31993R2080

Verordening (EEG) nr. 2080/93 van de Raad van 20 juli 1993 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot het financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij

Publicatieblad Nr. L 193 van 31/07/1993 blz. 0001 - 0004


VERORDENING (EEG) Nr. 2080/93 VAN DE RAAD van 20 juli 1993 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat het gemeenschappelijk visserijbeleid de algemene doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag helpt te verwezenlijken; dat met name via Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur (4) wordt gestreefd naar een evenwicht tussen de instandhouding en het beheer van de bestanden enerzijds, en de visserij-inspanning en een stabiele en rationele exploitatie van die bestanden anderzijds;

Overwegende dat de structuurmaatregelen voor de visserij ertoe moeten bijdragen dat de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de doelstellingen van artikel 130 A van het Verdrag worden verwezenlijkt;

Overwegende dat, om de synergie van de communautaire maatregelen te verbeteren en het mogelijk te maken op meer coherente wijze tot de versterking van de economische en sociale samenhang bij te dragen, de structuurmaatregelen in de sector visserij en aquacultuur dienen te worden geïntegreerd in het uit de hervorming van de Structuurfondsen voortgekomen operationele systeem, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2052/88 van de Raad van 24 juni 1988 betreffende de taken van de Fondsen met structurele strekking, hun doeltreffendheid alsmede de cooerdinatie van hun bijstandsverlening onderling en met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten (5), en Verordening (EEG) nr. 4253/88 van de Raad van 19 december 1988 tot vaststelling van toepassingsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2052/88 met betrekking tot de cooerdinatie van de bijstandsverlening uit de onderscheiden Structuurfondsen enerzijds en van die bijstandsverlening met die van de Europese Investeringsbank en de andere bestaande financieringsinstrumenten anderzijds (6);

Overwegende dat de taken van het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) nader moeten worden aangegeven in het licht van de bijdrage die dit instrument dient te leveren tot het bereiken van doelstelling 5 a) als omschreven in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2052/88;

Overwegende dat de Gemeenschap financiële bijstand moet verlenen op de gebieden die van doorslaggevend belang zijn voor de structurele aanpassing welke nodig is om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te bereiken; dat de bijstandsverlening in de sector voorts afhankelijk dient te worden gesteld van de inachtneming van het nagestreefde evenwicht tussen de bestanden en de exploitatie daarvan;

Overwegende dat het passend is dat de Raad in een later stadium, na raadpleging van het Europees Parlement, de modaliteiten en voorwaarden voor de bijdrage van het FIOV aan de maatregelen tot aanpassing van de visserijstructuur vaststelt, ten einde de coherentie van het gemeenschappelijk visserijbeleid te verzekeren;

Overwegende dat de maatregelen waarin moet worden voorzien, dezelfde werkingssfeer hebben als Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad van 18 december 1986 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur (7) en Verordening (EEG) nr. 4042/89 van de Raad van 19 december 1989 betreffende de verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van visserij- en aquicultuurprodukten (8); dat het derhalve dienstig is die verordeningen in te trekken en de overgangsbepalingen vast te stellen die nodig zijn om de structuurmaatregelen zonder onderbreking te kunnen blijven toepassen;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 4028/86 op uniforme wijze de maximale bedragen aan steun vaststelt die kunnen worden toegekend voor elk individueel project dat rechtstreeks bijdraagt tot de inachtneming van de prioritaire vereisten van het gemeenschappelijk visserijbeleid; dat de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, deze maximumbedragen ook in de toekomst op een uniforme wijze dient vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. De structuurmaatregelen die in het kader van deze verordening worden genomen in de sector visserij/aquacultuur en verwerking/afzet van de produkten daarvan (hierna "sector" te noemen), dragen bij tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de artikelen 39 en 130 A van het Verdrag, alsmede van de doelstellingen als omschreven in de Verordeningen (EEG) nr. 3760/92 en (EEG) nr. 2052/88.

2. Het FIOV heeft tot taak:

a) bij te dragen tot het scheppen van een duurzaam evenwicht tussen de bestanden en de exploitatie daarvan;

b) het concurrentievermogen van de bedrijfsstructuren en de ontwikkeling van economisch levensvatbare ondernemingen in de sector te versterken;

c) de voorziening met en de valorisatie van visserij- en aquacultuurprodukten te verbeteren.

