de termijn van één jaar na afloop van de geldigheid van het carnet en mits de betaling niet definitief is geworden op grond van artikel 7, lid 2 of lid 3, van de ATA-overeenkomst. Na het verstrijken van deze termijn is artikel 454, lid 3, derde en vierde alinea, van toepassing.

HOOFDSTUK 10

Vervoer met toepassing van de procedure van formulier 302

Artikel 462

1. Wanneer, overeenkomstig artikel 91, lid 2, onder e), en artikel 163, lid 2, onder e), van het Wetboek, goederen van de ene naar een andere plaats in het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd onder geleide van het formulier 302 als bedoeld in de op 19 juni 1951 te Londen ondertekende Overeenkomst tussen de landen die partij zijn bij het Noordatlantische Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten, wordt het douanegebied van de Gemeenschap, wat het gebruik van dit document voor dit vervoer betreft, als één grondgebied aangemerkt.

2. Wanneer het in lid 1 bedoelde vervoer ten dele over het grondgebied van een derde land geschiedt, zijn de controles en formaliteiten in verband met het gebruik van het formulier 302 van toepassing op de plaatsen waar de goederen het douanegebied van de Gemeenschap tijdelijk verlaten en weer binnenkomen.

3. Wanneer wordt vastgesteld dat in de loop van of in verband met vervoer onder geleide van een formulier 302 in een bepaalde Lid-Staat een overtreding of onregelmatigheid is begaan, wordt de actie tot invordering van de eventueel verschuldigde rechten en andere heffingen door deze Lid-Staat volgens de communautaire of nationale bepalingen ingesteld, onverminderd eventuele strafrechtelijke vervolging.

4. Artikel 454, lid 4, is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 11

Gebruik van documenten voor communautair douanevervoer voor de toepassing van maatregelen bij de uitvoer van bepaalde goederen

Artikel 463

1. Dit hoofdstuk bevat de bepalingen die van toepassing zijn op goederen die binnen het douanegebied van de Gemeenschap onder een regeling communautair douanevervoer of een andere douanevervoerregeling worden vervoerd en waarvan de uitvoer uit de Gemeenschap hetzij is verboden hetzij aan beperkingen, rechten of andere heffingen is onderworpen.

2. Dit hoofdstuk is echter slechts van toepassing voor zover dit mogelijk is volgens de bepalingen waarbij het verbod, de beperking, de rechten of de heffing wordt ingesteld en onverminderd de bijzondere voorwaarden van deze bepalingen.

Artikel 464

Wanneer de in artikel 463, lid 1, bedoelde goederen onder een regeling communautair douanevervoer worden geplaatst, brengt de aangever in het vak "Omschrijving van de goederen" van de aangifte voor communautair douanevervoer één van de volgende vermeldingen aan, al naar gelang van het geval:

- Salida de la Comunidad sometida a restricciones,

- Udpassage fra Faellesskabet undergivet restriktioner,

- Ausgang aus der Gemeinschaft - Beschraenkungen unterworfen,

- ¸îïaeïò áðue ôçí Êïéíueôçôá õðïêaaéìÝíç óaa ðaañéïñéóìïýò,

- Export from the Community subject to restrictions,

- Sortie de la Communauté soumise à des restrictions,

- Uscita dalla Comunità assoggettata a restrizioni,

- Verlaten van de Gemeenschap aan beperkingen onderworpen,

- Saída da Comunidade sujeita a restrições;

- Salida de la Comunidad sujeta a pago de derechos,

- Udpassage fra Faellesskabet betinget af afgiftsbetaling,

- Ausgang aus der Gemeinschaft - Abgabenerhebungen unterworfen,

- ¸îïaeïò áðue ôçí Êïéíueôçôá õðïêaaéìÝíç óaa aaðéâUEñõíóç,

- Export from the Community subject to duty,

- Sortie de la Communauté soumise à imposition,

- Uscita dalla Comunità assoggettata a tassazione,

- Verlaten van de Gemeenschap aan belastingheffing onderworpen,

- Saída da Comunidade sujeita a pagamento de imposições.

Artikel 465

1. Wanneer de in artikel 463, lid 1, bedoelde goederen onder een andere regeling voor douanevervoer dan de regeling communautair douanevervoer worden geplaatst, laat het douanekantoor waar de formaliteiten voor verzending worden vervuld het in artikel 472 bedoelde controle-exemplaar T 5 opmaken. De belanghebbende brengt in vak 104 van dit exemplaar, al naar gelang van het geval, één van de bij artikel 464 voorgeschreven vermeldingen aan.

2. Het in lid 1 bedoelde douanekantoor brengt op het douanedocument onder geleide waarvan de goederen zullen worden vervoerd, al naar gelang van het geval, één van de in artikel 464 voorgeschreven vermeldingen aan.

Artikel 466

De artikelen 464 en 465 zijn niet van toepassing wanneer voor goederen die ten uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap worden aangegeven aan het douanekantoor waar de uitvoerformaliteiten worden vervuld, het bewijs wordt overgelegd dat ontheffing is verleend van de voor deze goederen vastgestelde beperkingen, dat de verschuldigde rechten bij uitvoer, belastingen of heffingen zijn betaald of dat de goederen op grond van hun status het douanegebied van de Gemeenschap zonder verdere formaliteiten mogen verlaten.

Artikel 467

1. Indien de in artikel 463, lid 2, bedoelde bepaling zekerheidstelling voorschrijft, dient zekerheid te worden gesteld in de gevallen waarin, volgens de gegevens van het douanedocument, de in artikel 463, lid 1, bedoelde goederen, die tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd, dit gebied tijdens het vervoer anders dan door de lucht zullen verlaten.

2. De zekerheid wordt gesteld bij het kantoor waar de formaliteiten voor het verzenden van de goederen worden vervuld of bij een andere instantie die daartoe is aangewezen door de Lid-Staat waaronder dat kantoor ressorteert, op de door de douaneautoriteiten van deze Lid-Staat vast te stellen wijze. Wanneer het gaat om een maatregel waarbij een belasting of heffing wordt ingesteld, behoeft de zekerheid niet te worden gesteld indien bij het vervoer van goederen onder de regeling communautair douanevervoer een zekerheid anders dan in geld is gesteld of indien een vrijstelling van zekerheidstelling geldt uit hoofde van de persoon van de aangever.

Artikel 468

1. Artikel 465 is eveneens van toepassing op de in artikel 463, lid 1, bedoelde goederen die over het grondgebied van een EVA-land tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd en die in een EVA-land opnieuw worden verzonden.

In afwijking van artikel 482 begeleidt het origineel van het controle-exemplaar T 5 de goederen tot aan het bevoegde douanekantoor in de Lid-Staat van bestemming.

Het kantoor van vertrek stelt de termijn vast waarbinnen de goederen opnieuw het douanegebied van de Gemeenschap moeten binnenkomen.

2. Indien de in artikel 463, lid 2, bedoelde bepaling zekerheidstelling voorschrijft, wordt, in afwijking van artikel 467, in alle in lid 1 bedoelde gevallen zekerheid gesteld.

Artikel 469

Wanneer de goederen na hun aankomst bij het kantoor van bestemming niet onmiddellijk opnieuw voor het vrije verkeer worden vrijgegeven, ziet dit kantoor erop toe dat alle maatregelen worden genomen die op grond van artikel 463, lid 2, van toepassing zijn op die goederen.

Artikel 470

Indien de in artikel 463, lid 1, bedoelde goederen, die onder de in artikel 467 genoemde voorwaarden, ook door de lucht, worden vervoerd, niet binnen de gestelde termijn opnieuw in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, worden zij geacht op onregelmatige wijze vanuit de Lid-Staat waaruit zij werden verzonden naar een derde land te zijn uitgevoerd, tenzij wordt aangetoond dat zij door toeval of overmacht verloren zijn gegaan.

HOOFDSTUK 12

Het gebruik van documenten (controle-exemplaar T 5) bij toepassing van communautaire bepalingen die de controle op het gebruik en/of de bestemming van goederen met zich brengen

Artikel 471

Voor dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a) "bevoegde autoriteiten": de douaneautoriteiten of elke andere autoriteit die met de uitvoering van dit hoofdstuk is belast;

b) "kantoor": het douanekantoor of elke andere dienst op lokaal niveau dat of die met de uitvoering van dit hoofdstuk is belast.

Artikel 472

1. Wanneer de toepassing van een communautaire bepaling inzake de in- of uitvoer van goederen of inzake het goederenverkeer binnen het douanegebied van de Gemeenschap afhankelijk is gesteld van het bewijs dat de goederen het gebruik en/of de bestemming hebben gekregen dat of die bij die bepaling is voorzien of voorgeschreven, wordt dit bewijs geleverd door overlegging van het controle-exemplaar T 5. Het controle-exemplaar T 5 wordt gesteld op een exemplaar van het formulier T 5, eventueel aangevuld met een of meer formulieren T 5 bis overeenkomstig artikel 478 of aangevuld met een of meer ladingslijsten T 5 overeenkomstig de artikelen 479 en 480.

Het is niet uitgesloten verscheidene controle-exemplaren T 5 terzelfder tijd, maar voor verschillende doeleinden, te gebruiken, voor zover het gebruik van elk ervan volgens communautaire voorschriften is vereist.

2. Degene die een controle-exemplaar T 5 in de zin van lid 1 ondertekent, is gehouden de in dat document aangeduide goederen het aangegeven gebruik en/of de aangegeven bestemming te geven.

Artikel 473

Het controle-exemplaar T 5 wordt gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in de bijlagen 63, 64 en 65.

Dit formulier wordt ingevuld overeenkomstig de toelichting in bijlage 66 en, in voorkomend geval, de aanvullende aanwijzingen in andere communautaire voorschriften. Elke Lid-Staat vult deze toelichting zo nodig aan.

Het controle-exemplaar T 5 wordt afgegeven en gebruikt overeenkomstig de artikelen 476 tot en met 485.

Artikel 474

1. Het voor de formulieren te gebruiken papier is lichtblauw, zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, en met een gewicht van ten minste 40 g per m2. Het moet zo ondoorzichtig zijn dat de gegevens die op de ene zijde worden aangebracht de leesbaarheid van de gegevens op de andere zijde niet aantasten en het moet zo stevig zijn dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt.

2. De afmetingen van het formulier zijn:

a) 210 × 297 mm voor het formulier T 5 (bijlage 63) en voor het formulier T 5 bis (bijlage 64), waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan;

b) 297 × 420 mm voor de ladingslijsten T 5 (bijlage 65), waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan.

3. De verschillende exemplaren van de formulieren worden op de volgende wijze met kleur gemerkt:

- het origineel is aan de rechterzijde van een doorlopende zwarte kantlijn voorzien;

- de breedte van deze kantlijn is ongeveer 3 mm.

4. Het retouradres en de belangrijke opmerking op de voorzijde van het formulier kunnen in het rood worden gedrukt.

Artikel 475

De bevoegde autoriteiten kunnen eisen dat de formulieren van het controle-exemplaar T 5 van de naam en het adres van de drukker worden voorzien of van een teken aan de hand waarvan hij kan worden geïdentificeerd.

Artikel 476

Het controle-exemplaar T 5 wordt opgemaakt in een van de officiële talen van de Gemeenschap die door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van vertrek is aanvaard.

De bevoegde autoriteiten van een andere Lid-Staat waar dat document wordt overgelegd, kunnen de vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van die Lid-Staat verlangen.

Artikel 477

1. Het controle-exemplaar T 5 wordt met de schrijfmachine of door middel van een mecanografisch of soortgelijk procédé ingevuld. Het mag eveneens in duidelijk leesbaar schrift met de hand, met inkt en in blokletters worden ingevuld.

In de formulieren mag geen doorhaling of overschrijving voorkomen. Wijzigingen worden aangebracht door doorhaling van het onjuiste en, zo nodig, toevoeging van het gewenste gegeven. Elke aldus aangebrachte wijziging wordt goedgekeurd door diegene die haar heeft aangebracht en uitdrukkelijk geviseerd door de bevoegde autoriteiten.

2. Bovendien kan het controle-exemplaar T 5 eveneens worden ingevuld en vervaardigd met behulp van een reproduktietechniek, voor zover de voorschriften met betrekking tot het model, het papier en de afmetingen van de formulieren, de te gebruiken taal, de leesbaarheid alsmede het verbod op doorhalingen en overschrijvingen strikt in acht worden genomen.

Artikel 478

1. De bevoegde autoriteiten van elke Lid-Staat kunnen toestaan dat op hun grondgebied gevestigde ondernemingen het controle-exemplaar T 5 aanvullen met een of meer formulieren T 5 bis, voor zover al deze formulieren slechts op één enkele zending goederen betrekking hebben die op één enkel vervoermiddel zijn geladen, voor één enkele geadresseerde of voor één enkel gebruik zijn bestemd en/of één enkele bestemming dienen te krijgen.

2. Het aantal gebruikte formulieren T 5 bis wordt vermeld in vak 3 van het controle-exemplaar T 5 waarbij zij zijn gevoegd. Het registratienummer van het controle-exemplaar T 5 wordt in het vak voor de registratie van elk formulier T 5 bis vermeld. Het totale aantal colli waarop het formulier T 5 en het (de) formulier(en) T 5 bis betrekking hebben, wordt in vak 6 van het controle-exemplaar T 5 vermeld.

Artikel 479

1. De bevoegde autoriteiten van elke Lid-Staat kunnen toestaan dat op hun grondgebied gevestigde ondernemingen het controle-exemplaar T 5 aanvullen met een of meer ladingslijsten T 5 die de gegevens bevatten die normalerwijze in de vakken 31, 33, 35, 38, 100, 103 en 105 van het formulier T 5 voorkomen, voor zover alle formulieren slechts op één enkele zending goederen betrekking hebben die op één enkel voertuig zijn geladen, voor één enkele geadresseerde of voor één enkel gebruik zijn bestemd en/of één enkele bestemming dienen te krijgen.

2. Alleen de voorzijde van het formulier van de ladingslijst T 5 mag worden gebruikt. Elk artikel dat op de ladingslijst T 5 voorkomt, wordt voorafgegaan door een volgnummer. In de andere kolommen worden de andere gevraagde gegevens van dit artikel vermeld.

Onmiddellijk onder het laatste artikel wordt een horizontale lijn getrokken en wordt het onbeschreven gedeelte doorgehaald, zodat het niet mogelijk is later nog iets toe te voegen. Het totale aantal colli waarover de in de lijst genoemde goederen zijn verdeeld, de totale brutomassa en de totale nettomassa van deze goederen worden onderaan de desbetreffende kolommen vermeld.

3. Wanneer ladingslijsten T 5 worden gebruikt, worden de vakken 31, 33, 35, 38, 100, 103 en 105 van het controle-exemplaar T 5 waarop zij betrekking hebben, doorgehaald. Dit document kan dan niet door formulieren T 5 bis worden aangevuld.

4. Het aantal gebruikte ladingslijsten T 5 wordt vermeld in vak 4 van het controle-exemplaar T 5. Het registratienummer van het controle-exemplaar T 5 wordt in het vak voor de registratie van elke ladingslijst T 5 vermeld. Het aantal colli dat door de verschillende ladingslijsten wordt gedekt, wordt in vak 6 van het controle-exemplaar T 5 vermeld.

Artikel 480

1. De in artikel 479, lid 1, bedoelde toestemming kan inhouden dat de ondernemingen waarvan de administratie op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking is gebaseerd, ladingslijsten T 5 gebruiken die met behulp van een dergelijk systeem zijn opgemaakt en die alle gegevens bevatten die voorkomen op de lijst die overeenstemt met het model in bijlage 65, doch die niet voldoen aan alle voorwaarden van de artikelen 473, 474, 475 en 477 noch aan de voorwaarde van artikel 479, lid 2, dat elk in de lijst opgenomen artikel door een volgnummer moet worden voorafgegaan.

Deze lijsten moeten niettemin zo zijn opgemaakt en ingevuld dat zij zonder moeite door de bevoegde kantoren kunnen worden gebruikt.

2. Deze toestemming wordt slechts verleend aan ondernemingen die alle waarborgen bieden die de bevoegde autoriteiten nodig achten.

3. Als ladingslijst bedoeld in artikel 479, lid 1, mogen eveneens worden gebruikt lijsten waarin de goederen zijn omschreven en die met het oog op het vervullen van de formaliteiten bij verzending/uitvoer worden opgemaakt, zelfs indien deze lijsten afkomstig zijn van ondernemingen waarvan de administratie niet op een geïntegreerd systeem voor de elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking is gebaseerd.

4. Degene aan wie deze toestemming is verleend is aansprakelijk voor elk misbruik, door wie dan ook, van de ladingslijsten die hij opmaakt.

Artikel 481

1. Het controle-exemplaar T 5 en, in voorkomend geval, de formulieren T 5 bis of de ladingslijsten T 5 worden door de belanghebbende in één origineel en ten minste één kopie opgemaakt. Elk van deze documenten wordt door de belanghebbende ondertekend.

2. Het controle-exemplaar T 5 en, in voorkomend geval, de formulieren T 5 bis of de ladingslijsten T 5 bevatten, wat de omschrijving van de goederen en de bijzondere vermeldingen betreft, alle gegevens die volgens de communautaire bepalingen die controle voorschrijven, zijn vereist.

3. Wanneer de goederen niet onder de regeling communautair douanevervoer zijn geplaatst, wordt op het controle-exemplaar T 5 naar het document inzake de eventueel gebruikte regeling verwezen. Indien geen gebruik is gemaakt van een regeling voor douanevervoer, wordt op het controle-exemplaar T 5 een van de volgende aantekeningen aangebracht:

- mercancías fuera del procedimiento de tránsito,

- ingen forsendelsesprocedure,

- nicht im Versandverfahren befindliche Waren,

- aassôaa ôç ìíaassá «AAìðïñaaýìáôá aaêôueò aeéáaeéêáóssáò aeéáìaaôáêueìéóçò»,

- goods not covered by a transit procedure,

- marchandises hors procédure de transit,

- merci non vincolate ad una procedura di transito,

- goederen niet geplaatst onder een regeling voor douanevervoer,

- mercadorias não abrangidas por um procedimento de trânsito.

4. Het document voor communautair douanevervoer of het document inzake de gebruikte regeling voor douanevervoer bevat een verwijzing naar het (de) afgegeven controle-exemplaar (controle-exemplaren) T 5.

Artikel 482

1. Bij communautair douanevervoer of een andere regeling voor douanevervoer geeft het kantoor van vertrek het controle-exemplaar T 5 af en behoudt hiervan een kopie. Het origineel van het controle-exemplaar T 5 begeleidt de goederen ten minste tot het kantoor waar de controle op het gebruik en/of de bestemming van de goederen wordt verricht, onder dezelfde voorwaarden als het document dat wordt gebruikt voor de regeling voor douanevervoer.

2. Wanneer goederen waarvan het gebruik en/of de bestemming moeten worden gecontroleerd niet onder een regeling voor douanevervoer worden geplaatst, wordt het controle-exemplaar T 5 afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van verzending die een kopie behouden.

Op het controle-exemplaar T 5 wordt een van de in artikel 481, lid 3, bedoelde vermeldingen aangebracht.

3. Het controle-exemplaar T 5 en, in voorkomend geval, het (de) controleformulier (controleformulieren) T 5 bis of de ladingslijsten T 5 worden door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van vertrek afgetekend. De aftekening bevat de volgende gegevens die in vak A (kantoor van vertrek) van deze documenten worden vermeld:

a) wat het controle-exemplaar T 5 betreft: de naam en een afdruk van de stempel van het kantoor van vertrek, de handtekening van de bevoegde persoon, de datum van aftekening en een registratienummer dat een vo4orgedrukt nummer kan zijn;

b) wat het formulier T 5 bis of de ladingslijst T 5 betreft: het nummer dat op het controle-exemplaar T 5 voorkomt. Dit nummer wordt aangebracht met een stempel waarin de naam van het kantoor van vertrek voorkomt of het wordt met de hand aangebracht. In het laatste geval wordt een afdruk van de stempel van dit kantoor bij het nummer geplaatst.

De originele exemplaren van deze documenten worden aan de belanghebbende teruggegeven zodra alle administratieve formaliteiten zijn vervuld.

4. De goederen en de originelen van de controle-exemplaren T 5 worden bij het kantoor van bestemming aangeboden.

Artikel 483

1. Het kantoor van bestemming controleert het voorziene of voorgeschreven gebruik en/of de voorziene of voorgeschreven bestemming of laat deze onder zijn verantwoordelijkheid controleren.

2. Het kantoor van bestemming registreert de gegevens van de controle-exemplaren T 5, zo nodig door een kopie ervan te behouden, en bewaart de aantekeningen over de verrichte controles.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 485, wordt het origineel van het controle-exemplaar T 5, direct nadat het kantoor van bestemming de vereiste formaliteiten heeft vervuld en het exemplaar van de nodige aantekeningen heeft voorzien, teruggezonden naar het adres dat in het vak "Terugzenden aan" is vermeld.

Artikel 484

Degene die het controle-exemplaar T 5 en de bijbehorende zending bij het kantoor van bestemming aanbiedt, ontvangt op zijn verzoek een ontvangstbewijs op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage 47.

Dit ontvangstbewijs kan het controle-exemplaar T 5 niet vervangen.

Artikel 485

1. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten staan toe dat een zending die vergezeld gaat van een controle-exemplaar T 5, en het controle-exemplaar T 5 zelf worden gesplitst vóór de beëindiging van de regeling waarvoor dit exemplaar werd afgegeven. Gesplitste zendingen kunnen opnieuw worden gesplitst.

2. Lid 1 doet geen afbreuk aan de communautaire bepalingen die betrekking hebben op produkten uit interventievoorraden, waarvan het gebruik en/of de bestemming moet (moeten) worden gecontroleerd en die in een andere Lid-Staat worden verwerkt alvorens hun definitieve gebruik en/of bestemming te krijgen.

3. De in lid 1 bedoelde splitsing wordt uitgevoerd volgens de leden 4 tot en met 7. De Lid-Staten zijn bevoegd van deze bepalingen af te wijken wanneer alle zendingen die het gevolg zijn van de splitsing het aangegeven gebruik en/of de aangegeven bestemming zullen krijgen in de Lid-Staat waar de splitsing plaatsvindt.

4. Het kantoor waar de splitsing plaatsvindt geeft overeenkomstig artikel 481 een uittreksel uit het controle-exemplaar T 5 af voor ieder gedeelte van de gesplitste zending en gebruikt daarvoor een formulier van het controle-exemplaar T 5.

Op ieder uittreksel worden in ieder geval de bijzondere aantekeningen overgenomen die in de vakken 100, 104, 105, 106 en 107 van het oorspronkelijke controle-exemplaar T 5 voorkomen en worden bovendien de nettomassa en de nettohoeveelheid van de betrokken goederen vermeld. Op ieder uittreksel worden in vak 106 het registratienummer, de datum, het kantoor en het land van afgifte van het oorspronkelijke controle-exemplaar T 5 vermeld, door middel van een van de volgende vermeldingen:

- Extracto del ejemplar de control: (número, fecha, oficina y país de expedición),

- Udskrift af kontroleksemplar: (nummer, dato, udstedelsessted og land),

- Auszug aus dem Kontrollexemplar: (Nummer, Datum, ausstellende Stelle und Ausstellungsland),

- Áðueóðáóìá ôïõ áíôéôýðïõ aaëÝã÷ïõ: (áñéèìueò, çìaañïìçíssá, ãñáoeaassï êáé ÷þñá aaêaeueóaaùò),

- Extract of control copy: ...

(Number, date, office and country of issue),

- Extrait de l'exemplaire de contrôle: (numéro, date, bureau et pays de délivrance),

- Estratto dell'esemplare di controllo: (numero, data, ufficio e paese di emissione),

- Uittreksel uit controle-exemplaar: (nummer, datum, kantoor en land van afgifte),

- Extracto do exemplar de controlo: (número, data, estância, país de emissão).

5. Het kantoor waar de splitsing plaatsvindt, maakt op het oorspronkelijke controle-exemplaar T 5 melding van de splitsing. Te dien einde brengt dit kantoor in het vak "Controle van het gebruik en/of de bestemming" een van de volgende vermeldingen aan:

- . . . (número) extractos expedidos - copias adjuntas,

- . . . (antal) udstedte udskrifter - kopier vedfoejet,

- . . . (Anzahl) Auszuege ausgestellt - Durchschriften liegen bei,

- . . . (áñéèìueò) aaêaeïèÝíôá áðïóðUEóìáôá - óõíçììÝíá áíôssãñáoeá,

- . . . (number) extracts issued - copies attached,

- . . . (nombre) extraits délivrés - copies ci-jointes,

- . . . (numero) estratti rilasciati - copie allegate,

- . . . (aantal) uittreksels afgegeven - kopieën bijgevoegd,

- . . . (quantidade) extractos emitidos - cópias juntas.

Het oorspronkelijke controle-exemplaar T 5 wordt samen met de kopieën van de afgegeven uittreksels onverwijld teruggezonden aan het in het vak "Terugzenden aan" vermelde adres.

Het kantoor waar de splitsing wordt uitgevoerd, behoudt een kopie van het oorspronkelijke controle-exemplaar T 5 en van de afgegeven uittreksels.

6. De originelen van de uittreksels van het controle-exemplaar T 5 worden bij de deelzendingen gevoegd, in voorkomend geval samen met de documenten die op de gebruikte regeling betrekking hebben.

7. De bevoegde kantoren van de Lid-Staten van bestemming van de delen van de gesplitste zending controleren het voorziene of voorgeschreven gebruik en/of de voorziene of voorgeschreven bestemming of laten deze onder hun verantwoordelijkheid controleren. Overeenkomstig artikel 483, lid 3, zenden zij de uittreksels, na deze van hun aantekeningen te hebben voorzien, terug naar het adres dat in het vak "Terugzenden aan" is opgegeven.

8. Wordt een zending, overeenkomstig lid 1, opnieuw gesplitst, dan zijn de leden 2 tot en met 7 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 486

1. Het controle-exemplaar T 5 kan achteraf worden afgegeven, voor zover:

- het niet indienen van het verzoek of het niet afgeven van dit document ten tijde van de verzending van de goederen niet aan de belanghebbende is te wijten of indien hij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten kan aantonen dat deze omissie niet te wijten is aan een slordigheid of nalatigheid van zijn kant die bij hem vaker voorkomt;

- de belanghebbende aantoont dat het controle-exemplaar T 5 betrekking heeft op goederen waarvoor alle administratieve formaliteiten zijn vervuld;

- de belanghebbende de stukken overlegt die voor de afgifte van bedoeld document zijn vereist;

- ten genoegen van de bevoegde autoriteiten wordt vastgesteld dat de afgifte achteraf van het controle-exemplaar T 5 geen aanleiding kan geven tot het ten onrechte verkrijgen van financiële voordelen, rekening houdend met de eventueel gebruikte regeling voor douanevervoer, de douanestatus van de goederen en hun gebruik en/of bestemming.

2. Wanneer het controle-exemplaar T 5 achteraf wordt afgegeven, wordt daarop in rood een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Expedido a posteriori,

- Udstedt efterfoelgende,

- Nachtraeglich ausgestellt,

- AAêaeïèÝí aaê ôùí õóôÝñùí,

- Issued retroactively,

- Délivré a posteriori,

- Rilasciato a posteriori,

- Achteraf afgegeven,

- Emitido a posteriori.

Voorts vermeldt de belanghebbende op dit controle-exemplaar T 5 het vervoermiddel waarmee de goederen zijn verzonden, alsmede de datum van vertrek en eventueel de datum waarop de goederen aan het kantoor van bestemming moeten worden aangebracht.

3. Het achteraf afgegeven controle-exemplaar T 5 mag door het kantoor van bestemming slechts van aantekeningen worden voorzien, wanneer dit vaststelt dat de goederen waarop dit document betrekking heeft het gebruik en/of de bestemming hebben gekregen die is voorgeschreven bij de communautaire wetgeving inzake de in- of uitvoer van deze goederen of inzake het goederenverkeer binnen het douanegebied van de Gemeenschap.

4. Duplicaten van controle-exemplaren T 5, uittreksels van controle-exemplaren T 5, formulieren T 5 bis en ladingslijsten T 5 mogen worden afgegeven bij verlies van het origineel. Het duplicaat moet in rode hoofdletters het woord "DUPLICAAT" bevatten. Daarnaast moet het duplicaat worden voorzien van een afdruk van de stempel van het kantoor dat het duplicaat afgeeft en de handtekening van de bevoegde ambtenaar.

Artikel 487

In afwijking van artikel 472 en behoudens andersluidende communautaire bepalingen ter zake, kan elke Lid-Staat voorschrijven dat het bewijs dat de goederen het gebruik en/of de bestemming hebben gekregen dat of die was voorzien of voorgeschreven volgens een nationale procedure, wordt geleverd voor zover de goederen het grondgebied van die Lid-Staat niet verlaten voordat zij het gebruik en/of de bestemming krijgen dat of die is voorzien of voorgeschreven.

Artikel 488

Binnen de grenzen van hun bevoegdheid kunnen de bevoegde autoriteiten van elke Lid-Staat een persoon die aan de in artikel 489 genoemde voorwaarden voldoet, hierna "toegelaten afzender" genoemd, en die goederen wil verzenden waarvoor een controle-exemplaar T 5 moet worden opgemaakt, vergunning verlenen noch de goederen noch het daarop betrekking hebbende controle-exemplaar T 5 bij het kantoor van vertrek aan te bieden.

Artikel 489

1. De in artikel 488 bedoelde vergunning wordt slechts verleend aan personen die:

a) regelmatig goederen verzenden;

b) een administratie voeren aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten de goederenbewegingen kunnen volgen;

c) zekerheid stellen indien dit een voorwaarde is voor de afgifte van het controle-exemplaar T 5;

d) geen ernstige of herhaalde inbreuken hebben gepleegd op de wettelijke regelingen.

2. De bevoegde autoriteiten nemen de nodige maatregelen in verband met het stellen van de in lid 1, onder c), bedoelde zekerheid.

Artikel 490

In de door de bevoegde autoriteiten te verlenen vergunning wordt onder meer bepaald:

a) welk(e) kantoor (kantoren) als kantoor van vertrek voor het te verrichten vervoer bevoegd is (zijn);

b) binnen welke termijn en op welke wijze de toegelaten afzender het kantoor van vertrek inlicht over het te verrichten vervoer, zodat dit kantoor vóór vertrek eventueel een controle kan verrichten;

c) binnen welke termijn de goederen aan het kantoor van bestemming dienen te worden aangebracht; deze termijn wordt aan de hand van de vervoervoorwaarden vastgesteld;

d) welke identificatiemaatregelen genomen dienen te worden. Met het oog hierop kunnen de bevoegde autoriteiten bepalen dat de toegelaten afzender een speciale, door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde verzegeling op de vervoermiddelen of colli aanbrengt.

Artikel 491

1. In de vergunning wordt bepaald dat het voor het kantoor van vertrek bestemde vak op de voorzijde van het controle-exemplaar T 5:

a) vooraf van een afdruk van de stempel van het kantoor van vertrek en de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor wordt voorzien;

of

b) door de toegelaten afzender van een afdruk van een speciale, door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde metalen stempel die overeenstemt met het model in bijlage 62, wordt voorzien; deze stempel mag ook op de formulieren worden voorgedrukt wanneer de formulieren door een hiertoe gemachtigde drukkerij worden gedrukt.

De toegelaten afzender vermeldt in dit vak de datum van verzending van de goederen en het nummer van de aangifte. In de vergunning is aangegeven op welke wijze dit nummer wordt toegekend.

2. De bevoegde autoriteiten kunnen bepalen dat gebruik wordt gemaakt van formulieren die, om deze van elkaar te kunnen onderscheiden, van een speciaal teken zijn voorzien.

Artikel 492

1. Uiterlijk op het tijdstip van de verzending van de goederen vult de toegelaten afzender het reeds ingevulde controle-exemplaar T 5 aan door op de voorzijde, in het vak "Controle door het kantoor van vertrek", voor zover van toepassing, de termijn aan te geven waarbinnen de goederen aan het kantoor van bestemming dienen te worden aangebracht, te verwijzen naar het uitvoerdocument indien dit door de Lid-Staat van verzending wordt geëist, de toegepaste identificatiemiddelen te vermelden en door in dit vak een van de volgende aantekeningen aan te brengen:

- Procedimiento simplificado,

- Forenklet fremgangsmaade,

- Vereinfachtes Verfahren,

- ÁðëïõóôaaõìÝíç aeéáaeéêáóssá,

- Simplified procedure,

- Procédure simplifiée,

- Procedura semplificata,

- Vereenvoudigde regeling,

- Procedimento simplificado.

2. Na verzending van de goederen wordt de kopie van het controle-exemplaar T 5, samen met alle documenten aan de hand waarvan dit exemplaar is opgemaakt, door de toegelaten afzender onverwijld naar het kantoor van vertrek gezonden.

3. Wanneer het kantoor van vertrek een zending bij vertrek heeft gecontroleerd, tekent het het vak "Controle door het kantoor van vertrek" op de voorzijde van het controle-exemplaar T 5 af.

4. Het controle-exemplaar T 5 dat overeenkomstig de aanwijzingen in lid 1 is ingevuld en door de toegelaten afzender is ondertekend, wordt geacht te zijn afgegeven door het kantoor van vertrek dat het formulier vooraf overeenkomstig artikel 491, lid 1, onder a), heeft gewaarmerkt of waarvan de naam voorkomt in de speciale, in artikel 491, lid 1, onder b), bedoelde stempel, en kan dus worden gebruikt om te bewijzen dat de goederen waarop het betrekking heeft het voorziene of voorgeschreven gebruik en/of de voorziene of voorgeschreven bestemming hebben gekregen.

Artikel 493

1. De toegelaten afzender is gehouden:

a) aan de voorwaarden in dit hoofdstuk en de vergunning te voldoen;

b) alle nodige maatregelen te treffen om de speciale stempel of de formulieren die van de stempelafdruk van het kantoor van vertrek of van de speciale stempel zijn voorzien, veilig te bewaren.

2. De toegelaten afzender is aansprakelijk voor alle gevolgen, en met name de financiële gevolgen, van vergissingen, weglatingen of andere onvolkomenheden in de door hem opgemaakte controle-exemplaren T 5 of bij het vervullen van de formaliteiten ingevolge de in artikel 488 genoemde vergunning.

3. Bij misbruik, door wie dan ook, van controle-exemplaren T 5 die vooraf van de stempelafdruk van het kantoor van vertrek of van de speciale stempel werden voorzien, is de toegelaten afzender, onverminderd eventuele strafrechtelijke vervolging, gehouden tot de betaling van de niet-voldane rechten en andere heffingen en tot de terugbetaling van de financiële voordelen die ingevolge dit misbruik ten onrechte werden verkregen, tenzij hij de bevoegde autoriteiten die hem de vergunning hebben verleend het bewijs levert dat hij de in lid 1, onder b), bedoelde maatregelen heeft getroffen.

Artikel 494

1. De bevoegde autoriteiten kunnen toestaan dat de toegelaten afzender zijn handtekening niet aanbrengt op de controle-exemplaren T 5, voorzien van een afdruk van de in bijlage 62 bedoelde speciale stempel, die met behulp van een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking worden opgemaakt. Deze toestemming wordt eerst gegeven nadat de toegelaten afzender deze autoriteiten een schriftelijke verbintenis heeft doen toekomen waarin hij erkent, onverminderd eventuele strafrechtelijke vervolging, gehouden te zijn tot de betaling van de rechten en andere heffingen die niet werden voldaan en voor de terugbetaling van de financiële voordelen die ten onrechte werden verkregen ten gevolge van het gebruik van controle-exemplaren T 5 die van de speciale stempel waren voorzien.

2. Op de overeenkomstig lid 1 opgestelde controle-exemplaren T 5 wordt in het voor de handtekening van de aangever bestemde vak een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Dispensa de firma,

- Fritaget for underskrift,

- Freistellung von der Unterschriftsleistung,

- AEaaí áðáéôaassôáé õðïãñáoeÞ,

- Signature waived,

- Dispense de signature,

- Dispensa dalla firma,

- Van ondertekening vrijgesteld,

- Dispensada a assinatura.

Artikel 495

De in de bijlagen I, II en III bij Verordening (EEG) nr. 2823/87 van de Commissie (12) opgenomen formulieren die werden gebruikt vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige verordening kunnen nog worden gebruikt zolang de voorraad strekt, doch uiterlijk tot op 31 december 1995.

(12) PB nr. L 270 van 23. 9. 1987, blz. 1.

TITEL III

DE ECONOMISCHE DOUANEREGELINGEN

HOOFDSTUK 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Afdeling 1

Definities

Artikel 496

Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:

a) "controlekantoor": het douanekantoor dat door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat die de vergunning hebben afgegeven, is aangewezen voor de controle op de in de vergunning genoemde regeling;

b) "kantoor van plaatsing": het (de) in de vergunning vermelde douanekantoor (douanekantoren) dat (die) door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat die de vergunnning hebben afgegeven, is (zijn) aangewezen voor de aanvaarding van aangiften tot plaatsing onder de regeling;

c) "kantoor van aanzuivering": het (de) in de vergunning vermelde douanekantoor (douanekantoren) dat (die) door de douaneautoriteiten van de Lid-Staat die de vergunning hebben afgegeven, is (zijn) aangewezen voor de aanvaarding van aangiften waarbij aan de goederen, na plaatsing onder een economische douaneregeling, een douanebestemming wordt gegeven.

Afdeling 2

Toekenning van de regeling - Normale procedure

Artikel 497

1. Onverminderd lid 3 en de artikelen 568, 656, 695 en 760 wordt de aanvraag voor een vergunning voor een economische douaneregeling, met inbegrip van de aanvraag voor een vergunning tot het beheren van een douane-entrepot of tot gebruikmaking van het stelsel van douane-entrepots, hierna "aanvraag" genoemd, schriftelijk gedaan.

2. Voor de in bijlage 78 bedoelde goederen zijn de bijzondere bepalingen in die bijlage van toepassing.

3. Gebruikmaking van het equivalentieverkeer is slechts mogelijk indien de belanghebbende hierom in zijn aanvraag voor een vergunning verzoekt, terwijl in de vergunning tevens wordt vermeld welke van de in lid 1 bedoelde elementen gelden voor zowel de equivalente goederen als de invoergoederen en met welke middelen dit kan worden gecontroleerd.

4. Wanneer in de vergunning gebruikmaking van het equivalentieverkeer wordt voorzien, dienen daarin de bijzondere maatregelen te worden vermeld die moeten verzekeren dat de ter zake geldende bepalingen worden nageleefd.

5. Wanneer in de vergunning geen equivalentieverkeer is voorzien, en de vergunninghouder daarvan toch gebruik wenst te maken, dient hij een aanvraag tot wijziging van de oorspronkelijk verleende vergunning in. Bij het opstellen van deze aanvraag wordt artikel 497 in acht genomen.

Deze aanvraag wordt, al naar gelang van het geval, opgesteld volgens een van de modellen in bijlage 67. De aanvrager verstrekt in zijn aanvraag alle vereiste inlichtingen overeenkomstig de diverse punten van het model, al naar gelang van het geval, in de bijlagen 67/A tot en met 67/E, onder verwijzing naar deze punten en rekening houdend met de in het betreffende model opgenomen voetnoten. De tekst van deze voetnoten behoeft niet in de aanvraag te worden overgenomen. De aanvraag wordt gedateerd en ondertekend.

Wanneer de aangewezen douaneautoriteiten van mening zijn dat de in de aanvraag verstrekte inlichtingen ontoereikend zijn, laat het bepaalde in dit lid de mogelijkheid onverlet de aanvrager om aanvullende inlichtingen te verzoeken en te eisen dat andere gegevens worden verstrekt met het oog op de toepassing van bepalingen op andere gebieden dan die waarop de onderhavige titel betrekking heeft.

Artikel 498

De overlegging van een door de aanvrager ondertekende aanvraag geeft uitdrukking aan de wens van de belanghebbende om gebruik te maken van de desbetreffende economische douaneregeling en geldt, onverminderd de eventuele toepassing van strafrechtelijke maatregelen overeenkomstig de in de Lid-Staten geldende bepalingen, als verbintenis ten aanzien van:

- de juistheid van de in de aanvraag voorkomende gegevens,

- de echtheid van de bijgevoegde bescheiden, en

- de nakoming van alle uit de gevraagde economische douaneregeling voortvloeiende verplichtingen.

Artikel 499

1. Voordat zij de vergunning afgeven, vergewissen de daartoe aangewezen douaneautoriteiten zich ervan dat alle voor de afgifte van een vergunning geldende voorwaarden zijn vervuld.

2. De vergunning kan niet worden verleend wanneer de aanvraag niet ontvankelijk is ingevolge artikel 497, lid 4.

Artikel 500

1. Onverminderd de artikelen 568, 656, 695 en 760 wordt de in artikel 85 van het Wetboek bedoelde vergunning, met inbegrip van de vergunning tot het beheren van een douane-entrepot of tot gebruikmaking van het stelsel van douane-entrepots, gesteld op een formulier dat, al naar gelang van het geval, overeenstemt met het model en de bepalingen in de bijlagen 67/A tot en met 67/E. Zij wordt gedateerd en ondertekend.

2. De verleende vergunning wordt de aanvrager ter kennis gebracht.

3. Onverminderd eventuele afwijkingen bedoeld bij de artikelen 556, lid 1, en 760, lid 1, wordt de vergunning van kracht op de datum van afgifte.

4. De vergunning kan, al naar gelang van het geval, betrekking hebben op een of meer aangiften tot plaatsing onder de regeling.

5. Wanneer het een verlenging of wijziging van een reeds afgegeven vergunning betreft waarvoor de aanvraag overeenkomstig artikel 497, lid 3, wordt ingediend, kunnen de douaneautoriteiten, in afwijking van lid 1, geval per geval, hetzij, onder verwijzing naar de vergunning, bij beschikking de vakken aangeven waarin wijzigingen worden aangebracht, hetzij een nieuwe vergunning verlenen.

Artikel 501

1. Wanneer aan één van de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning niet is voldaan, wijzen de douaneautoriteiten het verzoek af.

2. De beschikking tot afwijzing van de aanvraag wordt schriftelijk gegeven en, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, lid 3, van het Wetboek, ter kennis gebracht van de aanvrager.

Artikel 502

1. De aanvraag en haar bijlagen worden door de douaneautoriteiten bewaard, evenals een afschrift van de eventueel verleende vergunning.

2. Wanneer een vergunning wordt verleend, worden de aanvraag en de bijlagen daarbij, evenals de vergunning zelf, bewaard gedurende ten minste drie jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de geldigheidsduur van de vergunning is verstreken, of wel, in het geval van een vergunning tot het beheren van een douane-entrepot of tot gebruikmaking van het stelsel van douane-entrepots, vanaf het einde van het jaar waarin de vergunning nietig wordt verklaard of wordt ingetrokken.

3. In geval van afwijzing van de aanvraag of nietigverklaring of intrekking van de vergunning worden de aanvraag, de eventuele vergunning of de beslissing tot afwijzing van de aanvraag, evenals de bijlagen daarbij, bewaard gedurende ten minste drie jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de aanvraag werd afgewezen of de vergunning nietig werd verklaard of werd ingetrokken.

HOOFDSTUK 2

Het douane-entrepot

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Onderafdeling 1

Definities en entrepottypes

Artikel 503

In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a) "landbouwgoederen": goederen die vallen onder de verordeningen bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad (13). De goederen waarop Verordening (EEG) nr. 3033/80 van de Raad (14) (goederen die zijn verkregen door de verwerking van landbouwprodukten) en Verordening (EEG) nr. 3035/80 van de Raad (15) (landbouwprodukten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage II van het Verdrag vallen) van toepassing zijn, worden met landbouwgoederen gelijkgesteld;

(13) PB nr. L 62 van 7. 3. 1980, blz. 5.

(14) PB nr. L 323 van 29. 11. 1980, blz. 1.

(15) PB nr. L 323 van 29. 11. 1980, blz. 27.

b) "vooruitbetaling": de betaling, voorafgaande aan de uitvoer, van een bedrag dat gelijk is aan de uitvoerrestitutie wanneer Verordening (EEG) nr. 565/80 in een dergelijke betaling voorziet;

c) "goederen met prefinanciering": alle goederen die bestemd zijn om in ongewijzigde staat te worden uitgevoerd en die voor een vooruitbetaling in aanmerking komen, ongeacht hun benaming in de communautaire voorschriften met betrekking tot deze vooruitbetaling;

d) "basisprodukt met prefinanciering": ieder produkt dat, na een verwerking te hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 532 bedoelde behandelingen, bestemd is om in de vorm van een verwerkt goed te worden uitgevoerd en daarbij voor een vooruitbetaling in aanmerking komt;

e) "verwerkte goederen": alle produkten of goederen die zijn verkregen door de verwerking van basisprodukten met prefinanciering, ongeacht hun benaming in de communautaire voorschriften met betrekking tot deze vooruitbetaling.

Artikel 504

1. Onverminderd de leden 2 en 3 worden entrepots waarin goederen onder het stelsel van douane-entrepots worden opgeslagen, aangeduid met een van de volgende benamingen:

- "entrepot van het type A": publiek entrepot, overeenkomstig artikel 99, tweede alinea, eerste streepje, van het Wetboek, onder de verantwoordelijkheid van de entreposeur;

- "entrepot van het type B": publiek entrepot, overeenkomstig artikel 99, tweede alinea, eerste streepje, van het Wetboek, onder de verantwoordelijkheid van elke entrepositaris overeenkomstig artikel 102, lid 1, van het Wetboek en met toepassing van artikel 105, tweede alinea, van het Wetboek;

- "entrepot van het type C": particulier entrepot, overeenkomstig artikel 99, tweede alinea, tweede streepje, van het Wetboek, waarbij de entreposeur dezelfde persoon is als de entrepositaris, die niet noodzakelijkerwijze eigenaar van de goederen is;

- "entrepot van het type D": particulier entrepot, overeenkomstig artikel 99, tweede alinea, tweede streepje, van het Wetboek, waarbij de entreposeur dezelfde persoon is als de entrepositaris, die niet noodzakelijkerwijze eigenaar van de goederen is, en met toepassing van de procedure bedoeld in artikel 112, lid 3, van het Wetboek.

2. Het stelsel van douane-entrepots, in de vorm van een particulier entrepot, overeenkomstig artikel 99, tweede alinea, tweede streepje, van het Wetboek, waarbij de entreposeur dezelfde persoon is als de entrepositaris, die niet noodzakelijkerwijze eigenaar van de goederen is, is eveneens van toepassing in het kader van een regeling waarbij goederen in de voor opslag bestemde inrichtingen van de vergunninghouder kunnen worden opgeslagen overeenkomstig artikel 98, lid 3, van het Wetboek. Deze regeling wordt aangeduid met de benaming "entrepot van het type E".

3. Wanneer een douane-entrepot, in de vorm van een publiek entrepot, overeenkomstig artikel 99, tweede alinea, eerste streepje, van het Wetboek, wordt beheerd door de douaneautoriteiten, wordt het aangeduid met de benaming "entrepot van het type F".

4. De combinatie van de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde entrepot-types in een zelfde lokaal of een zelfde ruimte is niet mogelijk.

Onderafdeling 2

Plaats van het douane-entrepot

Artikel 505

1. Met uitzondering van de entrepots van de types E en F, bestaat een douane-entrepot uit lokalen of andere afgebakende ruimten die door de douaneautoriteiten zijn goedgekeurd.

2. Wanneer de douaneautoriteiten besluiten een entrepot van het type F te beheren, wijzen zij het lokaal of de besloten ruimte aan waaruit dit entrepot bestaat. Dit besluit wordt bekendgemaakt in de vorm waarin de betrokken Lid-Staat zijn wettelijke en bestuursrechtelijke besluiten bekend pleegt te maken.

3. Alle plaatsen die door de douaneautoriteiten zijn erkend als "ruimte voor tijdelijke opslag" overeenkomstig artikel 185 of die door de douaneautoriteiten worden beheerd, kunnen ook als entrepot van het type A, B, C of D worden goedgekeurd respectievelijk als entrepot van het type F worden beheerd.

Artikel 506

Entrepots van de types A, C, D en E kunnen eveneens worden goedgekeurd als bevoorradingsdepots overeenkomstig artikel 38 van Verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie (16).

(16) PB nr. L 351 van 14. 12. 1987, blz. 1.

Onderafdeling 3

Handelspolitieke maatregelen

Artikel 507

Handelspolitieke maatregelen die bij communautaire besluiten worden vastgesteld voor:

a) het in het vrije verkeer brengen van goederen, zijn niet van toepassing bij de plaatsing van goederen onder het stelsel van douane-entrepots, noch tijdens de gehele duur van hun verblijf;

b) het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap, zijn van toepassing bij de plaatsing van niet-communautaire goederen onder het stelsel van douane-entrepots;

c) de uitvoer van goederen, zijn van toepassing bij de uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap van communautaire goederen die onder het stelsel van douane-entrepots zijn geplaatst.

Afdeling 2

Verlening van de vergunning

Artikel 508

Deze afdeling is van toepassing op elk type entrepot, met uitzondering van de entrepots van het type F.

Artikel 509

De overeenkomstig artikel 497 en bijlage 67/A opgestelde aanvraag voor een vergunning wordt ingediend bij de douaneautoriteiten die zijn aangewezen door de Lid-Staat waar de ruimten die bestemd zijn om als douane-entrepot te worden goedgekeurd zijn gelegen of, wanneer het een entrepot van het type E betreft, bij de douaneautoriteiten die zijn aangewezen door de Lid-Staat waar de entreposeur zijn hoofdadministratie voert.

Artikel 510

1. De vergunning kan slechts worden verleend indien de aanvrager aantoont dat er daadwerkelijk een economische behoefte aan opslag bestaat en indien het douane-entrepot in hoofdzaak is bestemd voor de opslag van goederen, onverminderd de mogelijkheid tot het verrichten van gebruikelijke behandelingen en van be- of verwerkingen in het kader van de regeling actieve veredeling of van de regeling behandeling onder douanetoezicht, onder de in de artikelen 106 en 109 van het Wetboek bedoelde voorwaarden, voor zover deze handelingen niet prevaleren over de opslag van de goederen als zodanig.

2. Voor de toepassing van artikel 86 van het Wetboek wordt voor het beoordelen van de verhouding tussen de uit het toezicht en de controle op het douane-entrepot voortvloeiende administratieve kosten en de economische behoefte aan opslag onder andere rekening gehouden met het type entrepot en de procedures die kunnen worden toegepast.

Artikel 511

1. De vergunning wordt verleend door de douaneautoriteiten die daartoe zijn aangewezen door de Lid-Staat waar de aanvraag overeenkomstig artikel 509 is ingediend.

De vergunning wordt van kracht op de datum waarop zij wordt verleend of op een latere datum indien dit in de vergunning is bepaald. Wanneer evenwel, in uitzonderlijke gevallen, de douaneautoriteiten de aanvrager van een vergunning voor een particulier entrepot hun besluit tot afgifte van deze vergunning schriftelijk, doch op andere wijze dan door middel van het in bijlage 68/A bedoelde formulier, mededelen, wordt deze vergunning van kracht op de datum waarop deze mededeling wordt gedaan. Een afschrift van deze mededeling wordt als bijlage bij de vergunning gevoegd en maakt daarvan onlosmakelijk deel uit.

2. Onverminderd de bepalingen inzake nietigverklaring, intrekking en wijziging heeft de vergunning een onbeperkte geldigheidsduur.

3. In de vergunning wordt onder andere aangegeven welk douanekantoor bevoegd is om het douane-entrepot te controleren. In de vergunning kan in voorkomend geval worden bepaald dat gevaarlijke goederen, goederen die andere goederen kunnen aantasten of goederen die om andere redenen bijzondere voorzieningen vergen, in speciaal daarvoor ingerichte ruimten moeten worden opgeslagen.

Wanneer het een particulier entrepot betreft, kan eveneens worden bepaald welke goederen in dit entrepot mogen worden opgeslagen.

4. Indien de belanghebbende verzoekt goederen ook bij een ander douanekantoor dan het controlekantoor aan te mogen brengen en voor het stelsel aan te mogen geven, kunnen de douaneautoriteiten, voor zover dit geen gevolgen heeft voor de regelmatigheid van de verrichtingen, een of meer kantoren aanwijzen als kantoor van plaatsing.

Wanneer verschillende Lid-Staten bij de procedure zijn betrokken, zenden de douaneautoriteiten die de vergunning hebben verleend daarvan een kopie aan de andere betrokken douaneautoriteiten.

Artikel 512

1. Aan de voorwaarde van een economische behoefte aan opslag, als bedoeld in artikel 510, lid 1, wordt geacht niet meer te zijn voldaan wanneer de betrokkene schriftelijk om intrekking van de vergunning verzoekt.

2. De vergunning kan eveneens worden ingetrokken wanneer de douane-autoriteiten van oordeel zijn dat het douane-entrepot niet of niet meer in die mate wordt gebruikt dat zijn handhaving gerechtvaardigd is.

Afdeling 3

Plaatsing van goederen onder het stelsel

Artikel 513

1. Goederen die bestemd zijn om onder het stelsel van douane-entrepots te worden geplaatst, en de daarop betrekking hebbende aangifte tot plaatsing onder het stelsel worden aangebracht respectievelijk ingediend bij het controlekantoor of, wanneer artikel 511, lid 4, wordt toegepast, bij één van de in de vergunning vermelde kantoren van plaatsing.

2. Wanneer artikel 511, lid 4, tweede alinea, wordt toegepast, wordt een kopie of een extra exemplaar van de in lid 1 bedoelde aangifte of een kopie van het administratieve of handelsdocument dat gebruikt wordt om de goederen onder het stelsel te plaatsen door het kantoor van plaatsing naar het controlekantoor gezonden, zodra de goederen worden vrijgegeven. De naam en het adres van dit kantoor worden in vak 44 van de aangifte of op het administratieve of handelsdocument vermeld.

Wanneer het kantoor van plaatsing dit noodzakelijk acht, kan het het controlekantoor vragen hem van de aankomst van de goederen in kennis te stellen.

De bepalingen inzake het stelsel van douane-entrepots zijn van toepassing vanaf de datum waarop de aangifte tot plaatsing onder het stelsel door het kantoor van plaatsing wordt aanvaard. Deze aangifte doet tevens dienst voor het vervoer van de goederen naar het entrepot, dat zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden, en het binnenbrengen van de goederen in de ruimten van het douane-entrepot zonder dat zij bij het controlekantoor worden aangebracht.

Deze procedure is niet van toepassing voor een entrepot van het type B.

3. De in lid 2 bedoelde procedure kan eveneens worden toegepast zonder dat de belanghebbende erom verzoekt, met name om redenen die verband houden met de administratieve organisatie van de douanekantoren, meer bepaald in verband met het gebruik van systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking.

Onderafdeling 1

Normale procedure

Artikel 514

De in artikel 513 bedoelde aangifte wordt gedaan overeenkomstig de artikelen 198 tot en met 252.

Onderafdeling 2

Vereenvoudigde procedures

Artikel 515

De in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures zijn van toepassing overeenkomstig de artikelen 268 tot en met 274.

Artikel 516

De in de artikelen 514 en 515 bedoelde procedures zijn eveneens van toepassing wanneer goederen die zich in een in artikel 505, lid 3, bedoelde ruimte voor tijdelijke opslag bevinden, onder het stelsel van douane-entrepots worden geplaatst.

Afdeling 4

Werking van het douane-entrepot en van het stelsel van douane-entrepots

Onderafdeling 1

Voorraadadministratie

Artikel 517

1. In de entrepots van de types A, C, D en E wijzen de douaneautoriteiten de entreposeur aan als degene die de in artikel 105 van het Wetboek bedoelde voorraadadministratie dient te voeren.

Deze voorraadadministratie dient ter beschikking van het controlekantoor te staan zodat de nodige controles kunnen worden verricht.

2. In een entrepot van het type B bewaart het controlekantoor de aangiften tot plaatsing onder het stelsel of de administratieve documenten die voor die plaatsing zijn gebruikt, ten einde op de aanzuivering toe te kunnen zien. Er wordt geen voorraadadministratie gevoerd. Onverminderd de overige communautaire bepalingen met betrekking tot het bewaren van douanedocumenten kan het controlekantoor, ten behoeve van zijn administratieve organisatie, termijnen voor het ter plaatse bewaren van deze aangiften vaststellen. Deze termijnen kunnen worden verlengd.

Wanneer de goederen waarop de aangifte of het document betrekking heeft bij het verstrijken van deze termijnen geen douanebestemming hebben gevolgd, verzoekt het controlekantoor aan deze goederen een dergelijke bestemming te geven of de oorspronkelijke aangifte of het document tot plaatsing onder het stelsel te vervangen door een nieuwe aangifte waarin alle gegevens van de oude aangifte of het document worden overgenomen.

3. De door de douane gevoerde administratie voor een entrepot van het type F bevat alle in artikel 520 genoemde gegevens. Deze administratie vervangt de in artikel 105 van het Wetboek bedoelde voorraadadministratie.

Artikel 518

Onverminderd artikel 517, lid 3, voert het controlekantoor geen voorraadadministratie.

Het kan voor administratieve doeleinden een register van alle aanvaarde aangiften bijhouden.

