31993L0089

Richtlijn 93/89/EEG van de Raad van 25 oktober 1993 betreffende de toepassing door de Lid-Staten van de belastingen op sommige voor het goederenvervoer over de weg gebruikte voertuigen en van de voor het gebruik van sommige infrastructuurvoorzieningen geheven tolgelden en gebruiksrechten

Publicatieblad Nr. L 279 van 12/11/1993 blz. 0032 - 0038
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 5 blz. 0037
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 5 blz. 0037


RICHTLIJN 93/89/EEG VAN DE RAAD van 25 oktober 1993 betreffende de toepassing door de Lid-Staten van de belastingen op sommige voor het goederenvervoer over de weg gebruikte voertuigen en van de voor het gebruik van sommige infrastructuurvoorzieningen geheven tolgelden en gebruiksrechten

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 75 en 99,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de opheffing van concurrentieverstoringen tussen de vervoersondernemingen van de Lid-Staten zowel harmonisatie van de heffingsstelsels als invoering van rechtvaardige mechanismen voor de toerekening aan vervoersondernemers van de infrastructuurkosten vooropstelt;

Overwegende dat deze doelstellingen slechts in fasen kunnen worden bereikt;

Overwegende dat met de aanneming van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën (4) en van Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën (5) reeds een bepaalde mate van harmonisatie op het gebied van de brandstofaccijnzen is verwezenlijkt;

Overwegende dat de aanpassing van de nationale heffingsstelsels onder de huidige omstandigheden moet worden beperkt tot bedrijfsvoertuigen waarvan het totaalgewicht een bepaald niveau overschrijdt;

Overwegende dat het dienstig is daartoe voor de thans in de Lid-Staten toegepaste motorrijtuigenbelastingen of voor de belastingen die voor deze motorrijtuigenbelastingen in de plaats mochten komen, minimumtarieven vast te stellen;

Overwegende dat bepaalde Lid-Staten de thans toegepaste motorrijtuigenbelastingen aanzienlijk zullen moeten verhogen; dat er, ten einde een geleidelijke aanpassing mogelijk te maken, een overgangsperiode moet komen, tijdens welke deze Lid-Staten lagere tarieven mogen toepassen;

Overwegende dat voor bepaalde vormen van plaatselijk binnenlands vervoer, met slechts weinig betekenis voor de communautaire vervoersmarkt, thans verlaagde tarieven van de motorrijtuigenbelasting gelden; dat, ten einde een harmonieuze overgang mogelijk te maken, de Lid-Staten gemachtigd moeten worden tijdelijk van de minimumtarieven af te wijken;

Overwegende dat de Lid-Staten gemachtigd moeten worden om lagere tarieven of vrijstellingen toe te passen voor voertuigen waarvan het gebruik waarschijnlijk geen weerslag zal hebben op de vervoersmarkt van de Gemeenschap;

Overwegende dat, ten einde rekening te houden met sommige bijzondere situaties, een procedure moet worden ingesteld waarbij de Lid-Staten gemachtigd kunnen worden vrijstellingen of extra verlagingen te handhaven;

Overwegende dat de bestaande concurrentieverstoringen niet louter door de harmonisatie van de belastingen of van de accijnzen kunnen worden opgeheven, maar dat zij, in afwachting van in technisch en economisch opzicht geschiktere heffingsvormen, kunnen worden afgezwakt door de mogelijkheid om tolgelden te handhaven of in te voeren en om gebruiksrechten in te voeren voor het gebruik van autosnelwegen, en, onder bepaalde voorwaarden, van andere wegen;

Overwegende dat het van belang is dat de tolgelden en gebruiksrechten niet discriminerend zijn, geen buitensporige formaliteiten meebrengen en niet tot belemmeringen aan de binnengrenzen leiden; dat, wat de gebruiksrechten betreft, de tarieven ervan gerelateerd moeten zijn aan de duur van het gebruik van de betrokken infrastructuurvoorziening;

Overwegende dat, ten einde de uniforme toepassing van de gebruiksrechten en de tolgelden te waarborgen, bepaalde regels dienen te worden vastgesteld om de voorwaarden voor de toepassing ervan te bepalen, zoals de eigenschappen van de infrastructuurvoorzieningen waarop de gebruiksrechten en tolgelden worden toegepast, het maximumtarief van de gebruiksrechten en de algemene bepalingen die in acht moeten worden genomen;