Het FIOV draagt voorts bij aan maatregelen inzake technische bijstand en voorlichting en aan de ondersteuning van studies of proefprojecten betreffende de aanpassing van de structuur van de sector.

Artikel 2

1. Bijstand van het FIOV kan worden toegekend voor maatregelen die rechtstreeks bijdragen tot de naleving van de vereisten van het gemeenschappelijk visserijbeleid op de volgende gebieden:

- verlegging van de visserij,

- tijdelijke samenwerkingsverbanden,

- gemengde vennootschappen,

- aanpassing van de vangstcapaciteit.

De Raad kan bovenstaande lijst van gebieden aanpassen volgens de procedure van artikel 6.

2. Artikel 13, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2052/88 en artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 4253/88 zijn van toepassing op de in lid 1 van dit artikel bedoelde maatregelen. De voor elk individueel project uit hoofde van de in lid 1 bedoelde maatregelen toegekende steun mag echter niet hoger zijn dan het volgens de procedure van artikel 6 vast te stellen maximumbedrag.

Artikel 3

1. Het FIOV kan deelnemen in de financiering van investeringen en maatregelen die bijdragen tot de vervulling van een of meer van de in artikel 1, lid 2, genoemde taken op de volgende gebieden:

- herstructurering en vernieuwing van de vissersvloot,

- modernisering van de vissersvloot,

- verbetering van de voorwaarden inzake verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurprodukten,

- ontwikkeling van de aquacultuur en inrichting van de kustzones,

- experimentele visserij,

- uitrusting van vissershavens,

- marktverkenning,

- specifieke maatregelen.

De Raad kan bovengenoemde lijst van gebieden aanpassen volgens de procedure van artikel 6.

2. De in lid 1 bedoelde investeringen en maatregelen kunnen met name betrekking hebben op de exploitatieomstandigheden aan boord van de vaartuigen, het verbeteren van de selectiviteit van de vangsttechnieken en van het vistuig, de verbetering van de kwaliteit van de produkten en de naleving van de communautaire normen inzake de hygiëne van de produkten, inzake gezondheid en veiligheid op de werkplek en inzake milieubescherming.

3. De in artikel 13, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2052/88 en in artikel 17, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 4253/88 vastgelegde grenzen voor de bijstand van de Gemeenschap zijn op de investeringen en maatregelen van dit artikel van toepassing.

4. In de relevante gevallen verstrekken de Lid-Staten volgens de voor elk beleidsgebied geldende procedure, aan de Commissie de gegevens betreffende de naleving van de bepalingen als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2052/88.

Artikel 4

Voor de in de artikelen 2 en 3 genoemde gebieden kan het FIOV ten belope van ten hoogste 2 % van de kredieten die jaarlijks voor structuurmaatregelen in de sector beschikbaar zijn, bijdragen aan de financiering van:

- studies en proef- en demonstratieprojecten,

- diensten en technische bijstand voor, met name, de voorbereiding, begeleiding en evaluatie van de tenuitvoerlegging van deze verordening,

- gecooerdineerde maatregelen om specifieke problemen betreffende een bepaald aspect van de sector te verhelpen,

- initiatieven voor een ruime verspreiding van kennis.

De in dit artikel bedoelde maatregelen waarvoor het initiatief van de Commissie uitgaat kunnen bij wijze van uitzondering voor 100 % worden gefinancierd; voor rekening van de Commissie uitgevoerde maatregelen worden altijd voor 100 % gefinancierd.

Artikel 5

1. De Commissie beslist over de bijstandsverlening van het FIOV onder de voorwaarden van artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 4253/88.

2. Van de in lid 1 bedoelde beschikkingen wordt kennis gegeven aan de betrokken Lid-Staat en, in voorkomend geval, de door de Lid-Staat aangewezen bemiddelende instantie als bedoeld in artikel 14, lid 1, en artikel 16, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4253/88.

Artikel 6

Onverminderd artikel 33 van Verordening (EEG) nr. 4253/88 en artikel 9 van de onderhavige verordening, stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, volgens de procedure van artikel 43 van het Verdrag, uiterlijk op 31 december 1993 de modaliteiten en voorwaarden vast voor de bijdrage van het FIOV aan de maatregelen tot aanpassing van de structuur van de sector als bedoeld in deze verordening.