Artikel 519

Wanneer de administratie die de belanghebbende voor handels- of belastingdoeleinden voert alle gegevens bevat die met het oog op de controle noodzakelijk zijn, rekening houdend met het type entrepot en de voor de plaatsing en de aanzuivering toegepaste procedures, en deze gegevens voor controledoeleinden bruikbaar zijn, erkennen de douaneautoriteiten deze administratie als voorraadadministratie in de zin van artikel 105 van het Wetboek.

Artikel 520

1. In de in artikel 105 van het Wetboek bedoelde voorraadadministratie dienen alle gegevens voor te komen die noodzakelijk zijn voor de juiste toepassing van het stelsel en de controle hierop.

In deze voorraadadministratie dienen onder andere te worden opgenomen:

a) de vermeldingen die voorkomen in de vakken 1, 31, 37 en 38 van de aangifte tot plaatsing onder het stelsel;

b) de verwijzing naar de aangiften waarmee aan de goederen een douanebestemming wordt gegeven die het stelsel van douane-entrepots aanzuivert;

c) de datum en de verwijzing naar de andere douanedocumenten en alle andere bescheiden met betrekking tot de plaatsing en de aanzuivering;

d) de gegevens die nodig zijn om de goederenbeweging te kunnen volgen en met name de plaats waar de goederen zich bevinden, in voorkomend geval met inbegrip van de gegevens inzake de overbrenging van de goederen naar een ander douane-entrepot zonder beëindiging van het stelsel;

e) de gegevens met betrekking tot de in artikel 524 bedoelde gezamenlijke opslag van goederen;

f) alle andere gegevens die nodig zijn om de goederen te kunnen identificeren;

g) de gegevens inzake de gebruikelijke behandelingen die de goederen ondergaan;

h) de gegevens inzake de tijdelijke uitslag van goederen uit de ruimten van het douane-entrepot.

2. De voorraadadministratie van een entrepot van het type D dient, naast de in lid 1 genoemde gegevens, tevens de in de minimale lijst in bijlage 37 bedoelde vermeldingen te bevatten.

3. Uit de voorraadadministratie dient op elk moment te blijken welke goederen zich nog onder het stelsel van douane-entrepots bevinden. De entreposeur doet het controlekantoor, binnen de door de douaneautoriteiten vastgestelde termijnen, een overzicht van deze voorraden toekomen.

4. Wanneer artikel 112, lid 2, van het Wetboek wordt toegepast, dient in de voorraadadministratie de douanewaarde van de goederen vóór hun behandeling voor te komen.

5. Wanneer vereenvoudigde procedures (voor plaatsing of aanzuivering) worden toegepast, is dit artikel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 521

1. De inschrijving in de voorraadadministratie als bedoeld in artikel 107 van het Wetboek, van goederen die onder het stelsel van douane-entrepots worden geplaatst in een entrepot van het type A, C of D, dient plaats te vinden op het tijdstip waarop de goederen metterdaad in het entrepot worden ingeslagen, aan de hand van de gegevens die door het controlekantoor of het overeenkomstig artikel 513, lid 2, aangewezen kantoor van plaatsing zijn erkend of toegelaten.

2. Wanneer goederen onder het stelsel worden geplaatst in een entrepot van het type E dient de in lid 1 bedoelde inschrijving plaats te vinden op het tijdstip van de aankomst van de goederen in de opslaginrichting van de vergunninghouder.

3. Wanneer het douane-entrepot tevens dienst doet als ruimte voor tijdelijke opslag in de zin van artikel 505, lid 3, dient de in lid 1 bedoelde inschrijving plaats te vinden:

- vóór het verstrijken van de overeenkomstig artikel 49 van het Wetboek vastgestelde termijn, wanneer bij overgang van de tijdelijke opslag naar het stelsel van douane-entrepots de in artikel 272 bedoelde domiciliëringsprocedure wordt toegepast;

- op het tijdstip waarop de goederen worden vrijgegeven na de indiening van de aangifte tot plaatsing onder het stelsel van douane-entrepots, in de andere gevallen.

4. De inschrijving in de voorraadadministratie van de gegevens betreffende de aanzuivering van het stelsel dient plaats te vinden:

- uiterlijk op het tijdstip van de uitslag van de goederen uit de ruimten van het douane-entrepot, wanneer een van de vereenvoudigde procedures wordt toegepast;

- op het tijdstip waarop de goederen worden vrijgegeven na de indiening van de aangifte voor een douanebestemming, in de andere gevallen.

Onderafdeling 2

Gebruikelijke behandelingen

Artikel 522

1. Onverminderd de leden 2 en 3 zijn de gebruikelijke behandelingen die niet-communautaire goederen kunnen ondergaan in bijlage 69 vermeld.

2. Wanneer de behandeling tot gevolg kan hebben dat de behandelde goederen, wat de rechten bij invoer betreft, worden bevoordeeld ten opzichte van de onbehandelde goederen, kan deze behandeling slechts worden toegestaan op voorwaarde dat het in artikel 112, lid 2, van het Wetboek bedoelde verzoek wordt ingediend op het tijdstip waarop het verzoek om toestemming voor het verrichten van een gebruikelijke behandeling wordt ingediend.

In een dergelijk geval kan een verzoek om toepassing van gunstigere heffingsgrondslagen in een entrepot van het type D, als bedoeld in artikel 112, lid 3, van het Wetboek, niet worden ingewilligd.

3. Wanneer de behandeling tot gevolg zou hebben dat een hoger bedrag aan rechten verschuldigd wordt dan het bedrag aan rechten bij invoer dat op de goederen vóór hun behandeling van toepassing was, dient de belanghebbende af te zien van de indiening van het verzoek bedoeld in artikel 112, lid 2, van het Wetboek.

In een dergelijk geval dient de entreposeur van een entrepot van het type D afstand te doen van alle voordelen die voor hem zouden kunnen voortvloeien uit de toepassing van de heffingsgrondslagen die bij de plaatsing van de behandelde goederen onder het stelsel waren vastgesteld of als juist aangenomen.

4. Wanneer de onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste goederen voor een andere douaneregeling dan het vrije verkeer worden aangegeven en lid 2 van toepassing is, wordt in vak 31 van de aangifte voor deze regeling een van de volgende aantekeningen aangebracht:

- Mercancías MU,

- SB varer,

- UB-Waren,

- AAìðïñaaýìáôá ÓAA,

- UFH goods,

- Marchandises MU,

- Merci MU,

- GB-goederen,

- Mercadorias MU.

Wanneer de goederen vervolgens onder een douaneregeling worden geplaatst of tijdelijk worden opgeslagen, wordt deze aantekening overgenomen op de desbetreffende documenten.

5. Wanneer goederen waarop lid 2 van toepassing is, na onder een douaneregeling te zijn geplaatst, in het vrije verkeer worden gebracht of onder een andere douaneregeling worden geplaatst die tot het ontstaan van een douaneschuld kan leiden, wordt gebruik gemaakt van het "inlichtingenblad INF 8" dat in één origineel en één kopie wordt opgemaakt op een formulier dat overeenstemt met het model en de bepalingen in bijlage 70.

De douaneautoriteiten waarbij aangifte wordt gedaan voor het vrije verkeer of tot plaatsing onder een andere douaneregeling die tot een douaneschuld kan leiden, verzoeken het controlekantoor van het douane-entrepot waar de gebruikelijke behandelingen zijn verricht door middel van een door haar afgetekend inlichtingenblad INF 8 om opgave van de soort, de douanewaarde en de hoeveelheid van de aangegeven goederen die in aanmerking hadden moeten worden genomen indien de goederen de genoemde behandelingen niet hadden ondergaan.

Het origineel van het inlichtingenblad INF 8 wordt naar het controlekantoor van het douane-entrepot gezonden, terwijl de kopie wordt bewaard door de douaneautoriteiten die vak 14 van het inlichtingenblad INF 8 hebben afgetekend. Het controlekantoor van het douane-entrepot verstrekt de in de vakken 11, 12 en 13 gevraagde gegevens, tekent vak 15 af en zendt het origineel van het inlichtingenblad INF 8 terug naar het in vak 4 vermelde douanekantoor.

6. De aangever kan om afgifte van een inlichtingenblad INF 8 verzoeken op het tijdstip van de in lid 4 bedoelde aangifte.

In dit geval verstrekt het controlekantoor de in de vakken 11, 12 en 13 gevraagde gegevens, tekent vak 15 af en overhandigt het origineel van het inlichtingenblad INF 8 aan de aangever.

Artikel 523

1. Alvorens tot een gebruikelijke behandeling over te gaan, dient per geval een schriftelijk verzoek daartoe door de belanghebbende bij het controlekantoor te worden ingediend.

2. Het verzoek een gebruikelijke behandeling te mogen verrichten dient alle gegevens te bevatten die nodig zijn om de bepalingen inzake het stelsel van douane-entrepots, inzonderheid artikel 522, leden 2 en 3, te kunnen toepassen.

Het controlekantoor verleent toestemming door dit op het verzoek te vermelden en daarop zijn stempel te plaatsen. Artikel 502 is in dit geval van overeenkomstige toepassing.

3. Onverminderd artikel 522 kunnen in de vergunning voor het beheren van een douane-entrepot of, wanneer het een entrepot van het type E betreft, de vergunning tot gebruikmaking van het stelsel de gebruikelijke behandelingen worden vermeld die de goederen naar verwachting zullen ondergaan terwijl zij onder het stelsel zijn geplaatst. In dit geval vervangt een mededeling aan het controlekantoor dat een behandeling zal worden verricht, in de door dit kantoor vastgestelde vorm, het in lid 1 bedoelde verzoek.

Onderafdeling 3

Gezamenlijke opslag van goederen met een verschillende

douanestatus

Artikel 524

1. Voor zover dit geen gevolgen heeft voor de regelmatigheid van de verrichtingen, staat het controlekantoor toe dat communautaire goederen, andere dan die bedoeld in artikel 98, lid 1, onder b), van het Wetboek, samen met niet-communautaire goederen in dezelfde opslaginrichting worden opgeslagen.

2. Wanneer de in lid 1 bedoelde gezamenlijke opslag tot gevolg heeft dat het niet langer mogelijk is op ieder moment de douanestatus van de goederen vast te stellen, kan deze opslag slechts worden toegestaan wanneer het gelijkwaardige goederen betreft.

Gelijkwaardige goederen zijn goederen die in dezelfde onderverdeling van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld en die dezelfde handelskwaliteit en technische kenmerken bezitten.

Onderafdeling 4

Tijdelijke uitslag

Artikel 525

1. Alvorens tot tijdelijke uitslag uit de ruimten van een douane-entrepot over te gaan, dient per geval een schriftelijk verzoek daartoe door de belanghebbende bij het controlekantoor te worden ingediend.

2. Het verzoek om tijdelijke uitslag van de goederen dient alle gegevens te bevatten die nodig zijn om de bepalingen inzake het stelsel van douane-entrepots te kunnen toepassen. Het controlekantoor verleent toestemming door dit op het verzoek te vermelden en daarop zijn stempel te plaatsen.

Artikel 502 is in dit geval van overeenkomstige toepassing.

3. In de vergunning voor het beheren van een douane-entrepot kan worden vermeld dat tijdelijke uitslag is toegestaan. In dit geval vervangt een mededeling aan het controlekantoor, in de door dit kantoor vastgestelde vorm, dat goederen tijdelijk zullen worden uitgeslagen het in lid 1 bedoelde verzoek.

4. Wanneer tijdens de periode van tijdelijke uitslag gebruikelijke behandelingen zullen worden verricht, zijn de artikelen 522 en 523 van toepassing.

Onderafdeling 5

Overbrenging van goederen naar een ander douane-entrepot zonder beëindiging van het stelsel

Artikel 526

1. Voor de overbrenging van goederen naar een ander douane-entrepot zonder het stelsel van douane-entrepots te beëindigen, wordt gebruik gemaakt van een formulier dat overeenstemt met het model dat overeenkomstig artikel 205 is vastgesteld en volgens de aanwijzingen in bijlage 71.

2. De in bijlage 72 bedoelde vereenvoudigde procedure is van toepassing:

- wanneer in het douane-entrepot van waaruit de goederen worden verzonden gebruik wordt gemaakt van een domiciliëringsprocedure voor het in het vrije verkeer brengen of de wederuitvoer, als bedoeld in artikel 253, lid 3, en in het douane-entrepot waarin de goederen zullen worden opgeslagen gebruik wordt gemaakt van de domiciliëringsprocedure voor de plaatsing onder het stelsel, als bedoeld in artikel 272;

of

- wanneer een zelfde persoon verantwoordelijk is voor beide douane-entrepots;

of

- wanneer de voorraadadministraties elektronisch met elkaar zijn verbonden.

3. De verantwoordelijkheid voor de goederen die naar een ander douane-entrepot worden overgebracht, gaat over op de entreposeur van het douane-entrepot waar de goederen zullen worden opgeslagen op het tijdstip waarop hij de goederen in ontvangst neemt en deze in zijn voorraadadministratie opneemt.

4. Wanneer de over te brengen goederen gebruikelijke behandelingen hebben ondergaan en artikel 522, lid 2, van toepassing is, worden op het in lid 1 bedoelde formulier de soort, de douanewaarde en de hoeveelheid van deze goederen vermeld die bij het ontstaan van de douaneschuld in aanmerking zouden moeten worden genomen indien deze goederen genoemde behandelingen niet hadden ondergaan.

Artikel 522, leden 4, 5 en 6, zijn in voorkomend geval op deze goederen van toepassing.

5. Goederen die onder het stelsel van douane-entrepots zijn geplaatst, kunnen niet naar een ander douane-entrepot worden overgebracht, zonder dat het stelsel wordt beëindigd, indien het douane-entrepot waaruit of waarnaar de goederen worden verzonden een entrepot van het type B is.

Onderafdeling 6

Inventarisatie

Artikel 527

Het controlekantoor kan, indien het dit noodzakelijk acht voor de goede werking van het douane-entrepot, eisen dat, al dan niet periodiek, een inventarisatie wordt gemaakt van alle of een deel van de onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste goederen.

Afdeling 5

Aanzuivering van het stelsel

Artikel 528

1. In geval van gezamenlijke opslag van gelijkwaardige goederen als bedoeld in artikel 524, lid 2, worden de voor een douanebestemming aangegeven goederen geacht, naar keuze van de belanghebbende, de status te bezitten van communautaire of van niet-communautaire goederen.

De toepassing van de eerste alinea kan in geen geval tot gevolg hebben dat een bepaalde douanestatus wordt toegekend aan een hoeveelheid goederen die groter is dan de hoeveelheid goederen met deze status die zich daadwerkelijk in het douane-entrepot bevindt op het tijdstip van uitslag van de voor een douanebestemming aangegeven goederen.

2. In geval van volledig teloorgaan of onherroepelijk verlies van een deel van de goederen dat onder het stelsel is geplaatst, wordt het deel dat is teloorgegaan vastgesteld in verhouding tot de totale hoeveelheid onder het stelsel geplaatste goederen van dezelfde soort in de ruimten van het douane-entrepot op het ogenblik van het teloorgaan, tenzij de entreposeur aantoont hoeveel onder dit stelsel geplaatste goederen werkelijk zijn teloorgegaan.

Afdeling 6

Bijzondere bepalingen betreffende communautaire landbouwgoederen

Artikel 529

De afdelingen 1 tot en met 5, met uitzondering van de artikelen 522 en 524, zijn van toepassing op goederen met prefinanciering die onder het stelsel van douane-entrepots worden geplaatst overeenkomstig artikel 98, lid 1, onder b), van het Wetboek.

Artikel 530

1. De in artikel 513, lid 1, bedoelde aangifte voor goederen met prefinanciering wordt gesteld op het in artikel 205 bedoelde formulier.

2. De "betalingsaangifte" bedoeld in artikel 25, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 bestaat uit een exemplaar van het in lid 1 genoemde document.

3. Bij de aangifte dienen alle bescheiden te worden gevoegd die noodzakelijk zijn voor de plaatsing onder het stelsel van goederen met prefinanciering, en met name het uitvoer- of voorfixatiecertificaat als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie (17).

(17) PB nr. L 331 van 2. 12. 1988, blz. 1.

Artikel 531

1. Onverminderd lid 2 kan de in artikel 530 bedoelde aangifte tot plaatsing van goederen met prefinanciering onder het stelsel van douane-entrepots slechts worden aanvaard, nadat zekerheid is gesteld overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 565/80 en artikel 31, leden 1 en 2, van Verordening (EEG) nr. 3665/87. De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (18) zijn van toepassing.

(18) PB nr. L 205 van 3. 8. 1985, blz. 5.

2. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de in lid 1 bedoelde zekerheid wordt gesteld na de aanvaarding van de aangifte tot plaatsing onder het stelsel, onder de voorwaarden bedoeld in artikel 31, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3665/87.

Artikel 532

Onverminderd de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 815/89 van de Commissie (19) betreffende gekleurde gerst, mogen de onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste goederen met prefinanciering de in artikel 28, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 bedoelde behandelingen ondergaan waarvan de lijst in bijlage 73 is opgenomen.

(19) PB nr. L 86 van 31. 3. 1989, blz. 34.

Artikel 533

1. Het stelsel van douane-entrepots wordt aangezuiverd door de aanvaarding van een aangifte ten uitvoer.

2. Na de aanvaarding van de aangifte ten uitvoer blijven de goederen onder douanetoezicht totdat zij het douanegebied van de Gemeenschap verlaten.

Gedurende deze periode mogen de goederen in de ruimten van een douane-entrepot worden opgeslagen zonder dat zij onder het stelsel van douane-entrepots worden geplaatst.

3. De toepassing van dit artikel door het controlekantoor doet geen afbreuk aan de verificaties door de bevoegde autoriteiten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Artikel 534

1. Goederen met prefinanciering die onder het stelsel van douane-entrepots zijn geplaatst, dienen ten uitvoer te worden aangegeven door middel van het in artikel 205 bedoelde formulier.

2. Bij de aangifte dienen alle in artikel 221 genoemde bescheiden te worden gevoegd en met name het in Verordening (EEG) nr. 3719/88 bedoelde uitvoer- of voorfixatiecertificaat.

3. De datum waarop de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten wordt vermeld op de achterzijde van het in lid 1 bedoelde document.

Wanneer de goederen waarvoor een aangifte ten uitvoer is aanvaard, door een gedeelte van het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd alvorens dit gebied te verlaten, zijn de in de artikelen 6, 6 bis en 7 van Verordening (EEG) nr. 3665/87 bedoelde procedures van toepassing.

4. Goederen die een met uitvoer gelijkgestelde bestemming hebben gekregen overeenkomstig de artikelen 34 en 42 van Verordening (EEG) nr. 3665/87 worden geacht het douanegebied van de Gemeenschap te hebben verlaten.

Afdeling 7

Gebruik van een douane-entrepot zonder dat de goederen onder het stelsel worden geplaatst

Onderafdeling 1

Communautaire goederen

Artikel 535

De verwerking van basisprodukten met prefinanciering in de ruimten van een douane-entrepot vindt plaats overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 565/80.

Artikel 536

1. Wanneer de douaneautoriteiten eisen dat de in de ruimten van een douane-entrepot opgeslagen andere communautaire goederen dan die bedoeld in artikel 98, lid 2, onder b), en lid 3, van het Wetboek, overeenkomstig artikel 105 van het Wetboek, in de in artikel 106, lid 3, van het Wetboek bedoelde voorraadadministratie worden ingeschreven, dient hun douanestatus duidelijk uit deze inschrijving te blijken.

2. Onverminderd artikel 524 kan het controlekantoor speciale voorschriften voor de identificatie van deze goederen vaststellen, met name ten einde deze te kunnen onderscheiden van de onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste goederen die in dezelfde ruimte zijn opgeslagen.

3. De in lid 1 bedoelde goederen mogen worden gebruikt bij het verrichten van gebruikelijke behandelingen, be- of verwerkingen in het kader van de regeling actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht.

Artikel 537

In de ruimten van een douane-entrepot mogen de volgende goederen worden opgeslagen, zonder dat zij onder het stelsel van douane-entrepots worden geplaatst:

- goederen die overeenkomstig artikel 3, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 3665/87 onder douanetoezicht dienen te blijven;

- goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap verblijven met het oog op overlading op grond van artikel 6 bis van genoemde verordening.

Artikel 536, leden 1 en 2, is op deze goederen van toepassing.

Onderafdeling 2

Niet-communautaire goederen

Artikel 538

1. Deze onderafdeling is van toepassing op de werkzaamheden die in het kader van de regeling actieve veredeling (systeem inzake schorsing) of de regeling behandeling onder douanetoezicht worden verricht in de ruimten van de entrepots van de types A, C en D waarin het gebruik van de domiciliëringsprocedure is toegestaan voor de aangifte tot plaatsing onder het stelsel, tot wederuitvoer of voor het vrije verkeer.

2. Voor zover deze onderafdeling niet in bijzondere bepalingen voorziet, zijn de bepalingen in het kader van de regelingen actieve veredeling en behandeling onder douanetoezicht van toepassing op:

- werkzaamheden in het kader van de regeling actieve veredeling - terugbetalingssysteem,

- werkzaamheden in het kader van de regeling actieve veredeling - systeem inzake schorsing en terugbetalingssysteem - en de regeling behandeling onder douanetoezicht die in de ruimten van entrepots van de types B en F worden verricht, en in de ruimten die worden gebruikt voor de opslag van goederen die in een entrepot van het type E onder het stelsel van douane-entrepots zijn geplaatst, en

- werkzaamheden in de ruimten van entrepots van de types A, C en D die niet aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldoen.

Artikel 539

De douaneautoriteiten geven slechts toestemming tot gebruik van de in deze onderafdeling bedoelde vereenvoudigde procedures wanneer alle garanties worden geboden voor een goed verloop van de verrichtingen. De douaneautoriteiten kunnen toestemming weigeren aan personen die slechts zelden werkzaamheden in het kader van de regeling actieve veredeling of de regeling behandeling onder douanetoezicht verrichten, onverminderd artikel 510.

Artikel 540

De veredeling of behandeling van goederen met toepassing van de regeling actieve veredeling respectievelijk de regeling behandeling onder douanetoezicht in de ruimten van een in artikel 538, lid 1, bedoeld douane-entrepot kan eerst plaatsvinden nadat de in artikel 556 respectievelijk artikel 651 bedoelde vergunning is verleend.

In de vergunning wordt vermeld in welk douane-entrepot (met vermelding van het type entrepot) de veredeling of behandeling zal plaatsvinden.

Artikel 541

1. Ten einde gebruik te kunnen maken van de procedures in deze onderafdeling, dient de vergunninghouder, al naar gelang van het geval, een "administratie actieve veredeling" of een "administratie behandeling onder douanetoezicht" te voeren, zoals bedoeld bij artikel 556, lid 3, respectievelijk artikel 651, lid 3. Daarin dient tevens een verwijzing naar de vergunning voor te komen.

2. Voor het opstellen van de in artikel 595 of artikel 664 bedoelde zuiveringsafrekening treedt de verwijzing naar de inschrijving in de in lid 1 bedoelde administratie in de plaats van de verwijzing naar de aangiften en documenten als bedoeld in artikel 595, lid 3, of artikel 664, lid 3.

3. De inschrijving in de "administratie actieve veredeling" of in de "administratie behandeling onder douanetoezicht" moet de douaneautoriteiten in de gelegenheid stellen op ieder moment de juiste situatie van alle onder één van de desbetreffende regelingen geplaatste goederen of produkten na te gaan.

Artikel 542

1. De plaatsing van goederen onder de regeling actieve veredeling of onder de regeling behandeling onder douanetoezicht op het tijdstip van binnenkomst in de ruimten van het douane-entrepot geschiedt door middel van de in artikel 276 bedoelde domiciliëringsprocedure.

2. Bij de inschrijving in de "administratie actieve veredeling" of in de "administratie behandeling onder douanetoezicht" wordt verwezen naar het document onder geleide waarvan de goederen zijn aangevoerd.

Artikel 543

1. De plaatsing onder de regeling actieve veredeling of onder de regeling behandeling onder douanetoezicht van goederen welke zich reeds in de ruimten van een douane-entrepot bevinden, geschiedt door middel van de in artikel 276 bedoelde domiciliëringsprocedure.

2. Het stelsel van douane-entrepots wordt aangezuiverd door inschrijving in de "administratie actieve veredeling" of in de "administratie behandeling onder douanetoezicht", al naar gelang van het geval. In de voorraadadministratie van het douane-entrepot wordt naar deze inschrijving verwezen.

Artikel 544

1. De plaatsing onder het stelsel van douane-entrepots van veredelingsprodukten of goederen in ongewijzigde staat die in de ruimten van een douane-entrepot onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, en behandelde produkten of goederen in ongewijzigde staat die in de ruimten van een douane-entrepot onder de regeling behandeling onder douanetoezicht zijn geplaatst, geschiedt door middel van de in artikel 272 bedoelde domiciliëringsprocedure.

2. De regeling actieve veredeling of de regeling behandeling onder douanetoezicht wordt aangezuiverd door inschrijving in de voorraadadministratie van het douane-entrepot. In de "administratie actieve veredeling" respectievelijk de "administratie behandeling onder douanetoezicht" wordt naar deze inschrijving verwezen.

3. De in artikel 610 bedoelde vermeldingen dienen in de voorraadadministratie van het douane-entrepot te worden opgenomen.

Artikel 545

1. Wanneer de regeling actieve veredeling of de regeling behandeling onder douanetoezicht wordt aangezuiverd door de wederuitvoer van de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat respectievelijk van de behandelde produkten of de goederen in ongewijzigde staat, op het tijdstip waarop deze produkten of goederen de ruimten van het douane-entrepot verlaten, vindt deze wederuitvoer plaats volgens de in artikel 283 bedoelde domiciliëringsprocedure.

2. Wanneer de regeling actieve veredeling of de regeling behandeling onder douanetoezicht wordt aangezuiverd door het in het vrije verkeer brengen van de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat respectievelijk van de behandelde produkten of de goederen in ongewijzigde staat, op het tijdstip waarop deze produkten of goederen de ruimten van het douane-entrepot verlaten, vindt dit in het vrije verkeer brengen plaats volgens de in de artikelen 263 tot en met 267 bedoelde domiciliëringsprocedure.

3. Wanneer de regeling actieve veredeling of de regeling behandeling onder douanetoezicht wordt aangezuiverd door het plaatsen van de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat respectievelijk van de behandelde produkten of de goederen in ongewijzigde staat onder een andere regeling dan het vrije verkeer of de wederuitvoer, op het tijdstip waarop deze produkten of goederen de ruimten van het douane-entrepot verlaten, geschiedt deze plaatsing volgens de daartoe vastgestelde normale of vereenvoudige procedures.

4. De uitslag van de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat of van de behandelde produkten of de goederen in ongewijzigde staat uit de ruimten van het douane-entrepot behoeft niet in de voorraadadministratie van het douane-entrepot te worden vermeld.

Artikel 546

Artikel 544, lid 2, en artikel 545, leden 2 en 4, doen geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 122, 135 en 136 van het Wetboek met betrekking tot de rechten en heffingen van toepassing op onder de regeling actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht geplaatste goederen of produkten.

Artikel 547

1. Voor zover dit geen gevolgen heeft voor de regelmatigheid van de verrichtingen staan de douaneautoriteiten toe dat onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste niet-communautaire goederen samen met onder de regeling actieve veredeling geplaatste invoergoederen of veredelingsprodukten in dezelfde opslaginrichting worden opgeslagen.

2. Wordt aan bepaalde goederen de status van onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste goederen of van onder de regeling actieve veredeling geplaatste veredelingsprodukten of goederen in ongewijzigde staat verleend, dan zijn alle bepalingen van dit stelsel of deze regeling op deze goederen van toepassing, met inbegrip van, meer bepaald, de regels betreffende rechten, heffingen en compenserende interesten.

3. Artikel 524, lid 2, en artikel 528, leden 1 en 2, zijn van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 8

Uitwisseling van informatie

Artikel 548

Voor de toepassing van dit hoofdstuk stelt elke Lid-Staat de Commissie in kennis van de algemene maatregelen die betrekking hebben op:

- de aanwijzing van de douaneautoriteiten, overeenkomstig artikel 509;

- artikel 104 van het Wetboek;

- artikel 106, lid 3, van het Wetboek;

- artikel 513, lid 3.

De Commissie maakt deze gegevens bekend in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

HOOFDSTUK 3

Actieve veredeling

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 549

In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a) "hoofdveredelingsprodukten": de veredelingsprodukten voor het verkrijgen waarvan de regeling actieve veredeling werd toegekend;

b) "bijkomende veredelingsprodukten": andere veredelingsprodukten dan de hoofdveredelingsprodukten en die noodzakelijkerwijs bij de veredeling ontstaan;

c) "verliezen": het gedeelte van de invoergoederen dat tijdens de veredeling teloorgaat, bij voorbeeld door verdamping, opdroging, ontsnapping in de vorm van gas, wegstromen in het spoelwater;

d) "methode van de hoeveelheidssleutel": de toerekening van de invoergoederen aan de verschillende veredelingsprodukten aan de hand van de hoeveelheid van deze goederen;

e) "methode van de waardesleutel": de toerekening van de invoergoederen aan de verschillende veredelingsprodukten aan de hand van de waarde van de veredelingsprodukten;

f) "veredelaars": de personen die de veredeling of een deel daarvan verrichten;

g) "equivalentieverkeer": het verkrijgen van veredelingsprodukten uit gelijkwaardige goederen, overeenkomstig artikel 115, lid 1, onder a), van het Wetboek, welke gelijkwaardige goederen moeten voldoen aan de voorwaarden van artikel 569, lid 1;

h) "voorafgaande uitvoer": de uitvoer van uit equivalente goederen verkregen veredelingsprodukten uit het douanegebied van de Gemeenschap, voordat de invoergoederen in het kader van het systeem inzake schorsing onder de regeling worden geplaatst, zulks overeenkomstig artikel 115, lid 1, onder b), van het Wetboek;

i) "driehoeksverkeer": het in de Gemeenschap onder de regeling plaatsen van invoergoederen bij een ander douanekantoor dan het kantoor via hetwelk de voorafgaande uitvoer van de veredelingsprodukten heeft plaatsgevonden;

j) "termijn van wederuitvoer": de termijn waarbinnen de produkten een toegelaten bestemming moeten hebben gevolgd overeenkomstig artikel 89 van het Wetboek;

k) "maandelijkse globalisatie": de toepassing van artikel 118, lid 2, tweede alinea, van het Wetboek met betrekking tot de termijnen voor de wederuitvoer die in de loop van een bepaalde kalendermaand ingaan;

l) "driemaandelijkse globalisatie": de toepassing van artikel 118, lid 2, tweede alinea, van het Wetboek met betrekking tot de termijnen voor de wederuitvoer die in de loop van een bepaald kwartaal ingaan.

Artikel 550

De goederen waarop artikel 114, lid 2, onder c), vierde streepje, van het Wetboek van toepassing is en die dienen als hulpmiddelen bij de produktie zijn in bijlage 74 opgenomen.

Afdeling 2

Toekenning van de regeling - Normale procedure

Artikel 551

1. Een vergunning voor het systeem inzake schorsing wordt slechts verleend wanneer de aanvrager het reële voornemen heeft hoofdveredelingsprodukten uit het douanegebied van de Gemeenschap weder uit te voeren. Gebruikmaking van dit systeem kan dan voor alle te veredelen goederen worden toegestaan.

2. Een vergunning voor het terugbetalingssysteem wordt slechts verleend in de in artikel 124 van het Wetboek bedoelde gevallen, wanneer de mogelijkheid bestaat de hoofdveredelingsprodukten uit het douanegebied van de Gemeenschap uit te voeren.

3. Wanneer aan de voorwaarden voor toekenning van zowel het ene als het andere systeem wordt voldaan, kan of wel een vergunning in het kader van het systeem inzake schorsing dan wel een vergunning in het kader van het terugbetalingssysteem worden aangevraagd.

Artikel 552

1. De in artikel 117, onder c), van het Wetboek bedoelde economische voorwaarden worden onder andere in de volgende gevallen geacht te zijn vervuld:

a) wanneer de veredeling bestaat uit een van de volgende werkzaamheden, waarbij de daarop betrekking hebbende code is vermeld:

i) werkzaamheden in het kader van een loonveredelingscontract dat met een in een derde land gevestigde persoon is gesloten. Onder "loonveredeling" wordt verstaan de veredeling verricht volgens de instructies en voor rekening van een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde opdrachtgever, in het algemeen slechts tegen betaling van de kosten van de verwerking van de invoergoederen die de vergunninghouder rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking zijn gesteld (code 6201);

ii) handelingen aan goederen waaraan ieder handelskarakter vreemd is (code 6202);

iii) de herstelling van goederen, daaronder begrepen revisie en afstelling (code 6301);

iv) gebruikelijke behandelingen van goederen om bewaring in goede staat te verzekeren, de presentatie of handelskwaliteit te verbeteren of de distributie of wederverkoop voor te bereiden (code 6302);

v) behandelingen van goederen waarvan de waarde (van elke soort goederen) per achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur die in het kader van een vergunning wordt ingevoerd, per aanvrager en kalenderjaar, niet meer dan 200 000 ecu bedraagt, ongeacht het aantal veredelaars die de veredeling uitvoeren.

Voor de in bijlage 75 genoemde goederen en produkten bedraagt deze waarde evenwel 100 000 ecu. Onder waarde wordt verstaan de douanewaarde van de goederen geraamd aan de hand van bij de aanvraag overgelegde bescheiden en de gegevens die op dat tijdstip bekend zijn.

De toepassing van dit punt kan voor bepaalde invoergoederen worden geschorst overeenkomstig de procedure van het Comité (code 6400);

b) indien goederen die vergelijkbaar zijn met de goederen die veredeld zullen worden niet in de Gemeenschap worden vervaardigd (code 6101);

Onder "goederen die vergelijkbaar zijn" worden goederen verstaan die onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld en die, met het oog op de verkrijging van de veredelingsprodukten, dezelfde handelskwaliteit en dezelfde technische kenmerken hebben;

c) indien goederen die in de zin van letter b) vergelijkbaar zijn, in de Gemeenschap niet in voldoende hoeveelheden worden vervaardigd (code 6102);

d) indien goederen die in de zin van letter b) vergelijkbaar zijn de aanvrager niet binnen een redelijke termijn door de in de Gemeenschap gevestigde producenten geleverd kunnen worden. Er is geen sprake van een "redelijke termijn" indien de in de Gemeenschap gevestigde producenten niet in staat zijn binnen de termijn die voor de beoogde handelstransactie is vereist de veredelaar vergelijkbare goederen te leveren, hoewel hierom wel tijdig was verzocht (code 6103);

e) indien goederen die in de zin van letter b) vergelijkbaar zijn, in de Gemeenschap worden vervaardigd, maar om een van de volgende redenen niet gebruikt kunnen worden:

i) de prijs van de goederen maakt de beoogde handelstransactie economisch onmogelijk (code 6104).

Om te beoordelen of de prijs van de in de Gemeenschap vervaardigde vergelijkbare goederen de beoogde handelstransactie economisch onmogelijk maakt, wordt onder andere rekening gehouden met de invloed van het gebruik van deze goederen op de kostprijs van het veredelingsprodukt en derhalve op de afzetmogelijkheden van dit produkt op de markt van derde landen. In aanmerking worden genomen:

- enerzijds de prijs van de goederen die bestemd zijn te worden veredeld, vóór inklaring, en de prijs van de in de Gemeenschap vervaardigde vergelijkbare goederen, na aftrek van de binnenlandse belastingen die bij uitvoer zullen worden terugbetaald en rekening houdend met restituties en andere bedragen in het kader van het gemeenschappelijke landbouwbeleid.

Bij deze vergelijking wordt eveneens rekening gehouden met de verkoopvoorwaarden, waaronder de te verwachten betalings- en leveringsvoorwaarden van de communautaire goederen;

- en anderzijds de prijs die voor het veredelingsprodukt in derde landen kan worden verkregen, blijkende uit de handelscorrespondentie of anderszins;

ii) de goederen bezitten noch de kwaliteit noch de eigenschappen die vereist zijn om de beoogde veredelingsprodukten te verkrijgen (code 6105);

iii) de goederen beantwoorden niet aan de eisen van de afnemer van het veredelingsprodukt in het derde land (code 6106);

iv) de veredelingsprodukten moeten uit invoergoederen verkregen worden op grond van de voorschriften inzake de industriële en commerciële eigendom (code 6107);

f) indien voor een bepaalde soort goederen die in een bepaalde periode onder de regeling dienen te worden geplaatst, de aanvrager van de vergunning:

i) zich in deze periode in het douanegebied van de Gemeenschap bevoorraadt met in de Gemeenschap vervaardigde goederen die in de zin van letter b) vergelijkbaar zijn met de invoergoederen, en zulks voor 80 % van zijn totale behoeften voor deze, in de veredelingsprodukten opgenomen goederen. De toepassing van deze bepaling is afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de aanvrager van de vergunning de douaneautoriteiten bewijsstukken voorlegt aan de hand waarvan deze zich ervan kunnen vergewissen dat de vooruitzichten voor aankoop van de in de Gemeenschap vervaardigde goederen redelijkerwijze kunnen worden gerealiseerd. Deze bewijsstukken, die als bijlage bij de vergunningsaanvraag worden gevoegd, bestaan bij voorbeeld uit afschriften van de handels- of administratieve bescheiden die betrekking hebben op aankopen welke hebben plaatsgevonden in een voorafgaande indicatieve periode of op bestellingen of aankoopvooruitzichten met betrekking tot de in aanmerking genomen periode.

Onverminderd artikel 87, lid 2, van het Wetboek kunnen de douaneautoriteiten aan het einde van de betrokken periode controleren of genoemd percentage in acht is genomen (code 7001);

ii) in de Gemeenschap minder van dit soort goederen aankoopt dan het in letter i) genoemde percentage, maar ten genoegen van de douaneautoriteiten aantoont dat hij zich tegen reële toeleveringsproblemen tracht in te dekken (code 7002);

iii) de douaneautoriteiten aantoont dat hij het nodige heeft gedaan om de te veredelen goederen in de Gemeenschap aan te kopen, maar dat hij in de Gemeenschap geen producent heeft kunnen vinden die zulke goederen levert (code 7003);

iv) aan luchtvaartmaatschappijen te leveren burgerluchtvaartuigen bouwt (code 7004);

v) aan burgerluchtvaartuigen een reparatie, wijziging of ombouwing verricht (code 7005).

2. Lid 1, onder f), punt i), is niet van toepassing op goederen die onder bijlage II van het Verdrag vallen.

3. In de aanvraag wordt vermeld op welke van de in lid 1 genoemde gronden de economische voorwaarden als vervuld kunnen worden beschouwd.

Artikel 553

1. Indien de aanvrager, in uitzonderlijke omstandigheden, van oordeel is dat aan de economische voorwaarden om andere redenen dan de in artikel 552 genoemde is voldaan, vermeldt hij dit in zijn aanvraag (code 8000).

2. Wanneer de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat aan de economische voorwaarden in andere dan de in artikel 552 genoemde gevallen is voldaan, kan een vergunning met een geldigheid van ten hoogste negen maanden worden verleend.

De gegevens van de aanvraag voor een vergunning die de economische voorwaarden betreffen worden de Commissie medegedeeld in de loop van de maand volgende op die waarin de vergunning werd verleend. De Commissie stelt de andere Lid-Staten hiervan in kennis.

De vergunning kan op verzoek van de vergunninghouder worden verlengd wanneer ter zake niet tijdig bepalingen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van het Comité.

3. Wanneer de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat het wenselijk is op Gemeenschapsniveau overleg te plegen ten einde er zeker van te zijn dat aan de economische voorwaarden voor het verlenen van een vergunning is voldaan, kan de Lid-Staat waaronder zij ressorteert het geval aan de Commissie voorleggen, die de andere Lid-Staten hiervan in kennis stelt.

Indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat het niet wenselijk is een vergunning te verlenen voordat overleg op Gemeenschapsniveau heeft plaatsgevonden, deelt zij de gegevens van de aanvraag zo spoedig mogelijk mede.

Wanneer de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat de vergunning kan worden verleend voordat overleg heeft plaatsgevonden, is lid 2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 554

Bij het onderzoek van de economische voorwaarden vormen de volgende feiten als zodanig geen reden de vergunning te verlenen:

a) het feit dat de in de Gemeenschap gevestigde producent van vergelijkbare goederen die voor de veredeling kunnen worden gebruikt een concurrent is van degene die de regeling actieve veredeling aanvraagt;

b) het feit dat deze goederen door één enkel bedrijf in de Gemeenschap worden vervaardigd.

Artikel 555

1. De aanvraag wordt ingediend overeenkomstig artikel 497, volgens het model in bijlage 67/B, door de persoon aan wie de vergunning kan worden verleend overeenkomstig de artikelen 86, 116 en 117 van het Wetboek.

2. a) De aanvraag wordt ingediend bij de douaneautoriteiten die zijn aangewezen door de Lid-Staat waar de veredeling zal worden verricht.

b) Wanneer de veredeling naar verwachting, door de aanvrager of voor zijn rekening, in verschillende Lid-Staten zal worden uitgevoerd, kan één enkele vergunning worden aangevraagd.

In dit geval wordt de aanvraag, die alle gegevens bevat over het verloop van de veredeling en een nauwkeurige opgave van de plaats waar de veredelingshandelingen naar verwachting plaatsvinden, ingediend bij de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar het eerste deel van de veredeling zal plaatsvinden.

3. Wanneer de veredeling plaatsvindt in het kader van een loonveredelingscontract tussen twee in de Gemeenschap gevestigde personen, wordt de aanvraag door de opdrachtgever of namens hem ingediend.

4. Voor de toepassing van artikel 117, onder a), tweede zin, van het Wetboek wordt onder "invoer zonder commercieel karakter" verstaan de invoer van goederen als bedoeld in artikel 1, punt 6.

Artikel 556

1. Onverminderd artikel 568 wordt de vergunning verleend door de autoriteiten waarbij de aanvraag overeenkomstig artikel 555, lid 2, is ingediend, en opgesteld met inachtneming van artikel 500, volgens het model in bijlage 68/B.

In afwijking van artikel 500, lid 3, kan, in naar behoren met redenen omklede uitzonderlijke gevallen, een vergunning met terugwerkende kracht worden verleend, die evenwel niet verder kan teruggaan dan het tijdstip waarop de aanvraag werd ingediend.

2. Wanneer artikel 555, lid 2, onder b), wordt toegepast, kan de vergunning niet worden verleend zonder de instemming van de douaneautoriteiten die zijn aangewezen door de Lid-Staten waarin de in de aanvraag vermelde plaatsen zijn gelegen. De volgende procedure is van toepassing:

a) De douaneautoriteiten waarbij de aanvraag is ingediend zenden de douaneautoriteiten van de overige betrokken Lid-Staten de aanvraag en de ontwerp-vergunning, na te hebben nagegaan dat de economische voorwaarden ten aanzien van de voorgenomen veredeling vervuld kunnen worden geacht. In de ontwerp-vergunning moeten ten minste het opbrengstpercentage, de gekozen identificatiemiddelen en de in punt 12 van de model-vergunning in bijlage 68/B bedoelde douanekantoren zijn vermeld, evenals of eventueel gebruik kan worden gemaakt van vereenvoudigde procedures bij de plaatsing, de overbrenging en de aanzuivering en welke regels in acht moeten worden genomen, onder andere ten einde te verzekeren dat het controlekantoor over de nodige informatie beschikt.

b) De aangeschreven douaneautoriteiten delen, in voorkomend geval, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maanden na de toezending van de aanvraag en de ontwerp-vergunning, mede dat er bezwaren bestaan.

c) De onder a) bedoelde douaneautoriteiten kunnen de vergunning verlenen nadat zij alle maatregelen hebben genomen om ervoor te zorgen dat de douaneschuld die ten aanzien van de invoergoederen kan ontstaan zal worden voldaan en indien zij binnen de onder b) bedoelde termijn geen mededeling hebben ontvangen dat er bezwaren bestaan tegen de ontwerp-vergunning.

d) De Lid-Staat die de vergunning verleent, zendt daarvan een kopie aan alle bovenbedoelde Lid-Staten.

De aldus verleende vergunningen zijn slechts van toepassing in de bovenbedoelde Lid-Staten.

De Lid-Staten delen aan de Commissie, die de overige Lid-Staten daaromtrent inlicht, de namen en adressen mede van de aangewezen douaneautoriteiten aan wie de onder a) bedoelde aanvraag en ontwerp-vergunning moeten worden gericht.

3. Met het oog op de juiste toepassing van de voorschriften inzake de regeling kunnen de douaneautoriteiten, ter vereenvoudiging van de controles, bepalen dat de vergunninghouder een voorraadadministratie voert of laat voeren, hierna te noemen "administratie actieve veredeling", waarin de hoeveelheden onder de regeling geplaatste invoergoederen en verkregen veredelingsprodukten worden opgenomen evenals alle andere gegevens die nodig zijn om het verloop van de veredeling te kunnen volgen en de eventueel verschuldigde rechten bij invoer te kunnen vaststellen.

De administratie actieve veredeling dient ter beschikking te staan van het controlekantoor, zodat de juiste werking van de regeling kan worden gecontroleerd. Wanneer de veredeling in verscheidene bedrijven plaatsvindt, moeten in de voorraadadministratie steeds de gegevens zijn terug te vinden ten aanzien van de toepassing van de regeling in ieder bedrijf.

Indien de regeling gecontroleerd kan worden aan de hand van de administratie die de vergunninghouder voor handelsdoeleinden voert, wordt deze door de douaneautoriteiten erkend als administratie actieve veredeling.

Artikel 557

Wanneer artikel 556, lid 2, niet van toepassing is en veredelingsprodukten verkregen moeten worden uit andere veredelingsprodukten die in het kader van een afgegeven vergunning zijn verkregen, wordt door de persoon die de achtereenvolgende veredelingswerkzaamheden verricht of laat verrichten een nieuwe aanvraag ingediend volgens het model in bijlage 67/B, waarin naar de reeds verleende vergunning wordt verwezen. In een dergelijk geval worden de economische voorwaarden als vervuld beschouwd en wordt hiernaar geen onderzoek meer ingesteld (code 6303).

Artikel 558

1. De geldigheidsduur van de vergunning wordt door de douaneautoriteiten vastgesteld, rekening houdend met de economische voorwaarden en de bijzondere behoeften van de aanvrager van de vergunning.

Wanneer de geldigheidsduur meer dan twee jaar bedraagt, worden de voorwaarden op grond waarvan de vergunning is afgegeven op het in de vergunning vastgestelde tijdstip opnieuw onderzocht.

2. In afwijking van lid 1 mag de geldigheidsduur van de vergunning actieve veredeling voor de in artikel 560, lid 2, bedoelde produkten niet meer dan drie maanden bedragen.

Artikel 559

1. Bij het verlenen van de vergunning stellen de douaneautoriteiten, overeenkomstig artikel 118 van het Wetboek, de termijn vast voor de wederuitvoer van de veredelingsprodukten, rekening houdend, enerzijds, met de tijd die nodig is om een bepaalde hoeveelheid goederen te veredelen zoals aangegeven in de vergunning, evenals de hoeveelheid invoergoederen waarvoor de vergunning is verleend, en, anderzijds, met de tijd die nodig is om de veredelingsprodukten een douanebestemming te geven.

2. Indien de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan de termijn van wederuitvoer worden verlengd, zelfs na het verstrijken van de oorspronkelijk toegestane termijn.

Artikel 560

1. Onverminderd lid 2 mag de termijn voor de wederuitvoer voor landbouwprodukten van de soort bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 565/80, die bestemd zijn om in de vorm van verwerkte produkten of goederen in de zin van artikel 2, onder b) of c), van genoemde verordening te worden uitgevoerd, niet meer dan zes maanden bedragen.

2. De termijn voor de wederuitvoer van de produkten bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad (20), waaruit de produkten, bedoeld in genoemd artikel 1 of in de bijlage bij genoemde verordening, worden vervaardigd, mag niet meer dan vier maanden bedragen.

(20) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 13.

Artikel 561

1. Bij voorafgaande uitvoer wordt de in artikel 118, lid 3, van het Wetboek bedoelde termijn vastgesteld door de douaneautoriteiten, rekening houdend met de tijd die nodig is voor de aanschaf van de invoergoederen en het vervoer ervan naar de Gemeenschap.

2. De in lid 1 bedoelde termijn mag niet langer zijn dan:

- drie maanden voor goederen die onder een marktordening vallen;

- de geldigheidsduur van het invoercertificaat dat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2630/81 van de Commissie (21) is afgegeven voor ruwe suiker van onderverdeling 1701 11 of 1701 12 van de gecombineerde nomenclatuur;

(21) PB nr. L 258 van 11. 9. 1981, blz. 16.

- zes maanden voor alle andere goederen. Deze termijn kan echter op een met redenen omkleed verzoek van de vergunninghouder worden verlengd, waarbij de totale duur evenwel niet meer dan twaalf maanden mag bedragen. Wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan de termijn zelfs na het verstrijken van de oorspronkelijk toegestane termijn worden verlengd.

Artikel 562

1. De in de artikelen 559 en 560 bedoelde termijnen gaan in op de datum van aanvaarding van de aangifte tot plaatsing onder de regeling of van de aangifte voor het vrije verkeer in het kader van het terugbetalingssysteem.

2. De overeenkomstig artikel 561 vastgestelde termijnen gaan in op de datum van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer.

Artikel 563

1. Een maandelijkse of driemaandelijkse globalisatie kan door de douaneautoriteiten die zijn aangewezen door de Lid-Staat waar de vergunning wordt aangevraagd, worden toegestaan, wanneer kan worden verwacht dat invoergoederen regelmatig onder de regeling zullen worden geplaatst om te worden veredeld en in de vorm van veredelingsprodukten weer te worden uitgevoerd, waardoor het mogelijk is min of meer constante termijnen voor de wederuitvoer in aanmerking te nemen.

2. Bij een maandelijkse globalisatie verstrijken alle termijnen voor de wederuitvoer die in een bepaalde maand zijn ingegaan op de laatste dag van de kalendermaand waarin de termijn voor de wederuitvoer verstrijkt voor goederen die in de betrokken maand het laatst onder de regeling zijn geplaatst.

3. Bij een driemaandelijkse globalisatie verstrijken alle termijnen voor de wederuitvoer die in een bepaald kwartaal zijn ingegaan op de laatste dag van het kwartaal waarin de termijn voor de wederuitvoer verstrijkt voor goederen die in het bedoelde kwartaal het laatst onder de regeling zijn geplaatst.

4. Bij toepassing van de maandelijkse of driemaandelijkse globalisatie wordt rekening gehouden met de voorbeelden in bijlage 76.

Artikel 564

1. Wanneer voor de in artikel 560, lid 1, bedoelde landbouwprodukten een maandelijkse globalisatie is toegestaan, verstrijken de in artikel 563, lid 2, bedoelde termijnen voor de wederuitvoer uiterlijk op de laatste dag van de vijfde maand volgende op die waarop de globalisatie betrekking heeft.

2. Wanneer voor de in artikel 560, lid 2, bedoelde landbouwprodukten een maandelijkse globalisatie is toegestaan, verstrijken de termijnen uiterlijk op de laatste dag van de vierde maand volgende op die waarop de globalisatie betrekking heeft.

3. Wanneer voor de in artikel 560, lid 1, bedoelde landbouwprodukten een driemaandelijkse globalisatie is toegestaan, verstrijken de in artikel 563, lid 3, bedoelde termijnen voor de wederuitvoer uiterlijk op de laatste dag van het kwartaal volgende op het kwartaal waarop de globalisatie betrekking heeft.

4. Voor de in artikel 560, lid 2, bedoelde produkten kan geen driemaandelijkse globalisatie worden toegestaan.

Artikel 565

De in de artikelen 563 en 564 bedoelde termijnen gaan in op de dag waarop de aangifte tot plaatsing van de goederen onder de regeling wordt aanvaard.

Artikel 566

1. Onder voorbehoud van artikel 567 wordt het in artikel 114, lid 2, onder f), van het Wetboek omschreven opbrengstpercentage of de in artikel 119 van het Wetboek bedoelde wijze om dit percentage te bepalen zoveel mogelijk vastgesteld aan de hand van de produktiegegevens en moet het in de bedrijfsadministratie van de veredelaar kunnen worden teruggevonden.

2. Het opbrengstpercentage of de wijze om dit te bepalen wordt overeenkomstig lid 1 vastgesteld, onder voorbehoud van controle achteraf door de douaneautoriteiten.

Artikel 567

1. Om in aanmerking te komen voor de in lid 2 bedoelde forfaitaire opbrengstpercentages moeten de invoergoederen van goede handelskwaliteit zijn en beantwoorden aan de eisen inzake standaardkwaliteit die eventueel in de communautaire wetgeving zijn vastgesteld.

2. Wanneer de actieve veredeling betrekking heeft op de in kolom 1 van bijlage 77 vermelde invoergoederen, waarbij de in de kolommen 3 en 4 van deze bijlage bedoelde veredelingsprodukten worden verkregen, worden de in kolom 5 van deze bijlage vermelde forfaitaire opbrengstpercentages toegepast.

3. Elke Lid-Staat deelt aan de Commissie de gevallen mede waarin de in lid 2 bedoelde opbrengstpercentages niet konden worden toegepast omdat bij de veredeling van de in kolom 1 van bijlage 77 bedoelde invoergoederen andere veredelingsprodukten zijn verkregen dan die welke zijn vermeld in de kolomen 3 en 4 van deze bijlage, welke zich in hetzelfde produktiestadium bevinden.

Afdeling 3

Toekenning van de regeling - Vereenvoudigde

procedures

Artikel 568

1. Dit artikel is van toepassing wanneer de veredeling in één enkele Lid-Staat plaatsvindt, tenzij van het equivalentieverkeer gebruik wordt gemaakt.

2. Wanneer de in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures niet worden toegepast, en in de gevallen als bedoeld in artikel 552, lid 1, onder a), staat het douanekantoor dat door de douaneautoriteiten is aangewezen om vergunningen met gebruikmaking van de vereenvoudigde procedure te verlenen, toe dat de aangifte tot plaatsing onder de regeling in het kader van het systeem inzake schorsing of van de aangifte voor het vrije verkeer in het kader van het terugbetalingssysteem tegelijkertijd de aanvraag voor de vergunning vormt.

In dit geval komt de vergunning tot stand door de aanvaarding van deze aangifte, welke aanvaarding is onderworpen aan dezelfde voorwaarden als het verlenen van een vergunning.

3. Bij de overeenkomstig lid 2 ingediende aangifte dient een door de aangever opgemaakt document te worden gevoegd waarin de hierna volgende gegevens voorkomen, indien deze noodzakelijk zijn en zij niet kunnen worden aangebracht in vak 44 van het formulier van de in lid 2 bedoelde aangiften:

a) de naam of handelsnaam en het adres van de aanvrager van de regeling, wanneer deze niet tevens aangever is;

b) de naam of handelsnaam en het adres van de veredelaar, wanneer deze niet tevens aanvrager of aangever is;

c) de aard van de veredelingshandelingen;

d) de handelsbenaming en/of de technische benaming van de veredelingsprodukten;

e) het opbrengstpercentage of, in voorkomend geval, de wijze waarop dit percentage wordt vastgesteld;

f) de voorziene termijn voor de wederuitvoer;

g) de plaats waar de veredelingshandelingen zullen worden verricht.

Artikel 498 is van overeenkomstige toepassing.

4. Artikel 502 is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 4

Equivalentieverkeer en voorafgaande uitvoer

Onderafdeling 1

Equivalentieverkeer in het kader van het systeem inzake schorsing en het terugbetalingssysteem

Artikel 569

1. Onverminderd lid 2 en artikel 570, lid 2, kan slechts gebruik worden gemaakt van het equivalentieverkeer indien de equivalente goederen in dezelfde, uit acht cijfers bestaande onderverdeling van de gecombineerde nomenclatuur worden ingedeeld en dezelfde handelskwaliteit en dezelfde technische kenmerken bezitten als de invoergoederen.

2. Bij de aanvraag worden originele exemplaren of afschriften gevoegd van alle documenten of bewijsstukken die betrekking hebben op de daarin te verstrekken gegevens en die noodzakelijk zijn voor het onderzoek ervan. De aanvraag bevat een verwijzing naar deze documenten of bewijsstukken. Indien bepaalde gegevens nadere toelichting vereisen, kunnen aan de aanvraag bladen worden toegevoegd. Alle bij de aanvraag gevoegde bescheiden maken daarvan onlosmakelijk deel uit. Het aantal bijlagen wordt in de aanvraag vermeld.

3. Wanneer het een aanvraag tot verlenging of wijziging van een vergunning betreft, kunnen de douaneautoriteiten per geval toestaan dat de vergunninghouder de aanvraag schriftelijk indient, onder verwijzing naar de voorafgaande vergunning en, in voorkomend geval, de voor de wijziging noodzakelijke gegevens.

4. Onder voorbehoud van de vereenvoudigde procedures bedoeld in de artikelen 568, 656, 695 en 760 is elke aanvraag die niet aan de bij dit artikel vastgestelde voorwaarden voldoet en die niet wordt gedaan overeenkomstig de artikelen 509, 555, 651, 691 en 750 niet ontvankelijk.