Overwegende dat in dit kader twee of meer Lid-Staten kunnen samenwerken met het oog op de invoering van een gemeenschappelijk stelsel van gebruiksrechten mits aan bepaalde bijkomende voorwaarden wordt voldaan; dat daarbij rekening kan worden gehouden met de bijzondere geografische en economische situatie van vervoersondernemingen van sommige Lid-Staten, die in sommige gevallen verergerd wordt door de onbestendige politieke situatie in sommige derde landen;

Overwegende dat met het oog op de herziening van de bepalingen van deze richtlijn en een eventuele aanpassing daarvan ten behoeve van een meer territoriaal heffingssysteem, een strak tijdschema dient te worden ingesteld,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Algemene bepalingen

Artikel 1

De Lid-Staten passen, zo nodig, hun stelsels inzake motorrijtuigenbelasting en hun tolgelden en gebruiksrechten aan overeenkomstig deze richtlijn.

Deze richtlijn geldt niet voor voertuigen die uitsluitend goederen vervoeren binnen de niet-Europese gebiedsdelen van de Lid-Staten.

Zij geldt evenmin voor voertuigen die geregistreerd zijn op de Canarische eilanden, Ceuta en Melilla en de Azoren en Madeira, en die uitsluitend goederen vervoeren binnen die grondgebieden of tussen die grondgebieden en het continentale grondgebied van Spanje, respectievelijk Portugal.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder

- "autosnelweg": een weg die speciaal is ontworpen en aangelegd voor verkeer met motorvoertuigen, zonder uitwegen naar aanliggende percelen, en die

i) behalve op bepaalde plaatsen of tijdelijk is voorzien van gescheiden rijbanen voor beide verkeersrichtingen, welke rijbanen van elkaar gescheiden zijn hetzij door een strook die niet voor het verkeer is bestemd, hetzij, bij uitzondering, op andere wijze;

ii) geen andere weg, geen spoor- of tramweg of voetpad gelijkvloers kruist; en

iii) door specifieke verkeerstekens als autosnelweg is aangeduid;

- "tolgeld": de betaling van een bepaald bedrag dat wordt geïnd voor een door een voertuig tussen twee punten van een van de in artikel 7, onder d), bedoelde infrastructuurvoorzieningen afgelegd traject en dat is gebaseerd op de afgelegde afstand en op de categorie van het voertuig;

- "gebruiksrecht": de betaling van een bepaald bedrag dat gedurende een bepaalde tijdsduur recht geeft op het gebruik door een voertuig van de in artikel 7, onder d), bedoelde infrastructuurvoorzieningen;

- "voertuig": een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen dat uitsluitend bestemd is voor het goederenvervoer over de weg en waarvan het maximum toegestane totaalgewicht ten minste 12 ton bedraagt.

Motorrijtuigenbelasting

Artikel 3

1. De in artikel 1 bedoelde motorrijtuigenbelastingen zijn:

- België: verkeersbelasting op de autovoertuigen/taxe de circulation sur les véhicules automobiles

- Denemarken: vaegtafgift af motorkoeretoejer m.v.

- Duitsland: Kraftfahrzeugsteuer

- Griekenland: Teli kykloforias

- Spanje:

a) impuesto sobre vehículos de tracción mecánica

b) impuesto sobre actividades económicas, uitsluitend voor wat betreft het gedeelte van de belasting dat geheven wordt voor motorvoertuigen

- Frankrijk:

a) taxe spéciale sur certains véhicules routiers

b) taxe différentielle sur les véhicules à moteur

- Ierland: vehicle excise duty

- Italië:

a) tassa automobilistica

b) addizionale del 5 % sulla tassa automobilistica

- Luxemburg: taxe sur les véhicules automoteurs

- Nederland: motorrijtuigenbelasting

- Portugal:

a) imposto de camionagem

b) imposto de circulaçao

- Verenigd Koninkrijk: vehicle excise duty.