Artikel 7

1. Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2052/88 en artikel 29, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 4253/88 wordt bij de Commissie een Permanent Comité van beheer voor de visserijstructuur opgericht, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie. De Europese Investeringsbank wijst een vertegenwoordiger aan, die niet aan de stemming deelneemt. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

2. Het in dit artikel bedoelde Comité treedt in de plaats van het bij artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 101/76 (9) ingestelde Comité in alle ingevolge die verordening aan dat Comité opgedragen taken.

Artikel 8

In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel vastgelegde procedure, leidt de voorzitter deze procedure bij het Comité in, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het Comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het Comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het Comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten voor ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen. De Raad kan binnen een termijn van één maand met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

De adviezen van het Comité worden ter kennis van de in de artikelen 27, 28 en 29, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 4253/88 bedoelde comités gebracht.

Artikel 9

1. Met ingang van 1 januari 1994 worden de Verordeningen (EEG) nr. 4028/86 en (EEG) nr. 4042/89, alsmede de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen, met uitzondering van Verordening (EEG) nr. 163/89 van de Commissie en de beschikkingen tot vaststelling van de meerjarige oriëntatieprogramma's betreffende de vissersvloten voor de periode 1993-1996, ingetrokken.

Evenwel:

- blijven bovengenoemde verordeningen en bepalingen van toepassing voor aanvragen voor bijstand die vóór 1 januari 1994 zijn ingediend;

- worden aanvragen voor bijstand betreffende in 1993 in het kader van Verordening (EEG) nr. 4028/86 ingediende projecten vóór 1 november 1994 onderzocht en goedgekeurd op basis van die verordening.

Aanvragen voor bijstand uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 4028/86 waarover op 1 november 1994 geen bijstandsbeschikking is gegeven, worden als vervallen beschouwd. De in deze aanvragen beoogde maatregelen of projecten kunnen echter in aanmerking worden genomen volgens de in artikel 6 van deze verordening bedoelde modaliteiten.

2. De betalingsverplichtingen voor de gedeelten van de bedragen die zijn vastgelegd uit hoofde van de bijstand voor projecten waarover de Commissie vóór 1 januari 1989 een beschikking heeft gegeven in het kader van Verordening (EEG) nr. 4028/86 en waarvoor vóór 31 maart 1995 geen definitief betalingsverzoek bij de Commissie is ingediend, worden uiterlijk op 30 september 1995 automatisch ongedaan gemaakt door de Commissie, onverminderd de projecten die uit hoofde van een gerechtelijke procedure zijn geschorst.

De betalingsverplichtingen voor de gedeelten van de bedragen die zijn vastgelegd uit hoofde van de bijstand voor projecten waarover de Commissie tussen 1 januari 1989 en 31 oktober 1994 een beschikking heeft gegeven in het kader van Verordening (EEG) nr. 4028/86 en waarvoor niet uiterlijk binnen zes jaar en drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de toekenning van de bijstand, een definitief betalingsverzoek bij de Commissie is ingediend, worden uiterlijk zes jaar en negen maanden na de datum van de toekenning van de bijstand automatisch ongedaan gemaakt door de Commissie, onverminderd projecten die uit hoofde van een gerechtelijke procedure zijn geschorst.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 20 juli 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

W. CLAES

(1) PB nr. C 131 van 11. 5. 1993, blz. 18.(2) Advies uitgebracht op 14 juli 1993 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).(3) PB nr. C 201 van 26. 7. 1993, blz. 52.(4) PB nr. L 389 van 31. 12. 1992, blz. 1.(5) PB nr. L 185 van 15. 7. 1988, blz. 9. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2081/93 (zie blz. 5 van dit Publikatieblad).(6) PB nr. L 374 van 31. 12. 1988, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2082/93 (zie blz. 20 van dit Publikatieblad).(7) PB nr. L 376 van 31. 12. 1986, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2794/92 (PB nr. L 282 van 26. 8. 1992, blz. 3).(8) PB nr. L 388 van 30. 12. 1989, blz. 1.(9) PB nr. L 20 van 28. 1. 1976, blz. 19.