Artikel 570

1. Wanneer de omstandigheden zulks rechtvaardigen staan de douaneautoriteiten toe dat de equivalente goederen zich in een verder gevorderd produktiestadium bevinden dan de invoergoederen, voor zover het belangrijkste deel van de veredeling van die equivalente goederen plaatsvindt in het bedrijf van de vergunninghouder of het bedrijf waar de veredeling voor zijn rekening wordt uitgevoerd.

2. De belanghebbende draagt er zorg voor dat de douaneautoriteiten op elk gewenst moment kunnen nagaan dat aan de voorwaarden van artikel 569, lid 1, is voldaan, voordat hij van het equivalentieverkeer gebruik kan maken.

Artikel 571

1. Bij equivalentieverkeer zonder voorafgaande uitvoer vindt de in artikel 115, lid 3, van het Wetboek bedoelde wijziging van douanesituatie van de invoergoederen en de equivalente goederen plaats op het tijdstip van aanvaarding van de aangifte door middel waarvan de regeling wordt aangezuiverd. Wanneer de invoergoederen, in de vorm van onveredelde goederen of in de vorm van veredelingsprodukten, door de vergunninghouder in de Gemeenschap in de handel worden gebracht voordat de regeling is aangezuiverd, vindt de verandering van douanesituatie van de invoergoederen en de equivalente goederen evenwel plaats op het tijdstip dat zij in de handel worden gebracht.

2. De in lid 1 bedoelde verandering van douanesituatie leidt niet tot wijziging van de oorsprong van de uitgevoerde goederen.

3. In geval van volledig teloorgaan of onherroepelijk verlies van een deel van de onveredelde goederen of de veredelingsprodukten, wordt het deel dat is teloorgegaan vastgesteld in verhouding tot de totale hoeveelheid van dit soort goederen of produkten in het bedrijf van de vergunninghouder op het ogenblik van teloorgaan, tenzij de vergunninghouder aantoont hoeveel invoergoederen werkelijk zijn teloorgegaan.

Onderafdeling 2

Voorafgaande uitvoer in het kader van het systeem inzake schorsing

Artikel 572

1. Wanneer in het kader van het systeem inzake schorsing voorafgaande uitvoer plaatsvindt, zijn de artikelen 569 en 570 en artikel 571, leden 2 en 3, van overeenkomstige toepassing.

2. Bij voorafgaande uitvoer vindt de in artikel 115, lid 3, van het Wetboek bedoelde wijziging van douanesituatie plaats:

- voor uitgevoerde veredelingsprodukten, op het tijdstip dat de aangifte ten uitvoer wordt aanvaard en voor zover de invoergoederen onder de regeling worden geplaatst;

- voor invoergoederen en equivalente goederen, op het tijdstip dat de voor de regeling aangegeven invoergoederen worden vrijgegeven.

Afdeling 5

Systeem inzake schorsing

Onderafdeling 1

Plaatsing van goederen onder de regeling

Artikel 573

1. De procedures voor de plaatsing van goederen onder de regeling actieve veredeling - systeem inzake schorsing - zijn van toepassing op invoergoederen, daarbij inbegrepen in het kader van het equivalentieverkeer met of zonder voorafgaande uitvoer.

2. Onverminderd artikel 570, lid 2, zijn de procedures voor de plaatsing onder de regeling niet van toepassing op equivalente goederen die in het kader van het equivalentieverkeer worden gebruikt met of zonder voorafgaande uitvoer.

a) Normale procedure

Artikel 574

1. Behalve wanneer artikel 568 wordt toegepast, wordt de aangifte tot plaatsing van invoergoederen onder de regeling actieve veredeling - systeem inzake schorsing - ingediend bij één van de in de vergunning vermelde kantoren van plaatsing.

2. Bij toepassing van artikel 568 wordt de in lid 1 bedoelde aangifte ingediend bij één van de daartoe aangewezen douanekantoren.

Artikel 575

1. De in artikel 574 bedoelde aangifte wordt gedaan overeenkomstig de artikelen 198 tot en met 252.

2. Onverminderd artikel 568 dient de omschrijving van de goederen in de in lid 1 bedoelde aangifte overeen te stemmen met die in de vergunning.

Bij toepassing van het equivalentieverkeer dienen de in de aangifte vermelde gegevens zodanig nauwkeurig te zijn dat gecontroleerd kan worden of aan de voorwaarden van artikel 569, lid 1, is voldaan.

3. Voor de toepassing van artikel 62, lid 2, van het Wetboek worden bij de aangifte tot plaatsing onder de regeling de in artikel 220 genoemde stukken gevoegd en bij gebruikmaking van het driehoeksverkeer wordt het inlichtingenblad INF 5 bijgevoegd, behalve ingeval artikel 605, op de voorwaarden van artikel 604, wordt toegepast.

b) Vereenvoudigde procedures

Artikel 576

1. De in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures zijn van toepassing overeenkomstig de artikelen 275 en 276.

2. De douaneautoriteiten verlenen geen vergunning voor gebruikmaking van de in artikel 276 bedoelde domiciliëringsprocedure aan personen bij wie de in artikel 556, lid 3, bedoelde administratie actieve veredeling niet kan worden ingericht.

3. De in artikel 76, lid 2, van het Wetboek bedoelde aanvullende aangifte dient binnen de gestelde termijnen te worden ingediend, uiterlijk bij de indiening van de zuiveringsafrekening.

Onderafdeling 2

Aanzuivering van de regeling

Artikel 577

1. Overeenkomstig artikel 89 van het Wetboek wordt de regeling actieve veredeling - systeem inzake schorsing - voor de invoergoederen aangezuiverd, wanneer de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat voor een nieuwe douanebestemming zijn aangegeven en aan alle voorwaarden van de regeling is voldaan.

Bij toepassing van artikel 115, lid 1, onder b), van het Wetboek wordt de regeling aangezuiverd wanneer de aangifte van de niet-communautaire goederen door de douaneautoriteiten wordt aanvaard.

2. Met het oog op de aanzuivering van de regeling actieve veredeling worden met de uitvoer van veredelingsprodukten uit het douanegebied van de Gemeenschap gelijkgesteld:

a) de levering van veredelingsprodukten aan personen die vrijstelling genieten uit hoofde van de Overeenkomst van Wenen van 18 april 1961 over de diplomatieke betrekkingen, of uit hoofde van de Overeenkomst van Wenen van 24 april 1963 over consulaire betrekkingen of andere consulaire overeenkomsten, of uit hoofde van de Overeenkomst van New York van 16 december 1969 over speciale missies;

b) de levering van veredelingsprodukten aan de strijdkrachten die op het grondgebied van een Lid-Staat zijn gelegen, overeenkomstig artikel 136 van Verordening (EEG) nr. 918/83;

c) de levering van burgerluchtvaartuigen aan binnen het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde luchtvaartmaatschappijen;

d) de reparatie, de wijziging of de ombouwing van burgerluchtvaartuigen die plaatsvindt in het kader van een actieve veredelingshandeling.

3. De regeling wordt aangezuiverd, hetzij voor de hoeveelheid invoergoederen die overeenstemmen met de veredelingsprodukten waaraan een van de in lid 1 of 2 bedoelde bestemmingen wordt gegeven, hetzij voor de hoeveelheid goederen in ongewijzigde staat die een van deze bestemmingen volgen.

Artikel 578

De aangifte waarmee aan de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat een douanebestemming wordt gegeven, dient alle gegevens te bevatten die noodzakelijk zijn voor de aanzuivering van de regeling.

Artikel 579

1. Wanneer door toeval of overmacht de aard en/of de technische kenmerken van invoergoederen zodanig zijn gewijzigd dat het niet meer mogelijk is de veredelingsprodukten te verkrijgen waarvoor de vergunning actieve veredeling - systeem inzake schorsing - is verleend, dient de vergunninghouder het controlekantoor in kennis te stellen van de situatie die is ontstaan.

2. Artikel 571, lid 3, is van overeenkomstige toepassing.

3. De leden 1 en 2 vormen geen belemmering voor de toepassing van de artikelen 9 en 87, lid 2, van het Wetboek ingeval de bedoelde wijzigingen gevolgen kunnen hebben voor de handhaving of de inhoud van de vergunning.

4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de veredelingsprodukten.

Artikel 580

1. De omstandigheden die het in het vrije verkeer brengen van goederen in ongewijzigde staat of hoofdveredelingsprodukten rechtvaardigen worden geacht zich voor te doen wanneer de belanghebbende verklaart dat hij aan deze goederen of produkten geen douanebestemming kan geven, als gevolg waarvan zij niet aan rechten bij invoer zouden worden onderworpen.

2. De douaneautoriteiten kunnen een algemene toestemming voor het in het vrije verkeer brengen verlenen, wanneer dit niet strijdig is met andere communautaire voorschriften inzake het in het vrije verkeer brengen.

3. De invoergoederen kunnen in de Gemeenschap in de vorm van veredelingsprodukten of in de vorm van goederen in ongewijzigde staat in de handel worden gebracht, voordat de formaliteiten voor het in het vrije verkeer brengen zijn vervuld.

De aldus in de handel gebrachte goederen worden voor de toepassing van lid 4 niet beschouwd als goederen die een douanebestemming hebben gevolgd.

4. De invoergoederen waarvoor in het algemeen toestemming is verleend om ze in de vorm van veredelingsprodukten of goederen in ongewijzigde staat in het vrije verkeer te brengen en waaraan bij het verstrijken van de, eventueel overeenkomstig artikel 561, vastgestelde termijn voor de wederuitvoer geen douanebestemming is gegeven, worden beschouwd als in het vrije verkeer te zijn gebracht. De aangifte voor het vrije verkeer wordt geacht te zijn ingediend en aanvaard en de vrijgave te zijn verleend op het tijdstip van het verstrijken van deze termijn.

5. De overeenkomstig lid 3 in de Gemeenschap in de handel gebrachte goederen worden zodra zij aldus in de handel zijn gebracht als communautaire goederen beschouwd.

Artikel 581

Onverminderd de toepassing van vereenvoudigde procedures dienen alle veredelingsprodukten of goederen in ongewijzigde staat die ervoor bestemd zijn een toegelaten douanebestemming te volgen, aan het kantoor van aanzuivering te worden aangebracht, alwaar de douaneformaliteiten voor de desbetreffende bestemming dienen te worden vervuld overeenkomstig de algemene voorschriften ter zake.

Het controlekantoor kan evenwel toestaan dat deze produkten of goederen aan een ander dan het in de eerste alinea bedoelde douanekantoor worden aangebracht.

a) Normale procedure

Artikel 582

1. Behalve wanneer artikel 568 wordt toegepast, dient de aangifte tot aanzuivering van de regeling actieve veredeling - systeem inzake schorsing - te worden ingediend bij een van de in de vergunning vermelde kantoren van aanzuivering.

2. Bij toepassing van artikel 568 dient de in lid 1 bedoelde aangifte te worden ingediend bij het douanekantoor dat de vergunning heeft verleend.

3. Het controlekantoor kan evenwel toestaan dat de in lid 1 bedoelde aangifte bij een ander dan het in de leden 1 en 2 bedoelde douanekantoor wordt ingediend.

Artikel 583

1. De in artikel 582 bedoelde aangifte wordt gedaan overeenkomstig de bepalingen inzake de desbetreffende douanebestemmingen.

2. De omschrijving van de veredelingsprodukten of van de goederen in ongewijzigde staat in de in lid 1 bedoelde aangifte dient overeen te stemmen met die in de vergunning.

3. Voor de toepassing van artikel 62, lid 2, van het Wetboek worden bij de zuiveringsaangifte de in de artikelen 218 tot en met 221 bedoelde stukken gevoegd, waarvan de overlegging noodzakelijk is voor de plaatsing van de goederen onder de gevraagde regeling.

b) Vereenvoudigde procedures

Artikel 584

De in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures zijn van toepassing overeenkomstig artikel 278.

c) Rechten en heffingen

Artikel 585

1. Wanneer de invoergoederen olijfoliën zijn van GN-code 1509 of 1510 en deze goederen als goederen in ongewijzigde staat of veredelingsprodukten van GN-code 1509 90 00 of 1510 00 90 in het vrije verkeer mogen worden gebracht, bestaat de te innen landbouwheffing uit:

- de landbouwheffing die is vermeld op het invoercertificaat dat in het kader van de openbare inschrijving is afgegeven, onverminderd artikel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3136/78 van de Commissie (22);

(22) PB nr. L 370 van 30. 12. 1978, blz. 72.

of

- de meest recente minimumlandbouwheffing die door de Commissie is vastgesteld vóór de datum van aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer, wanneer het in artikel 6 van bovengenoemde verordening genoemde certificaat wordt overgelegd of indien de hoeveelheid olie die in het vrije verkeer wordt gebracht niet meer dan 100 kg bedraagt.

2. Lid 1 is eveneens van toepassing wanneer de invoergoederen olijven zijn van GN-code 0709 90 39 of 0711 20 90 en de veredelingsprodukten van GN-code 1509 90 00 of 1510 00 90 in het vrije verkeer mogen worden gebracht.

Artikel 586

Indien goederen in ongewijzigde staat of veredelingsprodukten in een andere Lid-Staat dan die waar de goederen onder de regeling zijn geplaatst in het vrije verkeer worden gebracht, gaat de Lid-Staat waar deze goederen of produkten in het vrije verkeer worden gebracht over tot de heffing van de rechten bij invoer, zoals op het in artikel 611 genoemde inlichtingenblad INF 1 vermeld en overeenkomstig de daarop aangegeven wijze.

Artikel 587

1. Wanneer veredelingsprodukten in het vrije verkeer worden gebracht en het bedrag van de douaneschuld wordt bepaald aan de hand van de speciale heffingsgrondslagen ten aanzien van de invoergoederen, als bedoeld in artikel 121 van het Wetboek, hebben de in de vakken 15, 16, 34, 41 en 42 van de aangifte te vermelden gegevens betrekking op de goederen in ongewijzigde staat.

2. De in lid 1 bedoelde gegevens behoeven echter niet te worden verstrekt wanneer het in artikel 611 bedoelde inlichtingenblad INF 1, of een ander blad dat dezelfde gegevens bevat, bij de aangifte voor het vrije verkeer wordt gevoegd.

Artikel 588

1. In bijlage 79 is de lijst opgenomen van veredelingsprodukten en de veredelingswerkzaamheden waarbij zij zijn ontstaan, waarop artikel 122, onder a), eerste streepje, van het Wetboek van toepassing is.

Voor de toepassing van dit artikel wordt vernietiging van andere veredelingsprodukten dan die waarop artikel 122, onder a), eerste streepje, van het Wetboek van toepassing is, gelijkgesteld aan uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap.

2. De datum waarop de aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard, wordt in aanmerking genomen voor de vaststelling van de rechten bij invoer die op de in lid 1 bedoelde veredelingsprodukten van toepassing zijn.

3. Het controlekantoor kan toestaan dat artikel 122, onder a), eerste streepje, van het Wetboek wordt toegepast bij de vaststelling van de rechten en heffingen die van toepassing zijn op afvallen, overblijfselen, resten en schroot die niet in de in lid 1 bedoelde lijst zijn opgenomen.

Elke Lid-Staat deelt de Commissie elk half jaar de gevallen mede waarin dit lid is toegepast.

Artikel 589

1. Het ontstaan van een douaneschuld voor veredelingsprodukten of onveredelde goederen geeft aanleiding tot de betaling van compenserende interesten over het bedrag van de verschuldigde rechten bij invoer.

2. Lid 1 is niet van toepassing:

- bij het ontstaan van een douaneschuld uit hoofde van artikel 216 van het Wetboek;

- bij het in het vrije verkeer brengen van resten en afvallen die bij een in artikel 182 van het Wetboek bedoelde vernietiging zijn ontstaan;

- bij het in het vrije verkeer brengen van de in bijlage 79 genoemde bijkomende veredelingsprodukten voor zover de hoeveelheden daarvan evenredig zijn aan het uitgevoerde gedeelte van de hoofdveredelingsprodukten;

- wanneer het bedrag aan compenserende interesten dat overeenkomstig lid 4 is berekend, niet meer bedraagt dan 20 ecu per aangifte voor het vrije verkeer;

- wanneer de vergunninghouder verzoekt goederen of produkten in het vrije verkeer te mogen brengen en bewijst dat het door bijzondere omstandigheden, die geen enkele nalatigheid of manipulatie van zijn kant inhouden, onmogelijk of economisch onmogelijk is de goederen onder die voorwaarden uit te voeren die hij bij het aanvragen van de vergunning had voorzien en aangetoond.

3. Het verzoek om voor toepassing van lid 2, vijfde streepje, in aanmerking te komen wordt gericht aan de daartoe aangewezen douaneautoriteiten van de Lid-Staat die de vergunning heeft verleend. Het is slechts ontvankelijk wanneer daarbij alle bewijsstukken zijn gevoegd die nodig zijn om het voorgelegde geval volledig te kunnen onderzoeken.

Wanneer de douaneautoriteiten waarbij het verzoek is ingediend constateren dat de in dit verzoek omschreven situatie overeenkomt met lid 2, vijfde streepje, en wanneer het bedrag op basis waarvan de compenserende interesten worden berekend, ten hoogste 3 000 ecu per zuiveringsafrekening bedraagt, laten zij lid 1 buiten toepassing. In een dergelijk geval worden de bewijsstukken gedurende ten minste drie jaar door de douaneautoriteiten bewaard.

In alle overige gevallen en voor zover de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat aan het ingediende verzoek een gunstig gevolg kan worden gegeven, zenden zij dit verzoek door aan de Commissie en voegen daarbij het dossier dat alle gegevens bevat die voor een volledig onderzoek noodzakelijk zijn.

Wanneer de douaneautoriteiten de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat vrijgeven voor het vrije verkeer, kan geëist worden dat hiervoor een zekerheid wordt gesteld waarvan het bedrag overeenkomstig lid 4 wordt bepaald.

De Commissie bevestigt de betrokken Lid-Staat onmiddellijk de ontvangst van het dossier. Indien de Commissie binnen een termijn van twee maanden na de datum van de ontvangstbevestiging geen bezwaar heeft gemaakt tegen de inwilliging van het verzoek, bepaalt de Lid-Staat dat lid 1 buiten toepassing blijft.

De Commissie stelt de Lid-Staten in kennis van de ontvangen verzoeken en het daaraan gegeven gevolg.

4. a) De in aanmerking te nemen jaarlijkse interestpercentages worden door de Commissie vastgesteld met inachtneming van het rekenkundige gemiddelde van de representatieve interestpercentages voor de korte termijn in elke Lid-Staat in hetzelfde halfjaar van het jaar dat aan de toepassingsperiode voorafgaat.

Zij zijn van toepassing op elke douaneschuld die in de loop van een half kalenderjaar ontstaat.

Toegepast wordt het percentage van de Lid-Staat waar de actieve veredeling of het eerste deel daarvan heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden.

De percentages worden uiterlijk één maand vóór hun toepassing in de L-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

b) De interesten worden toegepast per kalendermaand en voor de periode tussen de eerste dag van de maand volgende op die waarin de eerste invoergoederen waarvoor de regeling wordt aangezuiverd onder de regeling zijn geplaatst en de laatste dag van de maand waarin de douaneschuld is ontstaan.

Ten einde het vaststellen van de periode die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van de compenserende interesten te vereenvoudigen en met name wanneer het veredelingshandelingen betreft waarbij de hoeveelheid invoergoederen en/of veredelingsprodukten de toepassing van de normale bepalingen economisch onuitvoerbaar maakt, kunnen de douaneautoriteiten, op verzoek van belanghebbende, toestaan dat de periode gedurende welke interesten worden aangerekend, wordt bepaald aan de hand van de omzetsnelheid van de voorraad goederen die voor de verkrijging van de veredelingsprodukten worden gebruikt.

Onder omzetsnelheid van de voorraad wordt verstaan de gemiddelde duur van de periode die aanvangt op het tijdstip dat de goederen die voor het verkrijgen van de veredelingsprodukten worden gebruikt de fabriek binnenkomen en die eindigt op het tijdstip dat zij de fabriek verlaten. Deze duur wordt bepaald door de verhouding tussen enerzijds de waarde van de gemiddelde voorraad van de goederen die nodig zijn voor het verkrijgen van de veredelingsprodukten, tegen inkoopprijzen en anderzijds het jaarlijkse omzetcijfer tegen inkoopprijzen.

Het verkregen cijfer wordt met twaalf vermenigvuldigd en vervolgens naar boven afgerond op een geheel getal. Het resultaat is het aantal maanden gedurende welke compenserende interesten worden aangerekend.

Deze vereenvoudiging wordt door de douaneautoriteiten slechts toegestaan indien het mogelijk is de omzetsnelheid van de voorraden te controleren.

De voor de toepassing van compenserende interesten in aanmerking te nemen periode kan niet minder dan één maand bedragen.

c) Het bedrag van de interesten wordt berekend op basis van de rechten bij invoer, naar het onder a) bedoelde interestpercentage over de onder b) bedoelde periode.

Artikel 590

1. In bepaalde gevallen, in het bijzonder wanneer verscheidene Lid-Staten bij de veredeling zijn betrokken, kunnen, op verzoek van de belanghebbenden, vereenvoudigde methoden worden gebruikt voor de berekening en de boeking van compenserende interesten.

2. Wanneer de betrokken Lid-Staten zich ervan hebben overtuigd dat de gevraagde procedures kunnen worden toegepast, stellen zij de Commissie daarvan in kennis; de Commissie brengt de overige Lid-Staten op de hoogte. De aan de Commissie medegedeelde procedures kunnen worden toegepast, tenzij de Commissie binnen twee maanden na ontvangst van de mededeling aan de betrokken Lid-Staten haar bezwaren daartegen heeft kenbaar gemaakt.

Artikel 591

1. De invoergoederen worden aan de veredelingsprodukten toegerekend wanneer dit noodzakelijk is voor de vaststelling van de rechten bij invoer. Er vindt met name geen toerekening plaats wanneer de schuld uitsluitend op grond van artikel 122 van het Wetboek wordt vastgesteld.

2. De toerekening wordt uitgevoerd volgens de in de artikelen 592 tot en met 594 aangegeven methoden of met behulp van elke andere rekenmethode die dezelfde resultaten oplevert.

Artikel 592

De methode van de hoeveelheidssleutel (veredelingsprodukten) wordt toegepast wanneer bij de actieve verdeling slechts een enkele soort veredelingsprodukt wordt verkregen. In dit geval wordt de hoeveelheid invoergoederen die overeenkomt met de hoeveelheid veredelingsprodukten waarvoor een douaneschuld is ontstaan, berekend door op de totale hoeveelheid invoergoederen een coëfficiënt toe te passen die de verhouding weergeeft tussen de hoeveelheid veredelingsprodukten waarvoor een douaneschuld is ontstaan en de totale hoeveelheid veredelingsprodukten.

Artikel 593

1. De methode van de hoeveelheidssleutel (invoergoederen) wordt toegepast wanneer de invoergoederen met alle bestanddelen in elk der veredelingsprodukten zijn terug te vinden.

Bij de beoordeling of deze methode kan worden toegepast, wordt geen rekening gehouden met verliezen.

De hoeveelheid invoergoederen die bij de vervaardiging van elk veredelingsprodukt is gebruikt, wordt bepaald door achtereenvolgens op de totale hoeveelheid invoergoederen een coëfficiënt toe te passen die de verhouding weergeeft tussen de hoeveelheid invoergoederen die in elke soort veredelingsprodukt is terug te vinden en de totale hoeveelheid invoergoederen die in de totale hoeveelheid veredelingsprodukten is terug te vinden.

De hoeveelheid invoergoederen die overeenstemt met de hoeveelheid veredelingsprodukten waarvoor een douaneschuld is ontstaan, wordt bepaald door op de overeenkomstig de derde alinea berekende hoeveelheid invoergoederen die bij de vervaardiging van dit produkt is gebruikt de overeenkomstig artikel 592 berekende coëfficiënt toe te passen.

2. In afwijking van lid 1 wordt de methode van de hoeveelheidssleutel (invoergoederen) eveneens toegepast bij de actieve veredeling van harde tarwe tot koeskoes en ander griesmeel.

Artikel 594

1. De methode van de waardesleutel wordt toegepast in alle gevallen waarin de artikelen 592 en 593 niet kunnen worden toegepast. Ter vereenvoudiging kunnen de douaneautoriteiten echter, met instemming van de vergunninghouder, in plaats van de methode van de waardesleutel de methode van de hoeveelheidssleutel (invoergoederen) toepassen indien de toepassing van deze methoden vergelijkbare resultaten oplevert.

2. Om de hoeveelheid invoergoederen die bij de vervaardiging van elke soort veredelingsprodukt is gebruikt, te bepalen, wordt achtereenvolgens op de totale hoeveelheid invoergoederen een coëfficiënt toegepast die de verhouding weergeeft tussen de overeenkomstig lid 3 berekende waarde van elk van de veredelingsprodukten en de totale waarde van deze produkten.

3. Overeenkomstig artikel 36, lid 1, van het Wetboek is de waarde van elk veredelingsprodukt die voor toepassing van de waardesleutel in aanmerking wordt genomen:

- de recente verkoopprijs in de Gemeenschap van identieke of soortgelijke produkten, voor zover deze niet is beïnvloed door de verbondenheid van de koper met de verkoper of indien een dergelijke prijs niet bekend is,

- de recente verkoopprijs "af fabriek" in de Gemeenschap, voor zover deze niet is beïnvloed door de verbondenheid van de koper met de verkoper.

Indien de waarde niet overeenkomstig de voorgaande alinea kan worden bepaald, wordt zij met alle redelijke middelen door het controlekantoor vastgesteld.

4. De hoeveelheid invoergoederen die overeenstemt met de hoeveelheid veredelingsprodukten waarvoor een douaneschuld is ontstaan, wordt vastgesteld door op de overeenkomstig lid 2 berekende hoeveelheid invoergoederen die bij de vervaardiging van deze produkten is gebruikt de overeenkomstig artikel 592 berekende coëfficiënt toe te passen.

d) Zuiveringsafrekening

Artikel 595

1. Onverminderd artikel 596, lid 3, dient de vergunninghouder bij het controlekantoor een zuiveringsafrekening in te dienen.

2. De zuiveringsafrekening bevat onder andere de volgende gegevens:

a) de verwijzing naar de vergunning;

b) de hoeveelheid, per soort, van de invoergoederen, onder verwijzing naar de aangiften tot plaatsing onder de regeling;

c) de GN-code waaronder de invoergoederen worden ingedeeld;

d) de douanewaarde van de invoergoederen en het tarief van de rechten bij invoer dat op deze goederen van toepassing is;

e) het vastgestelde opbrengstpercentage;

f) de aard, de hoeveelheid en de douanebestemming van de veredelingsprodukten, onder verwijzing naar de aangiften waarmee aan de veredelingsprodukten een douanebestemming wordt gegeven;

g) de waarde van de veredelingsprodukten, indien bij de aanzuivering gebruikt wordt gemaakt van de waardesleutel;

h) het bedrag van de verschuldigde rechten bij invoer voor de hoeveelheid invoergoederen die overeenkomstig artikel 580, lid 3, beschouwd kan worden als in het vrije verkeer te zijn gebracht;

i) de invoergoederen die in het kader van het driehoeksverkeer onder de regeling zijn geplaatst.

3. Wanneer vereenvoudigde procedures zijn toegepast bij de plaatsing onder de regeling en bij de aanzuivering van de regeling, worden de in artikel 76, lid 2, van het Wetboek bedoelde aangiften en documenten gebruikt voor de toepassing van lid 2. Uit de afrekening blijkt voorts welke hoeveelheid goederen overeenkomstig artikel 580 geacht kan worden in het vrije verkeer te zijn gebracht.

Artikel 596

1. De zuiveringsafrekening wordt uiterlijk 30 dagen na het verstrijken van de termijn voor de wederuitvoer ingediend, welke termijn eventueel overeenkomstig artikel 565 wordt vastgesteld. Bij toepassing van de maandelijkse of driemaandelijkse globalisatie wordt voor elke betrokken maand of voor elk betrokken kwartaal een zuiveringsafrekening ingediend.

2. Onverminderd lid 3 en artikel 597, lid 4, wordt de zuiveringsafrekening bij voorafgaande uitvoer uiterlijk 30 dagen na het verstrijken van de overeenkomstig artikel 561 vastgestelde termijn ingediend.

3. Het douanekantoor kan zelf de zuiveringsafrekening opstellen binnen de in de leden 1 en 2 genoemde termijn. Dit wordt dan in de vergunning vermeld.

Artikel 597

1. Het bedrag aan rechten bij invoer voor de invoergoederen die in de vorm van veredelingsprodukten of goederen in ongewijzigde staat overeenkomstig artikel 580, lid 3, geacht kunnen worden in het vrije verkeer te zijn gebracht, wordt uiterlijk bij de indiening van de zuiveringsafrekening voldaan, eventueel op grond van een samenvattende aangifte.

2. Wanneer bij het vaststellen van het bedrag aan rechten bij invoer ook andere heffingsgrondslagen met betrekking tot de invoergoederen moeten worden vastgesteld, dan worden deze andere grondslagen eveneens in de zuiveringsafrekening vermeld alsmede, in voorkomend geval, de toerekening van de invoergoederen aan de veredelingsprodukten overeenkomstig de artikelen 592 tot en met 594.

3. Alle documenten met betrekking tot de goederen die overeenkomstig artikel 580, lid 3, geacht worden in het vrije verkeer te zijn gebracht en waarvan de overlegging noodzakelijk is voor de correcte toepassing van de bepalingen inzake het in het vrije verkeer brengen van goederen, worden door de vergunninghouder ter beschikking gehouden van het controlekantoor.

4. Het controlekantoor kan toestaan dat:

a) de in artikel 595, lid 1, bedoelde zuiveringsafrekening met behulp van een computer of op een andere door dit kantoor vastgestelde wijze wordt opgesteld;

b) de zuiveringsafrekening wordt gesteld op de aangifte tot plaatsing onder de regeling.

Artikel 598

Het controlekantoor voorziet de zuiveringsafrekening op basis van de uitgevoerde verificatie van aantekeningen, deelt de vergunninghouder zo nodig het resultaat van de verificatie mede en bewaart de afrekening en de bijbehorende documenten gedurende ten minste drie kalenderjaren vanaf het einde van het jaar waarin de afrekening is ingediend. Het douanekantoor kan evenwel bepalen dat de documenten met betrekking tot de afrekening door de vergunninghouder worden bewaard, in welk geval dezelfde bewaringstermijn geldt.

Artikel 599

1. Wanneer invoergoederen onder een zelfde vergunning, maar door middel van verschillende aangiften onder de regeling zijn geplaatst, worden de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat die een douanebestemming volgen, beschouwd als te zijn verkregen uit de invoergoederen die door middel van de oudste aangiften onder de regeling zijn geplaatst.

2. Wanneer de vergunninghouder het bewijs levert dat de in lid 1 bedoelde veredelingsprodukten of goederen in ongewijzigde staat uit welbepaalde invoergoederen zijn verkregen, is lid 1 niet van toepassing.

Onderafdeling 3

Driehoeksverkeer

Artikel 600

De in artikel 556 bedoelde douaneautoriteiten kunnen driehoeksverkeer slechts toestaan in het kader van voorafgaande uitvoer.

Artikel 601

1. In het kader van het driehoeksverkeer wordt gebruik gemaakt van het inlichtingenblad INF 5.

2. Het inlichtingenblad INF 5 dat overeenstemt met het model en de bepalingen in bijlage 81, bestaat uit een origineel en drie kopieën die samen worden overgelegd bij het douanekantoor waar de uitvoerformaliteiten worden vervuld.

Het inlichtingenblad INF 5 wordt opgemaakt ten belope van de hoeveelheid invoergoederen die overeenstemt met de hoeveelheid uitgevoerde veredelingsprodukten. Bij invoer in deelzendingen kunnen verscheidene inlichtingenbladen INF 5 worden opgemaakt.

3. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van het inlichtingenblad INF 5 kan de importeur een duplicaat aanvragen bij het douanekantoor dat het inlichtingenblad heeft afgetekend. Dit kantoor geeft aan dit verzoek gevolg, indien wordt aangetoond dat de invoergoederen waarvoor het duplicaat wordt aangevraagd nog niet onder de regeling zijn geplaatst.

Op het origineel en alle kopieën van het afgegeven inlichtingenblad INF 5 wordt in dit geval een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- DUPLICADO,

- DUPLIKAT,

- DUPLIKAT,

- ÁÍÔÉÃÑÁOEÏ,

- DUPLICATE,

- DUPLICATA,

- DUPLICATO,

- DUPLICAAT,

- SEGUNDA VIA.

Artikel 602

1. Het overeenkomstig artikel 601, lid 2, opgestelde inlichtingenblad INF 5 wordt overgelegd bij het indienen van de aangifte ten uitvoer van de veredelingsprodukten bij het douanekantoor waar de formaliteiten voor de uitvoer worden vervuld.

2. Het douanekantoor dat de aangifte ten uitvoer heeft aanvaard en via hetwelk de produkten het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, tekent de vakken 9 en 10 van het inlichtingenblad INF 5 af, behoudt kopie nr. 1 en geeft het origineel en de andere kopieën aan de aangever terug.

Indien dit douanekantoor niet het controlekantoor is, dan zendt dit douanekantoor kopie nr. 1, na aftekening, naar het controlekantoor.

3. Wanneer de produkten het douanegebied van de Gemeenschap verlaten via een ander douanekantoor dan het kantoor waar de aangifte ten uitvoer is aanvaard, worden de veredelingsprodukten met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer buiten het douanegebied gebracht.

Op het voor deze regeling gebruikte document wordt in het vak dat voor de omschrijving van de goederen is bestemd een van de in artikel 610, lid 1, bedoelde aantekeningen aangebracht, waaraan de afkorting "EX-IM" wordt toegevoegd.

In het in dit lid bedoelde geval vult het douanekantoor waar de aangifte ten uitvoer is aanvaard vak 9 in met de gegevens met betrekking tot het document T 1 alsook het teken "T 1". Het douanekantoor van uitgang vult vak 10 in, zendt kopie nr. 1 naar het controlekantoor en geeft het origineel en de andere kopieën terug aan de aangever.

4. De in lid 3 bedoelde produkten mogen geen andere bestemming krijgen dan rechtstreekse uitvoer naar derde landen.

Artikel 603

De aanwijzing van het douanekantoor waar de formaliteiten voor de plaatsing onder de regeling van de invoergoederen zullen worden vervuld, kan worden gewijzigd door het controlekantoor of door het douanekantoor waar de formaliteiten voor de plaatsing van de goederen onder de regeling daadwerkelijk worden vervuld, die deze wijziging dan aan het controlekantoor doorgeeft.

Artikel 604

1. De aangifte tot plaatsing van invoergoederen onder de regeling gaat vergezeld van het origineel en de kopieën nr. 2 en nr. 3 van het inlichtingenblad INF 5.

2. Het douanekantoor waar de goederen voor de regeling worden aangegeven, vermeldt op het origineel en de kopieën nr. 2 en nr. 3 van het inlichtingenblad INF 5 de hoeveelheid invoergoederen die onder de regeling wordt geplaatst en de datum van aanvaarding van de aangifte. Dit kantoor zendt kopie nr. 3 onverwijld terug naar het controlekantoor, geeft het origineel terug aan de aangever en behoudt kopie nr. 2.

3. Na kopie nr. 3 te hebben ontvangen, deelt het controlekantoor de vergunninghouder onverwijld mede hoeveel invoergoederen onder de regeling zijn geplaatst en de datum waarop dit is gebeurd.

Artikel 605

Wanneer het kantoor waar de invoergoederen onder de regeling worden geplaatst en het kantoor waar de uitvoerformaliteiten worden vervuld zich in dezelfde Lid-Staat bevinden, kunnen de douaneautoriteiten andere procedures vaststellen.

Onderafdeling 4

Handelspolitieke maatregelen

Artikel 606

Wanneer de aanvraag voor een vergunning betrekking heeft op goederen waarop de in artikel 607, lid 1, onder a), bedoelde handelspolitieke maatregelen van toepassing zijn, behoeft bij het indienen van de aanvraag geen enkele machtiging, vergunning of ander soortgelijk document te worden overgelegd.

Artikel 607

1. Handelspolitieke maatregelen die bij communautaire besluiten zijn vastgesteld voor:

a) het in het vrije verkeer brengen van goederen, zijn niet van toepassing bij de plaatsing van goederen onder de regeling actieve veredeling, noch gedurende hun gehele verblijf onder de regeling;

b) het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap, zijn van toepassing bij de plaatsing van invoergoederen onder de regeling actieve veredeling.

2. Niet-communautaire goederen, zelfs indien deze niet aan rechten bij invoer onderworpen zijn, kunnen onder de regeling worden geplaatst in het kader van het systeem inzake schorsing:

a) met het oog op de niet-toepassing van de voor deze goederen geldende handelspolitieke maatregelen bij het in het vrije verkeer brengen;

b) met het oog op de niet-toepassing van de voor deze goederen hetzij als goederen in ongewijzigde staat hetzij in de vorm van veredelingsprodukten vastgestelde handelspolitieke maatregelen bij uitvoer, onverminderd handelspolitieke maatregelen die van toepassing zijn bij uitvoer van goederen van oorsprong uit de Gemeenschap.

3. Bij toepassing van lid 1, onder a), of van lid 2 behoeft geen enkele machtiging, vergunning of een ander soortgelijk document bij de plaatsing onder de regeling te worden overgelegd.

Artikel 608

Onder voorbehoud van de voorschriften ter zake, worden niet-communautaire goederen die onder de regeling zijn geplaatst weder uitgevoerd zonder dat de handelspolitieke maatregelen worden toegepast die gelden voor de uitvoer van goederen in ongewijzigde staat of veredelingsprodukten, onverminderd de handelspolitieke maatregelen die van toepassing zijn bij de uitvoer van produkten van oorsprong uit de Gemeenschap.

Artikel 609

1. Bij het in het vrije verkeer brengen van invoergoederen in de vorm van goederen in ongewijzigde staat of veredelingsprodukten, met uitzondering van de in bijlage 79 genoemde bijkomende veredelingsprodukten, passen de douaneautoriteiten de handelspolitieke maatregelen toe die van kracht zijn op het tijdstip waarop de aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard.

2. Wanneer de invoergoederen in een andere Lid-Staat in het vrije verkeer worden gebracht dan waar zij onder de regeling zijn geplaatst, dan worden de handelspolitieke maatregelen van de Lid-Staat waar de goederen onder de regeling zijn geplaatst toegepast, die van kracht zijn op het tijdstip waarop de aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard.

Onderafdeling 5

Administratieve samenwerking

Artikel 610

1. Wanneer veredelingsprodukten of goederen in ongewijzigde staat in een vrije zone of vrij entrepot of onder een schorsingsregeling worden geplaatst, waardoor de regeling actieve veredeling derhalve kan worden aangezuiverd, wordt in het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak van het document dat voor deze douanebestemming wordt gebruikt of, bij toepassing van vereenvoudigde procedures, op het gebruikte handels- of administratieve document, naast de voor de desbetreffende regeling noodzakelijke vermeldingen, een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Mercancías PA/S,

- A.F./S varer,

- A.V./S-Waren,

- AAìðïñaaýìáôá AAÔ/Á,

- IP/S goods,

- Marchandises PA/S,

- Merci PA/S,

- AV/S-goederen,

- Mercadorias AA/S.

2. Wanneer handelspolitieke maatregelen van toepassing zijn op invoergoederen die in het kader van het systeem inzake schorsing onder de regeling zijn geplaatst en deze maatregelen nog steeds van toepassing zijn op het tijdstip waarop deze goederen als goederen in ongewijzigde staat of in de vorm van veredelingsprodukten onder een douaneregeling of in een vrije zone of vrij entrepot worden geplaatst, wordt aan de in lid 1 bedoelde vermelding nog een van de volgende toegevoegd:

- Política comercial,

- Handelspolitik,

- Handelspolitik,

- AAìðïñéêÞ ðïëéôéêÞ,

- Commercial policy,

- Politique commerciale,

- Politica commerciale,

- Handelspolitiek,

- Política comercial.

3. Het kantoor van aanzuivering ziet erop toe dat de in lid 1, en eventueel in lid 2, bedoelde vermeldingen worden aangebracht op alle documenten die ter vervanging of ter aanzuivering van de in deze leden bedoelde documenten worden afgegeven.

Artikel 611

1. Het inlichtingenblad INF 1 wordt in één origineel en twee kopieën gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model en de bepalingen in bijlage 82.

2. Het in lid 1 bedoelde inlichtingenblad INF 1 wordt gebruikt voor:

a) de vaststelling van de in artikel 88 van het Wetboek bedoelde zekerheid;

b) het in het vrije verkeer brengen van de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat bij een ander douanekantoor dan een van de kantoren van aanzuivering.

Artikel 612

Bij gebruik van het inlichtingenblad INF 1 in het in artikel 611, lid 2, onder a), genoemde geval wordt vak 2 van een passende aantekening voorzien.

Artikel 613

1. Wanneer in het in artikel 611, lid 2, onder b), genoemde geval het verzoek wordt ingediend de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat geheel of gedeeltelijk in het vrije verkeer te brengen, vragen de douaneautoriteiten die de aangifte aanvaarden, door middel van een door hen afgetekend inlichtingenblad INF 1, het controlekantoor om opgave van:

- het bedrag van de rechten bij invoer overeenkomstig artikel 121 of 128, lid 4, van het Wetboek in vak 9, onder a);

- het bedrag van de compenserende interesten overeenkomstig artikel 589 in vak 9, onder b);

- de hoeveelheid, de GN-code en de oorsprong van de invoergoederen die bij de vervaardiging van de in het vrije verkeer gebrachte veredelingsprodukten zijn gebruikt.

Het bedrag van de rechten bij invoer omvat tevens het eventuele verschil tussen:

- het bedrag van de rechten bij invoer berekend overeenkomstig artikel 121 van het Wetboek of het bedrag van de terugbetaalde of kwijtgescholden rechten bij invoer

en

- het bedrag van de reeds vastgestelde terug te betalen of kwijt te schelden rechten.

2. Wanneer de aangifte voor het vrije verkeer betrekking heeft op de in artikel 610, lid 2, bedoelde produkten of goederen, waarop in de Lid-Staat waar de regeling is toegestaan handelspolitieke maatregelen van toepassing zijn, vragen de douaneautoriteiten waarbij de aangifte voor het vrije verkeer wordt ingediend, aan het controlekantoor, door middel van een door haar afgetekend inlichtingenblad INF 1, of de handelspolitieke maatregelen voor de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen zijn toegepast.

3. Het origineel en een kopie van het inlichtingenblad INF 1 worden naar het controlekantoor gezonden en een kopie wordt bewaard door de autoriteit die het inlichtingenblad INF 1 heeft afgetekend.

4. Wanneer het inlichtingenblad INF 1 gebruikt wordt met het oog op de toepassing van handelspolitieke maatregelen, stelt het controlekantoor dat het inlichtingenblad INF 1 ontvangt de vergunninghouder in kennis van het verzoek.

5. Het controlekantoor waaraan het inlichtingenblad INF 1 is gericht, geeft de gevraagde inlichtingen door de vakken 8, 9 en 10 van dit blad in te vullen. Het tekent het inlichtingenblad af, behoudt een kopie en zendt het origineel terug. Het is echter niet gehouden deze inlichtingen te verstrekken nadat de termijnen gedurende welke documenten bewaard moeten worden, zijn verstreken.

6. Uitsluitend voor het berekenen van het in lid 1 bedoelde bedrag worden de produkten waarop het inlichtingenblad INF 1 betrekking heeft, geacht in het vrije verkeer te zijn gebracht op de datum waarop vak 2 werd afgetekend.

Artikel 614

Wanneer wordt verzocht goederen of produkten in het vrije verkeer te mogen brengen na de afgifte van het inlichtingenblad INF 1 overeenkomstig artikel 612, kan hetzelfde inlichtingenblad INF 1 gebruikt worden, voor zover:

- het bedrag van de rechten bij invoer op de invoergoederen, overeenkomstig artikel 121, lid 1, of 128, lid 4, van het Wetboek in vak 9, onder a), is vermeld;

- in vak 11 de datum is vermeld waarop de betrokken invoergoederen voor het eerst onder de regeling zijn geplaatst.

Wanneer deze gegevens niet zijn verstrekt, wordt overeenkomstig artikel 613 een nieuw inlichtingenblad INF 1 afgegeven.

Artikel 615

1. De vergunninghouder kan verzoeken om de afgifte van een inlichtingenblad INF 1 wanneer de veredelingsprodukten of goederen naar een tweede vergunninghouder of naar de inrichtingen van een tweede erkende veredelaar overgaan.

2. Het controlekantoor vermeldt in een dergelijk geval de in artikel 614 genoemde gegevens.

Onderafdeling 6

Overbrengen van goederen

Artikel 616

1. Onverminderd de artikelen 617 tot en met 623, vindt het vervoer van goederen of van produkten die binnen het douanegebied van de Gemeenschap worden overgebracht, hetzij in het kader van de overdracht van een vergunning hetzij in het kader van één enkele vergunning, plaats overeenkomstig de bepalingen inzake extern communautair douanevervoer.

2. Het afgegeven document voor extern communautair douanevervoer of het als zodanig geldende document dient één van de in artikel 610 genoemde vermeldingen te bevatten.

3. Indien het gebruik van deze procedures voor de overdracht van goederen wordt toegestaan, wordt dit in de vergunning vermeld. Deze procedures treden in de plaats van de procedures voor het verkeer van goederen waarin de regeling extern communautair douanevervoer voorziet. In het geval van overbrenging van produkten of goederen in het kader van een overdracht van een eerste naar een tweede vergunninghouder, moet dit in de beide betrokken vergunningen worden vermeld.

Deze procedures kunnen slechts worden toegestaan indien de vergunninghouder de in artikel 556, lid 3, bedoelde administratie actieve veredeling voert of laat voeren.

a) Bepalingen betreffende het overbrengen van goederen of produkten in het kader van een enkele vergunning

Artikel 617

De douaneautoriteiten staan toe dat veredelingsprodukten of goederen in ongewijzigde staat, met het oog op verdere verwerking, zonder douaneformaliteiten en zonder dat de regeling wordt beëindigd, van de bedrijfsruimten van een veredelaar worden overgebracht naar de bedrijfsruimten van een andere veredelaar, mits een en ander in de administratie actieve veredeling wordt vastgelegd.

Artikel 618

De vergunninghouder blijft aansprakelijk voor de overgebrachte goederen of produkten.

b) Bepalingen in verband met het overbrengen van goederen of produkten in het kader van de overdracht van een eerste naar een tweede vergunninghouder

Artikel 619

De douaneautoriteiten staan toe dat veredelingsprodukten of goederen in ongewijzigde staat in het kader van de overdracht van een eerste naar een tweede vergunninghouder worden overgebracht door middel van een inschrijving in de administratie actieve veredeling van de eerste vergunninghouder, volgens de procedure in bijlage 83.

Artikel 620

1. De aansprakelijkheid voor de overgebrachte goederen of produkten gaat op de tweede vergunninghouder over op het tijdstip waarop deze de goederen of produkten in ontvangst neemt en ze in zijn administratie actieve veredeling inschrijft.

2. Voor de houder van de tweede vergunning geldt deze inschrijving als een nieuwe plaatsing onder de regeling.

c) Algemene bepalingen

Artikel 621

1. Voor zover de regelmatigheid van de verrichtingen er niet door wordt beïnvloed, kunnen de douaneautoriteiten, onder de andere door haar vastgestelde voorwaarden toestaan dat:

a) enerzijds, ingevoerde goederen zonder douaneformaliteiten van het kantoor van plaatsing naar de bedrijfsruimten van de veredelaar worden overgebracht en, anderzijds, de veredelingsprodukten of goederen in ongewijzigde staat zonder douaneformaliteiten van het bedrijf van de veredelaar naar het kantoor van aanzuivering worden overgebracht;

b) de in bijlage 83 bedoelde formulieren vooraf worden gewaarmerkt of door de veredelaar worden ingevuld en afgestempeld met een speciale door haar goedgekeurde metalen stempel;

c) de formaliteiten worden vervuld met gebruikmaking van systemen voor geautomatiseerde gegevensverwerking indien het betrokken systeem de correcte toepassing van dit hoofdstuk waarborgt.

2. Wanneer lid 1, onder a), wordt toegepast, brengen het kantoor van plaatsing en het kantoor van aanzuivering het controlekantoor op de hoogte van, respectievelijk, de plaatsing van de invoergoederen onder de regeling en de uitvoer van de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat, door de toezending van een extra exemplaar van de te dien einde ingediende aangifte en de bijgevoegde stukken.

Artikel 622

De vergunninghouder brengt de douaneautoriteiten vooraf op de hoogte van de voorgenomen overbrenging van de goederen in de vorm en op de wijze die door deze douaneautoriteiten zijn vastgesteld.

Artikel 623

1. Wanneer de in deze onderafdeling bedoelde procedures voor de overbrenging van goederen worden toegepast, kan artikel 580, betreffende goederen die geacht worden in het vrije verkeer te zijn gebracht, worden toegepast bij de overlegging van de zuiveringsafrekening, voor zover hierbij geen afbreuk wordt gedaan aan de andere communautaire bepalingen inzake het in het vrije verkeer brengen.

2. Het controlekantoor stelt het (de) kantoor (kantoren) van plaatsing in kennis van de verrichte aanzuiveringen onder verwijzing naar de aangiften tot plaatsing onder de regeling die het heeft aanvaard.

Afdeling 6

Terugbetalingssysteem

Onderafdeling 1

Het in het vrije verkeer brengen van goederen volgens het terugbetalingssysteem

Artikel 624

De procedures voor het in het vrije verkeer brengen van goederen volgens het terugbetalingssysteem zijn van toepassing op invoergoederen, daarbij inbegrepen in het kader van het equivalentieverkeer zonder voorafgaande uitvoer (in het vrije verkeer brengen "sui generis" zonder heffing van invoerrechten).

a) Normale procedure

Artikel 625

1. Behoudens wanneer artikel 568 wordt toegepast, wordt de aangifte voor het vrije verkeer volgens het terugbetalingssysteem ingediend bij een van de in de vergunning genoemde kantoren van plaatsing.

2. Bij toepassing van artikel 568, wordt de in lid 1 bedoelde aangifte bij een van de daartoe aangewezen douanekantoren ingediend.

Artikel 626

1. De in artikel 625 bedoelde aangifte wordt gedaan overeenkomstig de artikelen 198 tot en met 252.

2. Artikel 575, leden 2 en 3, is van toepassing.

b) Vereenvoudigde procedures

Artikel 627

1. De in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures voor de aangifte voor het vrije verkeer volgens het terugbetalingssysteem zijn van toepassing overeenkomstig de artikelen 275 en 276.

2. Artikel 576, lid 2, is van toepassing.

3. De aanvullende aangifte bedoeld in artikel 76, lid 2, van het Wetboek dient binnen de vastgestelde termijnen te worden ingediend, doch uiterlijk op het tijdstip waarop het verzoek om terugbetaling wordt ingediend.

Onderafdeling 2

Terugbetaling of kwijtschelding van rechten

Artikel 628

De in artikel 577, lid 2, bedoelde gevallen worden gelijkgesteld met de uitvoer van veredelingsprodukten uit de Gemeenschap.

Artikel 629

De aangifte waarmee de veredelingsprodukten een van de in artikel 128 van het Wetboek bedoelde douanebestemmingen volgen, bevat alle gegevens die nodig zijn om een verzoek om terugbetaling te rechtvaardigen.

Artikel 630

Onverminderd de toepassing van vereenvoudigde procedures worden de veredelingsprodukten die zijn bestemd om een van de toegelaten douanebestemmingen te volgen, bij het kantoor van zuivering aangebracht en worden de voor de desbetreffende bestemming vastgestelde douaneformaliteiten vervuld overeenkomstig de algemene bepalingen ter zake.

Artikel 631

1. Behoudens wanneer artikel 568 wordt toegepast, wordt de aangifte van de veredelingsprodukten voor een in artikel 128 van het Wetboek bedoelde douanebestemming bij een in de vergunning genoemd kantoor van aanzuivering ingediend.

2. Bij toepassing van artikel 568 wordt de in lid 1 bedoelde aangifte ingediend bij het kantoor dat de vergunning heeft verleend.

3. Het controlekantoor kan evenwel toestaan dat de in lid 1 bedoelde aangifte bij een ander dan het in de leden 1 en 2 bedoelde douanekantoor wordt ingediend.

Artikel 632

1. De in artikel 631 bedoelde aangifte wordt gedaan overeenkomstig de bepalingen inzake de desbetreffende douanebestemming.

2. Artikel 583, leden 2 en 3, is van toepassing.

Artikel 633

De in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures ter aanzuivering van de regeling zijn van toepassing overeenkomstig artikel 278.

Artikel 634

1. De invoergoederen worden aan de veredelingsprodukten toegerekend wanneer dit noodzakelijk is voor de vaststelling van de terug te betalen of kwijt te schelden rechten bij invoer. Deze berekening wordt niet gemaakt wanneer alle veredelingsprodukten een van de in artikel 128 van het Wetboek bedoelde bestemmingen volgen.

2. De toerekening wordt uitgevoerd volgens de in de artikelen 635 tot en met 637 aangegeven methoden of met behulp van elke andere methode die dezelfde resultaten oplevert.

Artikel 635

De methode van de hoeveelheidssleutel (veredelingsprodukten) wordt toegepast wanneer bij de actieve veredeling slechts een enkele soort veredelingsprodukten wordt verkregen. In dit geval wordt de hoeveelheid invoergoederen die overeenkomt met de hoeveelheid veredelingsprodukten waarvoor terugbetaling of kwijtschelding kan worden gevraagd, berekend door op de totale hoeveelheid invoergoederen een coëfficiënt toe te passen die de verhouding weergeeft tussen de hoeveelheid veredelingsprodukten waarvoor terugbetaling of kwijtschelding kan worden gevraagd en de totale hoeveelheid veredelingsprodukten.

Artikel 636

De methode van de hoeveelheidssleutel (invoergoederen) wordt toegepast wanneer de in het vrije verkeer gebrachte goederen met alle bestanddelen in elk der veredelingsprodukten zijn terug te vinden.

Bij de beoordeling of deze methode kan worden toegepast, wordt geen rekening gehouden met verliezen.

De hoeveelheid invoergoederen die met toepassing van het terugbetalingssysteem bij de vervaardiging van elk veredelingsprodukt is gebruikt, wordt bepaald door achtereenvolgens op de totale hoeveelheid invoergoederen een coëfficiënt toe te passen die de verhouding weergeeft tussen de hoeveelheid invoergoederen die in elke soort veredelingsprodukt is terug te vinden en de totale hoeveelheid invoergoederen die in de totale hoeveelheid veredelingsprodukten is terug te vinden.

De hoeveelheid invoergoederen die met toepassing van het terugbetalingssysteem in het vrije verkeer wordt gebracht en die overeenstemt met de hoeveelheid veredelingsprodukten waarvoor terugbetaling of kwijtschelding kan worden gevraagd, wordt bepaald door op de overeenkomstig de derde alinea berekende hoeveelheid invoergoederen die bij de vervaardiging van deze produkten is gebruikt, de overeenkomstig artikel 635 berekende coëfficiënt toe te passen.

Artikel 637

1. De methode van de waardesleutel wordt toegepast in alle gevallen waarin de artikelen 635 en 636 niet kunnen worden toegepast. Ter vereenvoudiging kunnen de douaneautoriteiten echter, met instemming van de vergunninghouder, in plaats van de methode van de waardesleutel de methode van de hoeveelheidssleutel (invoergoederen) toepassen indien de toepassing van deze methoden vergelijkbare resultaten oplevert.

2. Om de hoeveelheden invoergoederen die bij de vervaardiging van elke soort veredelingsprodukt is gebruikt te bepalen, wordt achtereenvolgens op de totale hoeveelheid invoergoederen een coëfficiënt toegepast die de verhouding weergeeft tussen de overeenkomstig lid 3 berekende vergelijkbare waarde van deze produkten.

3. Artikel 594, lid 3, is van toepassing.

4. De hoeveelheid invoergoederen die overeenstemt met de hoeveelheid veredelingsprodukten waarvoor terugbetaling of kwijtschelding kan worden gevraagd, wordt vastgesteld door op de overeenkomstig lid 2 berekende hoeveelheid invoergoederen die bij de vervaardiging van deze produkten is gebruikt, de overeenkomstig artikel 635 berekende coëfficiënt toe te passen.

Artikel 638

1. Rechten bij invoer kunnen slechts worden terugbetaald of kwijtgescholden, indien de vergunninghouder hiertoe een verzoek, hierna "verzoek om terugbetaling/AV" genoemd, in tweevoud bij het controlekantoor indient.

2. Onder voorbehoud van lid 4 kan het verzoek om terugbetaling/AV, wanneer het een overeenkomstig artikel 556, lid 2, verleende vergunning betreft, slechts worden ingediend bij het controlekantoor van de Lid-Staat die de vergunning heeft verleend.

3. Wanneer artikel 557 wordt toegepast, kan het verzoek om terugbetaling/AV slechts door één enkele vergunninghouder worden ingediend.