2. Een Lid-Staat die één van de in lid 1 genoemde belastingen door een andere, soortgelijke belasting vervangt, stelt de Commissie daarvan in kennis opdat deze de nodige aanpassingen kan aanbrengen.

Artikel 4

Elke Lid-Staat stelt de procedures voor heffing en inning van de in artikel 3 genoemde belastingen vast.

Artikel 5

Wanneer het gaat om in een Lid-Staat geregistreerde voertuigen worden de in artikel 3 genoemde belastingen uitsluitend door de Lid-Staat van registratie geheven.

Artikel 6

1. Ongeacht de structuur van de in artikel 3 genoemde belastingen stellen de Lid-Staten de tarieven van deze belastingen op een dusdanige wijze vast dat zij voor elke categorie of subcategorie van de in de bijlage beschreven voertuigen niet lager zijn dan de in die bijlage vastgestelde minimumtarieven.

2. Aan Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal wordt tot en met 31 december 1997 toegestaan minimumtarieven toe te passen die ten minste 50 % van de in de bijlage vastgestelde tarieven bedragen.

3. De Lid-Staten kunnen verlaagde tarieven of vrijstellingen toepassen voor

- militaire voertuigen, voertuigen van de burgerbescherming, de brandweer en andere diensten voor eerstehulpverlening, alsook voertuigen voor de ordehandhaving en voertuigen voor het onderhoud van de wegen,

- voertuigen die slechts af en toe deelnemen aan het verkeer op de openbare weg in de Lid-Staat van registratie en die gebruikt worden door natuurlijke of rechtspersonen die het goederenvervoer niet als hoofdactiviteit hebben, mits het vervoer door deze voertuigen niet leidt tot concurrentievervalsing, en onder voorbehoud van de toestemming van de Commissie.

4. Onder voorbehoud van de in artikel 12 bedoelde toetsing kunnen de Lid-Staten tot 1 juli 1998 speciale afwijkingen toepassen voor voertuigen met ten hoogste drie assen die uitsluitend voor plaatselijk binnenlands vervoer worden gebruikt.

De toepassing van deze afwijkingen wordt regelmatig door de Commissie beoordeeld. Zij brengt hierover jaarlijks aan de Raad verslag uit.

5. a) Op voorstel van de Commissie kan de Raad met eenparigheid van stemmen, om specifieke politieke redenen van sociaal-economische aard of in verband met de infrastructuurvoorzieningen, aan een Lid-Staat toestemming verlenen voor het handhaven van aanvullende vrijstellingen of verlagingen van de motorrijtuigenbelastingen. Deze vrijstellingen of verlagingen mogen alleen betrekking hebben op in de betrokken Lid-Staat geregistreerde voertuigen die uitsluitend goederen vervoeren binnen een nauwkeurig afgebakend gedeelte van het grondgebied van de Lid-Staat.

b) Elke Lid-Staat die een dergelijke vrijstelling of verlaging wil handhaven stelt de Commissie hiervan in kennis en doet haar voorts alle noodzakelijke informatie toekomen. De Commissie stelt de overige Lid-Staten binnen een maand in kennis van de voorgestelde vrijstelling of verlaging.

De Raad wordt geacht toestemming te hebben verleend voor het handhaven van de voorgestelde vrijstelling of verlaging wanneer binnen twee maanden na de datum waarop de overige Lid-Staten overeenkomstig de bovenstaande littera geïnformeerd zijn, noch door de Commissie noch door een Lid-Staat verzocht is om bespreking van de kwestie door de Raad.

6. Onverminderd het bepaalde in de leden 3, 4 en 5 van dit artikel, en in artikel 6 van Richtlijn 92/106/EEG van de Raad van 7 december 1992 houdende vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor bepaalde vormen van gecombineerd vervoer van goederen tussen Lid-Staten (6), mogen de Lid-Staten geen enkele vrijstelling of verlaging van de in artikel 3 genoemde belastingen toekennen, indien hierdoor het bedrag van de verschuldigde belasting onder de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde minimumtarieven zou komen te liggen.

7. De in lid 1 bedoelde minimumtarieven blijven tot en met 31 december 1997 ongewijzigd. Vanaf die datum kan de Raad onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden deze minimumtarieven, zo nodig, aanpassen.