4. Wanneer in welbepaalde gevallen verscheidene bij de veredeling betrokken Lid-Staten op schriftelijk verzoek van de belanghebbenden de mogelijkheid overwegen toe te staan dat verzoeken om terugbetaling/AV bij de douaneautoriteiten van een andere dan de in lid 2 bedoelde Lid-Staat worden ingediend, stellen deze Lid-Staten de Commissie vooraf in kennis van deze verzoeken alsmede van de beoogde procedures waarmede de juiste indiening van de in artikel 640 bedoelde verzoeken dient te worden gewaarborgd. De Commissie stelt de overige Lid-Staten hiervan in kennis. De aan de Commissie medegedeelde procedures kunnen worden toegepast, tenzij de Commissie, binnen twee maanden na ontvangst van de mededeling, aan de betrokken Lid-Staten haar bezwaren daartegen heeft kenbaar gemaakt.

Artikel 639

1. De in artikel 128, lid 3, van het Wetboek bedoelde termijn waarbinnen het verzoek om terugbetaling/AV moet worden ingediend, bedraagt ten hoogste zes maanden nadat de veredelingsprodukten een van de in artikel 128, lid 1, van het Wetboek bedoelde bestemmingen hebben gevolgd.

2. Wanneer bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen, kunnen de douaneautoriteiten de in lid 1 bedoelde termijn verlengen, zelfs nadat deze al is verstreken.

Artikel 640

1. Het verzoek om terugbetaling/AV bevat onder andere de volgende gegevens:

a) de verwijzing naar de vergunning;

b) de hoeveelheid, per soort, van de invoergoederen waarvoor terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd;

c) de GN-code waaronder de invoergoederen worden ingedeeld;

d) de douanewaarde van de invoergoederen en het tarief van de rechten bij invoer dat op deze goederen van toepassing is, zoals aangenomen door de douaneautoriteiten bij de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer volgens het terugbetalingssysteem;

e) de datum waarop de invoergoederen volgens het terugbetalingssysteem in het vrije verkeer zijn gebracht;

f) de verwijzingen naar de aangiften voor het vrije verkeer volgens het terugbetalingssysteem van de invoergoederen;

g) de aard, de hoeveelheid en de douanebestemming van de veredelingsprodukten;

h) de waarde van de veredelingsprodukten, indien bij de aanzuivering gebruik wordt gemaakt van de waardesleutel;

i) het vastgestelde opbrengstpercentage;

j) de verwijzingen naar de aangiften waarmee aan de veredelingsprodukten een van de in artikel 128 van het Wetboek bedoelde douanebestemmingen wordt gegeven;

k) het bedrag van de terug te betalen of kwijt te schelden rechten bij invoer, alsmede de eventueel geheven compenserende interesten, met inachtneming van de rechten bij invoer waaraan de andere veredelingsprodukten zijn onderworpen.

2. Wanneer bij het vervullen van de formaliteiten voor het in het vrije verkeer brengen volgens het terugbetalingssysteem en de uitvoer vereenvoudigde procedures zijn toegepast, worden de in artikel 76, lid 3, van het Wetboek bedoelde aangiften en documenten gebruikt voor de toepassing van lid 2.

Artikel 641

1. De vergunninghouder houdt de in artikel 640, lid 1, onder f) en j), bedoelde aangiften en alle andere door het controlekantoor aangewezen documenten ter beschikking van dit kantoor, indien dit beslist dat deze aangiften en documenten door de vergunninghouder worden bewaard.

2. Bij toepassing van artikel 646 worden de originelen van de inlichtingenbladen INF 7 evenwel, na aftekening, bij het verzoek gevoegd.

Artikel 642

1. Het controlekantoor kan toestaan dat sommige van de in artikel 640, lid 1, genoemde gegevens niet in het verzoek worden opgenomen, indien deze geen verband houden met de berekening van het terug te betalen of kwijt te schelden bedrag.

2. Het controlekantoor kan toestaan dat het in artikel 640, lid 1, bedoelde verzoek om terugbetaling/AV met behulp van een computer of op een andere door dit kantoor vastgestelde wijze wordt opgemaakt.

Artikel 643

Het controlekantoor voorziet het verzoek tot terugbetaling/AV op basis van de uitgevoerde verificatie van aantekeningen, deelt de vergunninghouder het resultaat van de verificatie mede en bewaart het verzoek en de bijbehorende documenten gedurende ten minste drie kalenderjaren vanaf het einde van het jaar waarin het op het verzoek heeft beschikt.

Het controlekantoor kan evenwel bepalen dat de documenten met betrekking tot het verzoek door de vergunninghouder worden bewaard, in welk geval dezelfde bewaringstermijn geldt.

Onderafdeling 3

Administratieve samenwerking

Artikel 644

1. Wanneer aan de veredelingsprodukten in het kader van het terugbetalingssysteem één van de in artikel 128, lid 1, tweede streepje, van het Wetboek bedoelde douanebestemmingen wordt gegeven en derhalve tot terugbetaling kan worden overgegaan, wordt in het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak van het document dat voor deze regeling wordt gebruikt of in het document dat in de vrije zone of vrij entrepot wordt gebruikt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Mercancías PA/R,

- A.F./R-varer,

- A.V./R.-Waren,

- AAìðïñaaýìáôá AAÔ/AA,

- I.P./D. goods,

- Marchandises PA/R,

- Merci PA/R,

- AV/T-goederen,

- Mercadorias AA/D.

2. Het kantoor van aanzuivering ziet erop toe dat de in lid 1 bedoelde aantekeningen worden aangebracht op alle documenten die ter vervanging of ter aanzuivering van de in dit lid bedoelde documenten worden afgegeven.

Artikel 645

Wanneer de bij de actieve veredeling - terugbetalingssysteem - verkregen veredelingsprodukten met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer (op grond waarvan een verzoek om terugbetaling kan worden ingediend) naar een ander controlekantoor in dezelfde of in een andere Lid-Staat worden verzonden en voor deze produkten een nieuwe vergunning tot actieve veredeling wordt aangevraagd, maken de douaneautoriteiten die bevoegd zijn deze nieuwe vergunning volgens het systeem inzake schorsing of het terugbetalingssysteem te verlenen, gebruik van het in artikel 611 bedoelde inlichtingenblad INF 1, ten einde het bedrag van de eventuele rechten bij invoer of van de eventuele douaneschuld vast te stellen.

Artikel 646

1. Het inlichtingenblad INF 7 wordt in één origineel en twee kopieën opgemaakt op een formulier dat overeenstemt met het model en de bepalingen in bijlage 84.

2. Het in lid 1 bedoelde inlichtingenblad INF 7 wordt gebruikt wanneer de veredelingsprodukten die bij de veredeling in het kader van het terugbetalingssysteem zijn verkregen, worden overgebracht naar een ander controlekantoor dan het kantoor waar de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht zonder dat een verzoek tot terugbetaling wordt ingediend, en aldaar, in de vorm van goederen in ongewijzigde staat of na de toegestane veredeling te hebben ondergaan, een van de douanebestemmingen volgen die terugbetaling of kwijtschelding overeenkomstig artikel 128, lid 1, van het Wetboek mogelijk maken. Het douanekantoor waar de goederen een van deze bestemmingen krijgen, geeft op verzoek van de belanghebbende het inlichtingenblad INF 7 af.

Artikel 647

1. Het inlichtingenblad wordt door de belanghebbende samen met de douane-aangifte voor de gevraagde bestemming overgelegd.

2. Het kantoor waar de in lid 1 bedoelde aangifte wordt ingediend, tekent het inlichtingenblad INF 7 af, geeft het origineel en een kopie terug aan de vergunninghouder en behoudt de andere kopie.

Afdeling 7

Uitwisseling van informatie met de Commissie

Artikel 648

1. De Lid-Staten verstrekken de Commissie:

a) de in bijlage 85 bedoelde gegevens van elke vergunning, wanneer de waarde van de invoergoederen per veredelaar en per kalenderjaar de in artikel 552, lid 1, onder a), punt v), vastgestelde grenzen overschrijdt. Deze gegevens behoeven evenwel niet te worden verstrekt wanneer de vergunning actieve veredeling is verleend op grond van een of meer van de economische voorwaarden waarvoor de codes 6106, 6107, 6201, 6202, 6301, 6302, 6303, 7004 en 7005 zijn vastgesteld.

Voor de in artikel 560, lid 2, bedoelde produkten hebben de te verstrekken gegevens evenwel betrekking op elke vergunning die werd verleend, ongeacht de waarde van de produkten en de economische voorwaarde;

b) de in bijlage 86 bedoelde gegevens, voor elke vergunningaanvraag die wordt afgewezen omdat de economische voorwaarden niet als vervuld worden beschouwd;

c) de gegevens betreffende de gevallen waarin de in artikel 567 bedoelde forfaitaire opbrengstpercentages niet konden worden toegepast wegens het feit dat, ofschoon de actieve veredeling betrekking heeft op in kolom 1 van bijlage 77 vermelde invoergoederen, in hetzelfde produktiestadium andere veredelingsprodukten werden verkregen dan die bedoeld in de kolommen 3 en 4.

2. De in lid 1, onder a) en b), bedoelde mededelingen worden gedaan in de loop van de maand volgende op die waarin de vergunning werd verleend of de vergunningaanvraag werd afgewezen. Zij worden door de Commissie aan de overige Lid-Staten medegedeeld en, wanneer dit noodzakelijk wordt geacht, door het Comité onderzocht.

Artikel 649

1. De Lid-Staten zenden de Commissie:

a) de lijst van douaneautoriteiten waarbij de aanvragen voor een vergunning moeten worden ingediend, behalve wanneer artikel 568 wordt toegepast;

b) de lijst van douanekantoren die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 568 aangiften tot plaatsing onder de regeling volgens het systeem inzake schorsing of de aangiften voor het vrije verkeer volgens het terugbetalingssysteem te aanvaarden.

2. De in lid 1 bedoelde mededelingen worden gedaan twee maanden voor het tijdstip waarop deze verordening van toepassing wordt en vervolgens in de loop van de maand volgende op die waarin een Lid-Staat wijzigingen aanbrengt in de bevoegdheden van zijn douanekantoren.

3. Ten behoeve van belanghebbenden maakt de Commissie deze gegevens bekend in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

HOOFDSTUK 4

Behandeling onder douanetoezicht

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 650

Op grond van artikel 131 van het Wetboek kunnen de goederen die in kolom I van de lijst in bijlage 87 zijn vermeld en die bestemd zijn om de in kolom II van deze lijst genoemde behandelingen te ondergaan, onder de regeling behandeling onder douanetoezicht worden geplaatst.

Onderafdeling 1

Toekenning van de regeling - Normale procedure

Artikel 651

1. De aanvraag wordt ingediend overeenkomstig artikel 497, volgens het model in bijlage 67/C, door de persoon aan wie de vergunning kan worden verleend overeenkomstig de artikelen 86, 132 en 133 van het Wetboek.

2. a) De aanvraag wordt ingediend bij de douaneautoriteiten die daartoe zijn aangewezen door de Lid-Staat waar de goederen zullen worden behandeld.

b) Wanneer de behandeling naar verwachting, door de aanvrager of voor zijn rekening, in verschillende Lid-Staten zal worden uitgevoerd, kan één enkele vergunning worden aangevraagd.

In dit geval wordt de aanvraag, die alle gegevens bevat over het verloop van de behandeling en een nauwkeurige opgave van de plaats waar de behandelingen naar verwachting plaatsvinden, ingediend bij de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar het eerste deel van de behandeling zal plaatsvinden.

Artikel 652

1. Onverminderd artikel 656 wordt de vergunning verleend door de autoriteiten waarbij de aanvraag overeenkomstig artikel 651, lid 2, is ingediend, en opgesteld met inachtneming van artikel 500, volgens het model in bijlage 68/C.

2. Wanneer artikel 651, lid 2, onder b), wordt toegepast, kan de vergunning niet worden verleend zonder de instemming van de douaneautoriteiten die zijn aangewezen door de Lid-Staten waarin de in de aanvraag vermelde plaatsen zijn gelegen. De volgende procedure is van toepassing:

a) De douaneautoriteiten waarbij de aanvraag is ingediend zenden de douaneautoriteiten van de overige betrokken Lid-Staten de aanvraag en de ontwerp-vergunning, na te hebben nagegaan dat de economische voorwaarden ten aanzien van de voorgenomen behandeling vervuld kunnen worden geacht. In de ontwerp-vergunning moeten ten minste het opbrengstpercentage, de gekozen identificatiemiddelen en de in punt 9 van de model-vergunning in bijlage 68/C bedoelde douanekantoren zijn vermeld, evenals of eventueel gebruik kan worden gemaakt van vereenvoudigde procedures bij de plaatsing en de aanzuivering en welke regels in acht moeten worden genomen, onder andere ten einde te verzekeren dat het controlekantoor over de nodige informatie beschikt.

b) De aangeschreven douaneautoriteiten delen, in voorkomend geval, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maanden na de toezending van de aanvraag en de ontwerp-vergunning, mede dat er bezwaren bestaan.

c) De onder a) bedoelde douaneautoriteiten kunnen de vergunning verlenen nadat zij alle maatregelen hebben genomen om ervoor te zorgen dat de douaneschuld die ten aanzien van de invoergoederen kan ontstaan zal worden voldaan en indien zij binnen de onder b) bedoelde termijn geen mededeling hebben ontvangen dat er bezwaren bestaan tegen de ontwerp-vergunning.

d) De Lid-Staat die de vergunning verleent, zendt daarvan een kopie aan alle bovenbedoelde Lid-Staten.

De aldus verleende vergunningen zijn slechts van toepassing in de bovenbedoelde Lid-Staten.

De Lid-Staten delen aan de Commissie, die de overige Lid-Staten daaromtrent inlicht, de namen en adressen mede van de aangewezen douaneautoriteiten aan wie de onder a) bedoelde aanvraag en ontwerp-vergunning moeten worden gericht.

3. Met het oog op de juiste toepassing van de voorschriften inzake de regeling kunnen de douaneautoriteiten, ter vereenvoudiging van de controles, bepalen dat de vergunninghouder een voorraadadministratie voert of laat voeren, hierna te noemen "administratie behandeling onder douanetoezicht", waarin de hoeveelheden onder de regeling geplaatste invoergoederen en verkregen behandelde produkten worden opgenomen evenals alle andere gegevens die nodig zijn om het verloop van de behandelingen te kunnen volgen en de eventueel verschuldigde rechten bij invoer te kunnen vaststellen.

De administratie behandeling onder douanetoezicht dient ter beschikking te staan van het controlekantoor, zodat de juiste werking van de regeling kan worden gecontroleerd.

Indien de regeling gecontroleerd kan worden aan de hand van de administratie die de aanvrager voor handelsdoeleinden voert, wordt deze door de douaneautoriteiten erkend als administratie behandeling onder douanetoezicht.

Artikel 653

De geldigheidsduur van de vergunning wordt per geval door de douaneautoriteiten vastgesteld, rekening houdend met de bijzondere behoeften van de aanvrager van de vergunning.

Wanneer de geldigheidsduur meer dan twee jaar bedraagt, worden de voorwaarden op grond waarvan de vergunning is afgegeven op het in de vergunning vastgestelde tijdstip opnieuw onderzocht.

Artikel 654

1. Bij het verlenen van de vergunning stellen de douaneautoriteiten, overeenkomstig artikel 134 van het Wetboek, de termijn vast waarbinnen de behandelde produkten een douanebestemming dienen te volgen, rekening houdend, enerzijds, met de tijd die nodig is om de goederen te behandelen en, anderzijds, met de tijd die nodig is om de behandelde produkten een douanebestemming te geven.

2. Indien de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan de in de vergunning gestelde termijn worden verlengd, zelfs na het verstrijken van de oorspronkelijk toegestane termijn.

Artikel 655

1. Het in artikel 134 van het Wetboek bedoelde opbrengstpercentage of de wijze om dit percentage te bepalen wordt zoveel mogelijk vastgesteld aan de hand van de produktiegegevens en moet in de bedrijfsadministratie van de vergunninghouder kunnen worden teruggevonden.

2. Het opbrengstpercentage of de wijze om dit percentage te bepalen wordt overeenkomstig lid 1 vastgesteld, onder voorbehoud van controle achteraf door de douaneautoriteiten.

Onderafdeling 2

Toekenning van de regeling - Vereenvoudigde procedure

Artikel 656

1. Dit artikel is van toepassing wanneer de goederen slechts in één Lid-Staat worden behandeld.

2. Wanneer de in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures voor de plaatsing onder de regeling niet worden toegepast, staat het douanekantoor dat door de douaneautoriteiten is aangewezen om vergunningen met gebruikmaking van de vereenvoudigde procedure te verlenen toe dat de aangifte tot plaatsing onder de regeling tegelijkertijd de aanvraag voor de vergunning vormt. In dit geval komt de vergunning tot stand door de aanvaarding van deze aangifte, welke aanvaarding is onderworpen aan dezelfde voorwaarden als het verlenen van een vergunning.

3. Bij de overeenkomstig lid 2 ingediende aangifte dient een door de aangever opgesteld document te worden gevoegd waarin de hierna volgende gegevens voorkomen, indien deze noodzakelijk zijn en zij niet kunnen worden aangebracht in vak 44 van het formulier van de in lid 2 bedoelde aangiften:

a) de naam of de handelsnaam en het adres van de aanvrager van de regeling, wanneer deze niet tevens aangever is;

b) de naam of de handelsnaam en het adres van de persoon die de behandeling verricht, wanneer deze niet tevens aanvrager of de aangever is;

c) de aard van de behandeling;

d) de handelsbenaming en/of de technische benaming van de te verkrijgen behandelde produkten;

e) het opbrengstpercentage of, in voorkomend geval, de wijze waarop dit percentage wordt vastgesteld;

f) de termijn waarbinnen de invoergoederen naar verwachting een douanebestemming zullen volgen;

g) de plaats waar de behandeling zal worden verricht.

Artikel 498 is van overeenkomstige toepassing.

4. Artikel 502 is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 2

Plaatsing van goederen onder de regeling

Artikel 657

1. Behalve wanneer artikel 656 wordt toegepast, wordt de aangifte tot plaatsing van invoergoederen onder de regeling behandeling onder douanetoezicht ingediend bij één van de in de vergunning vermelde kantoren van plaatsing.

2. Bij toepassing van artikel 656 wordt de in lid 1 bedoelde aangifte ingediend bij één van de daartoe aangewezen douanekantoren.

Artikel 658

1. De in artikel 657 bedoelde aangifte wordt gedaan overeenkomstig de artikelen 198 tot en met 252.

2. Onverminderd artikel 656, dient de omschrijving van de goederen in de in lid 1 bedoelde aangifte overeen te stemmen met die in de vergunning.

3. Voor de toepassing van artikel 62, lid 2, van het Wetboek worden bij de aangifte tot plaatsing onder de regeling de in artikel 220 genoemde stukken gevoegd.

Artikel 659

1. De in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures zijn van toepassing overeenkomstig de artikelen 275 en 276.

2. De douaneautoriteiten verlenen geen vergunning voor gebruikmaking van de in artikel 276 bedoelde domiciliëringsprocedure aan personen bij wie de in artikel 652, lid 3, bedoelde administratie behandeling onder douanetoezicht niet kan worden ingericht.

3. De in artikel 76, lid 2, van het Wetboek bedoelde aanvullende aangifte dient binnen de gestelde termijnen te worden ingediend, doch uiterlijk bij de indiening van de zuiveringsafrekening.

Afdeling 3

Aanzuivering van de regeling

Artikel 660

1. De regeling wordt aangezuiverd met inachtneming van hetzij de hoeveelheid invoergoederen die - door toepassing van het opbrengstpercentage - met de hoeveelheid behandelde produkten overeenstemt hetzij de hoeveelheid niet behandelde goederen die een douanebestemming heeft gevolgd.

2. Voor zover noodzakelijk en overeenkomstig artikel 135 van het Wetboek zijn de in de artikelen 591 tot en met 594 bedoelde regels betreffende de toerekening van de invoergoederen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 661

1. Behalve wanneer artikel 656 wordt toegepast, dient de aangifte tot aanzuivering van de regeling behandeling onder douanetoezicht te worden ingediend bij één van de in de vergunning vermelde kantoren van aanzuivering.

2. Bij toepassing van artikel 656 dient de in lid 1 bedoelde aangifte te worden ingediend bij het douanekantoor dat de vergunning heeft verleend.

3. Het controlekantoor kan evenwel toestaan dat de in lid 1 bedoelde aangifte bij een ander dan het in de leden 1 en 2 bedoelde douanekantoor wordt ingediend.

Artikel 662

1. De in artikel 661 bedoelde aangifte wordt gedaan overeenkomstig de bepalingen inzake de desbetreffende douanebestemming.

2. De omschrijving van de behandelde produkten of de invoergoederen in de in lid 1 bedoelde aangifte dient in overeenstemming te zijn met die in de vergunning.

3. Artikel 583, lid 3, is van toepassing.

Artikel 663

De in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures voor de aanzuivering van de regeling zijn van toepassing overeenkomstig artikel 278, lid 1.

Artikel 664

1. De vergunninghouder dient uiterlijk 30 dagen na het verstrijken van de termijn voor de aanzuivering bij het controlekantoor een zuiveringsafrekening in te dienen.

2. De zuiveringsafrekening bevat onder andere de hierna volgende gegevens:

a) de verwijzing naar de vergunning;

b) de hoeveelheid, per soort, van de invoergoederen, onder verwijzing naar de aangiften tot plaatsing onder de regeling;

c) de GN-code waaronder de invoergoederen worden ingedeeld;

d) de douanewaarde van de invoergoederen;

e) het vastgestelde opbrengstpercentage;

f) de aard, de hoeveelheid en de douanebestemming van de behandelde produkten, onder verwijzing naar de aangiften waarmee aan de behandelde produkten een douanebestemming wordt gegeven;

g) de kosten van de behandeling, indien toepassing van artikel 666, vierde streepje, wordt overwogen;

h) de GN-code waaronder de behandelde produkten worden ingedeeld.

3. Wanneer vereenvoudigde procedures zijn toegepast bij de plaatsing van goederen onder de regeling en bij de aanzuivering van de regeling, worden de in artikel 76, lid 3, van het Wetboek bedoelde aangiften en documenten gebruikt voor de toepassing van lid 2.

Artikel 665

1. Het controlekantoor kan toestaan:

a) dat de in artikel 664, lid 2, bedoelde zuiveringsafrekening met behulp van een computer of op enige andere door dit kantoor vastgestelde wijze wordt opgesteld;

b) de zuiveringsafrekening wordt gesteld op de aangifte tot plaatsing onder de regeling.

2. Artikel 598 is van toepassing.

3. Het controlekantoor kan zelf de zuiveringsafrekening opstellen binnen de in artikel 664, lid 1, genoemde termijn. Dit wordt dan in de vergunning vermeld.

Artikel 666

Overeenkomstig artikel 36, lid 1, van het Wetboek is de douanewaarde van de in het vrije verkeer te brengen behandelde produkten, naar keuze van de belanghebbende op de dag van aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer:

- de douanewaarde van in enig derde land vervaardigde identieke of soortgelijke goederen, vastgesteld op hetzelfde of nagenoeg hetzelfde tijdstip;

- hun verkoopprijs, mits deze niet is beïnvloed door verbondenheid van de koper met de verkoper;

- de verkoopprijs in de Gemeenschap van identieke of soortgelijke goederen, mits deze prijs niet is beïnvloed door verbondenheid van de koper met de verkoper;

- de douanewaarde van de invoergoederen, vermeerderd met de kosten van de behandeling.

Artikel 667

Handelspolitieke maatregelen die op de invoergoederen van toepassing zijn op het tijdstip dat de aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard, zijn slechts op de behandelde produkten van toepassing indien zij tevens gelden voor goederen die identiek zijn met de behandelde produkten.

In een dergelijk geval worden deze maatregelen toegepast op de hoeveelheid invoergoederen die daadwerkelijk is gebruikt bij de verkrijging van de in het vrije verkeer gebrachte behandelde goederen.

Afdeling 4

Uitwisseling van informatie met de Commissie

Artikel 668

1. De Lid-Staten verstrekken de Commissie:

a) de in bijlage 88 bedoelde gegevens van elke vergunning, wanneer de waarde van de onder de regeling geplaatste goederen per vergunninghouder en per kalenderjaar meer dan 100 000 ecu bedraagt;

b) de in bijlage 89 bedoelde gegevens, voor elke vergunningaanvraag die wordt afgewezen omdat de in artikel 133, onder e), van het Wetboek bedoelde economische voorwaarden niet als vervuld worden beschouwd.

2. De in lid 1 bedoelde mededelingen worden gedaan in de loop van de maand volgende op die waarin de vergunning werd afgegeven of de aanvraag werd afgewezen. Zij worden door de Commissie aan de overige Lid-Staten medegedeeld en, wanneer dit noodzakelijk wordt geacht, door het Comité onderzocht.

Artikel 669

1. De Lid-Staten zenden de Commissie:

a) de lijst van douaneautoriteiten waarbij de aanvragen voor een vergunning moeten worden ingediend, behalve wanneer artikel 656 wordt toegepast;

b) de lijst van douanekantoren die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 656 aangiften tot plaatsing onder de regeling te aanvaarden.

2. Artikel 649, leden 2 en 3, is van toepassing.

HOOFDSTUK 5

Tijdelijke invoer

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 670

In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a) "kantoor van binnenkomst": het douanekantoor waarlangs goederen onder geleide van een carnet ATA het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen;

b) "kantoor van uitgang": het douanekantoor waarlangs goederen onder geleide van een carnet ATA het douanegebied van de Gemeenschap verlaten;

c) "vervoermiddel": elk middel dat voor het vervoer van personen of goederen wordt gebruikt, daaronder begrepen de samen met het vervoermiddel ingevoerde reserve onderdelen, toebehoren en normale uitrusting, waaronder de benodigdheden om goederen te stouwen, te borgen of te beschermen;

d) "buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon": zowel een natuurlijke persoon wiens normale verblijfplaats buiten het douanegebied van de Gemeenschap is gelegen als een rechtspersoon waarvan de hoofdzetel buiten dit grondgebied is gelegen;

e) "gebruik voor bedrijfsdoeleinden": het gebruik van een vervoermiddel voor het vervoer van personen tegen vergoeding, of industrieel of commercieel goederenvervoer, al dan niet tegen vergoeding;

f) "particulier gebruik": het gebruik van een vervoermiddel, uitsluitend voor persoonlijke doeleinden, met uitsluiting van elk gebruik voor bedrijfsdoeleinden;

g) "container": een hulpmiddel bij het vervoer (laadkist, losse tank, afneembare carrosserie of soortgelijke houder) dat:

- een geheel of gedeeltelijk omsloten ruimte vormt en bestemd is om goederen te bevatten;

- van duurzame aard is en uit dien hoofde voldoende stevig voor herhaald gebruik;

- speciaal is ontworpen om het vervoer van goederen met een of meer vervoermiddelen te vergemakkelijken zonder tussentijdse in- of uitlading van de goederen;

- zo is ontworpen dat het gemakkelijk kan worden gehanteerd, met name bij het overladen van het ene vervoermiddel op of in het andere;

- zo is ontworpen dat het gemakkelijk kan worden gevuld en geledigd en een binneninhoud heeft van ten minste één kubieke meter.

Laadplatforms ("flats") worden gelijkgesteld met containers.

Onder "container" wordt mede verstaan het toebehoren en de uitrusting van de container, al naar gelang van de categorie waartoe de container behoort, mits zij samen met de container worden vervoerd. Voertuigen, toebehoren en onderdelen van voertuigen, verpakkingen en laadborden worden niet tot de "containers" gerekend.

In afwijking van het laatste streepje wordt onder "container" ook het soort container verstaan dat in het luchtvervoer wordt gebruikt met een binneninhoud van minder dan één kubieke meter;

h) "vervoer onder douaneverzegeling": het gebruik van een container voor het vervoer van goederen waarvan de identificatie door middel van verzegeling van de container is gewaarborgd;

i) "afneembare carrosserie": een laadruimte zonder voortbewegingsmechanisme, speciaal ontworpen om op een wegvoertuig te worden vervoerd, waarbij het chassis van het voertuig en het onderstel van de carrosserie speciaal voor dat doel zijn ingericht. Onder deze definitie vallen ook wissellaadbakken, zijnde laadruimten welke speciaal voor het gecombineerde vervoer zijn ontworpen;

j) "containers die een gedeeltelijk omsloten ruimte vormen": hulpmiddelen bij het vervoer die over het algemeen bestaan uit een vloer en een bovenbouw welke een laadruimte vormen die gelijk is aan die van een gesloten container. De bovenbouw bestaat in het algemeen uit metalen delen die het frame van de container vormen. Dit soort container kan ook een of meer zij- of voorwanden hebben. Deze containers bestaan soms enkel en alleen uit een dak dat door stijlen met de vloer is verbonden en die met name voor het vervoer van volumineuze goederen (zoals auto's) worden gebruikt;

k) "laadplatforms" ("flats"): laadvlak zonder bovenbouw of met een onvolledige bovenbouw, met dezelfde bodembreedte en -lengte als containers, met aan de zijkant van de laadvloer aangebrachte boven- en onderhoekstukken, waardoor dezelfde inrichtingen voor het vastzetten en het verticaal lossen van goederen als bij containers kunnen worden gebruikt;

l) "toebehoren en uitrusting van containers": in het bijzonder de volgende voorzieningen, zelfs indien deze verwijderbaar zijn:

i) uitrusting om de temperatuur binnen de container te controleren, te wijzigen of te handhaven;

ii) kleine apparaten (temperatuur- en schokregistratieapparaten e.d.) om de schommelingen in het omringende milieu en schokken aan te geven of te registreren;

iii) binnenwanden, laadborden, rekken, steunen, haken en andere soortgelijke voorzieningen om goederen vast te zetten;

m) "laadbord": een constructie, op de vloer waarvan een bepaalde hoeveelheid goederen kan worden bijeengeplaatst ten einde als een eenheid te worden behandeld met het oog op het vervoer, het laden en lossen of het opstapelen met behulp van mechanische werktuigen. Deze constructie bestaat of wel uit twee door verbindingsstukken aan elkaar bevestigde vloeren of wel uit een op poten rustende vloer of wel uit een speciaal platform dat in het luchtverkeer wordt gebruikt. De totale hoogte is zo gering mogelijk, doch voldoende voor het vervoer en voor het laden en lossen met rollen, vorkheftrucks of hefwagens; het laadbord kan al dan niet van een bovenbouw zijn voorzien;

n) "exploitant van een container of een laadbord": degene die zeggenschap heeft over de verplaatsing van de container of het laadbord, ongeacht of hij daarvan de eigenaar is;

o) "begunstigde van de regeling voor een container of een laadbord": de exploitant van een container of een laadbord of zijn vertegenwoordiger;

p) "intern verkeer": het vervoer van personen of van goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap worden opgenomen respectievelijk geladen en in dit gebied weer worden afgezet respectievelijk gelost.

Afdeling 2

Tijdelijke invoer van andere goederen dan vervoermiddelen

Onderafdeling 1

Gevallen waarin en voorwaarden waaronder tijdelijke invoer met volledige vrijstelling kan worden toegestaan

a) Beroepsuitrusting

Artikel 671

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor beroepsuitrusting.

2. Onder "beroepsuitrusting" wordt verstaan:

a) materiaal voor pers, radio en televisie, dat buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde vertegenwoordigers van de pers, radio of televisie die dit gebied binnenkomen, nodig hebben om in het kader van bepaalde programma's reportages, uitzendingen of opnamen te maken;

b) filmmateriaal dat een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon die dit gebied binnenkomt, nodig heeft om er een of meer welbepaalde films op te nemen;

c) al het andere materiaal dat een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon die dit gebied binnenkomt, nodig heeft om er een welbepaald werk te verrichten, met uitsluiting van materiaal dat bestemd is om te worden gebruikt bij de industriele vervaardiging of de verpakking van goederen of, tenzij het handgereedschap betreft, bij de exploitatie van natuurlijke rijkdommen, bij het oprichten, de herstelling of het onderhoud van gebouwen, of bij grondwerken of soortgelijke werken;

d) hulpmateriaal bij de onder a), b) en c) bedoelde uitrusting en het toebehoren daarbij.

In bijlage 90 is een lijst van voorbeelden van beroepsuitrusting opgenomen.

3. De in lid 1 bedoelde regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan mits de beroepsuitrusting:

a) toebehoort aan een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon;

b) wordt ingevoerd door een buiten dit gebied gevestigde persoon;

c) uitsluitend wordt gebruikt door de persoon die dit gebied binnenkomt, of onder zijn leiding.

De voorwaarde onder c) geldt echter niet voor filmmateriaal dat wordt ingevoerd voor het maken van films, televisieprogramma's of audiovisuele werken ter uitvoering van een overeenkomst van coproduktie met een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon.

Voor beroepsuitrusting die nodig is voor het maken van gemeenschappelijke radio- of televisieprogramma's kan een huurovereenkomst of soortgelijke overeenkomst worden gesloten waarbij een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon partij is.

Artikel 672

Onderdelen die later worden ingevoerd met het oog op de herstelling van tijdelijk ingevoerde beroepsuitrusting komen onder dezelfde voorwaarden als de uitrusting zelf voor genoemde regeling in aanmerking.

b) Goederen die bestemd zijn op tentoonstellingen, beurzen, congressen en dergelijke te worden getoond of gebruikt

Artikel 673

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor:

a) goederen die bestemd zijn om tijdens een evenement te worden tentoongesteld of gedemonstreerd;

b) goederen die bestemd zijn om tijdens een evenement te worden gebruikt ten behoeve van de presentatie van de ingevoerde produkten, zoals:

- goederen die nodig zijn voor het demonstreren van de ingevoerde machines of apparaten die zijn tentoongesteld;

- bouw- en decoratiemateriaal, met inbegrip van elektrische uitrusting, voor de tijdelijk op te richten stands van een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon;

- reclame-, demonstratie- of uitrustingsmateriaal dat is bestemd om reclame te maken voor de ingevoerde goederen die zijn tentoongesteld, zoals geluids-, video-, film- en diaopnamen, alsmede de noodzakelijke apparatuur voor het vertonen daarvan;

c) materiaal - met inbegrip van tolkeninstallaties, geluids- en video-opnameapparatuur en films van opvoedkundige, wetenschappelijke of culturele aard - dat bestemd is op internationale vergaderingen, conferenties en congressen te worden gebruikt;

d) levende dieren die bestemd zijn om te worden tentoongesteld of aan evenementen deel te nemen;

e) produkten die tijdens de evenementen worden verkregen uit tijdelijk ingevoerde goederen, machines, apparaten of dieren.

2. Onder "evenementen" wordt verstaan:

a) tentoonstellingen, beurzen en dergelijke op het gebied van handel, industrie, landbouw of ambachtelijke nijverheid;

b) tentoonstellingen of manifestaties die voornamelijk voor liefdadige doeleinden worden georganiseerd;

c) tentoonstellingen of manifestaties die voornamelijk voor een wetenschappelijk, technisch, ambachtelijk, artistiek, opvoedkundig of cultureel, sportief, religieus of toeristisch doel of op vakverenigingsgebied worden georganiseerd of ter bevordering van een betere verstandhouding tussen de volkeren;

d) vergaderingen van vertegenwoordigers van internationale organisaties of groeperingen;

e) plechtigheden en manifestaties van officiële aard of ter herdenking,

met uitzondering van door particulieren georganiseerde tentoonstellingen in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van de ingevoerde goederen.

c) Opvoedkundig en wetenschappelijk materiaal

Artikel 674

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor:

a) opvoedkundig materiaal;

b) reserveonderdelen en toebehoren voor dit materiaal;

c) gereedschap dat speciaal voor onderhoud, controle, afstelling of reparatie van dit materiaal is ontworpen.

2. Onder "opvoedkundig materiaal" wordt verstaan al het materiaal dat uitsluitend voor onderwijs of beroepsopleiding is bestemd, zoals bij voorbeeld modellen, instrumenten, apparaten en machines.

In bijlage 91 is de lijst opgenomen van goederen die als opvoedkundig materiaal zijn te beschouwen.

3. De in lid 1 bedoelde regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan mits het opvoedkundig materiaal, de reserveonderdelen, het toebehoren en het gereedschap:

a) door erkende instellingen worden ingevoerd en onder toezicht en verantwoordelijkheid van deze instellingen worden gebruikt;

b) zonder winstoogmerk worden gebruikt;

c) gelet op de bestemming ervan, in redelijke hoeveelheden worden ingevoerd;

d) tijdens hun verblijf in het douanegebied van de Gemeenschap eigendom blijven van een buiten dit gebied gevestigde persoon.

4. Opvoedkundig materiaal kan voor een periode van twaalf maanden onder de regeling tijdelijke invoer worden geplaatst.

Artikel 675

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor:

a) wetenschappelijk materiaal;

b) onderdelen en toebehoren voor dergelijk materiaal;

c) gereedschap dat speciaal is ontworpen voor onderhoud, controle, afstelling of reparatie van wetenschappelijk materiaal dat in het douanegebied van de Gemeenschap uitsluitend voor wetenschappelijk onderzoek of onderwijs wordt gebruikt.

2. Onder "wetenschappelijk materiaal" wordt verstaan de instrumenten, apparaten en machines die voor wetenschappelijk onderzoek of onderwijs worden gebruikt.

3. De in lid 1 bedoelde regeling tijdelijke invoer wordt slechts toegestaan mits het wetenschappelijk materiaal, de reserveonderdelen, het toebehoren en het gereedschap:

a) door erkende instellingen worden ingevoerd en onder toezicht en verantwoordelijkheid van die instellingen worden gebruikt;

b) zonder winstoogmerk worden gebruikt;

c) gelet op de bestemming ervan, in redelijke hoeveelheden worden ingevoerd;

d) tijdens hun verblijf in het douanegebied van de Gemeenschap eigendom blijven van een buiten dit gebied gevestigde persoon.

4. Wetenschappelijk materiaal kan voor een periode van twaalf maanden onder de regeling tijdelijke invoer worden geplaatst.

Artikel 676

1. Voor de toepassing van artikel 674, lid 3, onder a), worden onder "erkende instellingen" verstaan openbare of particuliere instellingen voor onderwijs of beroepsopleiding, in wezen zonder winstoogmerk, die door de daartoe aangewezen autoriteiten van de Lid-Staat die de vergunning afgeeft, zijn erkend voor het in ontvangst nemen van tijdelijk ingevoerd opvoedkundig materiaal.

2. Voor de toepassing van artikel 675, lid 3, onder a), worden onder "erkende instellingen" verstaan openbare of particuliere wetenschappelijke of onderwijsinstellingen, in wezen zonder winstoogmerk, die door de daartoe aangewezen autoriteiten van de Lid-Staat die de vergunning afgeeft, zijn erkend voor het in ontvangst nemen van tijdelijk ingevoerd wetenschappelijk materiaal.

d) Medisch-chirurgisch en laboratoriummateriaal

Artikel 677

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor medisch-chirurgisch en laboratoriummateriaal dat bestemd is voor ziekenhuizen en andere instellingen voor de gezondheidszorg.

2. De in lid 1 bedoelde regeling tijdelijke invoer wordt slechts toegestaan mits:

a) het een incidentele en kosteloze uitlening van dit materiaal betreft;

b) het materiaal voor diagnostische of therapeutische doeleinden wordt gebruikt.

3. Onder "incidentele uitlening" wordt verstaan iedere uitlening van medisch-chirurgisch en laboratoriummateriaal op verzoek van ziekenhuizen en andere instellingen voor gezondheidszorg wanneer deze daar door bijzondere omstandigheden dringend behoefte aan hebben en hun eigen materiaal niet toereikend is.

e) Materiaal ter bestrijding van de gevolgen van rampen

Artikel 678

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor materiaal dat bestemd is om te worden gebruikt in het kader van maatregelen ter bestrijding van de gevolgen van rampen in het douanegebied van de Gemeenschap.

2. De in lid 1 bedoelde regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan mits dit materiaal:

- bij wijze van kosteloze uitlening wordt ingevoerd,

- bestemd is voor overheidsinstanties of instanties die door de bevoegde autoriteiten zijn erkend.

f) Verpakkingsmiddelen

Artikel 679

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor verpakkingsmiddelen.

2. Onder "verpakkingsmiddelen" wordt verstaan:

a) recipiënten die in de staat waarin zij zijn ingevoerd, worden gebruikt of bestemd zijn om te worden gebruikt voor de externe of interne verpakking van goederen;

b) materiaal waarin goederen worden gerold, ingevouwen of waaraan of waarop zij worden bevestigd,

met uitzondering van verpakkingsmateriaal als stro, papier, glaswol en houtkrullen die in bulk worden ingevoerd.

3. De in lid 1 bedoelde regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan mits de verpakkingsmiddelen:

a) ingeval zij gevuld worden ingevoerd, worden aangegeven als bestemd om leeg of gevuld weer te worden uitgevoerd;

b) ingeval zij leeg worden ingevoerd, worden aangegeven als bestemd om gevuld weer te worden uitgevoerd.

4. De onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste verpakkingsmiddelen mogen niet, zelfs niet incidenteel, in het interne verkeer worden gebruikt, behalve met het oog op de uitvoer van goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap. Op verpakkingsmiddelen die in gevulde staat zijn ingevoerd, is dit verbod eerst van toepassing nadat zij van hun inhoud zijn ontdaan.

5. Verpakkingsmiddelen kunnen voor een periode van zes maanden onder de regeling tijdelijke invoer worden geplaatst.

g) Andere gevallen van tijdelijke invoer met volledige vrijstelling

Artikel 680

Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor:

a) gietvormen, matrijzen, clichés, tekeningen, ontwerpen en andere soortgelijke voorwerpen die bestemd zijn voor een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon, wanneer ten minste 75 % van de met behulp van deze voorwerpen verkregen produkten uit dit gebied wordt uitgevoerd;

b) meet-, controle- en verificatie-instrumenten en andere soortgelijke voorwerpen die bestemd zijn voor een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon om tijdens een fabricageprocédé te worden gebruikt, wanneer ten minste 75 % van de met behulp van deze voorwerpen verkregen produkten uit dit gebied wordt uitgevoerd;

c) speciale gereedschappen en instrumenten die een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon ter beschikking worden gesteld om te worden gebruikt bij de vervaardiging van in hun geheel uit te voeren goederen, voor zover deze speciale gereedschappen en instrumenten eigendom blijven van een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon;

d) goederen van ongeacht welke aard waarop proeven, experimenten of demonstraties zullen worden uitgevoerd, met inbegrip van proeven en experimenten die noodzakelijk zijn voor typegoedkeuring, doch met uitzondering van proeven, experimenten of demonstraties met winstoogmerk;

e) goederen van ongeacht welke aard waarmede proeven, experimenten of demonstraties worden uitgevoerd, met uitzondering van proeven, experimenten of demonstraties met winstoogmerk;

f) monsters die representatief zijn voor een bepaalde groep produkten en die bestemd zijn om te worden getoond of gedemonstreerd om bestellingen voor soortgelijke goederen te verkrijgen.

Artikel 681

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor vervangende produktiemiddelen.

2. De vervangende produktiemiddelen kunnen voor een periode van zes maanden onder de regeling tijdelijk invoer worden geplaatst.

3. Onder "vervangende produktiemiddelen" wordt verstaan de instrumenten, apparaten en machines die, in afwachting van de levering of reparatie van soortgelijke goederen, door de leverancier of hersteller tijdelijk en gratis ter beschikking van een klant worden gesteld.

Artikel 682

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor:

a) tweedehands goederen die worden ingevoerd om te worden geveild;

b) goederen die worden ingevoerd in het kader van een koopovereenkomst op proef;

c) kunstwerken die worden ingevoerd om met het oog op een eventuele verkoop te worden tentoongesteld;

d) zichtzendingen van bont- en lederwerken, sieraden, tapijten en juwelen, mits daarvan, vanwege hun bijzondere kenmerken, geen monsters kunnen worden ingevoerd.

2. De in lid 1, onder a), b) en c), genoemde goederen kunnen voor een periode van zes maanden en de in lid 1, onder d), genoemde goederen kunnen voor een periode van vier weken onder de regeling tijdelijke invoer worden geplaatst.

3. - Onder "tweedehands goederen" wordt verstaan andere dan nieuw vervaardigde goederen.

- Onder "zichtzendingen" wordt verstaan zendingen van goederen die de afzender wil verkopen, terwijl de geadresseerde de goederen na onderzoek kan kopen.

Artikel 683

Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor:

a) cinematogratische films, belicht en ontwikkeld, positief, en andere opgenomen dragers van beelden bestemd om te worden bekeken alvorens commercieel in omloop te worden gebracht;

b) films, magnetische banden, magneetdraad en andere dragers van beelden of geluid bestemd om van geluid te worden voorzien, te worden nagesynchroniseerd of om kopieën van te vervaardigen;

c) films die de aard of werking van buitenlandse produkten of materialen tonen, voor zover zij niet bestemd zijn voor een openbare vertoning met winstoogmerk;

d) opgenomen dragers van gegevens die gratis worden toegezonden en bestemd zijn om te worden gebruikt bij de geautomatiseerde verwerking van gegevens.

Artikel 684

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor persoonlijke bezittingen en goederen voor sportdoeleinden.

2. a) Onder "persoonlijke bezittingen" wordt verstaan alle nieuwe of gebruikte artikelen die een reiziger redelijkerwijs tijdens de reis voor persoonlijk gebruik nodig kan hebben, rekening houdend met de omstandigheden waaronder deze reis plaatsvindt, met uitsluiting van goederen die voor commerciële doeleinden worden ingevoerd.

b) Onder "goederen voor sportdoeleinden" wordt verstaan sportartikelen en ander materiaal die door reizigers tijdens sportwedstrijden of -demonstraties of tijdens trainingen die in het douanegebied van de Gemeenschap plaatsvinden, worden gebruikt.

3. In bijlage 92 is een lijst opgenomen van voorbeelden van dit soort goederen.

Artikel 685

Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor:

a) levende dieren van elke soort die worden ingevoerd voor dressuur, voor training, voor fokdoeleinden of om een diergeneeskundige behandeling te ondergaan;

b) levende dieren van elke soort die worden ingevoerd met het oog op het be- of verweiden;

c) trekdieren en bijbehorend materiaal toebehorend aan personen die buiten het douanegebied van de Gemeenschap, doch in de nabijheid van dit gebied zijn gevestigd, voor zover zij door deze personen worden ingevoerd voor de exploitatie van onroerende goederen in het douanegebied van de Gemeenschap, welke exploitatie de uitvoering van landbouwwerkzaamheden, van bosbouwwerkzaamheden zoals het verslepen of vervoeren van hout en van werkzaamheden in de viskwekerij omvat;

d) toeristisch reclamemateriaal. In bijlage 93 is de lijst opgenomen van goederen die als toeristisch reclamemateriaal zijn te beschouwen.

Artikel 686

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor welzijnsgoederen voor zeelieden.

2. - Onder "welzijnsgoederen" wordt verstaan materiaal dat bestemd is voor de activiteiten van zeelieden op cultureel, educatief, recreatief, godsdienstig of sportief gebied.

- Onder "zeelieden" wordt verstaan alle personen die aan boord van een schip worden vervoerd en die belast zijn met taken in verband met de werking of de dienst van dit schip op zee.

3. In bijlage 94 is de lijst opgenomen van goederen die als welzijnsgoederen voor zeelieden zijn te beschouwen.

4. De in lid 1 bedoelde regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan, voor zover het materiaal:

a) vanaf een schip in internationale zeevaart aan wal wordt gebracht om door de bemanning tijdelijk aan land te worden gebruikt gedurende een periode die niet langer is dan het verblijf van het schip in de haven;

b) voor een periode van twaalf maanden tijdelijk wordt ingevoerd om in culturele of sociale instellingen te worden gebruikt. Onder "culturele of sociale instellingen" wordt verstaan ontmoetingscentra, clubs en recreatieruimten voor zeelieden die door officiële instanties of door godsdienstige of andere instellingen zonder winstoogmerk worden beheerd, alsmede plaatsen voor de eredienst waar regelmatig diensten voor zeelieden worden gehouden.

Artikel 687

Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor diverse materialen die onder toezicht en verantwoordelijkheid van een overheidsdienst worden gebruikt voor de aanleg, de herstelling of het onderhoud van infrastructuurvoorzieningen van algemeen belang in grensgebieden.

Artikel 688

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten bij invoer wordt toegestaan voor goederen die in bijzondere situaties en zonder economische gevolgen tijdelijk in het douanegebied van de Gemeenschap worden ingevoerd.

2. De incidentele tijdelijke invoer van goederen met een waarde van minder dan 4 000 ecu, die niet langer dan drie maanden in het douanegebied van de Gemeenschap blijven, wordt als een bijzondere situatie beschouwd zonder economische gevolgen.

Artikel 689

1. Elke Lid-Staat kan besluiten om in plaats van gedeeltelijk vrijstelling als bedoeld in artikel 142 van het Wetboek volledig vrijstelling te verlenen bij de incidentele invoer van goederen in zijn gebied die aldaar niet langer dan drie maanden zullen blijven.

2. Na onderzoek van de in artikel 746, lid 1, onder c), bedoelde mededelingen in het Comité worden bepalingen vastgesteld om bepaalde verrichtingen van de toepassing van lid 1 uit te sluiten, indien wordt vastgesteld dat deze verrichtingen van invloed zijn op de concurrentievoorwaarden in de Gemeenschap dan wel de belangen van ondernemers in de Gemeenschap schaden.

Onderafdeling 2

Bijzondere bepalingen betreffende goederen die met gedeeltelijke vrijstelling van rechten onder de regeling kunnen worden geplaatst

Artikel 690

In bijlage 95 is de lijst opgenomen van goederen die overeenkomstig artikel 142, lid 2, van het Wetboek niet onder de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer kunnen worden geplaatst.

Onderafdeling 3

Toekenning van de regeling

a) Normale procedure

Artikel 691

1. De aanvraag wordt ingediend overeenkomstig artikel 497, volgens het model in bijlage 67/D, door de persoon aan wie de vergunning kan worden verleend overeenkomstig de artikelen 86 en 138 van het Wetboek.

2. a) De aanvraag wordt ingediend bij de douaneautoriteiten die daartoe zijn aangewezen door de Lid-Staat waar de goederen zullen worden gebruikt.

b) Wanneer het voornemen bestaat de goederen in verschillende Lid-Staten te gebruiken, kan één enkele vergunning worden aangevraagd. Deze aanvraag wordt ingediend bij de douaneautoriteiten welke zijn aangewezen door de Lid-Staat waarin deze goederen voor de eerste maal zullen worden gebruikt.

In dit geval moet de aanvraag alle gegevens bevatten met betrekking tot het gebruik en de plaatsen waar de tijdelijk ingevoerde goederen zullen worden gebruikt.

Artikel 692

1. Onverminderd artikel 695 wordt de vergunning verleend door de autoriteiten waarbij de aanvraag overeenkomstig artikel 691, lid 2, is ingediend, en opgesteld met inachtneming van artikel 500, volgens het model in bijlage 68/D.

2. Wanneer artikel 691, lid 2, onder b), wordt toegepast, kan de vergunning niet worden verleend zonder de instemming van de douaneautoriteiten die zijn aangewezen door de Lid-Staten waarin de in de aanvraag vermelde plaatsen zijn gelegen. De volgende procedure is van toepassing:

a) De douaneautoriteiten waarbij de aanvraag is ingediend, stellen de overige betrokken douaneautoriteiten in kennis van de aanvraag en de ontwerp-vergunning waarin ten minste dienen te worden vermeld de plaatsen waar de goederen zullen worden gebruikt, de handels- en/of technische benaming, de voorziene hoeveelheid en waarde, het artikel op basis waarvan gebruikmaking van de regeling wordt gevraagd, de toe te passen identificatiemiddelen, de in punt 8 van de model-vergunning in bijlage 68/D bedoelde douanekantoren, alsmede, in voorkomend geval, welke regels in acht moeten worden genomen, onder andere ten einde te verzekeren dat het controlekantoor over de nodige informatie beschikt.

b) De andere betrokken douaneautoriteiten delen, in voorkomend geval, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maanden na de toezending van de aanvraag en de ontwerp-vergunning, mede dat er bezwaren bestaan.

c) De onder a) bedoelde douaneautoriteiten kunnen de vergunning verlenen indien zij binnen de onder b) bedoelde termijn geen mededeling hebben ontvangen dat er bezwaren bestaan tegen de ontwerp-vergunning.

d) De Lid-Staat die de vergunning verleent, zendt daarvan een kopie aan alle bovenbedoelde Lid-Staten.

De aldus verleende vergunningen zijn slechts van toepassing in de bovenbedoelde Lid-Staten.

De Lid-Staten delen aan de Commissie, die de overige Lid-Staten daaromtrent inlicht, de namen en adressen mede van de aangewezen douaneautoriteiten waaraan de onder a) bedoelde aanvraag en ontwerp-vergunnning moeten worden gericht.

Artikel 693

De geldigheidsduur van de vergunning wordt per geval door de douaneautoriteiten vastgesteld, rekening houdend met de bijzondere behoeften van de aanvrager van de vergunning.

Artikel 694

1. Bij het verlenen van de vergunning stellen de daartoe aangewezen douaneautoriteiten de termijn vast waarbinnen de invoergoederen een douanebestemming dienen te volgen, rekening houdend, enerzijds, met de termijnen die zijn voorgeschreven bij artikel 140, lid 2, van het Wetboek en de artikelen 674, 675, 677, 679, 681, 682 en 688, en, anderzijds, met de tijd die nodig is om het doel van de tijdelijke invoer te verwezenlijken.

2. Voor de toepassing van artikel 140, lid 3, van het Wetboek worden onder uitzonderlijke omstandigheden verstaan alle gebeurtenissen waardoor de goederen voor een langere tijd moeten worden gebruikt om het doel te bereiken waarvoor zij tijdelijk werden ingevoerd.

3. Bij elke verlenging die de voorgeschreven termijn overschrijdt, wordt rekening gehouden met de omstandigheden die de vergunninghouder hebben verhinderd binnen de verplichte termijn weder uit te voeren.

b) Vereenvoudigde procedures

Artikel 695

1. Dit artikel kan worden toegepast wanneer het voorgenomen gebruik in één enkele Lid-Staat zal plaatsvinden; het wordt toegepast wanneer het gebruik in verscheidene Lid-Staten plaatsvindt en niet wordt verzocht om toepassing van artikel 142, lid 1, van het Wetboek en de artikelen 688 en 689.

2. Wanneer de in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures voor de plaatsing onder de regeling niet worden toegepast, staat het douanekantoor dat door de douaneautoriteiten is aangewezen om vergunningen met gebruikmaking van de vereenvoudigde procedure te verlenen, toe dat de aangifte tot plaatsing onder de regeling tegelijkertijd de aanvraag voor de vergunning vormt.

In dit geval komt de vergunning tot stand door de aanvaarding van deze aangifte, welke aanvaarding is onderworpen aan dezelfde voorwaarden als het verlenen van een vergunning, daarbij inbegrepen de aanwijzing van het controlekantoor, dat wordt vermeld in vak 44 van het formulier.

3. Bij de overeenkomstig lid 2 ingediende aangifte dient een door de aangever opgesteld document te worden gevoegd waarin de hierna volgende gegevens voorkomen, indien deze noodzakelijk zijn en zij niet kunnen worden aangebracht in vak 44 van de in lid 2 bedoelde aangiften:

a) de naam of handelsnaam en het adres van de aanvrager van de regeling, wanneer deze niet tevens aangever is, en, in voorkomend geval, van de eigenaar van de goederen;

b) de naam of handelsnaam en het adres van de gebruiker van de goederen, wanneer deze niet tevens aanvrager of aangever is;

c) het artikel op grond waarvan toepassing van de regeling wordt gevraagd;

d) de periode waarvoor de goederen naar verwachting onder de regeling worden geplaatst;

e) de plaats waar de goederen zullen worden gebruikt;

f) of gebruik wordt gemaakt van de in de artikelen 713 en 714 bedoelde procedures.

Artikel 498 is van overeenkomstige toepassing.

4. Artikel 502 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 696

1. In de in artikel 229, lid 1, onder a) en c), bedoelde gevallen kan gebruik worden gemaakt van de vereenvoudigde procedure voor het verlenen van een vergunning, mits de aangever bij zijn mondelinge aangifte een lijst overlegt waarin de volgende gegevens voorkomen:

a) zijn naam en adres;

b) de handelsbenaming van de goederen;

c) de waarde van deze goederen;

d) de periode gedurende welke de goederen naar verwachting in de betrokken Lid-Staat zullen blijven;

e) het aantal van elke soort goederen;

f) in de in artikel 229, lid 1, onder a), vierde streepje, bedoelde gevallen de plaats waar de goederen zullen worden gebruikt.

2. Deze lijst, die door de aanvrager wordt gedateerd en ondertekend, wordt in tweevoud bij het douanekantoor ingediend; het douanekantoor tekent een exemplaar af en geeft dit aan de betrokkene terug en behoudt het andere exemplaar.

De aftekening van de lijst door het douanekantoor geldt als vergunning.

3. Een lijst die betrekking heeft op de in artikel 229, lid 1, eerste streepje, bedoelde dieren en materialen kan in een zelfde jaar gebruikt worden bij elke binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap.

De lijst wordt elk jaar bij het bevoegde douanekantoor ingediend voordat voor het eerst van de regeling tijdelijke invoer gebruik wordt gemaakt.

Artikel 697

1. De overlegging van het carnet ATA aan een door de douaneautoriteiten aangewezen douanekantoor met het oog op het gebruik van de regeling tijdelijke invoer geldt als indiening van de aanvraag om een vergunning en de aanvaarding van dit carnet (strook tijdelijke invoer) geldt als vergunning om van deze regeling gebruik te maken.

2. In bijlage 96 zijn de goederen vermeld die tijdelijk kunnen worden ingevoerd volgens de in lid 1 bedoelde procedure.

3. De douanekantoren aanvaarden uitsluitend carnets ATA:

a) die zijn afgegeven in een van de landen die partij zijn bij de ATA-overeenkomst en die geviseerd en gegarandeerd zijn door een maatschappij die deel uitmaakt van een internationale keten van organisaties op het gebied van de zekerheidstelling.

De lijst van deze landen en maatschappijen wordt door de Commissie aan de Lid-Staten medegedeeld;

b) waarop de verklaring van de douaneautoriteiten voorkomt in het daarvoor bestemde vak op de omslag van het carnet,

en

c) die geldig zijn in het douanegebied van de Gemeenschap.

Artikel 698

Behoudens uitdrukkelijk verzoek van de douaneautoriteiten wordt de regeling toegestaan voor de in artikel 684 bedoelde persoonlijke bezittingen en goederen voor sportdoeleinden zonder schriftelijke aanvraag of vergunning.

In dit geval wordt het in artikel 233 bedoelde document beschouwd als een aanvraag tot de tijdelijke invoer en het niet handelen van de douaneautoriteiten als vergunning.

Onderafdeling 4

Plaatsing van goederen onder de regeling

Artikel 699

1. Behalve wanneer de artikelen 695 tot en met 697 worden toegepast, wordt de aangifte tot plaatsing van goederen onder de regeling tijdelijke invoer ingediend bij een van de in de vergunning vermelde kantoren van plaatsing.

2. Bij toepassing van de artikelen 695 en 696 wordt de in artikel 701 bedoelde aangifte of de lijst ingediend bij een van de aangewezen douanekantoren.

3. Bij toepassing van artikel 697 wordt het carnet ATA met het oog op de plaatsing van goederen onder de regeling tijdelijke invoer bij een van de volgende douanekantoren overgelegd:

a) bij een kantoor van plaatsing met territoriale bevoegdheid voor de plaats waar de goederen zullen worden gebruikt, voor goederen bedoeld onder de punten 2 tot en met 9, 11 en 20 van bijlage 95;

b) bij een kantoor van binnenkomst dat is aangewezen als kantoor van plaatsing, in alle andere gevallen. In dit geval treedt het kantoor van binnenkomst als kantoor van plaatsing op.

Wanneer het kantoor van binnenkomst dat is aangewezen als kantoor van plaatsing in uitzonderlijke gevallen niet in staat is na te gaan of aan alle voorwaarden voor het gebruik van de regeling tijdelijke invoer is voldaan, staat dit kantoor toe dat de goederen vergezeld van het carnet ATA dat als vervoerdocument dienst doet, van het aangewezen kantoor van binnenkomst naar het kantoor van bestemming, waar kan worden nagegaan of aan deze voorwaarden is voldaan, worden vervoerd.

4. De douaneautoriteiten van de Lid-Staten wijzen hun douanekantoren aan als kantoor van plaatsing of als kantoor van binnenkomst dat als kantoor van plaatsing dienst doet.

Artikel 700

Voor de toepassing van artikel 88 van het Wetboek zijn in bijlage 97 de gevallen vermeld waarin niet kan worden geëist dat een zekerheid wordt gesteld voor de plaatsing van goederen onder de regeling tijdelijke invoer.

a) Normale procedure

Artikel 701

1. De in artikel 699, leden 1 en 2, bedoelde aangifte wordt gedaan overeenkomstig de artikelen 198 tot en met 252.

2. Onverminderd artikel 695 dient de omschrijving van de goederen op de in lid 1 bedoelde aangifte overeen te stemmen met die in de vergunning.

3. Bij toepassing van artikel 699, lid 3, vervult het kantoor van plaatsing de volgende formaliteiten:

a) het verifieert de gegevens in de vakken A tot en met G van de invoerstrook;

b) het vult de stam en vak H van de invoerstrook in en vermeldt daarin, onder meer, onder letter b) van dit vak, de termijn voor de wederuitvoer van de goederen, die de geldigheidsduur van het carnet niet mag overschrijden, onverminderd de bijzondere termijnen bedoeld in artikel 140, lid 2, van het Wetboek;

c) het vermeldt de naam en het adres van het kantoor van plaatsing in vak H, onder e), van de wederuitvoerstrook, en

d) het behoudt de invoerstrook.

b) Vereenvoudigde procedures

Artikel 702

De in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures zijn van toepassing overeenkomstig de artikelen 275 en 276.

Onderafdeling 5

Aanzuivering van de regeling

a) Algemene bepalingen betreffende de in artikel 89 van het Wetboek bedoelde douanebestemmingen

Artikel 703

Aan goederen die reeds met gedeeltelijke vrijstelling van rechten onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst, kan slechts na betaling van het bedrag dat uit hoofde van artikel 143 van het Wetboek eventueel verschuldigd is een douanebestemming worden gegeven.

Artikel 704

1. De regeling tijdelijke invoer wordt geacht te zijn aangezuiverd voor de goederen die met toepassing van artikel 673 zijn ingevoerd wanneer zij op de plaats van het evenement zijn verbruikt of vernietigd of gratis aan het publiek zijn uitgedeeld.

De aard van deze goederen en van de in artikel 673, lid 1, onder e), bedoelde produkten moet evenwel overeenstemmen met de aard van het evenement, het aantal bezoekers en het aandeel van de deelneming van de tentoonsteller aan het evenement.

2. Lid 1 is niet van toepassing op alcoholische dranken, tabaksartikelen en brandstoffen.

b) Normale procedure

Artikel 705

1. Behalve wanneer de artikelen 695 tot en met 697 worden toegepast, wordt de aangifte tot aanzuivering van de regeling tijdelijke invoer ingediend bij een van de in de vergunning vermelde kantoren van aanzuivering.

2. Bij toepassing van artikel 695 wordt de in lid 1 bedoelde aangifte of de lijst, al naar gelang van het geval, ingediend bij het douanekantoor dat de vergunning heeft verleend.

3. Bij toepassing van artikel 697 wordt het carnet ATA overgelegd bij een aangewezen kantoor van aanzuivering.

4. Het controlekantoor kan echter toestaan dat de in de leden 1 en 2 bedoelde aangifte bij een ander douanekantoor dan het in deze leden bedoelde kantoor wordt ingediend.

Artikel 706

1. De in artikel 705, leden 1 en 2, bedoelde aangifte wordt gedaan overeenkomstig de bepalingen inzake de desbetreffende douanebestemming.

2. De omschrijving van de invoergoederen in de in lid 1 bedoelde aangifte dient overeen te stemmen met die in de vergunning.

3. Bij toepassing van artikel 705, lid 3, vervult het kantoor van aanzuivering de volgende formaliteiten:

a) het vult de stam en vak H van de wederuitvoerstrook in;

b) het behoudt de wederuitvoerstrook en zendt deze onverwijld naar het in vak H, onder e), van deze strook vermelde kantoor terug.

c) Vereenvoudigde procedures

Artikel 707

De in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures zijn van toepassing overeenkomstig artikel 278.

Onderafdeling 6

Rechten en heffingen

Artikel 708

Overeenkomstig artikel 144, lid 1, van het Wetboek wordt voor het vaststellen van de douaneschuld voor de in artikel 673 en artikel 682, lid 1, onder a), c) en d), bedoelde goederen het tijdstip in aanmerking genomen waarop de aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard.

Artikel 709

1. Bij het in het vrije verkeer brengen van invoergoederen die voordien onder de regeling tijdelijke invoer waren geplaatst, worden op het totale bedrag van de verschuldigde invoerrechten compenserende interesten aangerekend.

2. Lid 1 vindt geen toepassing wanneer goederen, die voordien uit hoofde van de artikelen 673, 678, 682, 684 en 685, onder d), onder de regeling tijdelijke invoer waren geplaatst in het vrije verkeer worden gebracht.

3. a) De in aanmerking te nemen jaarlijke interestpercentages worden berekend overeenkomstig artikel 589, lid 4, onder a).

b) De interesten worden toegepast per kalendermaand voor de periode tussen de eerste dag van de maand volgende op die waarin de invoergoederen waarvoor de regeling wordt aangezuiverd voor het eerst onder de regeling zijn geplaatst en de laatste dag van de maand waarin zij in het vrije verkeer worden gebracht. De voor de toepassing van compenserende interesten in aanmerking te nemen periode kan niet minder dan één maand bedragen.

c) Het bedrag van de interesten wordt berekend op basis van de rechten bij invoer, naar het onder a) bedoelde interestpercentage over de onder b) bedoelde periode.

Artikel 710

Wanneer een overtreding of onregelmatigheid is begaan tijdens de periode van of in verband met tijdelijke invoer onder geleide van een carnet ATA, zijn de artikelen 454 en 455, alsmede de artikelen 458 tot en met 461 voor de gevallen dat het carnet ATA wordt gebruikt als vervoerdocument, van overeenkomstige toepassing op de invordering van de verschuldigde rechten bij invoer.

Onderafdeling 7

Administratieve samenwerking

Artikel 711

Wanneer invoergoederen in een vrije zone of vrij entrepot of onder een van de schorsingsregelingen worden geplaatst, waardoor de regeling tijdelijke invoer wordt aangezuiverd, wordt in het vak dat voor de omschrijving van de goederen is bestemd op het formulier met betrekking tot deze douanebestemming of, wanneer een vereenvoudigde procedure wordt toegepast, op het gebruikte handelsdocument of in de administratie, naast de gegevens die voor die regeling moeten worden vermeld, een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Mercancías IT,

- M.I.-varer,

- V.V.-Waren,

- AAìðïñaaýìáôá ÐAA,

- T.A. goods,

- Marchandises AT,

- Merci A.T.,

- TI-goederen,

- Mercadorias I.T.

Onderafdeling 8

Overbrengen van goederen

Artikel 712

1. Onverminderd de artikelen 713 en 714, vindt het vervoer van goederen die binnen het douanegebied van de Gemeenschap worden overgebracht, hetzij in het kader van de overdracht van een vergunning hetzij in het kader van één enkele vergunning, plaats overeenkomstig de bepalingen inzake extern communautair douanevervoer.

2. Het document voor extern communautair douanevervoer of het als zodanig geldende document dient de uiterste datum voor de wederuitvoer en een van de in artikel 711 genoemde vermeldingen te bevatten.

Artikel 713

1. De in artikel 712, lid 1, bedoelde goederen kunnen in het kader van één enkele vergunning, op verzoek van belanghebbende, eveneens worden vervoerd volgens de in de leden 3 en 4 van het onderhavige artikel omschreven procedures voor het overbrengen.

2. Indien het gebruik van deze procedures voor het overbrengen van goederen wordt toegestaan, wordt dit in de vergunning vermeld. Deze procedures treden dan in de plaats van de procedures van de regeling extern communautair douanevervoer.

3. De douaneautoriteiten staan toe dat goederen van het kantoor van plaatsing tot aan het kantoor van aanzuivering worden overgebracht zonder douaneformaliteiten, behoudens die bedoeld in artikel 715, lid 3, en zonder beëindiging van de regeling tijdelijke invoer.

4. De vergunninghouder blijft aansprakelijk voor de overgebrachte goederen.

5. De vergunninghouder brengt de douaneautoriteiten vooraf op de hoogte van de voorgenomen overbrenging van de goederen in de vorm en op de wijze die door deze douaneautoriteiten zijn vastgesteld.

Artikel 714

1. Voor zover de regelmatigheid van de verrichtingen er niet door wordt beïnvloed, kunnen de douaneautoriteiten onder de andere door haar vast te stellen voorwaarden toestaan dat goederen zonder douaneformaliteiten worden overgebracht van het kantoor van plaatsing naar de plaats van gebruik en van een plaats van gebruik naar het kantoor van aanzuivering.

2. De belanghebbende dient het controlekantoor op de hoogte te brengen van de wederuitvoer van onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste goederen door middel van de toezending van het aan hem overhandigde exemplaar van de aangifte ten uitvoer.

Artikel 715

1. Bij toepassing van artikel 712 geven de douaneautoriteiten bij de plaatsing van de goederen onder de regeling extern communautair douanevervoer het in lid 3 bedoelde inlichtingenblad af.

2. Bij toepassing van artikel 713 wordt het in lid 3 bedoelde inlichtingenblad afgegeven, hetzij op het tijdstip van plaatsing van de goederen onder de regeling hetzij op het tijdstip waarop de vervoersbeweging een aanvang neemt.

3. Het inlichtingenblad, hierna inlichtingenblad INF 6 genoemd, omvat een origineel en twee kopieën. Het wordt gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage 98.

Artikel 716

1. Het inlichtingenblad INF 6 dient alle gegevens te bevatten die noodzakelijk zijn voor de informatie van de douaneautoriteiten, waaronder:

- de datum waarop de invoergoederen onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst;

- de op die datum vastgestelde heffingsgrondslagen;

- eventueel het bedrag aan rechten bij invoer dat reeds in het kader van de gedeeltelijke vrijstelling is geïnd en de periode die voor deze heffing in aanmerking is genomen.

2. Het origineel en een kopie van het inlichtingenblad INF 6 worden aan de belanghebbende overhandigd; een kopie wordt door het douanekantoor dat het blad heeft afgetekend, behouden; de andere kopie wordt door de belanghebbende overgelegd bij het kantoor van aanzuivering; deze kopie wordt, na aftekening door dit kantoor, door de belanghebbende teruggezonden naar het kantoor dat het oorspronkelijk heeft afgetekend.

Afdeling 3

Tijdelijke invoer van vervoermiddelen

Onderafdeling 1

Gevallen waarin en voorwaarden waaronder tijdelijke invoer met volledige vrijstelling kan worden toegestaan

Artikel 717

Onverminderd artikel 718, lid 7, artikel 719, leden 10, onder b), en 11, artikel 721, lid 5, artikel 722, lid 3, en artikel 723, leden 3 en 7, mogen de in de punten a) tot en met d) hieronder bedoelde vervoermiddelen niet worden uitgeleend, verhuurd, verpand of overgedragen aan of ter beschikking gesteld van een in de Gemeenschap gevestigde persoon.

a) Vervoermiddelen voor vervoer over de weg

Artikel 718

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan voor wegvoertuigen voor bedrijfsdoeleinden.

2. In dit artikel wordt onder "voertuigen" verstaan alle wegvoertuigen met inbegrip van aanhangwagens die eraan kunnen worden gekoppeld.

3. Onverminderd lid 4 wordt het in lid 1 bedoelde gebruik van de regeling tijdelijke invoer slechts toegestaan indien de voertuigen:

a) worden ingevoerd door een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon of voor zijn rekening;

b) door deze persoon of voor zijn rekening voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt;

c) buiten het douanegebied van de Gemeenschap op naam van een buiten dat gebied gevestigde persoon zijn geregistreerd. Indien de voertuigen niet zijn ingeschreven wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld wanneer de voertuigen toebehoren aan een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon, en

d) uitsluitend worden gebruikt voor vervoer dat buiten het douanegebied van de Gemeenschap begint of eindigt.

4. Een aanhangwagen die aan een voertuig is gekoppeld dat in het douanegebied van de Gemeenschap is geregistreerd, kan onder de regeling tijdelijke invoer worden geplaatst, zelfs indien niet aan de voorwaarden van lid 3, onder a) en b), wordt voldaan.

5. De in lid 1 bedoelde voertuigen mogen op de in lid 3 bedoelde voorwaarden in het douanegebied van de Gemeenschap verblijven gedurende de tijd die nodig is om het doel te bereiken waarvoor de tijdelijke invoer werd aangevraagd, zoals het aanvoeren, het opnemen of afzetten van passagiers, het laden en lossen van goederen, vervoer en onderhoud.

6. Voor de toepassing van lid 3, onder a) en b), moeten personen die voor rekening van een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon handelen, door deze persoon zijn gemachtigd.

7. In afwijking van lid 3:

a) mogen voertuigen voor bedrijfsdoeleinden, op de in lid 6 bedoelde voorwaarden, worden bestuurd door natuurlijke personen die in het douanegebied van de Gemeenschap zijn gevestigd;

b) kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat:

- een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon, in uitzonderlijke gevallen, wegvoertuigen voor bedrijfsdoeleinden invoert met gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer en deze voor een beperkte, door de douaneautoriteiten voor elk afzonderlijk geval vast te stellen periode, gebruikt;

- een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde natuurlijke persoon die in dienst is van een buiten dit gebied gevestigde persoon, voor bedrijfsdoeleinden een voertuig die deze laatste persoon toebehoort, invoert en gebruikt. Het onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste voertuig kan eveneens voor particuliere doeleinden worden gebruikt wanneer dit gebruik slechts van bijkomstige en incidentele aard is ten opzichte van het gebruik voor bedrijfsdoeleinden en in dit gebruik bij de arbeidsovereenkomst is voorzien;

c) mogen voertuigen voor bedrijfsdoeleinden in het interne verkeer worden gebruikt wanneer dit volgens de vervoerswetgeving, met name inzake de toegang tot de vervoersmarkt en het uitoefenen van vervoersactiviteiten, mogelijk is.

Artikel 719

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan voor voertuigen voor het vervoer over de weg voor particulier gebruik.

2. In dit artikel wordt onder "voertuigen" verstaan alle wegvoertuigen met inbegrip van caravans en aanhangwagens die aan een motorvoertuig kunnen worden gekoppeld.

3. Voor het in lid 1 bedoelde gebruik van de regeling tijdelijke invoer geldt als voorwaarde dat de voertuigen:

a) worden ingevoerd door buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde personen;

b) door die personen voor particuliere doeleinden worden gebruikt, en

c) buiten het douanegebied van de Gemeenschap op naam van een buiten dat gebied gevestigde persoon zijn geregistreerd. Indien deze voertuigen niet zijn geregistreerd, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld wanneer de voertuigen toebehoren aan een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon.

4. In afwijking van lid 3:

a) kan gebruikmaking van de regeling eveneens worden toegestaan voor niet-communautaire voertuigen wanneer deze voertuigen in het douanegebied van de Gemeenschap, met het oog op de wederuitvoer, in een categorie "bijzondere kentekens" worden opgenomen, waarbij de kentekenplaat aan een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon wordt toegekend;

b) kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde natuurlijke persoon, die in dienst is van een buiten dat gebied gevestigde persoon, hetzij voor privédoeleinden hetzij voor de uitoefening van een andere dan de in het kader van bedrijfsdoeleinden omschreven bezoldigde activiteit, een aan deze laatste persoon toebehorend voertuig gebruikt, voor zover in dit gebruik bij de arbeidsovereenkomst is voorzien.

5. In de volgende gevallen kan eveneens van de regeling tijdelijke invoer gebruik worden gemaakt:

a) wanneer een persoon een voertuig voor particulier gebruik dat is ingeschreven in het land waar hij zijn normale verblijfplaats heeft, regelmatig binnen het douanegebied van de Gemeenschap gebruikt om het traject van zijn verblijfplaats naar zijn plaats van tewerkstelling en omgekeerd af te leggen. Voor dit gebruik van de regeling gelden geen andere tijdsbeperkingen;

b) wanneer een student een voertuig voor particulier gebruik dat is ingeschreven in het land waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft, binnen het douanegebied van de Gemeenschap gebruikt waar hij uitsluitend verblijft om te studeren.

6. Onverminderd lid 5, onder a), kunnen de in lid 1 bedoelde voertuigen in het douanegebied van de Gemeenschap verblijven:

a) gedurende een al dan niet onderbroken duur van zes maanden per tijdvak van twaalf maanden;

b) gedurende het verblijf van de student binnen het douanegebied van de Gemeenschap in het in lid 5, onder b), bedoelde geval.

7. Lid 5, onder b), en lid 6, onder b), zijn van overeenkomstige toepassing in het geval van personen die met een opdracht van een bepaalde duur zijn belast.

8. Voor de toepassing van lid 3, onder a) en b), mogen voertuigen voor particulier gebruik na invoer in het douanegebied van de Gemeenschap slechts met het oog op een onmiddellijke wederuitvoer worden verhuurd, uitgeleend of ter beschikking gesteld of, indien zij op het tijdstip van de invoer waren verhuurd, uitgeleend of ter beschikking gesteld, opnieuw worden verhuurd of onderverhuurd, of ten tweede male worden uitgeleend of ter beschikking gesteld.

9. Met toepassing van lid 8 mogen voertuigen voor particulier gebruik die eigendom zijn van een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde verhuuronderneming opnieuw worden verhuurd aan een buiten dat gebied gevestigde natuurlijke persoon met het oog op de wederuitvoer binnen een termijn die aan het oordeel van de douaneautoriteiten wordt overgelaten, wanneer deze voertuigen zich bij afloop van het huurcontract in het douanegebied van de Gemeenschap bevinden.

10. In afwijking van lid 8:

a) mogen de echtgenoot en de rechtstreekse bloedverwanten in opgaande en neergaande lijn van een buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon, die hun gewone verblijfplaats buiten dit gebied hebben, ook gebruik maken van het voertuig voor particulier gebruik van deze persoon, dat onder de regeling tijdelijke invoer is geplaatst;

b) kan een voertuig voor particulier gebruik ook incidenteel gebruikt worden door een binnen het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon, wanneer deze handelt voor rekening en in opdracht van het subject van de regeling die zich in dit gebied bevindt.

11. In afwijking van artikel 717:

a) wordt de in lid 9 bedoelde mogelijkheid tot gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer uitgebreid tot natuurlijke personen die in het douanegebied van de Gemeenschap zijn gevestigd. De voertuigen mogen eveneens buiten het douanegebied van de Gemeenschap worden gebracht door een in dit gebied woonachtige werknemer van de verhuuronderneming;

b) mag een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde natuurlijke persoon buiten dit gebied een voertuig voor particulier gebruik dat aan de voorwaarden in lid 3, onder c), voldoet, huren of lenen ten einde terug te keren naar de Lid-Staat waar hij woonachtig is. De termijn voor de wederuitvoer van het voertuig wordt door de douaneautoriteiten vastgesteld rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van elk geval;

c) kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat de in lid 4 bedoelde mogelijkheid tot gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer wordt uitgebreid tot in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde natuurlijke personen die hun normale verblijfplaats op korte termijn naar een derde land overbrengen, voor zover:

- de betrokkene met elk middel dat deze autoriteiten toelaten het bewijs levert dat hij inderdaad van verblijfplaats verandert,

- het voertuig binnen drie maanden na registratie wordt uitgevoerd.

12. Voor de toepassing van lid 6, onder a), stelt het subject van de regeling tijdelijke invoer de douaneautoriteiten ervan in kennis indien hij het verblijf van een onder de regeling tijdelijke invoer geplaatst voertuig in het douanegebied van de Gemeenschap wenst te onderbreken en neemt hij de maatregelen die deze douaneautoriteiten nodig achten om te beletten dat het voertuig gedurende deze onderbreking wordt gebruikt.

Artikel 720

1. Artikel 719, met uitzondering van lid 12, is van overeenkomstige toepassing op rij- en trekdieren en hun bespanning die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen.

2. De in lid 1 bedoelde dieren en hun bespanning mogen voor een periode van drie maanden in het douanegebied van de Gemeenschap verblijven.

b) Vervoermiddelen voor vervoer per spoor

Artikel 721

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan voor vervoermiddelen voor vervoer per spoor.

2. In dit artikel wordt onder "vervoermiddel voor vervoer per spoor" verstaan tractiemateriaal, motortreinen en motorwagens en alle soorten wagons voor personen- en goederenvervoer.

3. Voor het in lid 1 bedoelde gebruik van de regeling tijdelijke invoer geldt als voorwaarde dat de vervoermiddelen voor vervoer per spoor:

a) aan buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde personen toebehoren;

b) bij een spoorwegnet buiten het douanegebied van de Gemeenschap zijn geregistreerd.

4. Vervoermiddelen voor vervoer per spoor mogen gedurende een periode van twaalf maanden in het douanegebied van de Gemeenschap verblijven.

5. In afwijking van artikel 717:

a) kunnen vervoermiddelen voor vervoer per spoor ter beschikking worden gesteld van een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon, voor zover zij gezamenlijk worden gebruikt krachtens de overeenkomst dat ieder net het materieel van een ander net onder dezelfde voorwaarden als zijn eigen materieel kan gebruiken;

b) kunnen de douaneautoriteiten in uitzonderlijke gevallen toestaan dat een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste goederenwagons invoert en voor een beperkte, door de douaneautoriteiten voor elk afzonderlijk geval vast te stellen, periode gebruikt.

c) Vervoermiddelen voor vervoer door de lucht

Artikel 722

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan voor vervoermiddelen voor vervoer door de lucht.

2. De in lid 1 bedoelde vervoermiddelen mogen in het douanegebied van de Gemeenschap verblijven gedurende de tijd die nodig is om het doel te bereiken waarvoor de tijdelijke invoer werd aangevraagd, zoals het aanvoeren, het opnemen of afzetten van passagiers, het laden en lossen van goederen, vervoer en onderhoud.

3. Artikel 718, leden 6 en 7, is van overeenkomstige toepassing op vervoermiddelen voor het vervoer door de lucht voor bedrijfsdoeleinden. De douaneautoriteiten kunnen in uitzonderlijke gevallen toestaan dat een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon onder de regeling tijdelijke invoer luchtvaartuigen invoert en voor een beperkte, door de douaneautoriteiten voor elk afzonderlijk geval vast te stellen, periode gebruikt.

4. Wanneer de in lid 1 bedoelde vervoermiddelen voor particulier vervoer door de lucht worden gebruikt, is artikel 719, lid 3, van toepassing.

5. De in lid 4 bedoelde vervoermiddelen mogen voor een al dan niet onderbroken duur van zes maanden per tijdvak van twaalf maanden in het douanegebied van de Gemeenschap verblijven.

6. Artikel 719, leden 8 tot en met 12, is van overeenkomstige toepassing op vervoermiddelen voor vervoer door de lucht voor particulier gebruik.

d) Vervoermiddelen voor vervoer over zee of over de binnenwateren

Artikel 723

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan voor vervoermiddelen voor vervoer over zee of over de binnenwateren.

2. De in lid 1 bedoelde vervoermiddelen mogen in het douanegebied van de Gemeenschap verblijven gedurende de tijd die nodig is om het doel te bereiken waarvoor de tijdelijke invoer werd aangevraagd, zoals het aanvoeren, de in- of ontscheping van passagiers, het laden en lossen van goederen, vervoer en onderhoud.

3. Artikel 718, leden 6 en 7, is van overeenkomstige toepassing op vervoermiddelen voor vervoer over zee en over de binnenwateren voor bedrijfsdoeleinden. De douaneautoriteiten kunnen in uitzonderlijke gevallen toestaan dat een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste schepen invoert en voor een beperkte, door de douaneautoriteiten voor elk afzonderlijk geval vast te stellen, periode gebruikt.

4. Wanneer de in lid 1 bedoelde vervoermiddelen voor particulier vervoer over zee of over de binnenwateren worden gebruikt, is artikel 719, lid 3, van toepassing.

5. De in lid 4 bedoelde vervoermiddelen mogen voor een al dan niet onderbroken duur van zes maanden per tijdvak van twaalf maanden in het douanegebied van de Gemeenschap verblijven.

6. Artikel 719, leden 8 tot en met 12, is van overeenkomstige toepassing op vervoermiddelen voor vervoer over zee of over de binnenwateren voor particulier gebruik.

7. In afwijking van artikel 717 kunnen de douaneautoriteiten in uitzonderlijke gevallen, waarin voor particulier gebruik bestemde vaartuigen voor vervoer over de binnenwateren niet kunnen worden afgemeerd wegens de ontoereikende infrastructuur van aan meren gelegen havens buiten het douanegebied van de Gemeenschap, toestaan dat een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde natuurlijke persoon een onder de regeling tijdelijke invoer geplaatst schip invoert, dat gebruikt wordt in het communautaire deel van een meer dat zowel in de Gemeenschap als in het land van registratie van het vaartuig is gelegen. De belanghebbende dient, met alle middelen die de douaneautoriteiten toelaten, het bewijs te leveren dat de infrastructuur van bedoelde havens aan dit meer ontoereikend is.

e) Laadborden

Artikel 724

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan voor laadborden.

2. Laadborden die geïdentificeerd kunnen worden, mogen voor een periode van twaalf maanden in het douanegebied van de Gemeenschap verblijven, welke termijn op verzoek van belanghebbende kan worden ingekort.

3. Andere dan de in lid 2 bedoelde laadborden mogen voor een periode van zes maanden in het douanegebied van de Gemeenschap verblijven, welke termijn op verzoek van belanghebbende kan worden ingekort.

f) Containers

Artikel 725

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan voor containers die zijn goedgekeurd voor vervoer onder douaneverzegeling of die alleen van merktekens zijn voorzien, indien zij voor rekening van hun eigenaars of exploitanten of de vertegenwoordigers van dezen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen.

2. Andere dan de in lid 1 bedoelde containers kunnen onder de regeling tijdelijke invoer worden geplaatst indien de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de regeling wordt aangevraagd dit toestaan.

3. De onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste containers mogen voor een periode van twaalf maanden in het douanegebied van de Gemeenschap verblijven.

4. De onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste containers kunnen in het interne verkeer worden gebruikt alvorens zij weer uit het douanegebied van de Gemeenschap worden uitgevoerd. De containers mogen echter tijdens elk verblijf in een Lid-Staat één enkele keer worden gebruikt voor het vervoer van goederen die binnen het grondgebied van die Lid-Staat worden geladen en gelost, wanneer de containers in die Lid-Staat anders leeg vervoerd zouden moeten worden.

5. Onverminderd artikel 729, lid 1, kunnen toebehoren en de normale uitrusting van containers worden ingevoerd, hetzij met een container om afzonderlijk of met een andere container weder te worden uitgevoerd, hetzij afzonderlijk om met een container weder te worden uitgevoerd.

Artikel 726

1. Artikel 725, lid 1, is van toepassing op al dan niet voor vervoer onder douaneverzegeling goedgekeurde containers waarop, op een daartoe geschikte en goed zichtbare plaats en op duurzame wijze, de volgende gegevens zijn aangebracht:

a) de naam van de eigenaar of exploitant;

b) de merken of nummers die de eigenaar of exploitant aan de container heeft toegekend;

c) de tarra van de container, met inbegrip van de vaste uitrusting, en

d) het land waar de container thuishoort.

De vermelding onder c) behoeft echter niet te worden aangebracht op wissellaadkisten die bij het gecombineerde rail-wegvervoer worden gebruikt en de vermelding onder d) niet op containers die in het luchtverkeer worden gebruikt.

2. Het land waar de container thuishoort kan voluit worden geschreven, worden aangegeven door middel van de ISO alfa-2-landencode van de internationale norm ISO 3166, het landenkenteken voor motorvoertuigen die aan het internationale wegverkeer deelnemen, of, in geval van wissellaadkisten die bij het gecombineerde rail-wegvervoer worden gebruikt, door middel van cijfers. De naam van de eigenaar of exploitant kan voluit worden geschreven of worden afgekort, indien deze afkorting door veelvuldig gebruik voldoende bekend is. Emblemen en vlaggen mogen niet worden gebruikt.

3. De overeenkomstig de leden 1 en 2 gemerkte container die in een Lid-Staat thuishoort, wordt geacht aan de voorwaarden in de artikelen 9 en 10 van het Verdrag te voldoen.

De begunstigde van de regeling dient echter de douanestatus van de container aan te geven, indien de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de container verblijft hierom verzoeken.

Artikel 727

1. Containers worden geacht te zijn goedgekeurd voor vervoer onder douaneverzegeling wanneer:

a) daarop, naast de in artikel 726, lid 1, bedoelde gegevens, op een goedkeuringsplaat ook de hierna genoemde zijn aangebracht, overeenkomstig de voorschriften in lid 2:

- het door de fabrikant toegekende volgnummer (fabrieksnummer) en

- indien zij per prototype zijn goedgekeurd, de identificatienummers of -letters van het type;

b) zij aan de in lid 2 bedoelde technische voorschriften voldoen;

c) zij door een Lid-Staat of door een van de in bijlage 99 genoemde landen overeenkomstig de in lid 2 bedoelde procedures zijn goedgekeurd.

2. De technische voorschriften die van toepassing zijn op containers die tot het vervoer onder douaneverzegeling kunnen worden toegelaten en de procedures voor de goedkeuring van deze containers stemmen respectievelijk overeen met het eerste en het tweede deel van bijlage 7 van de TIR-overeenkomst die een bijlage vormen bij Verordening (EEG) nr. 2112/78 van de Raad (23). Elke in werking getreden wijziging van bijlage 7 van de TIR-overeenkomst geldt eveneens voor onderhavige verordening.

(23) PB nr. L 252 van 28. 9. 1987, blz. 1.

Deze voorschriften worden toegepast volgens de toelichting in het derde deel van genoemde bijlage 7.

3. Wanneer wordt vastgesteld dat goedgekeurde containers niet aan de in lid 2 bedoelde technische eisen voldoen of wanneer een container een ernstig gebrek vertoont en derhalve niet meer aan de normen beantwoordt op grond waarvan hij voor het vervoer onder douaneverzegeling werd goedgekeurd, handelt het douanekantoor overeenkomstig bijlage 100.

Artikel 728

Artikel 725, lid 4, wordt toegepast met inachtneming van de verklarende aantekening in bijlage 101.

g) Reserveonderdelen, toebehoren en normale uitrusting

Artikel 729

1. Gebruikmaking van de regeling tijdelijke invoer wordt toegestaan voor reserveonderdelen, toebehoren en normale uitrusting, met inbegrip van benodigdheden om goederen te stouwen, te borgen of te beschermen, die samen met of los van de vervoermiddelen waarvoor zij zijn bestemd, worden ingevoerd.

2. De reserveonderdelen die samen met dan wel los van de vervoermiddelen waarvoor zij zijn bestemd, worden ingevoerd, mogen uitsluitend worden gebruikt voor kleine reparaties of voor het normale onderhoud van deze vervoermiddelen.

3. De normale onderhoudsbeurten en reparaties van vervoermiddelen die tijdens de reis naar of in het douanegebied van de Gemeenschap nodig zijn geworden, vormen geen wijziging in de zin van artikel 137 van het Wetboek en kunnen worden uitgevoerd terwijl de vervoermiddelen onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst.

Onderafdeling 2

Toekenning van de regeling

a) Algemeen

Artikel 730

Behalve wanneer de artikelen 724 en 725 worden toegepast en onverminderd artikel 728, wordt de regeling toegestaan voor vervoermiddelen zonder schriftelijke aanvraag of vergunning.

In dit geval wordt het in artikel 233 bedoelde document beschouwd als een aanvraag tot tijdelijke invoer en het niet handelen van de douaneautoriteiten als vergunning.

Artikel 731

De in artikel 724, lid 2, bedoelde laadborden en de in artikel 725, lid 1, bedoelde containers kunnen onder de regeling worden geplaatst volgens de in artikel 730 bedoelde procedure, voor zover de begunstigde van de regeling:

a) in het douanegebied van de Gemeenschap vertegenwoordigd is en aan de daartoe aangewezen douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de laadborden of containers zich bevinden de gegevens mededeelt aan de hand waarvan deze vertegenwoordiging kan worden geïdentificeerd en de reikwijdte van deze vertegenwoordiging kan worden vastgesteld;

b) op verzoek van de daartoe aangewezen douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de laadborden of containers zich bevinden, mededeelt waar en wanneer de laadborden of containers het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengekomen, waar en wanneer deze het douanegebied van de Gemeenschap zullen verlaten en welke de bewegingen van deze laadborden en containers in dit gebied zijn.

b) Bijzondere gevallen

Artikel 732

1. Ten einde van de regeling tijdelijke invoer gebruik te kunnen maken op grond van artikel 724, lid 3, of artikel 725, lid 2, dient de exploitant of zijn vertegenwoordiger een aanvraag in bij het bevoegde douanekantoor van de Lid-Staat waar de onder de regeling te plaatsen laadborden of containers het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen.

2. De aanvraag wordt schriftelijk gedaan in een door de douaneautoriteiten aanvaarde vorm en bevat:

a) naam, handelsnaam en adres van de exploitant of zijn vertegenwoordiger;

b) de verbintenis om de bepalingen in artikel 731, onder b), na te leven;

c) in het in artikel 724, lid 3, bedoelde geval: aantal en omschrijving van de laadborden.

3. De aanvraag kan een globale aanvraag zijn en betrekking hebben op verscheidene verrichtingen in het kader van de regeling tijdelijke invoer.

4. Er behoeft geen aanvraag te worden ingediend wanneer slechts eenmaal van de regeling tijdelijke invoer gebruikt wordt gemaakt. In plaats daarvan wordt de in artikel 736, lid 1, onder b), bedoelde lijst overgelegd.

Artikel 733

1. Het douanekantoor waar de aanvraag wordt ingediend beslist hierop en geeft in voorkomend geval een vergunning tijdelijke invoer af, hierna "vergunning" genoemd.

2. De vergunning wordt slechts verleend voor containers die bij wederuitvoer geïdentificeerd kunnen worden.

3. De vergunning wordt ondertekend door het bevoegde douanekantoor dat een afschrift ervan bewaart. Er wordt onder andere in vermeld op welke wijze de exploitant de in artikel 731, onder b), bedoelde gegevens dient te verstrekken.

4. De vergunning kan een globale vergunning zijn en betrekking hebben op verscheidene verrichtingen in het kader van de regeling tijdelijke invoer.

5. Voor één enkele verrichting in het kader van de regeling tijdelijke invoer geldt de aanvaarding door de douaneautoriteiten van de in artikel 736, lid 1, onder b), bedoelde lijst als vergunning.

c) De in artikel 140 van het Wetboek bedoelde termijnen

Artikel 734

Voor de toepassing van artikel 140, lid 3, van het Wetboek is artikel 694, lid 2, van toepassing op vervoermiddelen. Wanneer de begunstigde van de regeling aantoont dat de in artikel 724, leden 3 en 4, bedoelde laadborden of de in artikel 725, leden 1 en 2, bedoelde containers gedurende een bepaalde periode niet werden gebruikt, wordt dit als een uitzonderlijke omstandigheid beschouwd op grond waarvan de termijn kan worden verlengd.

Onderafdeling 3

Plaatsing van goederen onder de regeling

Artikel 735

1. Vervoermiddelen worden onder de regeling tijdelijke invoer geplaatst overeenkomstig artikel 232, lid 1.

2. Wanneer vervoermiddelen onder de regeling tijdelijke invoer worden geplaatst zonder dat hiervoor aangifte wordt gedaan, behoeft geen zekerheid te worden gesteld.

Artikel 736

1. In afwijking van artikel 735, lid 1, wordt, wanneer het controlekantoor, op het tijdstip dat vervoermiddelen onder de regeling worden geplaatst of ter gelegenheid van een controle, van oordeel is dat er ernstig gevaar bestaat dat aan de verplichting tot wederuitvoer niet zal worden voldaan, de regeling tijdelijke invoer slechts toegestaan:

a) na indiening van een aangifte overeenkomstig artikel 205, lid 1, of van een document dat bij een in artikel 205, lid 3, bedoelde internationale overeenkomst is vastgesteld;

b) wanneer het containers betreft, na de in artikel 229, lid 1, bedoelde mondelinge aangifte en overlegging van een lijst, waarin worden vermeld:

i) de naam, handelsnaam en het adres van de exploitant of zijn vertegenwoordiger;

ii) hoe de containers geïdentificeerd kunnen worden;

iii) het aantal containers en de aard en de hoeveelheid van de normale reserveonderdelen, het toebehoren en de uitrusting.

2. In afwijking van artikel 735, lid 1, dienen voor het in artikel 729, lid 1, bedoelde materiaal dat gescheiden van de vervoermiddelen waarvoor het bestemd is wordt ingevoerd, de in lid 1, onder a), bedoelde formaliteiten te worden vervuld, onverminderd verdergaande vereenvoudigingsmaatregelen waarin in de geldende overeenkomsten wordt voorzien.

3. In afwijking van artikel 735, lid 2, wordt zekerheidstelling geëist wanneer het controlekantoor van oordeel is dat lid 1 van toepassing is en dat de betaling van een eventuele douaneschuld niet met zekerheid is gewaarborgd.

Artikel 737

1. Wanneer goederen ter aanzuivering van de regeling actieve veredeling onder de regeling tijdelijke invoer worden geplaatst, worden de onder de eerstgenoemde regeling verkregen vervoermiddelen gelijkgesteld met vervoermiddelen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen.

2. De in lid 1 bedoelde vervoermiddelen worden op de datum waarop zij voor het eerst onder de regeling tijdelijke invoer worden gebruikt onder die regeling geplaatst.

3. Met het oog op het opstellen van de zuiveringsafrekening in het kader van de regeling actieve verdeling geeft de begunstigde van de regeling tijdelijke invoer aan de vergunninghouder actieve veredeling een verklaring af ter vervanging van de in artikel 595, lid 3, bedoelde documenten.

Onderafdeling 4

Aanzuivering van de regeling

Artikel 738

Onderdelen die bij het onderhoud of de herstelling zijn vervangen en beschadigde onderdelen of onderdelen die gebreken vertonen, dienen een van de voor de invoergoederen toegelaten douanebestemmingen te krijgen.

Artikel 739

Wat de in artikel 721 bedoelde vervoermiddelen voor vervoer per spoor en de in artikel 724 bedoelde laadborden betreft die uit hoofde van een overeenkomst gezamenlijk worden gebruikt, wordt de regeling eveneens aangezuiverd wanneer vervoermiddelen voor vervoer per spoor van dezelfde soort of laadborden van dezelfde soort of van vergelijkbare waarde als die welke aan een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde persoon ter beschikking zijn gesteld, een toegelaten douanebestemming volgen.

Artikel 740

1. De aanzuivering van de regeling tijdelijke invoer voor vervoermiddelen die overeenkomstig artikel 735 onder de regeling zijn geplaatst geschiedt:

a) bij wederuitvoer, overeenkomstig artikel 232, lid 2;

b) bij aangifte voor elke andere douanebestemming, overeenkomstig de bepalingen inzake aangifte voor de desbetreffende douanebestemming.

2. De aanzuivering van de regeling tijdelijke invoer voor de vervoermiddelen waarop artikel 736 is toegepast, geschiedt door de in artikel 736 bedoelde aangifte of het in dit artikel bedoelde document samen met het vervoermiddel aan te bieden bij het douanekantoor binnen de daartoe door het douanekantoor waar het document is overgelegd of de aangifte wordt ingediend, vastgestelde termijnen.

Onderafdeling 5

Slotbepalingen

Artikel 741

Het bepaalde in deze afdeling doet geen afbreuk aan de wetgeving op vervoersgebied, in het bijzonder de wetgeving inzake de toegang tot de vervoersmarkt en de uitoefening van vervoersactiviteiten.

Artikel 742

Onverminderd de bij dit hoofdstuk vastgestelde afwijkingen en verder strekkende vereenvoudigingsmaatregelen in overeenkomsten ter zake, kunnen de douaneautoriteiten de vergunning tijdelijke invoer voor vervoermiddelen intrekken, inzonderheid wanneer zij vaststellen dat:

- vervoermiddelen voor vervoer over de weg voor bedrijfsdoeleinden in het interne verkeer worden gebruikt;

- voor particulier gebruik bestemde vervoermiddelen in het interne verkeer voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt;

- vervoermiddelen na de invoer werden verhuurd, uitgeleend of ter beschikking gesteld dan wel, indien zij op het tijdstip van invoer waren verhuurd, uitgeleend of ter beschikking gesteld, in het douanegebied van de Gemeenschap met een ander doel dan de onmiddellijke wederuitvoer zijn herverhuurd of onderverhuurd, of ten tweede male uitgeleend of ter beschikking gesteld.

Afdeling 4

Bijzondere voorwaarden voor de aanzuivering

Artikel 743

Voor de toepassing van dit hoofdstuk is het altijd mogelijk goederen in uitzonderlijke, deugdelijk gerechtvaardigde omstandigheden aan de Schatkist af te staan met instemming van de douaneautoriteiten.

Afdeling 5

Handelspolitieke maatregelen

Artikel 744

Handelspolitieke maatregelen die bij communautaire besluiten zijn vastgesteld voor:

a) het in het vrije verkeer brengen van goederen, zijn niet van toepassing bij de plaatsing van goederen onder de regeling tijdelijke invoer, noch gedurende hun gehele verblijf onder de regeling;

b) het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap, zijn van toepassing bij de plaatsing van goederen onder de regeling tijdelijke invoer;

c) de uitvoer van goederen, zijn niet van toepassing wanneer niet-communautaire goederen die onder de regeling tijdelijke invoer waren geplaatst, weer uit het douanegebied van de Gemeenschap worden uitgevoerd.

Artikel 745

Bij het in het vrije verkeer brengen van invoergoederen passen de douaneautoriteiten de voor die goederen op het ogenblik van aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer geldende handelspolitieke maatregelen toe.

Afdeling 6

Uitwisseling van informatie

Artikel 746

1. De Lid-Staten verstrekken de Commissie:

a) de gegevens betreffende de gevallen waarin zij artikel 696 overeenkomstig artikel 229, lid 1, onder c), hebben toegepast;

b) de in bijlage 102 genoemde gegevens van elke vergunning voor invoergoederen waarvan de waarde meer dan 4 000 ecu bedraagt en waarvan de tijdelijke invoer op grond van artikel 688 is toegestaan;

c) de in bijlage 103 genoemde gegevens van elke vergunning voor goederen waarvan de tijdelijke invoer op grond van artikel 689 is toegestaan.

2. De in lid 1, onder b) en c), bedoelde mededelingen worden elk jaar uiterlijk op 15 maart en 15 september gedaan voor wat betreft de vergunningen die in het voorafgaande halfjaar zijn verleend. Zij worden door de Commissie aan de overige Lid-Staten medegedeeld en, wanneer dit noodzakelijk wordt geacht, door het Comité onderzocht.

Artikel 747

1. De Lid-Staten zenden de Commissie:

a) de lijst van douaneautoriteiten waarbij de aanvragen voor een vergunning moeten worden ingediend, behalve wanneer de artikelen 695 tot en met 697 worden toegepast;

b) de lijst van douanekantoren die zijn aangewezen om overeenkomstig de artikelen 695 tot en met 697 aangiften tot plaatsing onder de regeling te aanvaarden.

2. Artikel 649, leden 2 en 3, is van toepassing.

HOOFDSTUK 6

Passieve veredeling

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 748

In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a) "hoofdveredelingsprodukten": de veredelingsprodukten voor het verkrijgen waarvan de regeling passieve veredeling werd toegekend;

b) "bijkomende veredelingsprodukten": andere veredelingsprodukten dan die voor het verkrijgen waarvan de regeling werd toegekend en die noodzakelijkerwijs bij de passieve verdeling ontstaan;

c) "verliezen": het gedeelte van de tijdelijk uitgevoerde goederen dat tijdens de veredeling teloorgaat, bij voorbeeld door verdamping, opdroging, ontsnapping in de vorm van gas, wegstromen in het spoelwater;

d) "methode van de hoeveelheidssleutel": de toerekening van de tijdelijk uitgevoerde goederen aan de verschillende veredelingsprodukten aan de hand van de hoeveelheid van deze goederen;

e) "methode van de waardesleutel": de toerekening van de tijdelijk uitgevoerde goederen aan de verschillende veredelingsprodukten aan de hand van de waarde van de veredelingsprodukten;

f) "voorafgaande invoer": de in artikel 154, lid 4, van het Wetboek bedoelde regeling;

g) "driehoeksverkeer": het in het vrije verkeer brengen van veredelingsprodukten met volledige of gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij een douanekantoor dat gelegen is in een andere Lid-Staat dan het douanekantoor waarbij de tijdelijke uitvoer van goederen heeft plaatsgevonden;

h) "in mindering te brengen bedrag": het bedrag aan rechten bij invoer dat op de tijdelijk uitgevoerde goederen van toepassing zou zijn indien zij uit de landen waar de veredeling of het laatste deel daarvan heeft plaatsgevonden, in het douanegebied van de Gemeenschap zouden worden ingevoerd;

i) "kosten van lading, vervoer en verzekering": alle kosten in verband met lading, vervoer en verzekering van de goederen, met inbegrip van de volgende elementen:

- de commissie- en de makelaarslonen, met uitzondering van inkoopcommissies;

- de kosten van de verpakkingsmiddelen die geen geheel vormen met de tijdelijk uitgevoerde goederen;

- de kosten van de verpakking, zowel van het arbeidsloon als van het materiaal;

- de kosten van laden, lossen en overslag in verband met het vervoer van de goederen.

Onderafdeling 1

Toekenning van de regeling - Normale procedure

Artikel 749

1. Voor de toepassing van artikel 148, onder b), van het Wetboek vergewissen de douaneautoriteiten zich ervan dat het mogelijk is na te gaan dat de veredelingsprodukten uit de tijdelijk uitgevoerde goederen zijn vervaardigd. Te dien einde kunnen zij, al naar gelang van het geval:

a) bijzondere merktekens of fabricagenummers vermelden;

b) loodjes, zegels, stempels of andere kentekens aanbrengen;

c) monsters nemen of tekeningen of technische beschrijvingen bijvoegen;

d) analyses maken;

e) bewijsstukken met betrekking tot de voorgenomen werkzaamheden (zoals contracten, brieven, facturen) onderzoeken waaruit ondubbelzinnig moet blijken dat de veredelingsprodukten uit de tijdelijk uitgevoerde goederen worden vervaardigd.

De douaneautoriteiten kunnen, ter vergemakkelijking van de tijdelijke uitvoer van goederen die naar een ander land worden gezonden om er een be- of verwerking of herstelling te ondergaan, eveneens gebruik maken van het bij de aanbeveling van de Internationale Douaneraad van 3 december 1963 vastgestelde inlichtingenblad, dat in bijlage 104 is opgenomen.

2. Wanneer de regeling wordt aangevraagd met het oog op de herstelling van goederen, met of zonder gebruik van het systeem uitwisselingsverkeer, vergewissen de douaneautoriteiten zich ervan dat de tijdelijk uitgevoerde goederen vatbaar zijn voor herstelling. Indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat dit niet het geval is, weigeren zij de vergunning.

3. Wanneer het systeem uitwisselingsverkeer wordt aangevraagd, maken de douaneautoriteiten met name gebruik van de controlemiddelen als bedoeld in lid 1, onder a), c), d) of e). In dit laatste geval moet uit de bewijsstukken ondubbelzinnig blijken dat de voorgenomen herstelling zal worden uitgevoerd door levering van een vervangend produkt dat aan de voorwaarden van artikel 155, lid 1, van het Wetboek voldoet.

4. Voor de toepassing van lid 3 vergewissen de douaneautoriteiten zich er in het bijzonder van dat, wanneer de regeling wordt toegepast door middel van de in arti kel 154, lid 1, van het Wetboek bedoelde vervanging, dit niet gebeurt om de technische prestaties van de goederen te verbeteren.

Te dien einde gaan zij over tot het onderzoek:

- van contracten en andere bewijsstukken betreffende de herstelling en

- van koop- of leasingcontracten en/of van facturen betreffende het tijdelijk uitgevoerde goed of het goed waarin het tijdelijk uitgevoerde goed is opgenomen, en met name van de voorwaarden daarvan.

5. Wanneer het niet mogelijk is vast te stellen dat de veredelingsprodukten uit de tijdelijk uitgevoerde goederen zullen worden vervaardigd en bij de douaneautoriteiten een verzoek tot afwijking van artikel 148, onder b), van het Wetboek wordt ingediend, wordt dit verzoek aan de Commissie voorgelegd.

Artikel 750

1. De aanvraag wordt ingediend overeenkomstig artikel 497, volgens het model in bijlage 67/E, door de persoon aan wie de vergunning kan worden verleend overeenkomstig de artikelen 86, 147 en 148 van het Wetboek.

2. a) De aanvraag wordt ingediend bij de douaneautoriteiten die daartoe zijn aangewezen door de Lid-Staat waar de tijdelijk uit te voeren goederen zich bevinden.

b) Wanneer het voornemen bestaat de goederen vanuit verschillende Lid-Staten uit te voeren, kan één enkele vergunning worden aangevraagd. Deze aanvraag wordt ingediend bij de douaneautoriteiten welke zijn aangewezen door de Lid-Staat waarin zich een deel van de goederen bevindt.

In dit geval moet de aanvraag alle gegevens bevatten met betrekking tot het verloop van de veredeling en de plaatsen waarvandaan de goederen tijdelijk zullen worden uitgevoerd.

Artikel 751

1. Onverminderd de artikelen 760 en 761, wordt de vergunning verleend door de autoriteiten waarbij de aanvraag overeenkomstig artikel 750 lid 2, is ingediend, en opgesteld met inachtneming van artikel 500, volgens het model in bijlage 68/E.

In afwijking van artikel 500, lid 3, kan, in naar behoren met redenen omklede uitzonderlijke gevallen, een vergunning met terugwerkende kracht worden verleend, die evenwel niet verder kan teruggaan dan het tijdstip waarop de aanvraag werd ingediend. Deze afwijking is niet van toepassing in geval van uitwisselingsverkeer met voorafgaande invoer.

2. Wanneer artikel 750, lid 2, onder b), wordt toegepast, kan de vergunning niet worden verleend zonder de instemming van de douaneautoriteiten welke zijn aangewezen door de Lid-Staten waarin de in de aanvraag vermelde plaatsen zijn gelegen. De volgende procedure is van toepassing:

a) De douaneautoriteiten waarbij de aanvraag is ingediend zenden de overige betrokken douaneautoriteiten de aanvraag en de ontwerp-vergunning, na te hebben nagegaan dat de economische voorwaarden ten aanzien van de voorgenomen veredeling vervuld kunnen worden geacht. In de ontwerp-vergunning moeten ten minste het opbrengstpercentage, de gekozen identificatiemiddelen en de in punt 11 van de model-vergunning in bijlage 68/E bedoelde douanekantoren zijn vermeld, evenals, in voorkomend geval, het controlekantoor, en of gebruik kan worden gemaakt van vereenvoudigde procedures bij de plaatsing onder de regeling en het in het vrije verkeer brengen met toepassing van de regeling, en welke regels in acht moeten worden genomen onder andere ten einde te verzekeren dat het controlekantoor over de nodige informatie beschikt.

b) De andere betrokken douaneautoriteiten delen, in voorkomend geval, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maanden na de toezending van de aanvraag en de ontwerp-vergunning, mede dat er bezwaren bestaan.

c) De onder a) bedoelde douaneautoriteiten kunnen de vergunning verlenen indien zij binnen de onder b) bedoelde termijn geen mededeling hebben ontvangen dat er bezwaren bestaan tegen de ontwerp-vergunning.

d) De Lid-Staat die de vergunning verleent, zendt daarvan een kopie naar alle bovenbedoelde Lid-Staten.

De aldus verleende vergunningen zijn slechts van toepassing in de bovenbedoelde Lid-Staten.

De Lid-Staten delen aan de Commissie, die de overige Lid-Staten daaromtrent inlicht, de namen en adressen mede van de aangewezen douaneautoriteiten waaraan de onder a) bedoelde aanvraag en ontwerp-vergunnning moeten worden gericht.

Artikel 752

1. Een vergunning tot gebruikmaking van het systeem uitwisselingsverkeer zonder voorafgaande invoer kan eveneens, wanneer alle voorwaarden zijn vervuld, voor de wederinvoer van veredelingsprodukten in plaats van vervangende produkten worden gebruikt.

2. Wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen en alle voorwaarden voor de toekenning van het systeem uitwisselingsverkeer zonder voorafgaande invoer zijn vervuld, kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat de houder van een vergunning passieve veredeling waarin niet in het systeem uitwisselingsverkeer is voorzien, vervangende produkten invoert.

Een verzoek hiertoe wordt uiterlijk bij de invoer van deze produkten ingediend.

Artikel 753

De geldigheidsduur van de vergunning wordt door de douaneautoriteiten vastgesteld rekening houdend met de economische voorwaarden en de bijzondere behoeften van de aanvrager van de vergunning.

Wanneer de geldigheidsduur meer dan twee jaar bedraagt, worden de economische voorwaarden op grond waarvan de vergunning is afgegeven, op het in de vergunning vastgestelde tijdstip opnieuw onderzocht.

Artikel 754

1. De termijn waarbinnen de veredelingsprodukten weer in het douanegebied van de Gemeenschap moeten worden ingevoerd, wordt vastgesteld rekening houdend met de tijd die nodig is voor de veredeling en voor het vervoer van de tijdelijk uitgevoerde goederen en de veredelingsprodukten. Deze termijn gaat in op de datum van de aanvaarding van de aangifte tot plaatsing onder de regeling.