Tolgelden en gebruiksrechten

Artikel 7

De Lid-Staten kunnen tolheffingen handhaven of invoeren en/of gebruiksrechten invoeren, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) tolheffingen en gebruiksrechten mogen niet beide tegelijkertijd voor het gebruik van hetzelfde wegvak worden toegepast; de Lid-Staten mogen evenwel ook tolgelden toepassen op het gebruik van bruggen, tunnels en bergpaswegen die deel uitmaken van wegennetten waarvoor gebruiksrechten worden geïnd;

b) onverminderd het bepaalde in artikel 8, lid 2, onder e), en artikel 9, worden de gebruiksrechten en tolheffingen toegepast zonder rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie op grond van de nationaliteit van de vervoersonderneming en van de herkomst of de bestemming van het vervoer;

c) deze gebruiksrechten en tolheffingen worden op dusdanige wijze ten uitvoer gelegd, geïnd en de betaling wordt op dusdanige wijze gecontroleerd dat de doorstroming van het verkeer zo min mogelijk wordt gehinderd en iedere verplichte verificatie of controle aan de binnengrenzen van de Gemeenschap wordt vermeden; hiertoe werken de Lid-Staten onderling samen om voor de vervoersondernemingen te zorgen voor mogelijkheden om de gebruiksrechten te voldoen, met name buiten de Lid-Staten waar zij worden toegepast;

d) gebruiksrechten en tolheffingen worden slechts toegepast voor het gebruik van autosnelwegen, of andere meerbaanswegen met soortgelijke kenmerken als autosnelwegen, bruggen, tunnels en bergpaswegen.

In Lid-Staten zonder algemeen net van autosnelwegen of tweebaanswegen (wegen met gescheiden rijbanen) met soortgelijke kenmerken als autosnelwegen, mogen tolheffingen of gebruiksrechten worden toegepast voor het gebruik van de hoogste wegencategorie in die Lid-Staat.

Na overleg met de Commissie overeenkomstig de bij de beschikking van de Raad van 21 maart 1962 houdende vaststelling van een procedure voor het voorafgaande onderzoek en overleg omtrent bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke door de Lid-Staten op het gebied van het vervoer worden overwogen (7) ingestelde procedure mogen zij, met name op grond van veiligheidsoverwegingen, eveneens worden toegepast voor het gebruik van andere delen van het hoofdwegennet;

e) een Lid-Staat kan bepalen dat voor de op zijn grondgebied geregistreerde voertuigen gebruiksrechten gelden voor zijn gehele wegennet;

f) de gebruiksrechten worden door de betrokken Lid-Staten vastgesteld op een bedrag van ten hoogste 1 250 ecu per jaar met inbegrip van administratiekosten; binnen dit maximum staat het de Lid-Staten vrij aan de nationale motorrijtuigenbelasting gerelateerde gebruiksrechten vast te stellen.

Dit maximum wordt om de twee jaar opnieuw bezien, de eerste maal op 1 januari 1997; in voorkomend geval besluit de Raad onder de voorwaarden van het Verdrag tot de noodzakelijke aanpassingen;

g) het tarief van de gebruiksrechten is evenredig met de duur van het gebruik van de betrokken infrastructuurvoorzieningen.

Het is een Lid-Staat toegestaan om voor op zijn grondgebied geregistreerde voertuigen uitsluitend jaartarieven toe te passen;

h) de toltarieven moeten gerelateerd zijn aan de kosten voor de aanleg, de exploitatie en de uitbreiding van het betrokken infrastructuurnet.

Artikel 8

1. Twee of meer Lid-Staten kunnen samenwerken bij de invoering van een gemeenschappelijk stelsel van gebruiksrechten op hun grondgebieden. De Lid-Staten zorgen ervoor dat de Commissie nauw betrokken wordt bij deze werkzaamheden, alsmede bij de latere werking en de eventuele wijziging van dit stelsel.

2. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7 gelden ten aanzien van een dergelijk gemeenschappelijk stelsel de volgende bepalingen:

a) de deelnemende Lid-Staten stellen het gemeenschappelijk jaarlijks gebruiksrecht vast op een niveau dat het in artikel 7, onder f), genoemde bedrag niet overschrijdt;

b) de betaling van het gemeenschappelijk gebruiksrecht geeft toegang tot het door elke deelnemende Lid-Staat in overeenstemming met artikel 7, onder d), vastgestelde wegennet;

c) andere Lid-Staten kunnen zich bij het gemeenschappelijk stelsel aansluiten;

d) de deelnemende Lid-Staten werken een verdeelsleutel uit, die elk van hen een billijk aandeel in de inkomsten uit het gebruiksrecht biedt;

e) de deelnemende Lid-Staten kunnen, uiterlijk tot en met 31 december 1997, een passende verlaging van het tarief van de gebruiksrechten toepassen voor voertuigen die geregistreerd zijn in sommige Lid-Staten waarvan de economie ontwikkelingsverschillen te zien geeft en die benadeeld worden door hun bijzondere geografische situatie, in sommige gevallen nog verergerd door de onbestendige politieke situatie in sommige derde landen.

Artikel 9

Na overleg met de Commissie volgens de bij de beschikking van de Raad van 21 maart 1962 ingestelde procedure kan door de betrokken Lid-Staten een speciale regeling voor de grensgebieden worden ingesteld.

Slotbepalingen

Artikel 10

Deze richtlijn vormt geen beletsel voor de toepassing door de Lid-Staten van:

a) specifieke belastingen of specifieke rechten

- die bij de registratie van het voertuig worden geïnd;

- die op buiten het standaardgewicht of de standaardafmetingen vallende voertuigen of ladingen worden geheven;

b) parkeergelden en specifieke heffingen op stadsverkeer;

c) regulerende heffingen die specifiek bedoeld zijn om tijd- en plaatsgebonden congestie van het wegennet tegen te gaan.

Artikel 11

1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt de tegenwaarde van de ecu in de verschillende nationale valuta eenmaal per jaar vastgesteld. De voor deze omrekening toe te passen koersen zijn de in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakte koersen van de eerste werkdag van oktober. Zij worden toegepast vanaf 1 januari van het volgende kalenderjaar.

2. De Lid-Staten kunnen bij de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanpassing de geldende bedragen onveranderd laten, indien de omrekening van deze in ecu uitgedrukte bedragen tot een wijziging van de in nationale valuta uitgedrukte bedragen leidt van minder dan 5 % of van minder dan 5 ecu, indien dit laatste bedrag lager uitvalt.

Artikel 12

1. Uiterlijk op 31 december 1997 brengt de Commissie aan de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van de onderhavige richtlijn, waarbij rekening gehouden wordt met de technologische ontwikkelingen en de congestie van het wegennet.

Ten einde de Commissie in staat te stellen het bovengenoemde verslag op te stellen, verstrekken de Lid-Staten haar uiterlijk op 1 juni 1997 de noodzakelijke inlichtingen.

Zo nodig gaat dit verslag vergezeld van voorstellen voor de invoering van een regeling voor de toerekening van de kosten die gebaseerd is op het territorialiteitsbeginsel, waarbij de nationale grenzen geen overwegende rol spelen.

2. Voorts dienen de Lid-Staten die elektronische systemen voor de inning van tolgelden en/of gebruiksrechten invoeren, rekening te houden met de wenselijkheid van de interoperabiliteit tussen deze systemen.

Artikel 13

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 januari 1995 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt de andere Lid-Staten daarvan in kennis.

Artikel 14

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 25 oktober 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

Ph. MAYSTADT

(1) PB nr. C 79 van 26. 3. 1988, blz. 8, PB nr. C 75 van 20. 3. 1991, blz. 1, en PB nr. C 311 van 27. 11. 1992, blz. 63.

(2) PB nr. C 158 van 26. 6. 1989, blz. 51, PB nr. C 150 van 15. 6. 1992, blz. 324, en PB nr. C 21 van 25. 1. 1993, blz. 522.

(3) PB nr. C 208 van 8. 8. 1988, blz. 32, PB nr. C 159 van 17. 6. 1991, blz. 21, en PB nr. C 19 van 25. 1. 1993, blz. 74.

(4) PB nr. L 316 van 31. 10. 1992, blz. 12.