2. In het kader van het systeem uitwisselingsverkeer zonder voorafgaande invoer wordt de termijn waarbinnen de vervangende produkten weer in het douanegebied van de Gemeenschap moeten worden ingevoerd, vastgesteld rekening houdend met de tijd die nodig is voor de vervanging van de tijdelijk uitgevoerde goederen en voor het vervoer van de tijdelijk uitgevoerde goederen en de vervangende produkten. Deze termijn gaat in op de datum van de aanvaarding van de aangifte tot plaatsing onder de regeling.

3. De in lid 1 bedoelde veredelingsprodukten en de in lid 2 bedoelde vervangende produkten worden geacht (weer) te zijn ingevoerd wanneer deze produkten:

- in het vrije verkeer worden gebracht,

of

- in een vrije zone of een vrij entrepot of onder het stelsel van douane-entrepots of de regeling actieve veredeling worden geplaatst,

of

- onder de regeling extern communautair douanevervoer worden geplaatst.

4. De voor de toepassing van dit artikel in aanmerking te nemen datum is die waarop de aangifte voor het vrije verkeer of de aangifte tot plaatsing onder een van de in lid 3 bedoelde douanebestemmingen wordt aanvaard of de datum waarop de goederen in een vrije zone of een vrij entrepot worden geplaatst.

Artikel 755

Wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan de in artikel 754 bedoelde termijn worden verlengd, zelfs na het verstrijken daarvan.

Artikel 756

1. Wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan de in artikel 157 van het Wetboek bedoelde termijn worden verlengd, zelfs na het verstrijken daarvan.

2. Voor de toepassing van artikel 157, lid 1, van het Wetboek wordt met uitvoer gelijk gesteld: het plaatsen van de goederen in een vrije zone of een vrij entrepot of onder het stelsel van douane-entrepots met het oogmerk deze goederen later uit te voeren.

Artikel 757

Onverminderd artikel 758 wordt het in artikel 149, lid 2, van het Wetboek bedoelde opbrengstpercentage uiterlijk op het tijdstip van plaatsing van de goederen onder de regeling vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de technische aspecten van de te verrichten werkzaamheden, indien deze bekend zijn of, indien dit niet het geval is, met de in de Gemeenschap beschikbare gegevens over werkzaamheden van dezelfde aard.

Artikel 758

Wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen, kunnen de douaneautoriteiten het opbrengstpercentage vaststellen nadat de goederen onder de regeling zijn geplaatst, doch uiterlijk op de datum van aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer voor de veredelingsprodukten.

Artikel 759

1. Voor de toepassing van artikel 147, lid 2, van het Wetboek wordt de in artikel 751 bedoelde vergunning afgegeven op aanvraag van degene die de goederen tijdelijk uitvoert zonder dat deze de veredeling laat verrichten. De afwijking wordt aangevraagd bij de douaneautoriteiten van de Lid-Staat waar de aanvrager is gevestigd. Zij is eveneens van toepassing in het geval van driehoeksverkeer.

De vergunning wordt aan de aanvrager afgegeven.

Door deze afwijking kan een ander dan de vergunninghouder veredelingsprodukten voor het vrije verkeer aangeven en voor de regeling in aanmerking komen.

2. Bij de aanvraag moeten alle documenten of bewijsstukken worden gevoegd die nodig zijn om de aanvraag te kunnen onderzoeken. Uit deze documenten of bewijsstukken moet onder meer blijken:

- op welke wijze voordeel is te behalen uit de toepassing van artikel 147, lid 2, van het Wetboek doordat wordt bijgedragen aan een bevordering van de verkoop van de tijdelijk uit te voeren goederen ten opzichte van een verkoop onder normale omstandigheden;

- dat door de gevraagde afwijking de wezenlijke belangen van de communautaire producenten van produkten die identiek of soortgelijk zijn aan de veredelingsprodukten die naar verwachting weer zullen worden ingevoerd, niet worden geschaad.

3. Wanneer zij over alle nodige gegevens beschikken, zenden de douaneautoriteiten de aanvraag aan de Commissie, vergezeld van haar advies.

Zodra zij deze aanvraag heeft ontvangen, deelt de Commissie de daarin vermelde gegevens aan de Lid-Staten mede.

De Commissie besluit overeenkomstig de procedure van het Comité of de vergunning kan worden verleend en op welke voorwaarden; zij geeft onder andere aan welke controlemaatregelen moeten worden genomen om te verzekeren dat de in artikel 151 van het Wetboek bedoelde vrijstelling slechts wordt verleend voor veredelingsprodukten waarin de tijdelijk uitgevoerde goederen zijn opgenomen.

Onderafdeling 2

Toekenning van de regeling - Vereenvoudigde procedures

Artikel 760

1. Wanneer de in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures voor de plaatsing onder de regeling niet worden toegepast en de veredeling betrekking heeft op de herstelling van goederen, staat het douanekantoor dat door de douaneautoriteiten is aangewezen om vergunningen met gebruikmaking van de vereenvoudigde procedure te verlenen, toe dat de aangifte tot plaatsing onder de regeling tegelijkertijd de aanvraag voor de vergunning vormt. In dit geval komt de vergunning tot stand door de aanvaarding van deze aangifte, welke aanvaarding is onderworpen aan dezelfde voorwaarden als het verlenen van een vergunning.

2. Bij de overeenkomstig lid 1 ingediende aangifte dient een door de aangever opgesteld document te worden gevoegd waarin de hierna volgende gegevens voorkomen, indien deze noodzakelijk zijn en zij niet kunnen worden aangebracht in vak 44 van het formulier van de in lid 1 bedoelde aangiften:

a) de naam of de handelsnaam en het adres van de aanvrager van de regeling, wanneer deze niet tevens aangever is;

b) de handelsbenaming en/of de technische benaming van de veredelingsprodukten;

c) de aard van de veredelingshandelingen;

d) de voor de wederinvoer van de veredelingsprodukten nodig geachte termijn;

e) het opbrengstpercentage of, in voorkomend geval, de wijze waarop dit percentage wordt vastgesteld;

f) de identificatiemiddelen.

Artikel 498 is van overeenkomstige toepassing.

3. Artikel 502 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 761

1. Wanneer de veredeling betrekking heeft op herstellingen zonder enig handelskarakter, die gratis of tegen betaling worden verricht, staat het door de douaneautoriteiten aangewezen douanekantoor, op verzoek van de aangever, toe dat de aangifte voor het vrije verkeer tegelijkertijd de aanvraag voor de vergunning vormt. In dit geval komt de vergunning tot stand door de aanvaarding van deze aangifte, welke aanvaarding is onderworpen aan dezelfde voorwaarden als die voor het verlenen van een vergunning.

2. In lid 1 wordt onder "herstellingen zonder enig handelskarakter" verstaan de herstellingen van goederen die:

- van incidentele aard zijn

en

- uitsluitend betrekking hebben op goederen die bestemd zijn voor het persoonlijk gebruik van de importeur of van zijn gezin, waarbij noch de aard noch de hoeveelheid van deze goederen op een commercieel oogmerk wijzen.

3. Het bewijs dat het een herstelling zonder enig handelskarakter betreft wordt door de aanvrager geleverd. Het douanekantoor staat de in lid 1 bedoelde faciliteiten slechts toe wanneer aan alle voorwaarden is voldaan.

Afdeling 2

Plaatsing van goederen onder de regeling

Artikel 762

De procedures voor de plaatsing van goederen onder de regeling passieve veredeling zijn van toepassing op tijdelijk uit te voeren goederen, daarbij inbegrepen in het kader van het systeem uitwisselingsverkeer met of zonder voorafgaande invoer.

Onderafdeling 1

Normale procedure

Artikel 763

1. Behalve wanneer de artikelen 760 en 761 worden toegepast, wordt de aangifte tot plaatsing van tijdelijk uit te voeren goederen onder de regeling passieve veredeling (aangifte ten uitvoer) ingediend bij een van de in de vergunning vermelde kantoren van plaatsing.

2. Bij toepassing van artikel 760 wordt de in lid 1 bedoelde aangifte ingediend bij één van de daartoe aangewezen douanekantoren.

Artikel 764

1. De in artikel 763 bedoelde aangifte wordt gedaan overeenkomstig de bepalingen inzake de uitvoer.

2. Onverminderd artikel 761 dient de omschrijving van de goederen in de in lid 1 bedoelde aangifte overeen te stemmen met die in de vergunning.

3. Artikel 658, lid 3, is van toepassing.

Onderafdeling 2

Vereenvoudigde procedures

Artikel 765

De in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures zijn van toepassing overeenkomstig artikel 277.

Afdeling 3

Toepassing van de regeling

Artikel 766

Onverminderd artikel 754 betreffende het verstrijken van de in artikel 149, lid 1, van het Wetboek bedoelde termijn, is de toepassing van de regeling passieve veredeling afhankelijk van het doen van de aangifte voor het vrije verkeer.

Artikel 767

1. Behalve wanneer de artikelen 760 en 761 worden toegepast, dient de aangifte voor het vrije verkeer te worden ingediend bij een van de in de vergunning vermelde kantoren van aanzuivering.

2. Bij toepassing van artikel 760 dient de in lid 1 bedoelde aangifte te worden ingediend bij het douanekantoor dat de vergunning heeft verleend.

3. Bij toepassing van artikel 761 wordt de aangifte voor het vrije verkeer gedaan bij een van de door de douaneautoriteiten aangewezen douanekantoren.

4. Het controlekantoor kan evenwel toestaan dat de in lid 1 bedoelde aangifte bij een ander dan het in de leden 1 en 2 bedoelde douanekantoor wordt ingediend.

Artikel 768

1. De in artikel 767 bedoelde aangifte wordt gedaan overeenkomstig de artikelen 198 tot en met 252.

2. Onverminderd artikel 761, dient de omschrijving van de veredelingsprodukten of vervangende produkten in de in lid 1 bedoelde aangifte overeen te stemmen met die in de vergunning.

3. Overeenkomstig artikel 62, lid 2, van het Wetboek worden bij de aangifte de in de artikelen 218 tot en met 221 bedoelde stukken gevoegd, waarvan de overlegging noodzakelijk is om de goederen in het vrije verkeer te brengen, alsmede:

- het exemplaar van de aangifte tot plaatsing onder de regeling of, bij driehoeksverkeer, het inlichtingenblad INF 2, overeenkomstig artikel 781, en

- wanneer de aangifte voor het vrije verkeer wordt ingediend na afloop van de op grond van artikel 149, lid 1, van het Wetboek vastgestelde termijn en wanneer artikel 754, lid 3, wordt toegepast, elk bewijsstuk waaruit blijkt dat de veredelingsprodukten of vervangende produkten binnen die termijn deze douanebestemmingen hebben gevolgd.

Artikel 769

De in artikel 76 van het Wetboek bedoelde vereenvoudigde procedures zijn van toepassing op de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen met toepassing van de regeling, overeenkomstig de artikelen 254 tot en met 267 en 278.

Afdeling 4

Rechten en heffingen

Artikel 770

Voor de berekening van het in artikel 151, lid 2, eerste alinea, van het Wetboek bedoelde in mindering te brengen bedrag worden niet in aanmerking genomen:

a) de rechten en heffingen zoals bedoeld in:

- artikel 14, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad (24) betreffende de sector granen,

(24) PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 1.

- artikel 13, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad (25) betreffende de sector varkensvlees,

(25) PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 1.

- artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad (26) betreffende de sector eieren,

(26) PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 49.

- artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad (27) betreffende de sector slachtpluimvee,

(27) PB nr. L 282 van 1. 11. 1975, blz. 77.

- de artikelen 25 en 25 bis van Verordening (EEG) nr. 1035/72 van de Raad (28) betreffende de sector groenten en fruit,

(28) PB nr. L 118 van 20. 5. 1972, blz. 1.

- artikel 53, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 822/87 van de Raad (29) betreffende de wijnmarkt,

(29) PB nr. L 84 van 27. 3. 1987, blz. 1.

b) de anti-dumpingrechten en compenserende rechten,

die op de tijdelijk uitgevoerde goederen van toepassing zouden zijn geweest indien deze uit het land waar de veredeling of het laatste deel daarvan heeft plaatsgevonden, in de betrokken Lid-Staat waren ingevoerd.

Artikel 771

1. Bij toepassing van artikel 151, lid 2, tweede alinea, van het Wetboek worden de kosten voor lading, vervoer en verzekering van de tijdelijk uitgevoerde goederen tot aan de plaats waar de veredeling of het laatste deel daarvan werd uitgevoerd, niet begrepen in:

- de waarde van de tijdelijk uitgevoerde goederen, die in aanmerking wordt genomen bij de vaststelling van de douanewaarde van de veredelingsprodukten overeenkomstig artikel 32, lid 1, onder b), punt i), van het Wetboek,

- de veredelingskosten wanneer de waarde van de tijdelijk uitgevoerde goederen niet kan worden bepaald door toepassing van artikel 32, lid 1, onder b), punt i), van het Wetboek.

2. In de in lid 1 bedoelde veredelingskosten zijn begrepen de kosten voor lading, vervoer en verzekering van de veredelingsprodukten van de plaats waar de veredeling of het laatste deel daarvan heeft plaatsgevonden tot aan de plaats waar de goederen het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht.

3. De in artikel 153 van het Wetboek bedoelde herstellingskosten bestaan uit het totale bedrag dat de vergunninghouder betaalt of moet betalen aan of ten gunste van degene die de herstelling verricht en omvat alle betalingen die, als voorwaarde voor het herstellen van de tijdelijk uitgevoerde goederen, door de vergunninghouder aan degene die de herstelling verricht of door de vergunninghouder aan een derde zijn gedaan of moeten worden gedaan om aan een verplichting van degene die de herstelling verricht, te voldoen.

De betaling behoeft niet noodzakelijkerwijs uit de overdracht van geld te bestaan. Betaling kan eveneens geschieden door middel van kredietbrieven of verhandelbare stukken en kan rechtstreeks of onrechtstreeks geschieden.

Artikel 143 is van toepassing voor het beoordelen van de verbondenheid van de vergunninghouder met de veredelaar.

Artikel 772

1. De tijdelijk uitgevoerde goederen worden aan de weer ingevoerde veredelingsprodukten toegerekend volgens een van de in de artikelen 773 tot en met 775 bedoelde methoden, wanneer niet alle veredelingsprodukten, andere dan de in artikel 774, lid 3, bedoelde bijkomende veredelingsprodukten die bij een bepaald veredelingsproces zijn ontstaan, tegelijkertijd in het vrije verkeer worden gebracht.

2. De in de artikelen 773 tot en met 775 bedoelde berekeningen worden uitgevoerd aan de hand van de voorbeelden in bijlage 105 of met behulp van elke andere rekenmethode die dezelfde resultaten oplevert.

Artikel 773

1. Wanneer bij de passieve veredeling van een of meer soorten tijdelijk uitgevoerde goederen slechts één soort veredelingsprodukt wordt verkregen, wordt de methode van de hoeveelheidssleutel (veredelingsprodukten) toegepast om het bedrag vast te stellen dat bij het in het vrije verkeer brengen van de veredelingsprodukten in mindering moet worden gebracht.

2. Bij toepassing van lid 1 wordt de hoeveelheid van elke soort tijdelijk uitgevoerde goederen die overeenkomt met de hoeveelheid in het vrije verkeer gebrachte veredelingsprodukten die in aanmerking moet worden genomen voor het vaststellen van het in mindering te brengen bedrag, berekend door op de totale hoeveelheid van elke soort tijdelijk uitgevoerde goederen een coëfficiënt toe te passen die de verhouding weergeeft tussen de hoeveelheid in het vrije verkeer gebrachte veredelingsprodukten en de totale hoeveelheid veredelingsprodukten.

Artikel 774

1. De methode van de hoeveelheidssleutel (tijdelijk uitgevoerde goederen) wordt toegepast voor het vaststellen van het bedrag dat in mindering moet worden gebracht bij het in het vrije verkeer brengen van de veredelingsprodukten, wanneer bij de passieve veredeling van een of meer soorten tijdelijk uitgevoerde goederen verscheidene soorten veredelingsprodukten zijn ontstaan en deze goederen, met al hun bestanddelen, in elk van de onderscheiden soorten veredelingsprodukten zijn terug te vinden.

2. Bij de beoordeling of de in lid 1 bedoelde methode kan worden toegepast, wordt geen rekening gehouden met verliezen.

3. Bijkomende veredelingsprodukten die zijn te beschouwen als resten en afvallen, worden gelijkgesteld met verliezen bij de toerekening aan de tijdelijk uitgevoerde goederen.

4. Bij toepassing van lid 1 wordt de hoeveelheid van elke soort tijdelijk uitgevoerde goederen die bij de vervaardiging van elke soort veredelingsprodukt is gebruikt, bepaald door achtereenvolgens op de totale hoeveelheid van elke soort tijdelijk uitgevoerde goederen een coëfficiënt toe te passen die de verhouding weergeeft tussen de hoeveelheid tijdelijk uitgevoerde goederen die in elke soort veredelingsprodukt is terug te vinden en de totale hoeveelheid van deze goederen die in de totale hoeveelheid veredelingsprodukten is terug te vinden.

5. De hoeveelheid van elke soort tijdelijk uitgevoerde goederen die overeenstemt met de hoeveelheid van elke soort in het vrije verkeer gebrachte veredelingsprodukten en die in aanmerking moet worden genomen voor het vatstellen van het in mindering te brengen bedrag, wordt bepaald door op de hoeveelheid van elke soort tijdelijk uitgevoerde goederen die bij de vervaardiging van elke soort verdelingsprodukt is gebruikt en die overeenkomstig lid 4 is berekend, de overeenkomstig artikel 773, lid 2, berekende coëfficiënt toe te passen.

Artikel 775

1. De methode van de waardesleutel wordt toegepast in alle gevallen waarin de artikelen 773 en 774 niet kunnen worden toegepast.

Ter vereenvoudiging kunnen de douaneautoriteiten echter, met instemming van de vergunninghouder, in plaats van de methode van de waardesleutel de methode van de hoeveelheidssleutel (tijdelijk uitgevoerde goederen) toepassen, indien toepassing van deze methoden vergelijkbare resultaten oplevert.

2. Om de hoeveelheid van elke soort tijdelijk uitgevoerde goederen vast te stellen, die bij de vervaardiging van elk soort veredelingsprodukt is gebruikt, wordt achtereenvolgens op de totale hoeveelheid tijdelijk uitgevoerde goederen een coëfficiënt toegepast die de verhouding weergeeft tussen de douanewaarde van elke soort veredelingsprodukt en de totale douanewaarde van deze produkten.

3. Wanneer een soort veredelingsprodukt niet weer wordt ingevoerd, is de voor de toepassing van de waardesleutel aan te houden waarde van deze produkten de recente verkoopprijs in de Gemeenschap van identieke of soortgelijke produkten, voor zover deze niet is beïnvloed door verbondenheid van de koper met de verkoper. Voor de beoordeling van de verbondenheid tussen koper en verkoper is artikel 143 van toepassing.

Indien de waarde niet overeenkomstig de voorgaande alinea kan worden bepaald, wordt zij met alle redelijke middelen door de douaneautoriteiten vastgesteld.

4. De hoeveelheid van elke soort tijdelijk uitgevoerde goederen die overeenstemt met de hoeveelheid van elke soort in het vrije verkeer gebrachte veredelingsprodukten en die in aanmerking moet worden genomen voor het vaststellen van het in mindering te brengen bedrag, wordt bepaald door op de hoeveelheid van elke soort tijdelijk uitgevoerde goederen die bij de vervaardiging van deze produkten is gebruikt, berekend overeenkomstig lid 2, de overeenkomstig artikel 773, lid 2, berekende coefficiënt toe te passen.

Artikel 776

1. Wanneer in het kader van een vergunning tot passieve veredeling die geen herstelling inhoudt, de douaneautoriteiten, in overeenstemming met de vergunninghouder, in staat zijn bij benadering het bedrag van de rechten vast te stellen dat te betalen zal zijn op grond van de bepalingen betreffende de gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer, kunnen zij, voor ondernemingen die veelvuldig van passieve veredeling gebruik maken, een gemiddeld heffingspercentage vaststellen dat geldt voor het gehele veredelingsverkeer in het kader van deze vergunning (globalisering van de aanzuivering).

2. Het in lid 1 bedoelde percentage wordt voor elke periode van ten hoogste zes maanden bepaald:

- aan de hand van een ruwe schatting vooraf van het voor deze periode te betalen bedrag, of

- op grond van het bedrag dat tijdens een zelfde voorgaande periode werd geheven.

Op dit percentage wordt een verhoging toegepast om te voorkomen dat het geboekte bedrag aan rechten bij invoer lager zou zijn dan het wettelijk verschuldigde bedrag.

3. Het in lid 1 bedoelde percentage wordt voorlopig toegepast op de veredelingskosten van de in het vrije verkeer gebrachte veredelingsprodukten gedurende een referentieperiode die even lang is als de periode die in aanmerking wordt genomen voor de in lid 2 bedoelde raming, zodat het niet nodig is de te betalen rechten bij invoer nauwkeurig te berekenen telkens wanneer deze produkten in het vrije verkeer worden gebracht.

4. Het bedrag aan rechten bij invoer dat uit de toepassing van dit artikel voortvloeit, wordt geboekt op de wijze en binnen de termijnen zoals vastgesteld in de artikelen 217 tot en met 232 van het Wetboek.

5. Aan het einde van elke referentieperiode gaan de douaneautoriteiten over tot de algehele aanzuivering van de regeling en voeren zij de eindberekening uit met inachtneming van de bepalingen inzake de gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer.

6. Wanneer bij de eindberekening blijkt dat het geboekte bedrag aan rechten bij invoer te hoog is of wanneer, ondanks de overeenkomstig lid 2 toegepaste verhoging, bij de eindberekening blijkt dat het geboekte bedrag van de rechten bij invoer lager is dan het wettelijk verschuldigde bedrag wordt tot regularisatie overgegaan.

Afdeling 5

Driehoeksverkeer

Artikel 777

1. De in artikel 751 bedoelde douaneautoriteiten staan toe dat van het driehoeksverkeer gebruik wordt gemaakt:

a) hetzij in het kader van de in artikel 147 of 152 van het Wetboek bedoelde vergunning passieve verdeling;

b) hetzij, na het verlenen van de vergunning, maar vóór het in het vrije verkeer brengen van de veredelingsprodukten of de vervangende produkten, op verzoek van de vergunninghouder.

2. Van het driehoeksverkeer mag geen gebruik worden gemaakt indien het systeem uitwisselingsverkeer met voorafgaande invoer wordt toegepast.

Artikel 778

1. Onverminderd artikel 783 wordt in het driehoeksverkeer gebruik gemaakt van het inlichtingenblad INF 2.

2. Het inlichtingenblad INF 2, dat overeenstemt met het model en de bepalingen in bijlage 106, bestaat uit een origineel en een kopie die samen worden overgelegd bij het kantoor van plaatsing. Het inlichtingenblad INF 2 wordt opgemaakt ten belope van de hoeveelheid onder de regeling geplaatste goederen. Indien te verwachten is dat de wederinvoer van de veredelingsprodukten of vervangende produkten in deelzendingen via verschillende douanekantoren zal plaatsvinden, geeft het kantoor van plaatsing, op verzoek van de vergunninghouder, verscheidene inlichtingenbladen INF 2 af die zijn opgemaakt ten belope van de hoeveelheid van de onder de regeling geplaatste goederen.

3. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van het inlichtingenblad INF 2 kan de houder van de vergunning tot passieve veredeling een duplicaat aanvragen bij het douanekantoor dat het inlichtingenblad heeft afgegeven. Dit kantoor geeft aan dit verzoek gevolg indien wordt aangetoond dat de tijdelijk uitgevoerde goederen waarvoor het duplicaat wordt aangevraagd nog niet opnieuw zijn ingevoerd.

Op dit duplicaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- DUPLICADO,

- DUPLIKAT,

- DUPLIKAT,

- ÁÍÔÉÃÑÁOEÏ,

- DUPLICATE,

- DUPLICATA,

- DUPLICATO,

- DUPLICAAT,

- SEGUNDA VIA.

4. De aanvraag om de afgifte van het inlichtingenblad INF 2 vormt de in artikel 150, lid 1, onder b), van het Wetboek bedoelde toestemming van de vergunninghouder.

Artikel 779

1. Het kantoor van plaatsing tekent het origineel en de kopie van het inlichtingenblad INF 2 af, behoudt de kopie en geeft het origineel aan de aangever terug.

2. Wanneer het kantoor van plaatsing van oordeel is dat het douanekantoor waar de aangifte voor het vrije verkeer zal worden ingediend op de hoogte dient te zijn van bepaalde gegevens van de vergunning die niet op het inlichtingenblad voorkomen, dan vult het kantoor van plaatsing het inlichtingenblad met deze gegevens aan.

3. Het origineel van het inlichtingenblad INF 2 wordt overgelegd bij het douanekantoor waarlangs de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten. Dit kantoor verklaart op het origineel dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten en geeft het vervolgens terug aan degene die het heeft overgelegd.

Artikel 780

1. Het kantoor van plaatsing dat het inlichtingenblad INF 2 dient af te tekenen, vermeldt in vak 16 op welke wijze de tijdelijk uitgevoerde goederen geïdentificeerd kunnen worden.

2. Wanneer monsters worden genomen of gebruik wordt gemaakt van tekeningen of technische beschrijvingen, waarmerkt het in lid 1 bedoelde kantoor deze monsters, tekeningen of technische beschrijvingen door het aanbrengen van de douaneverzegeling van het kantoor, hetzij op deze voorwerpen zelf indien hun aard dit toelaat, hetzij op de verpakking, op zodanige wijze dat deze niet kan worden verbroken zonder sporen achter te laten.

Een etiket met het stempel van het kantoor en een verwijzing naar de aangifte ten uitvoer worden op zodanige wijze op de monsters, tekeningen of technische beschrijvingen aangebracht dat zij niet verwisseld kunnen worden.

3. De overeenkomstig lid 2 gewaarmerkte en verzegelde monsters, tekeningen of technische beschrijvingen worden aan de exporteur overhandigd opdat hij deze bij de wederinvoer van de veredelingsprodukten of de vervangende produkten met ongeschonden verzegeling kan overleggen.

4. Indien een analyse wordt verricht waarvan de resultaten eerst bekend zullen zijn nadat het douanekantoor het inlichtenblad INF 2 zal hebben afgetekend, wordt het document met de resultaten van deze analyse aan de exporteur overhandigd in een envelop die niet kan worden geopend zonder sporen achter te laten.

Artikel 781

1. De importeur van de veredelingsprodukten of de vervangende produkten legt bij het indienen van de aangifte voor het vrije verkeer het origineel van het inlichtingenblad INF 2 alsmede, in voorkomend geval, de in artikel 780, leden 3 en 4, bedoelde identificatiemiddelen over aan het douanekantoor waar de aanzuivering plaatsvindt.

2. Indien het in het vrije verkeer brengen van de veredelingsprodukten of de vervangende produkten in één enkele zending geschiedt of indien wordt verwacht dat dit in verscheidene zendingen maar telkens bij het zelfde douanekantoor zal geschieden, boekt dit douanekantoor op het origineel van het inlichtingenblad INF 2 de hoeveelheid tijdelijk uitgevoerde goederen af die met de hoeveelheid in het vrije verkeer gebrachte veredelingsprodukten of vervangende produkten overeenstemt. Wanneer het inlichtingenblad INF 2 volledig is aangezuiverd, wordt het aan de overeenkomstige aangifte gehecht. Zolang bedoeld inlichtingenblad nog niet is aangezuiverd, wordt het aan de aangever teruggegeven en wordt vak 44 van het bij artikel 205 voorgeschreven formulier van een desbetreffende aantekening voorzien.

3. Indien de veredelingsprodukten of de vervangende produkten in verscheidene zendingen bij verscheidene douanekantoren in het vrije verkeer worden gebracht, terwijl artikel 779, lid 2, niet is toegepast, geeft het douanekantoor waar de eerste aangifte voor het vrije verkeer wordt ingediend, op verzoek van de aangever, ter vervanging van het oorspronkelijke inlichtingenblad INF 2, inlichtingenbladen INF 2 af ten belope van de hoeveelheid tijdelijk uitgevoerde goederen die nog niet in het vrije verkeer zijn gebracht. Dit kantoor vermeldt op dat vervangende inlichtingenblad of die vervangende inlichtingenbladen het nummer van het oorspronkelijke inlichtingenblad en het douanekantoor dat het heeft afgegeven. De op de vervangende inlichtingenbladen vermelde hoeveelheid wordt afgeboekt op de hoeveelheid vermeld op het oorspronkelijke inlichtingenblad INF 2 dat, wanneer uit deze aantekeningen blijkt dat het volledig is aangezuiverd, aan de eerste aangifte voor het vrije verkeer wordt gehecht. Elk vervangend inlichtingenblad wordt, wanneer dit volledig is aangezuiverd, gehecht aan de aangifte voor het vrije verkeer waarop het betrekking heeft.

Artikel 782

Het kantoor van aanzuivering kan het douanekantoor dat het inlichtingenblad INF 2 heeft afgetekend, om de controle achteraf van de echtheid van het inlichtingenblad en de juistheid van de daarin vervatte gegevens, en eventueel om aanvullende gegevens verzoeken.

Dit kantoor geeft aan dit verzoek zo spoedig mogelijk gevolg.

Artikel 783

Voor bepaalde stromen van driehoeksverkeer mag van vereenvoudigde informatie- en controleprocedures gebruik worden gemaakt.

De betrokken Lid-Staten delen het ontwerp van de voor dit verkeer vastgestelde procedures vooraf aan de Commissie mede. De Commissie stelt de overige Lid-Staten hiervan in kennis.

De aan de Commissie medegedeelde vereenvoudigde procedures kunnen worden toegepast, tenzij de Commissie de betrokken Lid-Staten binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van het ontwerp heeft medegedeeld dat er bezwaren zijn tegen toepassing ervan.

Afdeling 6

Handelspolitieke maatregelen

Artikel 784

1. De handelspolitieke maatregelen bij uitvoer zijn van toepassing op het moment van de aanvaarding van de aangifte tot plaatsing onder de regeling.

2. Lid 1 doet geen afbreuk aan de besluiten tot niet-afboeking op de uitvoercontingenten van assen en residuen van koper en koperlegeringen die worden ingedeeld onder GN-code 2620 en van resten en afvallen van koper en koperlegeringen die worden ingedeeld onder GN-code 7404 00.

Artikel 785

1. Bij het in het vrije verkeer brengen van de in artikel 145, lid 1, van het Wetboek bedoelde veredelingsprodukten zijn de handelspolitieke maatregelen die voor deze produkten gelden op het ogenblik waarop de aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard, alleen van toepassing wanneer deze produkten niet van oorsprong zijn uit de Gemeenschap in de zin van de artikelen 23 en 24 van het Wetboek.

2. De handelspolitieke maatregelen bij invoer worden niet toegepast in geval van herstelling, bij gebruikmaking van het systeem uitwisselingsverkeer, of bij aanvullende veredelingswerkzaamheden overeenkomstig artikel 123 van het Wetboek.

Afdeling 7

Administratieve samenwerking

Artikel 786

1. De Lid-Staten verstrekken de Commissie de in bijlage 107 bedoelde gegevens van elke aanvraag voor een vergunning die is afgewezen omdat de economische voorwaarden niet als vervuld worden beschouwd.

2. De in lid 1 bedoelde mededelingen worden gedaan in de loop van de maand volgende op die waarin de aanvraag om een vergunning werd afgewezen. Zij worden door de Commissie aan de andere Lid-Staten medegedeeld en, wanneer dit noodzakelijk wordt geacht, door het Comité onderzocht.

Artikel 787

1. De Lid-Staten zenden de Commissie:

a) de lijst van douaneautoriteitenen waarbij de aanvragen voor een vergunning moeten worden ingediend, behalve wanneer de artikelen 760 en 761 worden toegepast;

b) de lijst van douanekantoren die zijn aangewezen om overeenkomstig de artikelen 760 en 761 vergunningen te verlenen.

2. Artikel 649, leden 2 en 3, is van toepassing.

TITEL IV

UITVOER

HOOFDSTUK 1

Definitieve uitvoer

Artikel 788

1. Als exporteur in de zin van artikel 161, lid 5, van het Wetboek wordt aangemerkt de persoon voor wiens rekening de aangifte ten uitvoer wordt gedaan en die op het tijdstip van aanvaarding van deze aangifte eigenaar is van de betrokken goederen of die dienaangaande gelijkaardig beschikkingsrecht heeft.

2. Wanneer het eigendom of gelijkaardige beschikkingsrecht krachtens de overeenkomst die aan de uitvoer ten grondslag ligt, berust bij een buiten de Gemeenschap gevestigde persoon, wordt de in de Gemeenschap gevestigde overeenkomstsluitende partij als exporteur beschouwd.

Artikel 789

In geval van onderaanneming kan de aangifte ten uitvoer eveneens worden ingediend bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de onderaannemer is gevestigd.

Artikel 790

Indien, om redenen die verband houden met de administratieve organisatie, artikel 161, lid 5, eerste zin, van het Wetboek niet kan worden toegepast, mag de aangifte worden ingediend bij elk voor de desbetreffende verrichting bevoegd douanekantoor in de betrokken Lid-Staat.

Artikel 791

1. In geval van naar behoren gerechtvaardigde redenen kan een aangifte ten uitvoer worden aanvaard door:

- een ander dan het in artikel 161, lid 5, eerste zin, van het Wetboek bedoelde douanekantoor,

of

- een ander dan het in artikel 790 bedoelde douanekantoor.

In die gevallen wordt bij de controle op de naleving van verboden en beperkingen met de bijzondere situatie rekening gehouden.

2. Indien in de in lid 1 bedoelde gevallen de uitvoerformaliteiten niet worden verricht in de Lid-Staat waar de exporteur is gevestigd, zendt het douanekantoor waar de aangifte ten uitvoer is ingediend een kopie van het enig document aan de door de Lid-Staat, waar de exporteur is gevestigd, aangewezen dienst.

Artikel 792

1. Onverminderd artikel 207 worden, indien de aangifte ten uitvoer op het enig document wordt opgesteld, hiervan de exemplaren nrs. 1, 2 en 3 gebruikt. Het douanekantoor waarbij de aangifte ten uitvoer is ingediend (douanekantoor van uitvoer) plaatst zijn stempel in vak A en vult zo nodig vak D in. Wanneer dit kantoor de goederen vrijgeeft, houdt het exemplaar nr. 1 achter, zendt exemplaar nr. 2 aan het bureau voor de statistiek van de Lid-Staat waaronder het douanekantoor van uitvoer ressorteert en geeft exemplaar nr. 3 aan de belanghebbende terug.

Artikel 793

1. Exemplaar nr. 3 van het enig document en de goederen die voor uitvoer zijn vrijgegeven worden overgelegd respectievelijk aangebracht bij het douanekantoor van uitgang.

2. Onder "douanekantoor van uitgang" wordt verstaan:

a) voor goederen die per spoor, per post, door de lucht of over zee worden uitgevoerd, het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen, in het kader van een enkele vervoersovereenkomst, door een spoorwegmaatschappij, de posterijen van een Lid-Staat, een lucht- of scheepvaartmaatschappij voor vervoer naar een derde land ten laste worden genomen;

b) voor goederen die door middel van een pijpleiding worden uitgevoerd en voor elektrische energie, het douanekantoor dat is aangewezen door de Lid-Staat waar de exporteur is gevestigd;

c) voor goederen die op enige andere wijze worden uitgevoerd, dan wel onder omstandigheden waarop het bepaalde onder a) en b) niet van toepassing is, het laatste douanekantoor voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten.

3. Het douanekantoor van uitgang verzekert zich ervan dat de aangebrachte goederen in overeenstemming zijn met de aangegeven goederen. Het ziet toe op en bevestigt het daadwerkelijk uitgaan van de goederen door aftekening van de achterzijde van exemplaar nr. 3. De aftekening bestaat uit een stempel met de naam van het douanekantoor en de datum. Exemplaar nr. 3 wordt aan degene die het heeft overgelegd, overhandigd opdat het aan de aangever kan worden teruggegeven.

Indien het uitgaan in gedeelten plaatsvindt, wordt het exemplaar slechts afgetekend voor het daadwerkelijk uitgevoerde deel van de goederen. Indien het uitgaan in gedeelten via verschillende douanekantoren plaatsvindt, waarmerkt het douanekantoor van uitgang waar exemplaar nr. 3 is overgelegd, op naar behoren gerechtvaardigd verzoek, een kopie van dat exemplaar nr. 3 voor de hoeveelheid van de betreffende goederen met het oog op het aanbrengen hiervan bij het andere betrokken kantoor van uitgang. Het origineel van exemplaar nr. 3 wordt dienovereenkomstig van een aantekening voorzien.

Indien een verrichting volledig op het grondgebied van een Lid-Staat plaatsvindt, kan deze bepalen dat exemplaar nr. 3 niet wordt afgetekend. Dit exemplaar wordt dan niet teruggegeven.

4. Indien het douanekantoor van uitgang een tekort vaststelt, vermeldt het dit op het aangeboden exemplaar van de aangifte en deelt het dit mede aan het douanekantoor van uitvoer.

Bij vaststelling van een overmaat staat het douanekantoor van uitgang niet toe dat de goederen die de overmaat vormen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten zolang de uitvoerformaliteiten niet zijn vervuld.

Indien een afwijking wordt geconstateerd in de aard van de goederen, staat het douanekantoor van uitgang niet toe dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten zolang de uitvoerformaliteiten niet zijn vervuld. Het douanekantoor van uitvoer wordt op de hoogte gesteld.

5. In de in lid 2, onder a), bedoelde gevallen tekent het douanekantoor van uitgang exemplaar nr. 3 van de aangifte ten uitvoer overeenkomstig lid 3 af nadat op het vervoerdocument in het rood de aanduiding "Export" alsmede zijn stempel is aangebracht. Wanneer, in het geval van regelmatige lijndiensten of rechtstreeks vervoer naar een derde land, de belanghebbenden in staat zijn de regelmatigheid van de verrichtingen op andere wijze te waarborgen, is het aanbrengen van de vermelding "Export" niet vereist.

6. Wanneer goederen met gebruikmaking van de regeling douanevervoer naar een derde land of een kantoor van uitgang worden vervoerd, tekent het douanekantoor van vertrek, overeenkomstig lid 3, exemplaar nr. 3 af en geeft dit aan de aangever terug na op alle exemplaren van het douanevervoerdocument, of op een ander document dat als zodanig dienst doet, in het rood "Export" te hebben vermeld. Het douanekantoor van uitgang houdt toezicht op het daadwerkelijk uitgaan van de goederen.

De eerste alinea is niet van toepassing in geval van ontheffing van de verplichting tot aanbrengen bij het douanekantoor van vertrek als bedoeld in artikel 419, leden 4 en 7, en artikel 434, leden 6 en 9.

7. Het douanekantoor van uitvoer kan de exporteur vragen het bewijs te leveren dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

Artikel 794

1. Goederen waarop geen verboden of beperkingen van toepassing zijn en waarvan de waarde per zending en per aangever niet meer dan 3 000 ecu bedraagt, kunnen bij het douanekantoor van uitgang worden aangegeven. De Lid-Staten kunnen beslissen dat deze bepaling niet van toepassing is wanneer degene die de aangifte ten uitvoer opstelt zich voor rekening van derden beroepshalve met douaneaangelegenheden bezighoudt.

2. Mondelinge aangiften kunnen uitsluitend bij het douanekantoor van uitgang worden gedaan.

Artikel 795

Goederen die het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten zonder dat daarvoor aangifte ten uitvoer is gedaan, worden achteraf door de exporteur ten uitvoer aangegeven bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar hij is gevestigd. Artikel 790 is van toepassing op deze situatie.

Deze aangifte kan slechts worden aanvaard indien de exporteur stukken overlegt waaruit ten genoegen van de douaneautoriteiten van dit douanekantoor blijkt dat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap daadwerkelijk hebben verlaten en wat de aard en hoeveelheid van deze goederen was. Dit kantoor tekent eveneens exemplaar nr. 3 van het enig document af.

De aanvaarding achteraf van deze aangifte laat de toepassing van eventuele sancties en eventuele gevolgen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid onverlet.

Artikel 796

1. Indien voor uitvoer vrijgegeven goederen het douanegebied van de Gemeenschap niet hebben verlaten, stelt de exporteur het douanekantoor van uitvoer daarvan onmiddellijk in kennis. Exemplaar nr. 3 van de betreffende aangifte dient aan dit kantoor te worden teruggegeven.

2. Indien in de in artikel 793, lid 5 of 6, bedoelde gevallen een wijziging van de vervoersovereenkomst tot gevolg heeft dat een vervoer dat buiten het douanegebied van de Gemeenschap had moeten eindigen, binnen dit gebied eindigt, kunnen de betrokken vennootschappen, autoriteiten of maatschappijen de gewijzigde overeenkomst slechts ten uitvoer leggen met de instemming van het in artikel 793, lid 2, onder a), bedoelde douanekantoor of, in het geval van douanevervoer, van het kantoor van vertrek. In dit geval dient exemplaar nr. 3 te worden teruggeven.

HOOFDSTUK 2

Tijdelijke uitvoer met carnet ATA

Artikel 797

1. De uitvoer kan onder geleide van een carnet ATA plaatsvinden indien aan de hierna volgende voorwaarden is voldaan:

a) het carnet ATA moet in een Lid-Staat van de Gemeenschap zijn afgegeven en dient geviseerd en gegarandeerd te zijn door een in de Gemeenschap gevestigde organisatie die deel uitmaakt van een internationale keten van organisaties op het gebied van zekerheidstelling.

De lijst van deze organisaties wordt door de Commissie bekendgemaakt;

b) het carnet ATA dient betrekking te hebben op andere communautaire goederen dan die waarvoor:

- bij uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap de douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld met het oog op de toekenning van restituties of andere bedragen bij uitvoer ingesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid,

- een ander financieel voordeel dan deze restituties of andere bedragen is toegekend in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, onder verplichting de genoemde goederen uit te voeren,

- een verzoek om terugbetaling is ingediend;

c) de in artikel 221 genoemde documenten dienen te worden overgelegd. De douaneautoriteiten kunnen de overlegging van het vervoerdocument eisen;

d) de goederen moeten voor wederinvoer bestemd zijn.

2. Bij de plaatsing van de door een carnet ATA gedekte goederen voor tijdelijke uitvoer vervult het kantoor van uitvoer de volgende formaliteiten:

a) het verifieert de gegevens in de vakken A tot en met G van het deel "uitvoer" van het carnet door deze gegevens te vergelijken met de goederen waarop het carnet betrekking heeft;

b) het vult het vak "verklaring van de douaneautoriteiten" in dat op de omslag van het carnet voorkomt;

c) het vult de strook "uitvoer" en vak H van het deel "uitvoer" in;

d) het vermeldt zijn naam in vak H, onder b), van het deel "wederinvoer";

e) het behoudt het deel "uitvoer".

3. Wanneer het douanekantoor van uitvoer niet tevens kantoor van uitgang is, vervult het douanekantoor van uitvoer de in lid 2 bedoelde formaliteiten, maar laat het invullen van vak 7 van de strook "uitvoer" achterwege, daar dit vak door het douanekantoor van uitgang dient te worden ingevuld.

4. De door de douaneautoriteiten in vak "H", onder b), van de strook "uitvoer" vastgestelde termijn voor de wederinvoer van de goederen kan de geldigheidsduur van het carnet niet overschrijden.

Artikel 798

Wanneer goederen die het douanegebied van de Gemeenschap onder geleide van een carnet ATA hebben verlaten niet meer zijn bestemd voor wederinvoer, wordt aan het douanekantoor van uitvoer een aangifte ten uitvoer overgelegd waarin alle in bijlage 37 bedoelde gegevens voorkomen.

Na overlegging van het betreffende carnet viseert dit kantoor exemplaar nr. 3 van de uitvoeraangifte en maakt het deel en de strook van wederinvoer ongeldig.

TITEL V

OVERIGE DOUANEBESTEMMINGEN

HOOFDSTUK 1

Vrije zones en vrije entrepots

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 799

1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder operateur: iedere persoon die zich bezighoudt met de opslag, de bewerking, de verwerking, de verkoop of de aankoop van goederen in een vrije zone of een vrij entrepot.

2. De in artikel 503 opgenomen definities zijn eveneens op het onderhavige hoofdstuk van toepassing.

Artikel 800

Wanneer de bij communautaire besluiten vastgestelde handelspolitieke maatregelen betrekking hebben op:

a) het in het vrije verkeer brengen van goederen, zijn deze niet van toepassing bij de plaatsing van goederen in een vrije zone of een vrij entrepot, noch tijdens de gehele duur van hun verblijf aldaar;

b) het binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap, zijn deze niet van toepassing bij de plaatsing van niet-communautaire goederen in een vrije zone of een vrij entrepot;

c) de uitvoer van goederen, zijn deze van toepassing bij de uitvoer van communautaire goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap vanuit een vrije zone of een vrij entrepot. Deze goederen staan onder toezicht van de douaneautoriteiten.

Artikel 801

De instelling van een vrije zone in een gedeelte van het douanegebied van de Gemeenschap of de oprichting van een vrij entrepot kan door een ieder worden aangevraagd.

De vrije zones die in de Gemeenschap in gebruik zijn, zijn in bijlage 108 vermeld.

Artikel 802

De afsluiting van de vrije zones of van de ruimten van het vrije entrepot dient zodanig te zijn dat de douaneautoriteiten op eenvoudige wijze toezicht kunnen uitoefenen aan de buitenzijde van de vrije zone of het vrije entrepot en goederen de vrije zone of het vrije entrepot niet op onregelmatige wijze kunnen verlaten.

De aan de buitenzijde van de afsluiting grenzende zone dient zodanig te zijn ingericht dat de douaneautoriteiten passend toezicht kunnen uitoefenen. Deze zone is slechts toegankelijk met instemming van genoemde autoriteiten.

Artikel 803

1. De vergunning tot het oprichten van een gebouw in de vrije zone dient schriftelijk te worden aangevraagd.

2. In de in lid 1 bedoelde aanvraag dient te worden vermeld in het kader van welke activiteit het gebouw zal worden gebruikt. Deze aanvraag bevat tevens alle gegevens aan de hand waarvan de douaneautoriteiten kunnen beoordelen of zij de vergunning kunnen verlenen.

3. De douaneautoriteiten verlenen de vergunning indien dit geen belemmering vormt voor de toepassing van de douanevoorschriften.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn eveneens van toepassing bij verbouwing van een gebouw dat zich in de vrije zone bevindt of van een gebouw dat dienst doet als vrij entrepot.

Artikel 804

Onverminderd de bepalingen inzake toezicht als bedoeld in artikel 168, lid 1, van het Wetboek voeren de douaneautoriteiten de in de leden 2 en 4 van dat artikel bedoelde controle slechts uit door middel van steekproeven en telkens wanneer er gegronde twijfel bestaat omtrent de naleving van de geldende voorschriften.

Afdeling 2

Activiteiten in een vrije zone of een vrij entrepot en goedkeuring van de voorraadadministratie

Artikel 805

Voor de in artikel 176, lid 1, van het Wetboek bedoelde activiteiten bestaat de in artikel 172, lid 1, van het Wetboek bedoelde kennisgeving uit de indiening van het verzoek om goedkeuring van de in artikel 808 bedoelde voorraadadministratie.

Artikel 806

De operateur neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de personen die hij voor het uitoefenen van zijn activiteiten in dienst heeft de douanewetgeving naleven.

Artikel 807

1. Een operateur kan zijn activiteiten in een vrije zone of een vrij entrepot eerst aanvangen nadat de in artikel 176 van het Wetboek bedoelde voorraadadministratie door de douaneautoriteiten is goedgekeurd.

2. De in lid 1 bedoelde goedkeuring wordt slechts verleend aan personen die de nodige waarborgen bieden ter zake van de naleving van de bepalingen met betrekking tot de vrije zones en de vrije entrepots.

Artikel 808

1. Het verzoek om de in artikel 807 bedoelde goedkeuring, hierna "verzoek" genoemd, wordt schriftelijk ingediend bij de douaneautoriteiten die daartoe zijn aangewezen door de Lid-Staat waar de vrije zone of het vrije entrepot zich bevindt.

2. In het verzoek wordt aangegeven op welke van de in artikel 176, lid 1, van het Wetboek genoemde activiteiten het betrekking heeft. Het verzoek bevat een gedetailleerde beschrijving van de gevoerde of de te voeren voorraadadministratie, de aard en de douanestatus van de goederen waarop deze activiteiten betrekking hebben, alsmede, in voorkomend geval, de douaneregeling waaronder deze activiteiten zullen plaatsvinden, evenals alle andere gegevens aan de hand waarvan de douaneautoriteiten kunnen nagaan of de bepalingen betreffende de vrije zones en de vrije entrepots op de juiste wijze worden toegepast.

3. De verzoeken en de daarbij behorende documenten worden ten minste drie volle kalenderjaren door de douaneautoriteiten bewaard nadat de operateur zijn activiteiten in de vrije zone of het vrije entrepot heeft beëindigd.

Artikel 809

De goedkeuring van de voorraadadministratie gebeurt door middel van een schriftelijke, gedateerde en ondertekende beschikking.

De goedkeuring wordt de aanvrager meegedeeld.

Een kopie ervan wordt bewaard gedurende de in artikel 808, lid 3, genoemde periode.

Artikel 810

1. De goedkeuring wordt door de douaneautoriteiten gewijzigd of ingetrokken wanneer zij de persoon aan wie deze goedkeuring werd verleend, verbieden in de vrije zone of het vrije entrepot een activiteit uit te oefenen overeenkomstig artikel 172, leden 2 en 3, van het Wetboek.

2. De goedkeuring wordt door de douaneautoriteiten ingetrokken wanneer wordt vastgesteld dat bij herhaling goederen verdwijnen en deze verdwijningen niet op bevredigende wijze kunnen worden gerechtvaardigd.

3. Wanneer de goedkeuring is ingetrokken, kunnen de activiteiten waarop de voorraadadministratie betrekking heeft niet meer in de vrije zone of het vrije entrepot worden uitgeoefend.

Afdeling 3

Binnenkomst van goederen in een vrije zone of een vrij entrepot

Artikel 811

Onverminderd de artikelen 812 en 813 worden goederen die een vrije zone of een vrij entrepot binnenkomen niet bij de douane aangebracht of aangegeven. De binnenkomst van goederen in de ruimten die voor het uitoefenen van de activiteiten wordt gebruikt, wordt onmiddellijk in de in artikel 807 bedoelde voorraadadministratie ingeschreven.

Artikel 812

Het in artikel 168, lid 4, van het Wetboek bedoelde vervoerdocument is elk document dat op het vervoer betrekking heeft, zoals het geleidebiljet, het volgbriefje, het manifest of het verzendingsformulier, mits het alle gegevens bevat die nodig zijn om de goederen te kunnen identificeren.

Artikel 813

1. Wanneer goederen die onder een douaneregeling zijn geplaatst bij de douaneautoriteiten moeten worden aangebracht overeenkomstig artikel 170, lid 2, onder a), van het Wetboek, wordt het daarop betrekking hebbende douanedocument met de goederen aangeboden, onverminderd de vereenvoudigde procedures die in het kader van de aan te zuiveren douaneregeling eventueel van toepassing zijn.

2. Indien een regeling actieve veredeling of tijdelijke invoer wordt aangezuiverd doordat de veredelingsprodukten of invoergoederen onder de regeling extern communautair douanevervoer worden geplaatst en vervolgens in een vrije zone of een vrij entrepot worden gebracht om later uit het douanegebied van de Gemeenschap te worden uitgevoerd, controleren de douaneautoriteiten door middel van steekproeven of de in artikel 817, lid 3, onder f), bedoelde gegevens in de voorraadadministratie zijn opgenomen.

Zij zien er tevens op toe dat deze gegevens, bij de overdracht van goederen tussen twee operateurs binnen de vrije zone, in de voorraadadministratie worden opgenomen van degene aan wie de goederen worden overgedragen.

Artikel 814

Wanneer goederen waarvoor terugbetaling of kwijtschelding van rechten bij invoer is verleend in een vrije zone of een vrij entrepot mogen worden geplaatst, geeft de douane de verklaring af als bedoeld in artikel 887, lid 5.

Artikel 815

Onverminderd artikel 823 kan de binnenkomst in een vrije zone of een vrij entrepot van goederen waarop rechten bij uitvoer of andere maatregelen bij uitvoer van toepassing zijn en waarvoor de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 170, lid 3, van het Wetboek eisen dat zij bij de douanedienst worden aangemeld, geen aanleiding geven tot het aanbieden van een document bij binnenkomst, noch tot een systematische en algemene controle op alle goederen die binnenkomen.

Artikel 816

Wanneer de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 170, lid 4, van het Wetboek een verklaring afgeven betreffende het communautaire of niet-communautaire karakter van de goederen, gebruiken zij hiervoor een formulier dat overeenstemt met het model en de bepalingen in bijlage 109.

Afdeling 4

Werking van een vrije zone of een vrij entrepot

Artikel 817

1. De operateur die de overeenkomstig artikel 807 goedgekeurde voorraadadministratie bijhoudt, vermeldt hierin alle gegevens die nodig zijn voor de controle op de juiste toepassing van de douanevoorschriften.

2. De operateur brengt iedere verdwijning van goederen door andere dan natuurlijke oorzaken die hij constateert ter kennis van de douaneautoriteiten.

3. Onverminderd artikel 824 worden in de voorraadadministratie met name vermeld:

a) de merktekens, de nummers, het aantal en de aard van de colli, de hoeveelheid en de omschrijving van de goederen volgens de gebruikelijke handelsbenaming alsmede, in voorkomend geval, de identificatiemerken van de containers;

b) de voor het volgen van de goederenbewegingen vereiste gegevens, en met name de plaats waar de goederen zich bevinden;

c) het vervoerdocument dat bij binnenkomst en vertrek van de goederen is gebruikt;

d) de douanestatus en, in voorkomend geval, een verwijzing naar het in artikel 816 bedoelde certificaat waaruit deze status blijkt;

e) gegevens betreffende de gebruikelijke behandelingen;

f) wanneer goederen in de vrije zone of het vrije entrepot worden binnengebracht ter aanzuivering van de regeling actieve veredeling, de regeling tijdelijke invoer of het stelsel van douane-entrepots of ter aanzuivering van de regeling extern communautair douanevervoer, welke laatstgenoemde regeling zelf heeft gediend om een van de andere in deze alinea genoemde regelingen aan te zuiveren, de vermeldingen bedoeld in respectievelijk:

- artikel 522, lid 4,

- de artikelen 610 en 644,

- artikel 711;

g) wanneer goederen onder de regeling extern communautair douanevervoer zijn geplaatst, na een vrije zone of een vrij entrepot te hebben verlaten, welke regeling wordt aangezuiverd door het binnenbrengen van de goederen in een vrije zone of een vrij entrepot, de vermeldingen bedoeld in artikel 818, lid 4;

h) de gegevens met betrekking tot de goederen die, wanneer zij in het vrije verkeer zouden worden gebracht of tijdelijk zouden worden ingevoerd, niet onderworpen zouden zijn aan de toepassing van rechten bij invoer of handelspolitieke maatregelen en waarvan het gebruik of de bestemming dient te worden gecontroleerd.

4. Wanneer in het kader van een douaneregeling een administratie dient te worden gevoerd, worden de in deze administratie voorkomende gegevens niet in de in lid 1 bedoelde voorraadadministratie opgenomen.

Artikel 818

1. De in artikel 173, onder b), van het Wetboek bedoelde gebruikelijke behandelingen zijn die welke zijn omschreven in bijlage 69.

2. Wanneer de behandeling van niet-communautaire goederen tot gevolg heeft dat behandelde goederen, wat de rechten bij invoer betreft, ten opzichte van de onbehandelde goederen worden bevoordeeld, kan deze behandeling slechts worden uitgevoerd op voorwaarde dat het in artikel 178, lid 2, van het Wetboek bedoelde verzoek terzelfder tijd wordt ingediend als het verzoek overeenkomstig artikel 523, leden 1 en 2.

3. Wanneer de behandeling zou leiden tot een hoger bedrag aan rechten bij invoer dan het bedrag aan rechten bij invoer bij niet-behandeling van de goederen, wordt deze behandeling zonder toestemming verricht en kan de belanghebbende het in artikel 178, lid 2, van het Wetboek bedoelde verzoek niet meer indienen.

4. Wanneer goederen die zich in een vrije zone of een vrij entrepot bevinden voor een andere douanebestemming dan het vrije verkeer of de wederuitvoer worden aangegeven of tijdelijk worden opgeslagen en lid 2 van toepassing is, wordt in vak 31 van de aangifte voor deze bestemming of in het vak voor de omschrijving van de goederen van het document dat voor de tijdelijke opslag wordt gebruikt, een van de volgende aantekeningen aangebracht:

- Mercancías MU,

- SB-varer,

- UB-Waren,

- AAìðïñaaýìáôá ÓAA,

- UFH goods,

- Marchandises MU,

- Merci MU,

- GB-goederen,

- Mercadorias MU.

5. Wanneer goederen waarop lid 2 van toepassing is, na onder een andere douaneregeling te zijn geplaatst, in het vrije verkeer worden gebracht of onder een andere douaneregeling worden geplaatst die tot het ontstaan van een douaneschuld kan leiden, wordt gebruik gemaakt van het "inlichtingenblad INF 8", dat is opgenomen in bijlage 70.

De douaneautoriteiten waarbij aangifte wordt gedaan voor het vrije verkeer of tot plaatsing onder een andere douaneregeling die tot een douaneschuld kan leiden, verzoeken de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de controle van de vrije zone of het vrije entrepot waar de gebruikelijke behandelingen zijn verricht, door middel van een door haar afgetekend inlichtingenblad INF 8 om opgave van de soort, de douanewaarde en de hoeveelheid van de aangegeven goederen die in aanmerking hadden moeten worden genomen indien de goederen de genoemde behandelingen niet hadden ondergaan.

Het origineel van het inlichtingenblad INF 8 wordt aan de douaneautoriteiten gezonden die bevoegd zijn voor de controle van de vrije zone of het vrije entrepot, terwijl de kopie wordt bewaard door de douaneautoriteiten die vak 14 van het inlichtingenblad INF 8 hebben afgetekend.

De douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de controle van de vrije zone of het vrije entrepot verstrekken de in de vakken 11, 12 en 13 gevraagde gegevens, tekenen vak 15 af en zenden het origineel van het inlichtingenblad INF 8 terug aan het in vak 4 vermelde douanekantoor.

6. De aangever kan om afgifte van een inlichtingenblad INF 8 verzoeken op het tijdstip dat de goederen de vrije zone of het vrije entrepot verlaten om onder een andere douaneregeling dan het vrije verkeer of de wederuitvoer te worden geplaatst.

In dit geval verstrekken de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de controle van de vrije zone of het vrije entrepot de in de vakken 11, 12 en 13 gevraagde gegevens, tekenen vak 15 af en overhandigen het origineel van het inlichtingenblad INF 8 aan de aangever.

Artikel 819

1. Wanneer niet-communautaire goederen binnen een vrije zone of een vrij entrepot in het vrije verkeer worden gebracht is, onverminderd artikel 173, lid 2, van het Wetboek, de in artikel 253, lid 3, bedoelde domiciliëringsprocedure van toepassing zonder voorafgaande toestemming van de douaneautoriteiten. In dat geval heeft de in artikel 809 bedoelde goedkeuring van de voorraadadministratie eveneens betrekking op het gebruik van deze voorraadadministratie voor de controle op de vereenvoudigde procedure voor het in het vrije verkeer brengen.

2. Het communautaire karakter van de overeenkomstig lid 1 in het vrije verkeer gebrachte goederen blijkt uit het in bijlage 109 bedoelde certificaat, dat door de operateur wordt afgegeven.

Afdeling 5

Vertrek van goederen uit een vrije zone of een vrij entrepot

Artikel 820

Het vertrek van goederen uit de ruimten die voor het uitoefenen van de activiteit worden gebruikt, wordt onmiddellijk in de in artikel 807 bedoelde voorraadadministratie ingeschreven, zodat deze inschrijving als basis kan dienen voor de in artikel 822 bedoelde controles door de douaneautoriteiten.

Artikel 821

Onverminderd de procedures die van toepassing zijn ingeval de uitvoer onderworpen is aan rechten bij uitvoer, handelspolitieke maatregelen bij uitvoer of de bepalingen van afdeling 6, worden goederen bij rechtstreeks vertrek uit het douanegebied van de Gemeenschap niet bij de douane aangebracht of aangegeven.

Artikel 822

Onverminderd artikel 827 controleren de douaneautoriteiten door middel van steekproeven de voorraadadministratie van de operateur om na te gaan of de bepalingen ter zake van de uitvoer, de wederuitvoer of de verzending van goederen vanuit de vrije zone of het vrije entrepot in acht zijn genomen.

Afdeling 6

Bijzondere bepalingen inzake communautaire landbouwgoederen

Artikel 823

1. Goederen met prefinanciering die op grond van artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 565/80 in een vrije zone of een vrij entrepot worden geplaatst, dienen bij de douane te worden aangebracht en aangegeven.

2. De in lid 1 bedoelde aangifte wordt gedaan overeenkomstig het bepaalde in artikel 530.

Artikel 824

In de in artikel 807 bedoelde voorraadadministratie dient, naast de in artikel 817 genoemde gegevens, de datum te worden vermeld waarop goederen met prefinanciering in de vrije zone of het vrije entrepot zijn geplaatst en te worden verwezen naar de aangifte tot inslag.

Artikel 825

Artikel 532 is van toepassing op de behandeling van goederen met prefinanciering.

Artikel 826

De verwerking van basisprodukten met prefinanciering in een vrije zone of een vrij entrepot vindt plaats overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 565/80.

Artikel 827

1. Goederen met prefinanciering dienen ten uitvoer te worden aangegeven en het douanegebied van de Gemeenschap te verlaten binnen de termijnen die in de communautaire landbouwvoorschriften zijn vastgesteld.

2. De in lid 1 bedoelde aangifte dient te worden gedaan overeenkomstig artikel 534.

3. Onverminderd Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad (30) wordt de voorraadadministratie door middel van steekproeven door de douaneautoriteiten gecontroleerd om na te gaan of de in lid 1 bedoelde termijnen in acht worden genomen.

(30) PB nr. L 42 van 16. 2. 1990, blz. 6.

Artikel 828

In een vrije zone of een vrij entrepot kan een bevoorradingsdepot worden opgericht overeenkomstig artikel 38 van Verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie (31).

(31) PB nr. L 351 van 14. 12. 1987, blz. 1.

Afdeling 7

Procedures voor het gebruik van de regeling actieve veredeling - systeem inzake schorsing - of van de regeling behandeling onder douanetoezicht in een vrije zone of een vrij entrepot

Artikel 829

De veredeling of behandeling van goederen met toepassing van de regeling actieve veredeling - systeem inzake schorsing - respectievelijk de regeling behandeling onder douanetoezicht in een vrije zone of een vrij entrepot kan eerst plaatsvinden nadat de in artikel 556 respectievelijk artikel 651 bedoelde vergunning is verleend.

In de vergunning wordt vermeld in welke vrije zone of in welk vrij entrepot de veredeling of behandeling zal plaatsvinden.

Artikel 830

De douaneautoriteiten geven slechts toestemming tot gebruik van de in deze onderafdeling bedoelde vereenvoudigde procedures wanneer alle garanties worden geboden voor een goed verloop van de verrichtingen. De douaneautoriteiten kunnen toestemming weigeren aan personen die slechts zelden werkzaamheden in het kader van de regeling actieve veredeling of de regeling behandeling onder douanetoezicht verrichten.

Artikel 831

1. De vergunninghouder dient, naar gelang van het geval, een "administratie actieve veredeling" of een "administratie behandeling onder douanetoezicht" te voeren, zoals bedoeld in artikel 556, lid 3, respectievelijk artikel 652, lid 3. Daarin dient tevens een verwijzing naar de vergunning voor te komen.

2. Voor het opstellen van de in de artikelen 595 of 664 bedoelde zuiveringsafrekening treedt de verwijzing naar de inschrijving in de in lid 1 bedoelde administratie in de plaats van de verwijzing naar de aangiften en documenten als bedoeld in artikel 595, lid 3, of artikel 664, lid 3.

Artikel 832

1. De plaatsing van goederen onder de regeling actieve veredeling of onder de regeling behandeling onder douanetoezicht op het tijdstip van binnenkomst in de vrije zone of het vrije entrepot geschiedt door middel van de in artikel 276 bedoelde domiciliëringsprocedure.

2. De operateur kan evenwel verzoeken om toepassing van de normale procedure voor de plaatsing onder de regeling actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht.

3. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de domiciliëringsprocedure in het kader van artikel 276, treedt de inschrijving in de "administratie actieve veredeling" respectievelijk de "administratie behandeling onder douanetoezicht" in de plaats van de in artikel 176, lid 1, van het Wetboek bedoelde inschrijving in de voorraadadministratie van de vrije zone of het vrije entrepot.

4. De inschrijving in de "administratie actieve veredeling" of in de "administratie behandeling onder douanetoezicht" bevat een verwijzing naar het document onder geleide waarvan de goederen werden aangevoerd.

Artikel 833

1. De plaatsing onder de regeling actieve veredeling of onder de regeling behandeling onder douanetoezicht van goederen welke zich reeds in de vrije zone of het vrije entrepot bevinden, geschiedt door middel van de in artikel 276 bedoelde domiciliëringsprocedure.

2. In de voorraadadministratie van de vrije zone of het vrije entrepot dient te worden verwezen naar de inschrijving in de "administratie actieve veredeling" of de "administratie behandeling onder douanetoezicht".

Artikel 834

1. De regeling actieve veredeling of de regeling behandeling onder douanetoezicht wordt aangezuiverd voor de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat respectievelijk voor de behandelde produkten of de goederen in ongewijzigde staat die zich in een vrije zone of een vrij entrepot bevinden door inschrijving in de voorraadadministratie van de vrije zone of het vrije entrepot. In de "administratie actieve veredeling" respectievelijk de "administratie behandeling onder douanetoezicht" wordt naar deze inschrijving verwezen.

2. De in artikel 610 bedoelde vermeldingen worden in de voorraadadministratie van de vrije zone of het vrije entrepot opgenomen.

Artikel 835

1. Wanneer de regeling actieve veredeling of de regeling behandeling onder douanetoezicht wordt aangezuiverd door de wederuitvoer van de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat respectievelijk van de behandelde produkten of de goederen in ongewijzigde staat, op het tijdstip waarop deze produkten of goederen de vrije zone of het vrije entrepot verlaten, vindt deze wederuitvoer plaats volgens de in artikel 283 bedoelde domiciliëringsprocedure.

Onverminderd de procedures die van toepassing zijn ingeval de uitvoer aan rechten bij uitvoer of handelspolitieke maatregelen bij uitvoer is onderworpen, behoeft bedoelde aangifte voor de wederuitvoer niet te worden opgesteld wanneer de produkten of goederen bij vertrek uit de vrije zone of het vrije entrepot het douanegebied van de Gemeenschap rechtstreeks verlaten.

2. Wanneer de regeling actieve veredeling of de regeling behandeling onder douanetoezicht wordt aangezuiverd door het in het vrije verkeer brengen van de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat respectievelijk van de behandelde produkten of de goederen in ongewijzigde staat, op het tijdstip waarop deze produkten of goederen de vrije zone of het vrije entrepot verlaten, vindt dit in het vrije verkeer brengen plaats volgens de in de artikelen 263 tot en met 267 bedoelde domiciliëringsprocedure.

3. Wanneer de regeling actieve veredeling of de regeling behandeling onder douanetoezicht wordt aangezuiverd door het plaatsen van de veredelingsprodukten of de goederen in ongewijzigde staat respectievelijk van de behandelde produkten of de goederen in ongewijzigde staat onder een andere douaneregeling dan het vrije verkeer of de wederuitvoer, op het tijdstip waarop deze produkten of goederen de vrije zone of het vrije entrepot verlaten, geschiedt deze plaatsing volgens de daartoe vastgestelde normale of vereenvoudigde procedures.

4. Artikel 832, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.

5. In geval van toepassing van de leden 1, 2 en 3 behoeft de uitslag van de veredelingsprodukten, de behandelde produkten of de goederen in ongewijzigde staat uit de vrije zone of het vrije entrepot niet in de voorraadadministratie van de vrije zone of het vrije entrepot te worden vermeld.

Artikel 836

Artikel 835, leden 2 en 5, doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 122, 135 en 136 van het Wetboek met betrekking tot de rechten en heffingen van toepassing op onder de regeling actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht geplaatste goederen of produkten.

Artikel 837

De douaneautoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland doen de Commissie vóór het einde van elke maand volgende op elk kwartaal de in bijlage 85 bedoelde gegevens toekomen betreffende de vergunningen tot actieve veredeling die tijdens het voorafgaande kwartaal in de Oude Vrijhaven Hamburg zijn afgegeven of gewijzigd en waarop de economische voorwaarden van de regeling actieve veredeling niet van toepassing zijn.

Artikel 838

Het communautaire karakter van de veredelingsprodukten, de behandelde produkten of de goederen in ongewijzigde staat die binnen of bij vertrek uit een vrije zone of een vrij entrepot in het vrije verkeer worden gebracht, wordt aangetoond door middel van het in bijlage 109 bedoelde certificaat dat door de operateur wordt afgegeven.

De eerste alinea is eveneens van toepassing op veredelingsprodukten of onveredelde goederen die overeenkomstig artikel 580, lid 3, in de Gemeenschap op de markt worden gebracht.

Artikel 839

De inschrijving in de "administratie actieve veredeling" of in de "administratie behandeling onder douanetoezicht" moet de douaneautoriteiten in de gelegenheid stellen op ieder moment de juiste situatie van alle goederen en produkten die onder een van de desbetreffende regelingen zijn geplaatst of die zich in de vrije zone of het vrije entrepot bevinden, na te gaan.

Afdeling 8

Mededelingen

Artikel 840

1. De Lid-Staten delen de Commissie mede:

a) welke vrije zones zij hebben ingesteld of welke ingestelde vrije zones in gebruik worden genomen en tot de oprichting en ingebruikname van welke vrije entrepots zij toestemming hebben gegeven, ongeacht de benaming ervan;

b) bij welke douaneautoriteiten het in artikel 808 bedoelde verzoek moet worden ingediend;

c) op welke wijze zij de controlevoorschriften aanpassen ten aanzien van de regelingen actieve veredeling en behandeling onder douanetoezicht, als bedoeld in artikel 173 van het Wetboek.

2. De Commissie maakt de in lid 1, onder a) en b), bedoelde mededelingen bekend in de C-reeks van het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

HOOFDSTUK 2

Wederuitvoer, vernietiging en afstand

Artikel 841

Indien voor de wederuitvoer een aangifte is vereist, zijn de artikelen 788 tot en met 796 van overeenkomstige toepassing, onder voorbehoud van bijzondere bepalingen die eventueel van toepassing zijn bij de aanzuivering van de voorafgaande economische douaneregeling.

Artikel 842

1. Voor de toepassing van artikel 182, lid 3, van het Wetboek dient de mededeling dat de goederen zullen worden vernietigd schriftelijk te worden gedaan en te worden ondertekend door belanghebbende. De mededeling dient tijdig te worden gedaan zodat de douaneautoriteiten op de vernietiging toezicht kunnen uitoefenen.

2. Wanneer voor de betreffende goederen reeds een aangifte is aanvaard door de douaneautoriteiten, maken deze melding van de vernietiging op de aangifte en stellen deze buiten werking overeenkomstig artikel 66 van het Wetboek.

De douaneautoriteiten die bij het vernietigen van de goederen aanwezig zijn, vermelden op de aangifte de soort en de hoeveelheid van de na vernietiging overblijvende resten en afvallen, ten einde de grondslagen van heffing vast te stellen die daarvoor zouden gelden wanneer daaraan een andere douanebestemming werd gegeven.

3. Lid 2, eerste alinea, is van overeenkomstige toepassing op goederen die worden afgestaan aan de Schatkist.

TITEL VI

GOEDEREN DIE HET DOUANEGEBIED VAN DE GEMEENSCHAP VERLATEN

Artikel 843

1. Wanneer goederen, die niet onder een douaneregeling zijn geplaatst en waarvan de uitvoer naar landen buiten de Gemeenschap is verboden of onderworpen aan beperkingen, aan een recht bij uitvoer of aan een andere heffing bij uitvoer, het douanegebied van de Gemeenschap verlaten ten einde in een ander deel van dit gebied opnieuw te worden binnengebracht, wordt bij dit verlaten, overeenkomstig de artikelen 472 tot en met 495, een controle-exemplaar T 5 afgegeven.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op vervoer door een luchtvaart- of zeevaartmaatschappij, mits het zeevervoer door een schip van een geregelde lijndienst rechtstreeks wordt verricht, zonder dat buiten het douanegebied van de Gemeenschap een haven wordt aangedaan.

3. Het controle-exemplaar T 5 kan worden afgegeven door elk douanekantoor waarbij de betrokken goederen worden aangeboden en dient met deze goederen bij het douanekantoor van uitgang te worden aangeboden.

4. Op het controle-exemplaar T 5 dienen te zijn vermeld:

- in vak 31 en vak 33, respectievelijk de omschrijving van de goederen en de daarop betrekking hebbende GN-code;

- in vak 38, de nettomassa van de goederen;

- in vak 104, na het vak "Andere (nauwkeurige vermelding)" te hebben aangekruist, in hoofdletters een van de volgende vermeldingen:

"Uitvoer uit de Gemeenschap onderworpen aan beperkingen - goederen bestemd om opnieuw in het grondgebied van de Gemeenschap te worden binnengebracht"

"Uitvoer uit de Gemeenschap onderworpen aan heffing - goederen bestemd om opnieuw in het grondgebied van de Gemeenschap te worden binnengebracht".

5. Het origineel van het controle-exemplaar T 5 en de goederen worden bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen opnieuw in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, aangeboden.

6. Het controle-exemplaar T 5 wordt onverwijld aan het douanekantoor dat het heeft afgegeven teruggezonden door het in lid 5 bedoelde douanekantoor, nadat dit in vak "J: Controle van het gebruik en/of de bestemming" het eerste vak heeft aangekruist en de datum heeft ingevuld waarop de goederen opnieuw het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht.

Bij vaststelling van onregelmatigheden wordt echter in de rubriek "Opmerkingen" een passende aantekening aangebracht.

DEEL III

TERUGKERENDE GOEDEREN

Artikel 844

1. In afwijking van artikel 185, lid 2, onder b), van het Wetboek worden van rechten bij invoer vrijgesteld:

- goederen waarvoor bij uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap douaneformaliteiten zijn vervuld ter verkrijging van in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ingestelde restituties of andere bedragen bij uitvoer,

of

- goederen waarvoor een ander financieel voordeel dan deze restituties of andere bedragen is verleend in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met daaraan verbonden de verplichting deze goederen uit te voeren,

mits wordt aangetoond dat, naar gelang van het geval, hetzij deze restituties of andere betaalde bedragen zijn terugbetaald of de bevoegde diensten alle maatregelen hebben genomen om te voorkomen dat zij worden betaald, hetzij de andere financiële voordelen zijn te niet gedaan en deze goederen

i) in het land van bestemming niet tot verbruik konden worden ingevoerd om redenen die verband houden met de in dat land geldende voorschriften;

ii) door de geadresseerde worden teruggezonden omdat zij gebreken vertonen of niet beantwoorden aan de bepalingen van het contract;

iii) in het douanegebied van de Gemeenschap worden wederingevoerd omdat zij door omstandigheden buiten de wil van de exporteur niet voor het beoogde doel konden worden gebruikt.

2. De volgende goederen bevinden zich in de in lid 1, onder iii), bedoelde situatie:

a) goederen welke naar het douanegebied van de Gemeenschap terugkeren als gevolg van vóór de aflevering aan de geadresseerde opgelopen schade, hetzij aan de goederen zelf, hetzij aan het vervoermiddel waarin of waarop zij zijn geladen;

b) goederen welke aanvankelijk zijn uitgevoerd om in het kader van een jaarbeurs of soortgelijke manifestatie te worden verbruikt of verkocht, doch aldaar niet verbruikt of verkocht zijn;

c) goederen welke niet aan de geadresseerde konden worden afgeleverd vanwege het feit dat deze fysiek of juridisch niet in staat was de overeenkomst na te komen die aan de uitvoer van de goederen ten grondslag lag;

d) goederen die als gevolg van natuurlijke, politieke of sociale gebeurtenissen niet aan de geadresseerde konden worden afgeleverd dan wel bij de geadresseerde zijn aangekomen na het verstrijken van de bindende leveringstermijnen vastgesteld in de overeenkomst die aan de uitvoer van de goederen ten grondslag lag;

e) onder de marktordening voor groenten en fruit vallende produkten welke als geconsigneerde goederen zijn uitgevoerd en niet op de markt van het derde land van bestemming zijn verkocht.

3. Goederen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn uitgevoerd onder geleide van een uitvoer- of een voorfixatiecertificaat komen slechts voor vrijstelling van rechten bij invoer in aanmerking indien wordt aangetoond dat de desbetreffende communautaire bepalingen zijn nageleefd.

4. De in lid 1 bedoelde goederen komen slechts voor vrijstelling in aanmerking indien zij in het douanegebied van de Gemeenschap voor het vrije verkeer worden aangegeven binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop de douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld.

Artikel 845

Terugkerende goederen komen ook voor vrijstelling van rechten bij invoer in aanmerking wanneer zij slechts een gedeelte vormen van de eerder uit het douanegebied van de Gemeenschap uitgevoerde goederen.

Dit is eveneeens het geval wanneer de terugkerende goederen uit delen of toebehoren bestaan van machines, instrumenten, toestellen of andere produkten welke eerder uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd.

Artikel 846

1. In afwijking van artikel 186 van het Wetboek komen terugkerende goederen voor vrijstelling van rechten bij invoer in aanmerking wanneer zij zich in een van de volgende situaties bevinden:

a) goederen die na uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap slechts behandelingen hebben ondergaan die noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren of die uitsluitend hun presentatie wijzigen;

b) goederen waarvan na uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap is gebleken dat zij gebreken vertonen of ongeschikt zijn voor het beoogde gebruik, ook al hebben zij andere behandelingen ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren of die hun presentatie wijzigen, mits is voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

- de goederen hebben de genoemde behandelingen uitsluitend met het oog op hun herstelling of revisie ondergaan, of

- hun ongeschiktheid voor het beoogde gebruik is pas gebleken nadat met genoemde behandelingen een aanvang was gemaakt.

2. Indien de behandelingen die de terugkerende goederen overeenkomstig lid 1, onder b), mogelijkerwijze hebben ondergaan aanleiding zouden hebben gegeven tot de heffing van rechten bij invoer als de goederen onder de regeling "passieve veredeling" zouden zijn geplaatst, gelden de regels met betrekking tot de heffing welke in het kader van genoemde regeling van toepassing zijn.

Indien evenwel de behandeling die goederen hebben ondergaan bestaat uit een herstelling of een revisie die noodzakelijk was ten gevolge van een onvoorziene gebeurtenis buiten het douanegebied van de Gemeenschap die ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond, dan wordt, mits de waarde van de terugkerende goederen door deze behandeling niet hoger is geworden dan de waarde op het ogenblik van hun uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap, vrijstelling van de rechten bij invoer toegekend.

3. Voor de toepassing van lid 2, tweede alinea,

a) wordt onder "noodzakelijke herstelling of revisie" verstaan elke handeling die ten doel heeft een gebrekkige werking te verhelpen of materiële schade te herstellen welke gedurende het verblijf van de goederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap is ontstaan en zonder welke deze goederen onder normale omstandigheden niet meer kunnen worden gebruikt voor het doel waarvoor zij bestemd zijn;

b) wordt aangenomen dat de waarde van de terugkerende goederen, als gevolg van de behandeling die zij hebben ondergaan, niet groter is dan die welke zij op het tijdstip van hun uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap hadden, wanneer deze behandeling beperkt is gebleven tot hetgeen strikt noodzakelijk was ten einde de goederen onder dezelfde omstandigheden te kunnen gebruiken als op het tijdstip van uitvoer.

Wanneer de herstelling of revisie van de goederen het gebruik van vervangingsonderdelen noodzakelijk maakt, dient dit te worden beperkt tot de onderdelen welke strikt noodzakelijk zijn ten einde de goederen weer onder dezelfde omstandigheden te kunnen gebruiken als op het tijdstip van uitvoer.

Artikel 847

Op verzoek van de belanghebbende geven de douaneautoriteiten bij de vervulling van de douaneformaliteiten bij uitvoer een document af dat de gegevens bevat aan de hand waarvan de identiteit van de goederen kan worden vastgesteld wanneer deze weer in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht.

Artikel 848

1. Als "terugkerende goederen" kunnen worden toegelaten:

- goederen waarvoor bij de aangifte voor het vrije verkeer wordt overlegd:

a) hetzij het exemplaar van de aangifte ten uitvoer dat de exporteur door de douaneautoriteiten is overhandigd of een door genoemde autoriteiten voor eensluidend afgetekende kopie van dit document,

b) hetzij het in artikel 850 bedoelde inlichtingenblad.

De onder a) en b) bedoelde documenten zijn niet vereist indien de douaneautoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer op grond van bewijsstukken waarover zij beschikken of die zij van de belanghebbende kunnen verlangen in staat zijn vast te stellen dat de voor het vrije verkeer aangegeven goederen eerder uit het douanegebied van de Gemeenschap werden uitgevoerd en dat zij op het tijdstip van uitvoer voldeden aan de voorwaarden om als terugkerende goederen te worden aangemerkt;

- goederen die zijn gedekt door een binnen de Gemeenschap afgegeven carnet ATA.

Deze goederen kunnen als terugkerende goederen worden aangemerkt onder de in artikel 185 van het Wetboek genoemde voorwaarden, zelfs na het verstrijken van de geldigheidsduur van het carnet ATA.

In ieder geval moeten de in artikel 299, lid 2, bedoelde formaliteiten worden vervuld.

2. Lid 1, eerste streepje, is niet van toepassing op het internationale verkeer van verpakkingsmiddelen, vervoermiddelen of bepaalde goederen welke zijn toegelaten tot een bijzondere douaneregeling indien autonome of conventionele bepalingen in die omstandigheden in het achterwege laten van douanedocumenten voorzien.

Zij zijn evenmin van toepassing in gevallen waarin goederen mondeling of door enige andere handeling kunnen worden aangegeven voor het vrije verkeer.

3. Wanneer zij dit noodzakelijk achten, kunnen de douaneautoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer, met name met het oog op de identificatie van de goederen, van belanghebbende aanvullende bewijsstukken eisen.

Artikel 849

1. Behalve de in artikel 848 bedoelde documenten moet bij elke aangifte voor het vrije verkeer van terugkerende goederen waarvoor bij de uitvoer mogelijkerwijze douaneformaliteiten zijn vervuld met het oog op het verkrijgen van restituties of van andere bedragen bij uitvoer die zijn ingesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, een verklaring worden voorgelegd van de autoriteiten die in het land van uitvoer bevoegd zijn voor de toekenning van dergelijke restituties of bedragen. Deze verklaring moet alle gegevens bevatten aan de hand waarvan het douanekantoor waar de betrokken goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven, kan nagaan of zij inderdaad op de genoemde goederen betrekking heeft.

2. Wanneer bij de uitvoer van de goederen geen douaneformaliteiten zijn vervuld met het oog op de toekenning van restituties of andere bedragen bij uitvoer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, moet op de verklaring een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:

- Sin concesión de restituciones u otras cantidades a la exportación,

- Ingen restitutioner eller andre beloeb ydet ved udfoerslen,

- Keine Ausfuhrerstattungen oder sonstige Ausfuhrverguenstigungen,

- AEaaí Ýôõ÷áí aaðéaeïôÞóaaùí Þ UEëëùí ÷ïñçãÞóaaùí êáôUE ôçí aaîáãùãÞ,

- No refunds or other amounts granted on exportation,

- Sans octroi de restitutions ou autres montants à l'exportation,

- Senza concessione di restituzioni o altri importi all'esportazione,

- Geen restituties of andere bij de uitvoer verleende bedragen,

- Sem concessão de restituições ou outros montantes na exportação.

3. Wanneer bij de uitvoer van de goederen douaneformaliteiten zijn vervuld met het oog op de toekenning van restituties of andere bedragen bij uitvoer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, moet op de verklaring een van de volgende vermeldingen worden aangebracht.

- Restituciones y otras cantidades a la exportación reintegradas por . . . (cantidad),

- De ved udfoerslen ydede restitutioner eller andre beloeb er tilbagebetalt for . . . (maengde),

- Ausfuhrerstattungen und sonstige Ausfuhrverguenstigungen fuer . . . (Menge) zurueckbezahlt,

- AAðéaeïôÞóaaéò êáé UEëëaaò ÷ïñçãÞóaaéò êáôUE ôçí aaîáãùãÞ aaðaaóôñUEoeçóáí ãéá . . . (ðïóueôçò),

- Refunds and other amounts on exportation repaid for . . . (quantity),

- Restitutions et autres montants à l'exportation remboursés pour . . . (quantité),

- Restituzioni e altri importi all'esportazione rimborsati per . . . (quantità),

- Restituties en andere bedragen bij de uitvoer voor . . . (hoeveelheid) terugbetaald,

- Restituições e outros montantes na exportação reembolsados para . . . (quantidade),

of

- Título de pago de restituciones u otras cantidades a la exportación anulado por . . . (cantidad),

- Ret til udbetaling af restitutioner eller andre beloeb ved udfoerslen er annulleret for . . . (maengde),

- Auszahlungsanordnung ueber die Ausfuhrerstattungen und sonstigen Ausfuhrverguenstigungen fuer . . . (Menge) ungueltig gemacht,

- Áðïaeaaéêôéêue ðëçñùìÞò aaðéaeïôÞóaaùí Þ UEëëùí ÷ïñçãÞóaaùí êáôUE ôçí aaîáãùãÞ áêõñùìÝíï ãéá . . . (ðïóueôçò),

- Entitlement to payment of refunds or other amounts on exportation cancelled for . . . (quantity),

- Titre de paiement des restitutions ou autres montants à l'exportation annulé pour . . . (quantité),

- Titolo di pagamento delle restituzioni o di altri importi all'esportazione annullato per . . . (quantità),

- Aanspraak op restituties of andere bedragen bij uitvoer vervallen voor . . . (hoeveelheid),

- Título de pagamento de restituições ou outros montantes na exportação anulado para . . . (quantidade).

al naar gelang deze restituties of andere bedragen bij uitvoer al dan niet reeds door de bevoegde autoriteiten zijn uitbetaald.

4. In het in artikel 848, lid 1, eerste streepje, onder b), bedoelde geval wordt de in lid 1 voorgeschreven verklaring gesteld op het in artikel 850 bedoelde inlichtingenblad INF 3.

5. De in lid 1 bedoelde verklaring is niet vereist wanneer de douaneautoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer, met de middelen waarover zij beschikken, in staat zijn zich ervan te vergewissen dat geen restitutie of ander bedrag bij uitvoer is toegekend en ook later niet zal worden toegekend.

Artikel 850

Het inlichtingenblad INF 3 wordt in één origineel en twee kopieën gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage 110.

Artikel 851

1. Onder voorbehoud van lid 3, wordt het inlichtingenblad INF 3 op verzoek van de exporteur door de douaneautoriteiten van het douanekantoor van uitvoer afgegeven bij het vervullen van de uitvoerformaliteiten voor de goederen waarop het betrekking heeft, wanneer deze exporteur verklaart dat de betrokken goederen vermoedelijk via een ander douanekantoor dan het douanekantoor van uitvoer zullen terugkeren.

2. Het inlichtingenblad INF 3 kan eveneens, op verzoek van de exporteur, door de douaneautoriteiten van het douanekantooor van uitvoer worden afgegeven nadat de uitvoerformaliteiten voor de goederen waarop het betrekking heeft, zijn vervuld, mits deze autoriteiten, aan de hand van de inlichtingen waarover zij beschikken, kunnen vaststellen dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur met de uitgevoerde goederen overeenstemmen.

3. Voor goederen als bedoeld in artikel 849, lid 1, mag het inlichtingenblad INF 3 slechts worden afgegeven nadat de douaneformaliteiten bij uitvoer in verband met die goederen zijn vervuld, onder hetzelfde voorbehoud als dat bedoeld in lid 2.

Aan deze afgifte is de voorwaarde verbonden:

a) dat vak B van het inlichtingenblad van tevoren is ingevuld en geviseerd door de douaneautoriteiten;

b) dat vak A van het inlichtingenblad van tevoren is ingevuld en geviseerd door de douaneautoriteiten wanneer voorgeschreven is dat de in dat vak voorkomende gegevens moeten worden verstrekt.

Artikel 852

1. In het inlichtingenblad INF 3 worden alle gegevens opgenomen welke de douaneautoriteiten nodig achten om de identiteit van de uitgevoerde goederen vast te stellen.

2. Wanneer te verwachten is dat de uitgevoerde goederen naar het douanegebied van de Gemeenschap zullen terugkeren via verschillende andere douanekantoren dan het douanekantoor van uitvoer, kan de exporteur de afgifte van meer dan één inlichtingenblad INF 3 vragen voor de totale hoeveelheid van de uitgevoerde goederen.

De exporteur kan de douaneautoriteiten die het inlichtingenblad INF 3 hebben afgegeven eveneens vragen dit te vervangen door meer inlichtingenbladen INF 3 voor de totale hoeveelheid van de goederen die zijn vermeld op het aanvankelijk afgegeven inlichtingenblad INF 3.

De exporteur kan eveneens de afgifte van een inlichtingenblad INF 3 vragen voor een gedeelte van de uitgevoerde goederen.

Artikel 853

Het origineel en een kopie van het inlichtingenblad INF 3 worden de exporteur ter hand gesteld, zodat hij deze op het douanekantoor van wederinvoer kan overleggen. De tweede kopie wordt door de douaneautoriteiten van afgifte in hun archieven opgeborgen.

Artikel 854

Het douanekantoor van wederinvoer tekent op het origineel en de kopie van het inlichtingenblad INF 3 de hoeveelheid goederen aan die met vrijstelling van rechten bij invoer zijn toegelaten, behoudt het origineel en stuurt de douaneautoriteiten van afgifte de kopie van dat inlichtingenblad met daarop het nummer en de datum van de aangifte voor het vrije verkeer van deze goederen.

Voornoemde douaneautoriteiten vergelijken deze kopie met die welke in hun bezit is en bewaren deze in hun archieven.

Artikel 855

Bij diefstal, verlies of vernietiging van het origineel van het inlichtingenblad INF 3 kan belanghebbende een duplicaat vragen aan de douaneautoriteiten die het origineel hebben afgegeven. Genoemde autoriteiten willigen dit verzoek in indien de omstandigheden dit rechtvaardigen. Op het aldus afgegeven document moet een van de volgende vermeldingen worden aangebracht:

- DUPLICADO,

- DUPLIKAT,

- DUPLIKAT,

- ÁÍÔÉÃÑÁOEÏ,

- DUPLICATE,

- DUPLICATA,

- DUPLICATO,

- DUPLICAAT,

- SEGUNDA VIA.

De afgifte van het duplicaat wordt door de douaneautoriteiten aangetekend op de kopie van het inlichtingenblad INF 3 die in hun bezit is.

Artikel 856

1. De douaneautoriteiten van het douanekantoor van uitvoer doen de autoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer op hun verzoek alle beschikbare gegevens toekomen aan de hand waarvan deze kunnen nagaan of de goederen aan de voorwaarden voldoen om voor toepassing van de bepalingen van het onderhavige deel in aanmerking te komen.

2. Het inlichtingenblad INF 3 kan worden gebruikt voor het aanvragen en de toezending van de in lid 1 bedoelde gegevens.

DEEL IV

DOUANESCHULD

TITEL 1

ZEKERHEIDSTELLING

Artikel 857

1. Andere vormen van zekerheidstelling dan het storten van contanten of borgstelling, als bedoeld in de artikelen 193, 194 en 195 van het Wetboek, alsmede het storten van contanten of het overdragen van waardepapieren die door de Lid-Staten kunnen worden aanvaard zonder dat aan de in artikel 194, lid 1, van het Wetboek vastgestelde voorwaarden is voldaan, zijn:

a) het vestigen van hypotheek, van een "Grundschuld", van pandrecht op het vruchtgebruik ("antichrese") of van een ander recht dat wordt gelijkgesteld met een op een onroerend goed gevestigd recht;

b) de overdracht van schuldvorderingen, vestigen van een pandrecht met of zonder houderschap van goederen, waardepapieren of schuldvorderingen, in het bijzonder op een spaarboekje of inschrijving in het grootboek van de openbare staatsschuld;

c) het bij overeenkomst aangaan van een passieve hoofdelijke verbintenis door een daartoe door de douaneautoriteiten toegelaten derde, onder andere door overdracht van een wissel waarvan de betaling door die derde wordt gewaarborgd;

d) het storten in contanten of een daarmee gelijk te stellen handeling in een andere muntsoort dan die van de Lid-Staat waar de storting plaatsvindt;

e) deelneming, door middel van betaling van een bijdrage, aan een door de douaneautoriteiten beheerd stelsel van algemene zekerheidstelling.

2. De gevallen waarin en de voorwaarden waaronder gebruik kan worden gemaakt van de in lid 1 bedoelde vormen van zekerheidstelling worden vastgesteld door de douaneautoriteiten.

Artikel 858

Het stellen van zekerheid door middel van een storting in contanten geeft geen recht op betaling van interesten door de douaneautoriteiten.

TITEL II

ONTSTAAN VAN DE SCHULD

HOOFDSTUK 1

Verzuim dat geen werkelijk gevolg heeft voor de werking van de tijdelijke opslag of de douaneregeling

Artikel 859

De volgende vormen van verzuim worden beschouwd als zijnde zonder werkelijke gevolgen voor de juiste werking van de tijdelijke opslag of van de betrokken douaneregeling in de zin van artikel 204, lid 1, van het Wetboek, voor zover:

- zij geen poging tot onttrekking van de goederen aan het douanetoezicht inhouden,

- zij geen duidelijke nalatigheid van de zijde van de belanghebbende inhouden, en

- alle formaliteiten voor het regulariseren van de situatie van de goederen alsnog worden vervuld:

1. het overschrijden van de termijnen binnen welke de goederen een van de douanebestemmingen die voorzien zijn in het kader van de tijdelijke opslag of van de betrokken douaneregeling moeten hebben gevolgd, wanneer, op daartoe tijdig gedaan verzoek, de termijn zou zijn verlengd;

2. het overschrijden van de termijn voor het aanbieden van onder een regeling voor douanevervoer geplaatste goederen bij het kantoor van bestemming, wanneer deze aanbieding achteraf alsnog plaatsvindt;

3. de behandeling van goederen in tijdelijke opslag of van onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste goederen zonder voorafgaande toestemming van de douaneautoriteiten, indien, op daartoe gedaan verzoek, toestemming voor deze behandelingen zou zijn verleend;

4. het gebruik van onder de regeling tijdelijke invoer geplaatste goederen in andere omstandigheden dan in de vergunning vermeld, voor zover, op daartoe gedaan verzoek, voor dit gebruik onder dezelfde regeling toestemming zou zijn verleend;

5. het zonder toestemming wegvoeren van goederen in tijdelijke opslag of goederen die onder een douaneregeling zijn geplaatst, indien deze goederen desgevraagd bij de douaneautoriteiten kunnen worden aangeboden;

6. het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap van goederen in tijdelijke opslag of goederen die onder een douaneregeling zijn geplaatst, dan wel het binnenbrengen van deze goederen in een vrije zone of een vrij entrepot, zonder dat de vereiste formaliteiten zijn vervuld;

7. de overdracht zonder kennisgeving aan de douanedienst van goederen die in verband met hun bijzondere bestemming een gunstige tariefbehandeling hebben gekregen, wanneer deze goederen de betrokken bestemming nog niet hebben gevolgd, op voorwaarde dat:

a) de voorraadadministratie van de overdrager melding maakt van deze overdracht;

b) de cessionaris houder is van een vergunning met betrekking tot de goederen in kwestie.

Artikel 860

De douaneautoriteiten achten een douaneschuld als te zijn ontstaan in de zin van artikel 204, lid 1, van het Wetboek, tenzij de persoon die mogelijkerwijze de schuldenaar is, aantoont dat de in artikel 859 bedoelde voorwaarden zijn vervuld.

Artikel 861

Het feit dat de in artikel 859 genoemde vormen van verzuim geen douaneschuld doen ontstaan, vormt geen beletsel voor de toepassing van geldende strafbepalingen of de bepalingen met betrekking tot de intrekking van in het kader van de betrokken douaneregeling verleende vergunningen.

HOOFDSTUK 2

Natuurlijke verliezen

Artikel 862

1. Voor de toepassing van artikel 206 van het Wetboek houden de douaneautoriteiten, op verzoek van de belanghebbende, rekening met ontbrekende hoeveelheden voor zover deze aantoont dat de vastgestelde verliezen enkel voortvloeien uit oorzaken die verband houden met de aard van het betrokken goed en dat er in dit verband geen sprake is van nalatigheid of manipulatie zijnerzijds.

2. Onder nalatigheid of manipulatie dient in het bijzonder te worden verstaan het niet naleven van voorschriften inzake vervoer, opslag, behandeling of bewerking en verwerking van goederen die door de douaneautoriteiten zijn vastgesteld of die voortvloeien uit een normaal gebruik van de betrokken goederen.

Artikel 863

De douaneautoriteiten kunnen de belanghebbende ontslaan van de bewijslast dat het onherstelbare verlies van een goed uit de aard van het goed voortvloeit, wanneer het voor hen duidelijk is dat het verlies niet aan een andere oorzaak te wijten kan zijn.

Artikel 864

De nationale bepalingen die in de Lid-Staten gelden met betrekking tot vaste percentages voor onherstelbaar verlies dat voortvloeit uit de aard van het goed zelf, worden toegepast wanneer niet door de belanghebbende wordt aangetoond dat het werkelijke verlies groter was dan het door toepassing van het met het betrokken goed overeenstemmende vaste percentage berekende verlies.

HOOFDSTUK 3

Douanestatus van goederen die zich in bepaalde onregelmatige situaties bevinden

Artikel 865

Als onttrekking van goederen aan het douanetoezicht in de zin van artikel 203, lid 1, van het Wetboek worden aangemerkt de douaneaangifte voor deze goederen, iedere andere handeling die dezelfde rechtsgevolgen heeft, alsmede de overlegging ter visering aan de bevoegde autoriteiten van een document, wanneer dit tot gevolg heeft dat aan deze goederen ten onrechte de douanestatus van communautaire goederen wordt toegekend.

Artikel 866

Onverminderd de naleving van de bepalingen inzake verboden of beperkingen die eventueel op de betrokken goederen van toepassing zijn, worden deze goederen, wanneer een douaneschuld krachtens artikel 202, 203, 204 of 205 van het Wetboek is ontstaan en de rechten bij invoer zijn betaald, als communautaire goederen aangemerkt, zonder dat een aangifte voor het vrije verkeer behoeft te worden gedaan.

Artikel 867

De verbeurdverklaring van goederen in de zin van artikel 233, onder c) en d), van het Wetboek wijzigt de douanestatus van die goederen niet.

TITEL III

BOEKING ACHTERAF EN NAVORDERING

Artikel 868

De Lid-Staten kunnen bepalen dat bedragen beneden 10 ecu niet worden geboekt.

Er vindt geen navordering plaats van rechten bij invoer of bij uitvoer wanneer het desbetreffende bedrag lager is dan 10 ecu.

Artikel 869

De douaneautoriteiten beslissen zelf om niet over te gaan tot boeking achteraf van niet geïnde rechten:

a) wanneer een preferentiële tariefregeling is toegepast in het kader van een tariefcontingent of een verdeeld tariefplafond terwijl de bij dit tariefcontingent of tariefplafond vastgestelde grenzen reeds waren bereikt op het ogenblik waarop de douaneaangifte werd aanvaard, hetgeen op het moment van de vrijgave van de betrokken goederen nog niet in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen was bekendgemaakt of, wanneer een dergelijke bekendmaking niet wordt verricht, nog niet op passende wijze in de betrokken Lid-Staat was bekendgemaakt, waarbij de belastingschuldige zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld en, wat zijn douaneaangifte betreft, aan alle geldende bepalingen heeft voldaan;

b) wanneer zij van oordeel zijn dat aan alle in artikel 220, lid 2, onder b), van het Wetboek bedoelde voorwaarden is voldaan en voor zover het ten gevolge van een zelfde vergissing van de betreffende belanghebbende niet geïnde bedrag, dat in voorkomend geval uit verscheidene invoer- of uitvoerverrichtingen voortvloeit, lager is dan 2 000 ecu;

c) wanneer de Lid-Staat waaronder genoemde autoriteiten ressorteren daartoe overeenkomstig artikel 875 is gemachtigd.

Artikel 870

1. Iedere Lid-Staat doet de Commissie de lijst toekomen van de gevallen waarin artikel 869, onder a), b) of c), is toegepast, met een beknopte uiteenzetting van ieder geval.

2. Het toezenden van de in lid 1 bedoelde lijst geschiedt in de loop van het eerste en het derde kwartaal van ieder jaar voor alle gevallen ten aanzien waarvan in de loop van het voorgaande halfjaar is besloten niet tot boeking achteraf over te gaan.

3. De Commissie doet deze lijsten aan de Lid-Staten toekomen.

4. De lijsten worden op gezette tijden door het Comité besproken.

Artikel 871

Wanneer de douaneautoriteiten, in andere dan de in artikel 869 bedoelde gevallen, van oordeel zijn dat aan de in artikel 220, lid 2, onder b), van het Wetboek bedoelde voorwaarden is voldaan of twijfels hebben omtrent de toepasbaarheid van de criteria van deze bepaling op het betreffende geval, leggen zij dit geval aan de Commissie voor opdat het wordt behandeld overeenkomstig de procedure bedoeld in de artikelen 872 tot en met 876. Het aan de Commissie toegezonden dossier dient alle voor een volledig onderzoek van het voorgelegde geval noodzakelijke gegevens te bevatten.

De Commissie bevestigt onverwijld de ontvangst van dit dossier aan de betrokken Lid-Staat.

Wanneer blijkt dat de door de Lid-Staat medegedeelde gegevens voor de Commissie ontoereikend zijn om haar in staat te stellen met kennis van zaken uitspraak te doen over het haar voorgelegde geval, kan zij om toezending van aanvullende informatie verzoeken.

Artikel 872

Binnen 15 dagen volgende op de datum van ontvangst van het in artikel 871, eerste alinea, bedoelde dossier doet de Commissie een afschrift daarvan aan de Lid-Staten toekomen.

Het onderzoek van dit dossier wordt zo spoedig mogelijk op de agenda van een vergadering van het Comité geplaatst.

Artikel 873

Na raadpleging van een groep van deskundigen bestaande uit vertegenwoordigers van alle Lid-Staten die in het kader van het Comité bijeenkomen ten einde het betrokken geval te onderzoeken, neemt de Commissie een beschikking waarbij zij vaststelt dat hetzij de onderzochte situatie van zodanige aard is dat niet behoeft te worden overgegaan tot boeking achteraf van de betreffende rechten, hetzij dat deze situatie niet van dien aard is.

Deze beschikking dient te worden gegeven binnen zes maanden na de ontvangst door de Commissie van het in artikel 871, eerste alinea, bedoelde dossier. Wanneer de Commissie de Lid-Staat om aanvullende informatie verzoekt ten einde zich over het geval te kunnen uitspreken, wordt de termijn van zes maanden verlengd met de tijd die is verstreken tussen de datum van verzending van het verzoek om aanvullende informatie door de Commissie en de datum van ontvangst van deze informatie door de Commissie.

Artikel 874

De in artikel 873 bedoelde beschikking wordt de betrokken Lid-Staat zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht, doch ten minste binnen 30 dagen na de datum waarop de in artikel 873 bedoelde termijn verstrijkt.

Een afschrift van deze beschikking wordt aan de overige Lid-Staten toegezonden.

Artikel 875

Wanneer bij de in artikel 873 bedoelde beschikking wordt vastgesteld dat de onderzochte situatie van dien aard is dat niet behoeft te worden overgegaan tot boeking achteraf van de betrokken rechten, kan de Commissie, onder de voorwaarden welke zij vaststelt, een of meer Lid-Staten machtigen niet over te gaan tot boeking achteraf van de rechten in gevallen waarin zich feitelijk en juridisch vergelijkbare omstandigheden voordoen.

In dat geval wordt de in artikel 873 bedoelde beschikking eveneens ter kennis gebracht van elke aldus gemachtigde Lid-Staat.

Artikel 876

Wanneer de Commissie haar beschikking niet binnen de in artikel 873 bedoelde termijn heeft gegeven of wanneer zij de betrokken Lid-Staat geen enkel besluit ter kennis heeft gebracht binnen de in artikel 874 bedoelde termijn, gaan de douaneautoriteiten van de betrokken Lid-Staat niet tot boeking achteraf van de betreffende rechten over.

TITEL IV

TERUGBETALING OF KWIJTSCHELDING VAN DE RECHTEN BIJ INVOER OF DE RECHTEN BIJ UITVOER

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 877

1. In de zin van deze titel wordt verstaan onder:

a) "douanekantoor van boeking": het douanekantoor waar de rechten bij invoer of bij uitvoer waarvan terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd, zijn geboekt;

b) "beschikkende douaneautoriteit": de douaneautoriteit van de Lid-Staat waar de rechten bij invoer of bij uitvoer waarvan terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd, zijn geboekt en die bevoegd is op dit verzoek te beschikken;

c) "controlerend douanekantoor": het douanekantoor binnen het ambtsgebied waarvan zich de goederen bevinden waarvoor de rechten bij invoer of bij uitvoer waarvan terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd, zijn geboekt en dat bepaalde voor het onderzoek van het betreffende verzoek noodzakelijke controles verricht;

d) "uitvoerend douanekantoor": het douanekantoor dat de maatregelen neemt welke nodig zijn om zich te vergewissen van de juiste uitvoering van de beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer of bij uitvoer.

2. Een zelfde douanekantoor kan alle of een deel van de functies van douanekantoor van boeking, beschikkende douaneautoriteit, controlerend douanekantoor en uitvoerend douanekantoor vervullen.

HOOFDSTUK 2

Bepalingen voor de toepassing van de artikelen 236 tot en met 239 van het wetboek

Afdeling 1

Verzoek

Artikel 878

1. Het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer of bij uitvoer, hierna "verzoek om terugbetaling of kwijtschelding" genoemd, wordt ingediend door degene die deze rechten heeft voldaan of gehouden is deze te voldoen, dan wel door degenen die hem zijn opgevolgd in zijn rechten en verplichtingen.

Het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding kan eveneens worden ingediend door de vertegenwoordiger van de in de eerste alinea bedoelde persoon of personen.

2. Onverminderd artikel 882 wordt het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding gedaan in één origineel en één kopie op het formulier dat overeenstemt met het model en de bepalingen in bijlage 111.

Op initiatief van de in lid 1 bedoelde persoon of personen kan het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding evenwel ook worden gesteld op een andere informatiedrager van papier, op voorwaarde dat deze de in genoemde bijlage opgenomen gegevens bevat.

Artikel 879

1. Het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding wordt, samen met de in artikel 6, lid 1, van het Wetboek bedoelde documenten, bij het douanekantoor van boeking ingediend, tenzij de douaneautoriteiten hiervoor een ander kantoor aanwijzen, dat het verzoek onmiddellijk na aanvaarding doorzendt naar de beschikkende douaneautoriteit, ingeval het niet zelf als zodanig is aangewezen.

2. Het in lid 1 bedoelde douanekantoor bevestigt de ontvangst van het verzoek op het origineel en op de kopie. De kopie wordt aan de aanvrager teruggegeven.

In geval van toepassing van artikel 878, lid 2, tweede alinea, bevestigt genoemd douanekantoor schriftelijk de ontvangst aan de aanvrager.

Artikel 880

Wanneer het verzoek betrekking heeft op goederen waarvoor bij de indiening van de desbetreffende douaneaangifte een invoer-, uitvoer- of voorfixatiecertificaat is overgelegd, dient het bovendien, onverminderd de in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgestelde specifieke bepalingen, vergezeld te gaan van een verklaring van de met de afgifte van de genoemde certificaten belaste autoriteiten dat maatregelen zijn genomen om, indien nodig, de gevolgen van deze certificaten op te heffen.

Deze verklaring is echter niet vereist:

- wanneer de douaneautoriteit waarbij het verzoek wordt ingediend dezelfde is als die welke de betrokken certificaten heeft afgegeven, of

- wanneer de reden welke aan het verzoek ten grondslag ligt, een inhoudelijke vergissing is die geen gevolgen heeft voor de afboeking van de genoemde certificaten.

Artikel 881

1. Het in artikel 879 bedoelde douanekantoor kan een verzoek aanvaarden dat niet alle in het in artikel 878, lid 2, bedoelde formulier te verstrekken gegevens bevat. Het verzoek dient evenwel ten minste de in de rubrieken 1, 2, 3 en 7 te vermelden gegevens te bevatten.

2. Wanneer lid 1 van toepassing is, stelt genoemd douanekantoor een termijn vast binnen welke de ontbrekende gegevens en/of bescheiden dienen te worden medegedeeld, respectievelijk ingediend.

3. Wanneer de overeenkomstig lid 2 door het douanekantoor vastgestelde termijn niet in acht wordt genomen, wordt het verzoek als ingetrokken beschouwd.

De aanvrager wordt hiervan onverwijld in kennis gesteld.

Artikel 882

1. Voor terugkerende goederen waarover bij hun uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap rechten bij uitvoer zijn geheven, wordt de terugbetaling of de kwijtschelding van deze rechten afhankelijk gesteld van de overlegging bij de douaneautoriteiten van een eenvoudig verzoek, vergezeld van:

a) het document dat werd afgegeven als bewijs van betaling van de verschuldigde bedragen indien deze reeds werden geïnd;

b) het origineel of het door het douanekantoor van wederinvoer voor eensluidend gewaarmerkte afschrift van de aangifte voor het vrije verkeer van de betreffende terugkerende goederen.

Op dit document dient door het douanekantoor van wederinvoer één van de hierna volgende vermeldingen te worden aangebracht:

- Mercancías de retorno en aplicación de la letra b) del apartado 2 del artículo 185 del Código,

- Returvarer i henhold til kodeksens artikel 185, stk. 2, litra b),

- Rueckwaren gemaess Artikel 185 Absatz 2 Buchstabe b) des Zollkodex,

- AAìðïñaaýìáôá aaðáíaaéóáãueìaaíá êáô' aaoeáñìïãÞ ôïõ UEñèñïõ 185 ðáñUEãñáoeïò 2 óôïé÷aassï â) ôïõ êþaeéêá,

- Goods admitted as returned goods under Article 185 (2) (b) of the Code,

- Marchandises en retour en application de l'article 185 paragraphe 2 point b) du code,

- Merci in reintroduzione in applicazione dell'articolo 185, paragrafo 2, lettera b) del codice,

- Goederen die met toepassing van artikel 185, lid 2, onder b), van het Wetboek kunnen worden toegelaten als terugkerende goederen,

- Mercadorias de retorno por aplicação da alínea b) do n° 2 do artigo 185° do código;

c) het exemplaar van de aangifte ten uitvoer dat aan de exporteur werd overhandigd bij het vervullen van de uitvoerformaliteiten voor de betrokken goederen of een door het douanekantoor van uitvoer voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze aangifte.

Indien de beschikkende douaneautoriteit reeds in het bezit is van de gegevens die in een van de onder a), b) of c) bedoelde aangiften zijn opgenomen, behoeven deze aangiften niet te worden overgelegd.

2. Het in lid 1 bedoelde verzoek dient binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer, bij het in artikel 879 genoemde douanekantoor te worden overgelegd.

Afdeling 2

Procedure voor het verlenen

Artikel 883

De beschikkende douaneautoriteit kan toestaan dat de douaneformaliteiten waarvan de terugbetaling of de kwijtschelding afhankelijk kan worden gesteld, worden vervuld voordat zij een uitspraak hebben gedaan over het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding. Een dergelijke toestemming loopt geenszins vooruit op de beschikking ten aanzien van dit verzoek.

Artikel 884

Onverminderd artikel 883 en voor zover op het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding nog niet is beschikt, kunnen de goederen waarop het bedrag van de rechten waarvan terugbetaling of kwijtschelding wordt gevraagd betrekking heeft, niet naar een andere dan de in dit verzoek aangegeven plaats worden overgebracht voordat de aanvrager hiervan vooraf kennis heeft gegeven aan het in artikel 879 bedoelde douanekantoor, dat op zijn beurt de beschikkende douaneautoriteit op de hoogte dient te brengen.

Artikel 885

1. Wanneer het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding betrekking heeft op een geval ten aanzien waarvan aanvullende inlichtingen dienen te worden ingewonnen of waarvoor de goederen dienen te worden onderzocht, met name om na te gaan of aan de in het Wetboek en in deze titel gestelde voorwaarden voor terugbetaling of kwijtschelding is voldaan, neemt de beschikkende douaneautoriteit alle daartoe noodzakelijke maatregelen, eventueel door aan het controlerende douanekantoor een verzoek te richten waarin de aard van de gewenste inlichtingen of te verrichten controles in bijzonderheden is aangegeven.

Het controlerende douanekantoor geeft zo spoedig mogelijk gevolg aan het verzoek van de beschikkende douaneautoriteit en deelt deze laatste de verkregen inlichtingen en het resultaat van de verrichte controles mede.

2. Wanneer de goederen waarop het verzoek betrekking heeft zich in een andere Lid-Staat bevinden dan die waar de betreffende rechten bij invoer of bij uitvoer werden geboekt, is hoofdstuk 4 van deze titel van toepassing.

Artikel 886

1. Wanneer zij in het bezit is van alle nodige gegevens besluit de beschikkende douaneautoriteit overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 3, van het Wetboek, door middel van een schriftelijke beschikking ten aanzien van het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding.