(5) PB nr. L 316 van 31. 10. 1992, blz. 19.

(6) PB nr. L 368 van 17. 12. 1992, blz. 38.

(7) PB nr. 23 van 3. 4. 1962, blz. 720/62. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 73/402/EEG van de Raad van 22 november 1973 (PB nr. L 347 van 17. 12. 1973, blz. 48).

BIJLAGE

MINIMUMTARIEVEN VAN DE MOTORRIJTUIGENBELASTING Motorvoertuigen

>(1) "> ID="01">2 assen"> ID="01">12> ID="02">13> ID="03">0> ID="04">31"> ID="01">13> ID="02">14> ID="03">31> ID="04">86"> ID="01">14> ID="02">15> ID="03">86> ID="04">121"> ID="01">15> ID="02">18> ID="03">121> ID="04">274 "> ID="01">3 assen"> ID="01">15> ID="02">17> ID="03">31> ID="04">54"> ID="01">17> ID="02">19> ID="03">54> ID="04">111"> ID="01">19> ID="02">21> ID="03">111> ID="04">144"> ID="01">21> ID="02">23> ID="03">144> ID="04">222"> ID="01">23> ID="02">25> ID="03">222> ID="04">345"> ID="01">25> ID="02">26> ID="03">222> ID="04">345 "> ID="01">4 assen"> ID="01">23> ID="02">25> ID="03">144> ID="04">146"> ID="01">25> ID="02">27> ID="03">146> ID="04">228"> ID="01">27> ID="02">29> ID="03">228> ID="04">362"> ID="01">29> ID="02">31> ID="03">362> ID="04">537"> ID="01">31> ID="02">32> ID="03">362> ID="04">537 "">

Combinaties (gelede voertuigen en samenstellen)

>(1) "> ID="01">2 + 1 assen"> ID="01">12> ID="02">14> ID="03">0> ID="04">0"> ID="01">14> ID="02">16> ID="03">0> ID="04">0"> ID="01">16> ID="02">18> ID="03">0> ID="04">14"> ID="01">18> ID="02">20> ID="03">14> ID="04">32"> ID="01">20> ID="02">22> ID="03">32> ID="04">75"> ID="01">22> ID="02">23> ID="03">75> ID="04">97"> ID="01">23> ID="02">25> ID="03">97> ID="04">175"> ID="01">25> ID="02">28> ID="03">175> ID="04">307 "> ID="01">2 + 2 assen"> ID="01">23> ID="02">25> ID="03">30> ID="04">70"> ID="01">25> ID="02">26> ID="03">70> ID="04">115"> ID="01">26> ID="02">28> ID="03">115> ID="04">169"> ID="01">28> ID="02">29> ID="03">169> ID="04">204"> ID="01">29> ID="02">31> ID="03">204> ID="04">335"> ID="01">31> ID="02">33> ID="03">335> ID="04">465"> ID="01">33> ID="02">36> ID="03">465> ID="04">706"> ID="01">36> ID="02">38> ID="03">465> ID="04">706 "> ID="01">2 + 3 assen"> ID="01">36> ID="02">38> ID="03">370> ID="04">515"> ID="01">38> ID="02">40> ID="03">515> ID="04">700 "> ID="01">3 + 2 assen"> ID="01">36> ID="02">38> ID="03">327> ID="04">454"> ID="01">38> ID="02">40> ID="03">454> ID="04">628"> ID="01">40> ID="02">44> ID="03">628> ID="04">929 "> ID="01">3 + 3 assen"> ID="01">36> ID="02">38> ID="03">186> ID="04">225"> ID="01">38> ID="02">40> ID="03">225> ID="04">336"> ID="01">40> ID="02">44> ID="03">336> ID="04">535 "">

(1) Als gelijkwaardig erkende vering volgens de definitie in bijlage III bij Richtlijn 92/7/EEG van de Raad van 10 februari 1992 tot wijziging van Richtlijn 85/3/EEG van de Raad betreffende de gewichten, de afmetingen en sommige andere technische kenmerken van bepaalde wegvoertuigen (PB nr. L 57 van 2. 3. 1992, blz. 29).

(1) Zie voetnoot op de vorige bladzijde.