2. Wanneer deze beschikking gunstig is, dient zij alle voor haar uitvoering noodzakelijke gegevens te bevatten.

Al naar gelang van het geval dient de beschikking alle of een deel van de navolgende gegevens te bevatten:

a) de gegevens aan de hand waarvan de goederen waarop de beschikking betrekking heeft, kunnen worden geïdentificeerd;

b) de reden van de terugbetaling of de kwijtschelding van de rechten bij invoer of bij uitvoer, onder verwijzing naar het overeenkomstige artikel van het Wetboek en, in voorkomend geval, van deze titel;

c) de bestemming die de goederen dienen te volgen, al naar gelang van de mogelijkheden waarin het Wetboek voor het betreffende geval voorziet en, in voorkomend geval, op grond van een speciale machtiging van de beschikkende douaneautoriteit;

d) de termijn waarbinnen de formaliteiten waarvan de terugbetaling of de kwijtschelding van de rechten bij invoer of bij uitvoer afhankelijk is gesteld, dienen te worden vervuld;

e) de vermelding dat de terugbetaling of de kwijtschelding van de rechten bij invoer of bij uitvoer eerst daadwerkelijk zal worden verleend wanneer het uitvoerende douanekantoor de beschikkende douaneautoriteit ervan in kennis heeft gesteld dat de formaliteiten waarvan de terugbetaling of kwijtschelding afhankelijk is gesteld, zijn vervuld;

f) de vereisten waaraan de goederen tot aan de uitvoering van de beschikking moeten blijven voldoen;

g) een vermelding die de aandacht van de begunstigde vestigt op het feit dat hij bij het aanbrengen van de goederen het origineel van de beschikking aan het uitvoerende douanekantoor van zijn keuze dient over te leggen.

Artikel 887

1. Het uitvoerende douanekantoor ziet erop toe dat:

- in voorkomend geval, aan de in artikel 886, lid 2, onder f), bedoelde vereisten is voldaan;

- in alle gevallen, de goederen werkelijk op de in de beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer of bij uitvoer vermelde wijze worden gebruikt of de daarin vermelde bestemming volgen.

2. Wanneer de beschikking voorziet in de mogelijkheid de goederen in een douane-entrepot, een vrije zone of een vrij entrepot op te slaan en de begunstigde van deze mogelijkheid gebruik maakt, dienen de nodige formaliteiten te worden vervuld bij het uitvoerend douanekantoor.

3. Wanneer de daadwerkelijke bestemming als bedoeld in de beschikking waarbij teruggave of kwijtschelding van rechten wordt verleend, slechts kan worden geconstateerd in een andere Lid-Staat dan die waar het uitvoerende douanekantoor is gelegen, wordt het bewijs daarvan geleverd door overlegging van het controle-exemplaar T 5, afgegeven en gebruikt overeenkomstig de artikelen 471 tot en met 495 en het onderhavige artikel.

Het controle-exemplaar T 5 dient de volgende vermeldingen te bevatten:

a) in vak 33, de GN-code;

b) in vak 103, de nettohoeveelheid van de goederen voluit geschreven;

c) in vak 104, al naar gelang van het geval, hetzij de vermelding "Verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap" hetzij een van de volgende vermeldingen in de rubriek "Overige":

- Kosteloze levering aan de volgende liefdadigheidsinstelling . . .;

- Vernietiging onder douanetoezicht;

- Plaatsing onder de volgende douaneregeling . . .;

- Plaatsing in een vrije zone of een vrij entrepot;

d) in vak 106 een verwijzing naar de beschikking tot toekenning van de terugbetaling of kwijtschelding van de rechten;

e) in vak 107 de vermelding "Artikelen 91 tot en met 127 van Verordening (EEG) nr. 2454/93".

4. Het controlerend douanekantoor dat vaststelt of onder zijn verantwoordelijkheid laat vaststellen dat de goederen daadwerkelijk de voorziene bestemming hebben gevolgd, brengt op het controle-exemplaar T 5 in het vak "Controle van het gebruik en/of de bestemming" een kruis aan voor de vermelding "hebben de aan de voorzijde aangegeven bestemming gevolgd op . . .", aangevuld met de hierop betrekking hebbende datum.

5. Wanneer het uitvoerende douanekantoor zich ervan heeft vergewist dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, stelt het de beschikkende douaneautoriteit hiervan door middel van een verklaring in kennis.

Artikel 888

Wanneer de beschikkende douaneautoriteit gunstig beschikt ten aanzien van een verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van rechten, gaat zij pas tot de feitelijke terugbetaling of kwijtschelding over wanneer zij de in artikel 887, lid 5, bedoelde verklaring heeft ontvangen.

Artikel 889

1. Wanneer het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding is gegrond op het bestaan, op het tijdstip van de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer van de goederen, van een verlaagd recht of een nulrecht bij invoer in het kader van een tariefcontingent, een tariefplafond of een andere preferentiële tariefbehandeling, wordt de teruggaaf of kwijtschelding slechts verleend voor zover, op het tijdstip van het indienen van dat verzoek:

- indien het een tariefcontingent betreft, dit niet is uitgeput;

- in de overige gevallen, het normaal verschuldigde recht niet opnieuw werd ingesteld.

In dit geval dient het verzoek vergezeld te gaan van de benodigde documenten.

Ook indien de in de eerste alinea genoemde voorwaarden niet zijn vervuld, wordt terugbetaling of kwijtschelding verleend wanneer het verlaagde recht of het nulrecht ten gevolge van een vergissing van de douaneautoriteiten zelf niet werd toegepast op goederen waarvan de aangifte voor het vrije verkeer alle gegevens bevatte en vergezeld was van alle voor de toepassing van het verlaagde recht of het nulrecht vereiste documenten.

2. Elke Lid-Staat doet de Commissie een lijst toekomen van de summier uiteengezette gevallen waarin lid 1, tweede alinea, is toegepast. Artikel 870, leden 2, 3 en 4, is van toepassing.

Artikel 890

Indien ter staving van het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding een certificaat van oorsprong, een certificaat inzake goederenverkeer, een document inzake intern communautair douanevervoer, dan wel enig ander passend document wordt overgelegd waaruit blijkt dat de ingevoerde goederen op het tijdstip van aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer in aanmerking hadden kunnen komen voor een communautaire behandeling of een preferentiële tariefbehandeling, geeft de beschikkende douaneautoriteit aan dit verzoek slechts gevolg voor zover naar behoren is vastgesteld dat:

- het aldus overgelegde document uitsluitend betrekking heeft op de desbetreffende goederen en alle voorwaarden voor de aanvaarding van dit document vervuld zijn;

- aan alle overige voorwaarden voor het verlenen van de preferentiële tariefbehandeling is voldaan.

Terugbetaling of kwijtschelding vindt plaats mits de goederen worden aangeboden. Indien de goederen niet bij het uitvoerende douanekantoor kunnen worden aangeboden, staat dit kantoor de terugbetaling of de kwijtschelding slechts toe indien uit de controlegegevens waarover het beschikt, blijkt dat het achteraf overgelegde certificaat of document zonder enige twijfel betrekking heeft op de genoemde goederen.

Artikel 891

Er wordt niet overgegaan tot terugbetaling of kwijtschelding van rechten wanneer ter staving van het verzoek certificaten worden overgelegd die een voorfixatie van heffingen of van heffingen en in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ingestelde heffingen en monetaire compenserende bedragen bevatten.

Artikel 892

Er wordt niet overgegaan tot terugbetaling of kwijtschelding van rechten bij invoer overeenkomstig artikel 238 van het Wetboek wanneer:

- in de voorwaarden van het contract, met name ten aanzien van de prijs, op grond waarvan de genoemde goederen onder een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van de rechten bij invoer werden geplaatst, rekening is gehouden met de gebreken welke deze goederen vertonen;

- de goederen door de importeur werden verkocht nadat was geconstateerd dat zij gebreken vertoonden of niet in overeenstemming waren met de bepalingen van het contract.

Artikel 893

1. Onverminderd artikel 900, lid 1, onder c), stelt de beschikkende douaneautoriteit een termijn vast, die niet meer dan twee maanden mag bedragen te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van de beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer of bij uitvoer, voor het vervullen van de douaneformaliteiten waarvan de terugbetaling of de kwijtschelding van de rechten afhankelijk is gesteld.

2. Bij niet-naleving van de in lid 1 bedoelde termijn vervalt het recht op terugbetaling of kwijtschelding, tenzij de begunstigde van de beschikking het bewijs levert dat hij ten gevolge van toeval of overmacht verhinderd was deze termijn in acht te nemen.

Artikel 894

Wanneer de vernietiging van de goederen waartoe de beschikkende douaneautoriteit toestemming heeft verleend, resten en afvallen oplevert, dienen deze als niet-communautaire goederen te worden beschouwd, zodra een gunstige beschikking is gegeven op het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van rechten.

Artikel 895

Wanneer de in artikel 238, lid 2, onder b), tweede alinea, van het Wetboek bedoelde toestemming wordt verleend, nemen de douaneautoriteiten alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de onder het stelsel van douane-entrepot of in een vrije zone of een vrij entrepot geplaatste goederen naderhand als niet-communautaire goederen kunnen worden herkend.

Artikel 896

1. De goederen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid onder dekking van een invoer- of een voorfixatiecertificaat onder een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van de rechten bij invoer worden geplaatst, komen slechts voor de toepassing van de artikelen 237, 238 en 239 van het Wetboek in aanmerking wanneer ten genoegen van het in artikel 879 bedoelde douanekantoor wordt vastgesteld dat de bevoegde autoriteiten de noodzakelijke maatregelen hebben genomen om de gevolgen teniet te doen voor wat betreft het certificaat onder dekking waarvan deze invoer heeft plaatsgevonden.

2. Lid 1 is eveneens van toepassing in geval van wederuitvoer, plaatsing onder het stelsel van douane-entrepot in een vrije zone of een vrij entrepot of vernietiging van de goederen.

Artikel 897

Wanneer in plaats van het volledige goed een of meer delen of onderdelen of een of meer elementen van dit goed worden uitgevoerd, weder uitgevoerd of vernietigd dan wel enige andere toegestane bestemming krijgen, bestaat het terug te betalen of kwijt te schelden bedrag uit het verschil tussen het bedrag van de rechten bij invoer voor het volledige goed en het bedrag van de rechten bij invoer die op het resterende goed zouden zijn toegepast, indien dit laatste in ongewijzigde staat onder een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van dergelijke rechten was geplaatst, op de datum waarop het volledige goed onder een dergelijke regeling werd geplaatst.

Artikel 898

Het in artikel 240 van het Wetboek bedoelde bedrag wordt vastgesteld op 10 ecu.

HOOFDSTUK 3

Bijzondere bepalingen voor de toepassing van artikel 239 van het Wetboek

Afdeling 1

Door de douaneautoriteiten van de Lid-Staten te nemen beschikkingen

Artikel 899

Onverminderd overige omstandigheden die geval per geval worden beoordeeld in het kader van de in de artikelen 905 tot en met 909 bedoelde procedure, wanneer de beschikkende douaneautoriteit na ontvangst van het in artikel 239, lid 2, van het Wetboek bedoelde verzoek om terugbetaling of kwijtschelding vaststelt:

- dat de tot staving van dit verzoek aangevoerde argumenten beantwoorden aan één van de omstandigheden bedoeld in de artikelen 900 tot en met 903 en deze geen manipulatie noch kennelijke nalatigheid van de zijde van de belanghebbende inhouden, staat zij de teruggave of de kwijtschelding van het bedrag van de rechten bij invoer toe.

Als "belanghebbende" geldt de in artikel 878, lid 1, bedoelde persoon of personen alsmede, in voorkomend geval, iedere andere die een rol heeft gespeeld bij het vervullen van de douaneformaliteiten inzake de betrokken goederen of die de voor het vervullen van deze formaliteiten noodzakelijke opdrachten heeft gegeven;

- dat de tot staving van dit verzoek aangevoerde argumenten beantwoorden aan één van de omstandigheden bedoeld in artikel 904, staat zij de teruggave of de kwijtschelding van het bedrag van de rechten bij invoer niet toe.

Artikel 900

1. Tot terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer wordt overgegaan wanneer:

a) niet-communautaire goederen die onder een douaneregeling houdende gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer zijn geplaatst of goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht met toepassing van een gunstige tariefregeling uit hoofde van hun bijzondere bestemming, werden gestolen, mits deze goederen binnen korte tijd worden teruggevonden en opnieuw, in de staat waarin zij zich vóór de diefstal bevonden, in hun oorspronkelijke douanesituatie worden gebracht;

b) niet-communautaire goederen bij vergissing werden onttrokken aan de douaneregeling waaronder zij waren geplaatst en die in gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de genoemde rechten voorzag, mits deze goederen, zodra de vergissing wordt vastgesteld, opnieuw in hun oorspronkelijke douanesituatie worden gebracht in de staat waarin zij zich bevonden op het ogenblik waarop zij aan de genoemde regeling werden onttrokken;

c) het openingssysteem van het vervoermiddel waarop eerder in het vrije verkeer gebrachte goederen zich bevinden, niet functioneert en deze goederen bij aankomst op de plaats van bestemming derhalve niet kunnen worden gelost, mits zij onmiddellijk weer uitgevoerd worden;

d) de in een derde land gevestigde leverancier van goederen die oorspronkelijk in het vrije verkeer zijn gebracht en die hem onder de regeling passieve veredeling werden teruggezonden opdat hij zonder kosten hetzij reeds vóór de vrijgave bestaande gebreken (zelfs indien deze pas na de vrijgave werden geconstateerd) kan herstellen, hetzij de goederen in overeenstemming kan brengen met de bepalingen van het contract op grond waarvan zij in het vrije verkeer werden gebracht, heeft besloten deze goederen definitief te behouden omdat hij het probleem niet of niet onder economisch aanvaardbare voorwaarden kan oplossen;

e) op het tijdstip waarop de douaneautoriteiten besluiten over te gaan tot de boeking achteraf van de rechten bij invoer waaraan met volledige vrijstelling van deze rechten in het vrije verkeer gebrachte goederen feitelijk onderworpen waren, wordt geconstateerd dat deze goederen zonder controle door de douaneautoriteiten uit het douanegebied van de Gemeenschap weer uitgevoerd werden, mits is vastgesteld dat aan de materiële voorwaarden waarin het Wetboek voorziet voor de terugbetaling of de kwijtschelding van het betreffende bedrag van de rechten bij invoer feitelijk zou zijn voldaan op het tijdstip van wederuitvoer van de goederen indien dit bedrag bij het in het vrije verkeer brengen van de genoemde goederen was geïnd;

f) een rechterlijke instantie een verbod heeft uitgevaardigd op het in de handel brengen van goederen die voorheen door de belanghebbende op regelmatige wijze onder een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van de rechten bij invoer waren geplaatst, gevolgd door de wederuitvoer van deze goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap of de vernietiging ervan onder toezicht van de douaneautoriteiten, mits is vastgesteld dat de betrokken goederen in de Gemeenschap niet werkelijk zijn gebruikt;

g) goederen onder een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van deze rechten werden geplaatst door een aangever die bevoegd is dit ambtshalve te doen en zij, om een oorzaak buiten de wil van deze aangever, niet aan de geadresseerde konden worden geleverd;

h) goederen aan de geadresseerde werden geleverd ten gevolge van een vergissing van de afzender;

i) goederen ongeschikt zijn gebleken voor het door de geadresseerde beoogde gebruik, wegens een onmiskenbare materiële fout in zijn bestelling;

j) goederen ten aanzien waarvan na de vrijgave voor een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van de rechten bij invoer is vastgesteld dat zij op het tijdstip van deze vrijgave niet in overeenstemming waren met de geldende voorschriften betreffende het gebruik of het in de handel brengen van deze goederen en zij, dientengevolge, niet voor het door de geadresseerde beoogde doel kunnen worden gebruikt;

k) het gebruik van de goederen voor het door de geadresseerde beoogde doel onmogelijk is of in aanzienlijke mate wordt beperkt door maatregelen van algemene strekking die, na de datum waarop de betrokken goederen zijn vrijgegeven voor een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van deze rechten, zijn genomen door een autoriteit of instantie die ter zake beslissingsbevoegdheid had;

l) de door de betrokkene op grond van de geldende bepalingen gevraagde gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de rechten bij invoer niet kan worden toegestaan door de douaneautoriteiten - om redenen welke de betrokkene niet kunnen worden aangerekend - en deze autoriteiten derhalve overgaan tot de boeking van de opeisbaar geworden rechten bij invoer;

m) goederen bij de geadresseerde zijn aangekomen na de bindende leveringsdata die zijn vastgesteld in het contract op grond waarvan deze goederen onder een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van de rechten bij invoer zijn geplaatst;

n) goederen, die niet binnen het douanegebied van de Gemeenschap konden worden verkocht, kosteloos worden geleverd aan liefdadigheidsinstellingen:

- die hun activiteit in derde landen uitoefenen, voor zover zij over een vertegenwoordiger in de Gemeenschap beschikken

of

- die hun activiteit binnen het douanegebied van de Gemeenschap uitoefenen, voor zover zij vrijstelling genieten bij de invoer voor het vrije verkeer van soortgelijke goederen uit derde landen.

2. Onverminderd lid 3 is terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer voor de in lid 1, onder c) en f) tot en met n), bedoelde goederen, behalve indien deze goederen in opdracht van de overheid worden vernietigd of kosteloos worden geleverd aan liefdadigheidsinstellingen die hun activiteit binnen de Gemeenschap uitoefenen, afhankelijk gesteld van de wederuitvoer van deze goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap onder toezicht van de douaneautoriteiten.

Op verzoek van belanghebbende staat de beschikkende autoriteit toe dat de wederuitvoer van de goederen wordt vervangen door de vernietiging ervan of door de plaatsing ervan, met het oog op wederuitvoer, onder de regeling communautair douanevervoer - externe procedure - of onder het stelsel van douane-entrepots, dan wel door opslag in een vrije zone of in een vrij entrepot.

Wanneer zij een van deze douanebestemmingen krijgen, worden de goederen als niet-communautaire goederen beschouwd.

In dat geval nemen de douaneautoriteiten alle gepaste maatregelen om ervoor te zorgen dat de in een douane-entrepot, een vrije zone of een vrij entrepot geplaatste goederen naderhand als niet-communautaire goederen kunnen worden herkend.

3. In de gevallen bedoeld in lid 1, onder h) en i), is de terugbetaling of de kwijtschelding van de rechten bij invoer verplicht afhankelijk gesteld van hun wederuitvoer naar het adres van de oorspronkelijke leverancier of naar een ander door deze laatste opgegeven adres.

4. Voorts dient ten genoegen van het controlerende douanekantoor te zijn vastgesteld dat de goederen voor de wederuitvoer niet door de belanghebbende werden gebruikt noch verkocht.

Artikel 901

1. Tot terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer wordt bovendien overgegaan wanneer:

a) goederen die bij vergissing werden aangegeven voor een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van rechten bij invoer, uit het douanegebied van de Gemeenschap weer werden uitgevoerd zonder dat zij vooraf werden aangegeven voor de douaneregeling waaronder zij hadden moeten worden geplaatst, mits aan de overige voorwaarden van artikel 237 van het Wetboek is voldaan;

b) de wederuitvoer of de vernietiging van de goederen bedoeld in artikel 238, lid 2, onder b), van het Wetboek niet onder toezicht van de douaneautoriteiten heeft plaatsgevonden, mits aan de overige voorwaarden van het genoemde artikel is voldaan;

c) de wederuitvoer of de vernietiging van de goederen, overeenkomstig artikel 900, lid 1, onder c) en f) tot en met n), niet onder toezicht van de douaneautoriteiten heeft plaatsgevonden, mits aan de overige voorwaarden van artikel 900, leden 2 en 4, is voldaan.

2. De terugbetaling of de kwijtschelding van rechten bij invoer in het in lid 1 bedoelde geval is afhankelijk van de voorwaarde dat:

a) alle bewijsstukken worden overgelegd die het de beschikkende douaneautoriteit mogelijk maken zich ervan te vergewissen dat de goederen waarvoor terugbetaling of kwijtschelding van de rechten wordt gevraagd:

- wel degelijk uit het douanegebied van de Gemeenschap werden wederuitgevoerd,

of

- zijn vernietigd onder toezicht van autoriteiten of personen die gemachtigd zijn zulks officieel vast te stellen;

b) aan de beschikkende douaneautoriteit het document wordt teruggegeven waarmee het communautaire karakter van de betrokken goederen wordt aangetoond en onder dekking waarvan genoemde goederen in voorkomend geval het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten, of de bewijsstukken worden overgelegd die deze autoriteit noodzakelijk acht om zich ervan te verge wissen dat het betrokken document later niet meer bij een invoer van goederen in de Gemeenschap kan worden gebruikt.

Artikel 902

1. Voor de toepassing van artikel 901, lid 2:

a) moeten de door de belanghebbende in te dienen bewijsstukken die het de beschikkende douaneautoriteit mogelijk maken zich ervan te vergewissen dat de goederen waarvoor om terugbetaling of kwijtschelding van de rechten wordt gevraagd, wel degelijk uit het douanegebied van de Gemeenschap weer werden uitgevoerd, bestaan uit:

- het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkte kopie van de aangifte ten uitvoer van de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap,

en

- een verklaring van het douanekantoor waarlangs de goederen het douanegebied van de Gemeenschap daadwerkelijk hebben verlaten.

Wanneer een dergelijke verklaring niet kan worden overgelegd, kan het bewijs van uitgang van de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap worden geleverd door middel van:

- hetzij een verklaring van het douanekantoor dat de aankomst van de goederen in het derde land van bestemming heeft vastgesteld;

- hetzij het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkte kopie van de douaneaangifte van de goederen in het derde land van bestemming.

Bij deze bescheiden dienen de administratieve documenten en de handelsbescheiden te worden gevoegd aan de hand waarvan de beschikkende douaneautoriteit kan nagaan of de goederen die uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd dezelfde zijn als die welke voor een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van de rechten bij invoer werden aangegeven, te weten:

- het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkte kopie van de aangifte voor genoemde regeling

en

- voor zover door de beschikkende douaneautoriteit noodzakelijk geacht, handelsbescheiden en administratieve bescheiden (zoals facturen, gedetailleerde lijsten, vervoerdocumenten, gezondheidscertificaten) met een nauwkeurige beschrijving van de goederen (handelsbenaming, hoeveelheden, merktekens en andere opschriften waarvan zij kunnen zijn voorzien) die waren gevoegd bij, enerzijds, de aangifte voor de genoemde regeling en, anderzijds, de aangifte ten uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap of, in voorkomend geval, de douaneaangifte van de goederen in het derde land van bestemming;

b) moeten de bewijsstukken die het de beschikkende douaneautoriteit mogelijk maken zich ervan te vergewissen dat de goederen waarvoor om terugbetaling of kwijtschelding van rechten wordt gevraagd, wel degelijk zijn vernietigd onder toezicht van instanties of personen die bevoegd zijn dit officieel vast te stellen, bestaan uit:

- hetzij het proces-verbaal of de verklaring van vernietiging afgegeven door de overheidsinstanties onder toezicht waarvan deze vernietiging heeft plaatsgevonden, of een als eensluidend gewaarmerkte kopie daarvan,

- hetzij een certificaat opgesteld door de persoon die bevoegd is de vernietiging vast te stellen, vergezeld van de gegevens waaruit deze bevoegdheid blijkt.

Deze bescheiden moeten een voldoende nauwkeurige omschrijving van de vernietigde goederen bevatten (handelsbenaming, hoeveelheden, merktekens en andere opschriften waarvan zij kunnen zijn voorzien), zodat de douaneautoriteiten, door vergelijking met de vermeldingen in de bijgevoegde aangifte voor een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van de rechten bij invoer en de handelsbescheiden (zoals facturen, gedetailleerde lijsten), zich ervan kunnen vergewissen dat de vernietigde goederen dezelfde zijn als die welke voor de regeling waren aangegeven.

2. De in lid 1 bedoelde bewijsstukken moeten, voor zover zij voor de beschikkende douaneautoriteit onvoldoende blijken om zich met volledige kennis van zaken uit te spreken over het haar voorgelegde geval of wanneer bepaalde bewijsstukken niet kunnen worden overgelegd, worden aangevuld met of worden vervangen door alle andere documenten die de genoemde autoriteit noodzakelijk acht.

Artikel 903

1. Voor terugkerende goederen, waarover bij hun uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap rechten bij uitvoer zijn geheven, geeft het in het vrije verkeer brengen van deze goederen recht op teruggave van de uit dien hoofde ingevorderde bedragen.

2. Lid 1 is uitsluitend van toepassing op goederen die zich in een van de in artikel 844 bedoelde situaties bevinden.

Het feit dat de goederen zich in een van de in artikel 185, lid 2, onder b), van het Wetboek bedoelde situaties bevinden, dient te worden aangetoond bij het douanekantoor waar de goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven.

3. Lid 1 is eveneens van toepassing wanneer de terugkerende goederen slechts een gedeelte vormen van de goederen die van tevoren uit het douanegebied van de Gemeenschap werden uitgevoerd.

Artikel 904

Er wordt niet tot terugbetaling of kwijtschelding van rechten bij invoer overgegaan wanneer het verzoek om terugbetaling, al naar gelang van het geval, uitsluitend is gegrond op:

a) de wederuitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap om andere redenen dan die bedoeld in artikel 237 of 238 van het Wetboek of in artikel 900 of 901, met name omdat zij niet zijn verkocht, van goederen die eerder onder een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van rechten bij invoer waren geplaatst;

b) de vernietiging, ongeacht om welke reden, na de vrijgave door de douaneautoriteiten van goederen die werden aangegeven voor een douaneregeling houdende de verplichting tot betaling van de rechten bij invoer, behalve in de gevallen waarin de communautaire wetgeving uitdrukkelijk voorziet;

c) de overlegging, zelfs te goeder trouw, ter verkrijging van een preferentiële tariefbehandeling voor goederen die voor het vrije verkeer worden aangegeven, van documenten waarvan naderhand wordt vastgesteld dat zij hetzij vals of vervalst hetzij ongeldig waren voor het verkrijgen van deze preferentiële tariefbehandeling.

Afdeling 2

Door de Commissie te nemen beschikkingen

Artikel 905

1. Wanneer de beschikkende douaneautoriteit, die een verzoek om terugbetaling of kwijtschelding uit hoofde van artikel 239, lid 2, van het Wetboek ontvangt, niet in staat is om op grond van artikel 899 te beslissen èn indien de aanvraag vergezeld is van bewijsstukken waarmee het bestaan kan worden aangetoond van een bijzondere situatie die het gevolg is van omstandigheden die geen manipulatie of klaarblijkelijke nalatigheid van de zijde van de belanghebbende inhouden, legt de Lid-Staat waaronder deze autoriteit ressorteert het geval voor aan de Commissie ter behandeling overeenkomstig de procedure bedoeld in de artikelen 906 tot en met 909.

De uitdrukking "belanghebbende" dient te worden opgevat in dezelfde betekenis als in artikel 899.

In alle andere gevallen wijst de beschikkende douaneautoriteit het verzoek af.

2. Het aan de Commissie voorgelegde dossier moet alle gegevens bevatten die nodig zijn voor een volledig onderzoek van het voorgelegde geval.

De Commissie stelt de betrokken Lid-Staat onverwijld in kennis van de ontvangst van dit dossier.

Wanneer blijkt dat de door de Lid-Staat medegedeelde gegevens ontoereikend zijn om de Commissie in staat te stellen met volledige kennis van zaken uitspraak te doen over het haar voorgelegde geval, kan deze om de mededeling van aanvullende gegevens verzoeken.

3. In afwachting van de afwikkeling van de in de artikelen 906 tot en met 909 bedoelde procedure, kan de beschikkende douaneautoriteit op verzoek van de belanghebbende toestaan dat de douaneformaliteiten betreffende de wederuitvoer of de vernietiging van de goederen worden vervuld alvorens de Commissie uitspraak heeft gedaan over het betrokken geval. Een dergelijke toestemming loopt geenszins vooruit op het definitieve besluit dat ten aanzien van het betrokken geval zal worden genomen.

Artikel 906

Binnen 15 dagen volgende op de datum van ontvangst van het in artikel 905, lid 2, bedoelde dossier doet de Commissie een afschrift hiervan aan de Lid-Staten toekomen.

De bespreking van dit dossier wordt zo spoedig mogelijk op de agenda van een vergadering van het in artikel 247 van het Wetboek bedoelde Comité geplaatst.

Artikel 907

Na raadpleging van een groep van deskundigen bestaande uit vertegenwoordigers van alle Lid-Staten die in het kader van het Comité bijeenkomen om het betrokken geval te onderzoeken, geeft de Commissie een beschikking waarbij wordt vastgesteld dat de onderzochte bijzondere situatie de terugbetaling of de kwijtschelding al dan niet rechtvaardigt.

Deze beschikking dient te worden gegeven binnen een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst door de Commissie van het in artikel 905, lid 2, bedoelde dossier. Wanneer de Commissie de Lid-Staat om aanvullende gegevens heeft moeten verzoeken om uitspraak te kunnen doen, wordt de termijn van zes maanden verlengd met de tijd die is verstreken tussen de datum van verzending door de Commissie van het verzoek om aanvullende gegevens en de datum van ontvangst van deze gegevens door de Commissie.

Artikel 908

1. De in artikel 907 bedoelde beschikking dient de betrokken Lid-Staat zo spoedig mogelijk ter kennis te worden gebracht, doch in elk geval binnen 30 dagen te rekenen vanaf de datum waarop de in artikel 907 bedoelde termijn verstrijkt.

Een afschrift van deze beschikking wordt aan de overige Lid-Staten toegezonden.

2. Op grond van de beschikking van de Commissie waarvan overeenkomstig lid 1 kennis is gegeven, beslist de beschikkende autoriteit op het verzoek van de belanghebbende.

3. Wanneer bij de in artikel 907 bedoelde beschikking wordt vastgesteld dat de onderzochte situatie van dien aard is dat het gerechtvaardigd is over te gaan tot terugbetaling of kwijtschelding van de betrokken rechten kan de Commissie, onder de voorwaarden welke zij vaststelt, een of meer Lid-Staten machtigen over te gaan tot terugbetaling of kwijtschelding van de rechten in gevallen waarin zich feitelijk juridisch vergelijkbare omstandigheden voordoen.

In dat geval wordt de in artikel 907 bedoelde beschikking eveneens ter kennis gebracht van elke aldus gemachtigde Lid-Staat.

Artikel 909

Indien de Commissie haar beschikking niet heeft gegeven binnen de in artikel 907 bedoelde termijn of indien zij binnen de in artikel 908 bedoelde termijn geen enkel besluit ter kennis heeft gebracht van de betrokken Lid-Staat, geeft de beschikkende douaneautoriteit een gunstig gevolg aan het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding.

HOOFDSTUK 4

Administratieve bijstand tussen de douaneautoriteiten van de Lid-Staten

Artikel 910

In de in artikel 885, lid 2, bedoelde gevallen wordt het verzoek van de beschikkende douaneautoriteit aan het controlerende douanekantoor schriftelijk in tweevoud gedaan op een document van het in bijlage 112 opgenomen model. Hierbij dienen originelen of afschriften te worden gevoegd van het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding evenals van alle stukken die het controlerende douanekantoor nodig heeft om de inlichtingen in te winnen of de gevraagde controles uit te voeren.

Artikel 911

1. Binnen twee weken te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het verzoek verschaft het controlerende douanekantoor de door de beschikkende douaneautoriteit gevraagde inlichtingen of verricht de door deze autoriteit gevraagde controles. Het vermeldt zijn bevindingen in de daartoe bestemde ruimte van het origineel van het in artikel 910 bedoelde document en zendt dit laatste, samen met alle stukken die het waren toegezonden, aan de beschikkende douaneautoriteit terug.

2. Wanneer het niet in staat is binnen de in lid 1 bedoelde termijn van twee weken de gevraagde inlichtingen te verschaffen of de gevraagde controles te verrichten, bevestigt het controlerende douanekantoor binnen deze termijn de ontvangst van het aan dit kantoor gerichte verzoek door terugzending van de kopie van het in artikel 910 bedoelde document aan de beschikkende douaneautoriteit, na het van de passende aantekeningen te hebben voorzien.

Artikel 912

De in artikel 887, lid 5, bedoelde kennisgeving wordt door het uitvoerende douanekantoor aan de beschikkende douaneautoriteit gedaan door middel van een document van het in bijlage 113 opgenomen model.

DEEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 913

De hierna volgende verordeningen en richtlijnen worden ingetrokken:

- Verordening (EEG) nr. 37/70 van de Commissie van 9 januari 1970 betreffende de bepaling van de oorsprong van essentiële vervangingsonderdelen bestemd voor materieel, machines, apparaten of voertuigen welke tevoren zijn verzonden (32);

(32) PB nr. L 7 van 10. 1. 1970, blz. 6.

- Verordening (EEG) nr. 2632/70 van de Commissie van 23 december 1970 betreffende de vaststelling van de oorsprong van radio- en televisie-ontvangtoestellen (33);

(33) PB nr. L 279 van 24. 12. 1970, blz. 35.

- Verordening (EEG) nr. 315/71 van de Commissie van 12 februari 1971 betreffende het vaststellen van de oorsprong van basiswijn bestemd voor de vervaardiging van vermout en van de oorsprong van vermout (34);

(34) PB nr. L 36 van 13. 2. 1971, blz. 10.

- Verordening (EEG) nr. 861/71 van de Commissie van 27 april 1971 betreffende de vaststelling van de oorsprong van bandrecorders (35);

(35) PB nr. L 95 van 28. 4. 1971, blz. 11.

- Verordening (EEG) nr. 3103/73 van de Commissie van 14 november 1973 inzake het certificaat van oorsprong en de desbetreffende aanvraag in het intracommunautaire handelsverkeer (36);

(36) PB nr. L 315 van 16. 11. 1973, blz. 34

- Verordening (EEG) nr. 2945/76 van de Commissie van 26 november 1976 houdende vaststelling van enige bepalingen voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 754/76 betreffende de tariefbehandeling die van toepassing is op naar het douanegebied van de Gemeenschap terugkerende goederen (37), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van Spanje en Portugal;

(37) PB nr. L 335 van 4. 12. 1976, blz. 1.

- Verordening (EEG) nr. 137/79 van de Commissie van 19 december 1978 houdende vaststelling van een bijzondere methode van administratieve samenwerking met het oog op de toepassing van het intracommunautaire stelsel ten aanzien van door vaartuigen van de Lid-Staten gevangen visserijprodukten (38), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3399/91 (39);

(38) PB nr. L 20 van 27. 1. 1979, blz. 1.

(39) PB nr. L 320 van 22. 11. 1991, blz. 19.

- Verordening (EEG) nr. 1494/80 van de Commissie van 11 juni 1980 betreffende de noten voor de interpretatie en de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen voor de douanewaarde (40);

(40) PB nr. L 154 van 21. 6. 1980, blz. 3.

- Verordening (EEG) nr. 1495/80 van de Commissie van 11 juni 1980 betreffende de toepassing van sommige bepalingen van de artikelen 1, 3 en 8 van Verordening (EEG) nr. 1224/80 van de Raad inzake de douanewaarde van de goederen (41), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 558/91 (42);

(41) PB nr. L 154 van 21. 6. 1980, blz. 14.

(42) PB nr. L 62 van 8. 3. 1991, blz. 24.

- Verordening (EEG) nr. 1496/80 van de Commissie van 11 juni 1980 betreffende de aangifte van gegevens inzake de douanewaarde en de over te leggen stukken (43), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 979/93 (44);

(43) PB nr. L 154 van 21. 6. 1980, blz. 16.

(44) PB nr. L 101 van 27. 4. 1993, blz. 7.

- Verordening (EEG) nr. 1574/80 van de Commissie van 20 juni 1980 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van de artikelen 16 en 17 van Verordening (EEG) nr. 1430/79 van de Raad betreffende terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten (45);

(45) PB nr. L 161 van 26. 6. 1980, blz. 3.

- Verordening (EEG) nr. 3177/80 van de Commissie van 5 december 1980 betreffende de plaats van binnenkomst in aanmerking te nemen overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1224/80 van de Raad inzake de douanewaarde van de goederen (46), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2779/90 (47);

(46) PB nr. L 335 van 12. 12. 1980, blz. 1.

(47) PB nr. L 267 van 29. 9. 1990, blz. 36.

- Verordening (EEG) nr. 3179/80 van de Commissie van 5 december 1980 betreffende de portokosten die in aanmerking moeten worden genomen voor de bepaling van de douanewaarde van met de post verzonden goederen (48), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1264/90 (49);

(48) PB nr. L 335 van 12. 12. 1980, blz. 62.

(49) PB nr. L 124 van 15. 5. 1990, blz. 32.

- Verordening (EEG) nr. 553/81 van de Commissie van 12 februari 1981 met betrekking tot het certificaat van oorsprong en de daarbij behorende aanvraag (50);

(50) PB nr. L 59 van 5. 3. 1981, blz. 1.

- Verordening (EEG) nr. 1577/81 van de Commissie van 12 juni 1981 houdende invoering van een systeem van vereenvoudigde procedures voor de bepaling van de douanewaarde van bepaalde aan bederf onderhevige goederen (51), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3334/90 (52);

(51) PB nr. L 154 van 13. 6. 1981, blz. 26.

(52) PB nr. L 321 van 21. 11. 1990, blz. 6.

- Richtlijn 82/57/EEG van de Commissie van 17 december 1981 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 79/695/EEG van de Raad inzake de harmonisatie van de procedures voor het in het vrije verkeer brengen van goederen (53), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 83/371/EEG (54);

(53) PB nr. L 28 van 5. 2. 1982, blz. 38.

(54) PB nr. L 204 van 28. 7. 1983, blz. 63.

- Richtlijn 82/347/EEG van de Commissie van 23 april 1982 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 81/177/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de procedures voor de uitvoer van communautaire goederen (55);

(55) PB nr. L 156 van 7. 6. 1982, blz. 1.

- Verordening (EEG) nr. 3040/83 van de Commissie van 28 oktober 1983 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van de artikelen 2 en 14 van Verordening (EEG) nr. 1430/79 van de Raad betreffende terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten (56);

(56) PB nr. L 297 van 29. 10. 1983, blz. 13.

- Verordening (EEG) nr. 3158/83 van de Commissie van 9 november 1983 betreffende de invloed van royalty's en licentierechten op de douanewaarde (57);

(57) PB nr. L 309 van 10. 11. 1983, blz. 19.

- Verordening (EEG) nr. 1751/84 van de Commissie van 13 juni 1984 tot vaststelling van enige nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3599/82 van de Raad betreffende de regeling "tijdelijke invoer" (58), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3693/92 (59);

(58) PB nr. L 171 van 29. 6. 1984, blz. 1.

(59) PB nr. L 374 van 22. 12. 1992, blz. 28.

- Verordening (EEG) nr. 3548/84 van de Commissie van 17 december 1984 tot vaststelling van enige nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 2763/83 inzake de regeling volgens welke goederen onder douanetoezicht kunnen worden behandeld alvorens zij in het vrije verkeer worden gebracht (60), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2361/87 (61);

(60) PB nr. L 331 van 19. 12. 1984, blz. 5.

(61) PB nr. L 215 van 5. 8. 1987, blz. 9.

- Verordening (EEG) nr. 1766/85 van de Commissie van 27 juni 1985 betreffende de bij de bepaling van de douanewaarde te gebruiken wisselkoersen (62), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 593/91 (63);

(62) PB nr. L 168 van 28. 6. 1985, blz. 21.

(63) PB nr. L 66 van 13. 3. 1991, blz. 14.

- Verordening (EEG) nr. 3787/86 van de Commissie van 11 december 1986 betreffende de nietigverklaring en de intrekking van vergunningen die in het kader van bepaalde economische douaneregelingen werden afgegeven (64);

(64) PB nr. L 350 van 12. 12. 1986, blz. 14.

- Verordening (EEG) nr. 3799/86 van de Commissie van 12 december 1986 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van de artikelen 4 bis, 6 bis, 11 bis en 13 van Verordening (EEG) nr. 1430/79 van de Raad betreffende terugbetaling of kwijtschelding van in- of uitvoerrechten (65);

(65) PB nr. L 352 van 13. 12. 1986, blz. 19.

- Verordening (EEG) nr. 2458/87 van de Commissie van 31 juli 1987 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2473/86 van de Raad betreffende de regeling passieve veredeling en het systeem uitwisselingsverkeer (66), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3692/92 (67);

(66) PB nr. L 230 van 17. 8. 1987, blz. 1.

(67) PB nr. L 374 van 22. 12. 1992, blz. 26.

- Verordening (EEG) nr. 4128/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor indeling van tabak van de soort Virginia, "flue-cured", tabak van de soort Burley, Burleyhybriden daaronder begrepen, "light-air-cured", tabak van de soort Maryland, "light-air-cured", en "fire-cured" tabak onder de onderverdelingen 2401 10 10 tot en met 2401 10 49 en 2401 20 10 tot en met 2401 20 49 van de gecombineerde nomenclatuur (68);

(68) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 1.

- Verordening (EEG) nr. 4129/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor indeling van bepaalde levende runderen (huisdieren) en van bepaalde soorten vlees van runderen onder de onderverdelingen van de gecombineerde nomenclatuur, bedoeld in bijlage C van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Joegoslavië (69);

(69) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 9.

- Verordening (EEG) nr. 4130/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor indeling van druiven voor tafelgebruik van de soort "Empereur" (Vitis vinifera c.v.) onder onderverdeling 0806 10 11 van de gecombineerde nomenclatuur (70);

(70) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 16.

- Verordening (EEG) nr. 4131/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor indeling van Portwijn, Madeirawijn, Sherrywijn (Xereswijn), Moscatel de Setúbal en Tokayerwijn (Aszu en Szamorodni) onder de onderverdelingen 2204 21 41, 2204 21 51, 2204 29 41, 2204 29 45, 2204 29 51 en 2204 29 55 van de gecombineerde nomenclatuur (71), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2490/91 (72);

(71) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 22.

(72) PB nr. L 231 van 20. 8. 1991, blz. 1.

- Verordening (EEG) nr. 4132/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor indeling onder de onderverdelingen 2208 30 11 en 2208 30 19 van de gecombineerde nomenclatuur van zogenaamde Bourbonwhiskey (73);

(73) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 36.

- Verordening (EEG) nr. 4133/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen waaraan bij invoer van wodka van de onderverdelingen 2208 90 31 en ex 2208 90 53 van de gecombineerde nomenclatuur de toepassing van de gunstige tariefregeling, voorzien in het Verdrag tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Finland inzake de onderlinge uitwisseling van bepaalde wijnen en van dranken die gedistilleerde alcohol bevatten, is onderworpen (74);

(74) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 42.

- Verordening (EEG) nr. 4134/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor indeling van de "fondues" geheten preparaten onder onderverdeling 2106 90 10 van de gecombineerde nomenclatuur (75);

(75) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 48.

- Verordening (EEG) nr. 4135/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor indeling van natuurlijk natriumnitraat en van natuurlijk kaliumhoudend natriumnitraat onder respectievelijk de onderverdelingen 3102 50 10 en 3105 90 10 van de gecombineerde nomenclatuur (76);

(76) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 54.

- Verordening (EEG) nr. 4136/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van slachtpaarden onder onderverdeling 0101 19 10 van de gecombineerde nomenclatuur (77);

(77) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 60.

- Verordening (EEG) nr. 4137/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen 0408 11 90, 0408 19 90, 0408 91 90, 0408 99 90, 1106 20 10, ex 2501 00 51, ex 3502 10 10 en ex 3502 90 10 van de gecombineerde nomenclatuur (78);

(78) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 63.

- Verordening (EEG) nr. 4138/87 van de Commissie van 9 december 1987 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de indeling van pootaardappelen, bepaalde granen en bepaalde oliehoudende zaden en vruchten in de gecombineerde nomenclatuur met toepassing van een gunstige tariefregeling (79);

(79) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 67.

- Verordening (EEG) nr. 4139/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen waaraan voor bepaalde aardolieprodukten, bij invoer, de toepassing van een gunstige tariefregeling in verband met de bijzondere bestemming van die produkten is onderworpen (80);

(80) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 70.

- Verordening (EEG) nr. 4140/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor indeling van builgaas, niet geconfectioneerd, onder onderverdeling 5911 20 00 van de gecombineerde nomenclatuur (81);

(81) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 74.

- Verordening (EEG) nr. 4141/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen waaraan voor produkten die voor bepaalde categorieën vliegtoestellen of schepen zijn bestemd, bij invoer, de toepassing van een gunstige tariefregeling in verband met de bijzondere bestemming van die produkten is onderworpen (82), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1418/91 (83);

(82) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 76.

(83) PB nr. L 135 van 30. 5. 1991, blz. 28.

- Verordening (EEG) nr. 4142/87 van de Commissie van 9 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en bepalingen waaraan voor bepaalde goederen, bij invoer, de toepassing van een gunstige tariefregeling in verband met de bijzondere bestemming van die goederen is onderworpen (84), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3803/92 (85);

(84) PB nr. L 387 van 31. 12. 1987, blz. 81.

(85) PB nr. L 384 van 30. 12. 1992, blz. 15.

- Verordening (EEG) nr. 693/88 van de Commissie van 4 maart 1988 betreffende de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" voor de toepassing van de door de Europese Economische Gemeenschap voor bepaalde produkten uit ontwikkelingslanden verleende tariefpreferenties (86), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3660/92 (87);

(86) PB nr. L 77 van 22. 3. 1988, blz. 1.

(87) PB nr. L 370 van 19. 12. 1992, blz. 11.

- Verordening (EEG) nr. 809/88 van de Commissie van 14 maart 1988 betreffende de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" en de methoden inzake administratieve samenwerking van toepassing op de invoer in de Gemeenschap van produkten van de bezette gebieden (88), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3660/92 (89);

(88) PB nr. L 86 van 30. 3. 1988, blz. 1.

(89) PB nr. L 370 van 19. 12. 1992, blz. 11.

- Verordening (EEG) nr. 4027/88 van de Commissie van 21 december 1988 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen voor de regeling tijdelijke invoer van containers (90), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3348/89 (91);

(90) PB nr. L 355 van 23. 12. 1988, blz. 22.

(91) PB nr. L 323 van 8. 11. 1989, blz. 17.

- Verordening (EEG) nr. 288/89 van de Commissie van 3 februari 1989 betreffende de vaststelling van de oorsprong van geïntegreerde schakelingen (92);

(92) PB nr. L 33 van 4. 2. 1989, blz. 23.

- Verordening (EEG) nr. 597/89 van de Commissie van 8 maart 1989 tot vaststelling van enige nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 2144/87 van de Raad inzake de douaneschuld (93);

(93) PB nr. L 65 van 9. 3. 1989, blz. 11.

- Verordening (EEG) nr. 2071/89 van de Commissie van 11 juli 1989 betreffende het vaststellen van de oorsprong van fotokopieerapparaten met optisch systeem of voor contactdruk (94);

(94) PB nr. L 196 van 12. 7. 1989, blz. 24.

- Verordening (EEG) nr. 3850/89 van de Commissie van 15 december 1989 houdende vaststelling voor bepaalde landbouwprodukten waarop bijzondere invoerregelingen van toepassing zijn, van de toepassingsvoorschriften van Verordening (EEG) nr. 802/68 van de Raad betreffende de gemeenschappelijke definitie van het begrip "oorsprong van goederen" (95);

(95) PB nr. L 374 van 22. 12. 1989, blz. 8.

- Verordening (EEG) nr. 2561/90 van de Commissie van 30 juli 1990 tot uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2503/88 van de Raad betreffende de douane-entrepots (96), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3001/92 (97);

(96) PB nr. L 246 van 10. 9. 1990, blz. 1.

(97) PB nr. L 301 van 17. 10. 1992, blz. 16.

- Verordening (EEG) nr. 2562/90 van de Commissie van 30 juli 1990 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2504/88 van de Raad betreffende de vrije zones en de vrije entrepots (98), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2485/91 (99);

(98) PB nr. L 246 van 10. 9. 1990, blz. 33.

(99) PB nr. L 228 van 17. 8. 1991, blz. 34.

- Verordening (EEG) nr. 2883/90 van de Commissie van 5 oktober 1990 betreffende het bepalen van de oorsprong van druivesap (100);

(100) PB nr. L 276 van 6. 10. 1990, blz. 13.

- Verordening (EEG) nr. 2884/90 van de Commissie van 5 oktober 1990 betreffende het bepalen van de oorsprong van sommige uit eieren verkregen goederen (101);

(101) PB nr. L 276 van 6. 10. 1990, blz. 14.

- Verordening (EEG) nr. 3561/90 van de Commissie van 11 december 1990 betreffende het bepalen van de oorsprong van zekere goederen van keramische stoffen (102);

(102) PB nr. L 347 van 12. 12. 1990, blz. 10.

- Verordening (EEG) nr. 3620/90 van de Commissie van 14 december 1990 betreffende het bepalen van de oorsprong van vlees en afvallen, vers, gekoeld of bevroren, van bepaalde huisdieren (103);

(103) PB nr. L 351 van 15. 12. 1990, blz. 25.

- Verordening (EEG) nr. 3672/90 van de Commissie van 18 december 1990 betreffende het bepalen van de oorsprong van kogellagers, rollagers en naaldlagers (104);

(104) PB nr. L 356 van 19. 12. 1990, blz. 30.

- Verordening (EEG) nr. 3716/90 van de Commissie van 19 december 1990 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 4046/89 van de Raad betreffende de zekerheid die moet worden gesteld om de betaling van een douaneschuld te waarborgen (105);

(105) PB nr. L 358 van 21. 12. 1990, blz. 48.

- Verordening (EEG) nr. 3796/90 van de Commissie van 21 december 1990 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1715/90 van de Raad betreffende de inlichtingen die door de douaneautoriteiten worden verstrekt op het gebied van de indeling van goederen in de douanenomenclatuur (106), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2674/92 (107);

(106) PB nr. L 365 van 28. 12. 1990, blz. 17.

(107) PB nr. L 271 van 16. 9. 1992, blz. 5.

- Verordening (EEG) nr. 1364/91 van de Commissie van 24 mei 1991 betreffende het begrip "oorsprong van goederen", met betrekking tot onder afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur ingedeelde textielstoffen en -waren (108);

(108) PB nr. L 130 van 25. 5. 1991, blz. 18.

- Verordening (EEG) nr. 1365/91 van de Commissie van 24 mei 1991 tot vaststelling van de oorsprong van katoenlinters, geïmpregneerd vilt en gebonden textielvlies, lederen kledingstukken, schoeisel en horlogebanden van textiel (109);

(109) PB nr. L 130 van 25. 5. 1991, blz. 28.

- Verordening (EEG) nr. 1593/91 van de Commissie van 12 juni 1991 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 719/91 van de Raad betreffende de toepassing in de Gemeenschap van carnets TIR en van carnets ATA als doorvoerdocumenten (110);

(110) PB nr. L 148 van 13. 6. 1991, blz. 11.

- Verordening (EEG) nr. 1656/91 van de Commissie van 13 juni 1991 tot vaststelling van bijzondere bepalingen welke op bepaalde handelingen in het kader van de regeling actieve veredeling of de regeling behandeling onder douanetoezicht van toepassing zijn (111);

(111) PB nr. L 151 van 15. 6. 1991, blz. 39.

- Verordening (EEG) nr. 2164/91 van de Commissie van 23 juli 1991 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1697/79 van de Raad inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer die niet van de belastingschuldige zijn opgeëist voor goederen welke zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van dergelijke rechten voortvloeide (112);

(112) PB nr. L 201 van 24. 7. 1991, blz. 16.

- Verordening (EEG) nr. 2228/91 van de Commissie van 26 juni 1991 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1999/85 van de Raad betreffende de regeling actieve veredeling (113), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3709/92 (114);

(113) PB nr. L 210 van 31. 7. 1991, blz. 1.

(114) PB nr. L 378 van 21. 12. 1992, blz. 6.

- Verordening (EEG) nr. 2249/91 van de Commissie van 25 juli 1991 tot vaststelling van een aantal uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1855/89 van de Raad betreffende de regeling tijdelijke invoer van vervoermiddelen (115);

(115) PB nr. L 204 van 27. 7. 1991, blz. 31.

- Verordening (EEG) nr. 2365/91 van de Commissie van 31 juli 1991 tot vaststelling van de voorwaarden voor het gebruik van een carnet ATA voor de tijdelijke invoer van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap en voor de tijdelijke uitvoer van goederen uit dit gebied (116);

(116) PB nr. L 216 van 3. 8. 1991, blz. 24.

- Verordening (EEG) nr. 3717/91 van de Commissie van 18 december 1991 tot vaststelling van de lijst van goederen die in aanmerking komen voor de regeling volgens welke goederen onder douanetoezicht kunnen worden behandeld alvorens zij in het vrije verkeer worden gebracht (117), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 209/93 (118);

(117) PB nr. L 351 van 20. 12. 1991, blz. 23.

(118) PB nr. L 25 van 2. 2. 1993, blz. 18.

- Verordening (EEG) nr. 343/92 van de Commissie van 22 januari 1992 betreffende de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking bij invoer in de Gemeenschap van produkten van oorsprong uit de Republieken Kroatië en Slovenië en de Joegoslavische Republieken Bosnië-Herzegowina en Macedonië (119), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3660/92 (120);

(119) PB nr. L 38 van 14. 2. 1992, blz. 1.

(120) PB nr. L 370 van 19. 12. 1992, blz. 11.

- Verordening (EEG) nr. 1214/92 van de Commissie van 21 april 1992 houdende uitvoeringsbepalingen en vereenvoudigingsmaatregelen betreffende de regeling voor communautair douanevervoer (121), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3712/92 (122);

(121) PB nr. L 132 van 16. 5. 1992, blz. 1.

(122) PB nr. L 378 van 23. 12. 1992, blz. 15.

- Verordening (EEG) nr. 1823/92 van de Commissie van 3 juli 1992 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 3925/91 van de Raad betreffende de afschaffing van de controles en formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage en de ruimbagage van personen op intracommunautaire vluchten en op de bagage van personen bij intracommunautaire zeereizen (123);

(123) PB nr. L 185 van 4. 7. 1992, blz. 8.

- Verordening (EEG) nr. 2453/92 van de Commissie van 31 juli 1992 houdende nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 717/91 van de Raad betreffende het enig document (124), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 607/93 (125);

(124) PB nr. L 249 van 28. 8. 1992, blz. 1.

(125) PB nr. L 65 van 17. 3. 1993, blz. 5.

- Verordening (EEG) nr. 2674/92 van de Commissie van 15 september 1992 tot aanvulling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1715/90 van de Raad betreffende de inlichtingen die door de douaneautoriteiten van de Lid-Staten worden verstrekt op het gebied van de indeling van goederen in de douanenomenclatuur en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3796/90 (126);

(126) PB nr. L 271 van 16. 9. 1992, blz. 5.

- Verordening (EEG) nr. 2713/92 van de Commissie van 17 september 1992 betreffende het goederenverkeer tussen bepaalde gedeelten van het douanegebied van de Gemeenschap (127);

(127) PB nr. L 275 van 18. 9. 1992, blz. 11.

- Verordening (EEG) nr. 3269/92 van de Commissie van 10 november 1992 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor de artikelen 161, 182 en 183 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, met betrekking tot de douaneregeling, de uitvoer, de wederuitvoer en de goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten (128);

(128) PB nr. L 326 van 12. 11. 1992, blz. 11.

- Verordening (EEG) nr. 3566/92 van de Commissie van 8 december 1992 betreffende het gebruik van documenten bij de toepassing van communautaire maatregelen die de controle op het gebruik en/of de bestemming van de goederen met zich brengen (129);

(129) PB nr. L 362 van 11. 12. 1992, blz. 11.

- Verordening (EEG) nr. 3689/92 van de Commissie van 21 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 719/91 van de Raad betreffende de toepassing in de Gemeenschap van carnets TIR en carnets ATA als doorvoerdocumenten en van Verordening (EEG) nr. 3599/82 van de Raad betreffende de regeling tijdelijke invoer (130);

(130) PB nr. L 374 van 22. 12. 1992, blz. 14.

- Verordening (EEG) nr. 3691/92 van de Commissie van 21 december 1992 houdende toepassingsmaatregelen bij Verordening (EEG) nr. 719/91 van de Raad betreffende de toepassing in de Gemeenschap van carnets TIR en carnets ATA als doorvoerdocumenten, en bij Verordening (EEG) nr. 3599/82 van de Raad betreffende de regeling tijdelijke invoer (131);

(131) PB nr. L 374 van 22. 12. 1992, blz. 25.

- Verordening (EEG) nr. 3710/92 van de Commissie van 21 december 1992 tot vaststelling van procedures voor de overdracht van goederen of produkten die onder de regeling actieve veredeling, schorsingssystemen, zijn geplaatst (132);

(132) PB nr. L 378 van 23. 12. 1992, blz. 9.

- Verordening (EEG) nr. 3903/92 van de Commissie van 21 december 1992 betreffende de in de douanewaarde te begrijpen luchtvrachtkosten (133).

(133) PB nr. L 393 van 31. 12. 1992, blz. 1.

Artikel 914

Verwijzingen naar de ingetrokken bepalingen worden geacht te zijn gedaan naar de onderhavige verordening.

Artikel 915

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1994.

Artikel 791, lid 2, is slechts van toepassing tot 1 januari 1995.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 2 juli 1993.

Voor de Commissie

Christiane SCRIVENER

Lid van de Commissie