31993L0061

Richtlijn 93/61/EEG van de Commissie van 2 juli 1993 tot vaststelling van de schema's met de eisen waaraan teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 92/33/EEG van de Raad moeten voldoen

Publicatieblad Nr. L 250 van 07/10/1993 blz. 0019 - 0028
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 52 blz. 0248
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 52 blz. 0248


RICHTLIJN 93/61/EEG VAN DE COMMISSIE van 2 juli 1993 tot vaststelling van de schema's met de eisen waaraan teelmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad, overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 92/33/EEG van de Raad moeten voldoen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/33/EEG van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad(1) , en met name op artikel 4,

Overwegende dat het dienstig is bij de toepassing van de onderhavige richtlijn rekening te houden met de produktiecyclus van de verschillende soorten materiaal;

Overwegende dat, rekening houdende met de huidige produktieomstandigheden in de Gemeenschap, de eisen in de onderhavige richtlijn kunnen worden beschouwd als de in dit stadium aanvaardbare minimumnorm; dat de eisen geleidelijk verder zullen worden uitgewerkt en verfijnd om uiteindelijk tot een nog hoger kwaliteitspeil te komen;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Bij de onderhavige richtlijn worden de in artikel 4 van Richtlijn 92/33/EEG bedoelde schema's en de in artikel 11 van die richtlijn bedoelde eisen inzake etikettering vastgesteld.

2. De schema's hebben betrekking op teeltmateriaal (onderstammen inbegrepen) en plantgoed, al dan niet in het stadium van staand gewas, en op daarvan afgeleid plantgoed, van groentegewassen van alle in bijlage II bij Richtlijn 92/33/EEG vermelde geslachten en soorten, alsmede op de in artikel 4 van die richtlijn bedoelde onderstammen van andere geslachten en soorten, ongeacht het toegepaste vermeerderingssysteem, hierna "het materiaal" genoemd.

3. De bepalingen van deze richtlijn worden geleidelijk toegepast, met dien verstande dat bij de toepassing rekening wordt gehouden met de produktiecyclus van het in lid 2 bedoelde materiaal.

Artikel 2

Het materiaal moet in voorkomend geval aan de in Richtlijn 77/93/EEG van de Raad(2) vervatte fytosanitaire eisen voldoen.

Artikel 3

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2 moet het materiaal nagenoeg vrij zijn van, althans met het blote oog waarneembare, schadelijke organismen en ziekten, die de kwaliteit van het materiaal aantasten, dan wel tekenen of symptomen daarvan, die de bruikbaarheid van het teeltmateriaal of het plantgoed van de groentegewassen schaden, en vooral van de schadelijke organismen en ziekten die in de bijlage voor de betrokken geslachten en soorten worden vermeld.

2. Alle materiaal met, in het stadium van staand gewas, zichtbare tekenen of symptomen van schadelijke organismen of ziekten als bedoeld in lid 1 moet, zodra deze organismen of ziekten aan de dag treden, onverwijld op adequate wijze worden behandeld of zo nodig worden verwijderd.

3. Voor bollen van sjalot en knoflook moet bovendien aan de volgende eisen worden voldaan: het teeltmateriaal moet rechtstreeks afkomstig zijn van materiaal dat in het stadium van staand gewas bij controle nagenoeg vrij is bevonden van de in lid 1 bedoelde schadelijke organismen en ziekten, dan wel van tekenen of symptomen daarvan, en vooral van die welke in de bijlage bij deze richtlijn worden vermeld.

Artikel 4

Het materiaal moet geïdentificeerd zijn en zuiver zijn wat geslacht of soort betreft, en ook voldoende rasecht en voldoende raszuiver zijn.

Artikel 5

1. Het materiaal moet nagenoeg vrij zijn van gebreken waardoor het waarschijnlijk minder geschikt is als teeltmateriaal of plantgoed.

2. Het materiaal moet de nodige groeikracht hebben en voldoende groot zijn om als teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen te kunnen worden gebruikt. De wortels, stengels en bladeren moeten bovendien de juiste proporties hebben.

Artikel 6

1. Het in artikel 11 van Richtlijn 92/33/EEG bedoelde document van de leverancier moet van een daarvoor geschikt materiaal dat nog niet eerder is gebruikt, zijn vervaardigd, en in ten minste een van de officiële talen van de Gemeenschap zijn gedrukt. In het document dienen te zijn opgenomen:

i) de vermelding "EEG-kwaliteit",

ii) de EG-code van de Lid-Staat,

iii) naam of code van de verantwoordelijke officiële instantie,

iv) inschrijvings- of erkenningsnummer,

v) naam van de leverancier,

vi) individueel volgnummer, weeknummer of serienummer,

vii) datum waarop het document van de leverancier is afgegeven,

viii) referentienummer van de partij zaaizaad wanneer het plantgoed rechtstreeks is gekweekt uit zaad dat overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 70/458/EEG van de Raad(3) in de handel is gebracht; indien dit referentienummer niet wordt vermeld, moet het aan de verantwoordelijke officiële instantie worden verstrekt wanneer die daarom verzoekt,

ix) gebruikelijke benaming of, wanneer het materiaal overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie(4) van een plantenpaspoort vergezeld gaat, de botanische benaming,

x) benaming van het ras; voor onderstammen: benaming of aanduiding van het ras,

xi) hoeveelheid,

xii) bij invoer uit een derde land op grond van artikel 16, lid 2, van Richtlijn 92/33/EEG: naam van het land waar het materiaal is geproduceerd.

2. Wanneer het materiaal van een plantenpaspoort overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 92/105/EEG vergezeld gaat, kan, indien de leverancier dat wenst, het plantenpaspoort als het in lid 1 bedoelde document van de leverancier gelden, mits daarop de vermelding "EEG-kwaliteit" is aangebracht en de in Richtlijn 92/33/EEG bedoelde verantwoordelijke officiële instantie alsmede de benaming van het ras zijn vermeld. Bij invoer uit een derde land op grond van artikel 16, lid 2, van Richtlijn 92/33/EEG wordt eveneens het land vermeld waar het materiaal is geproduceerd. Deze gegevens mogen tevens op het plantenpaspoort worden aangebracht, maar dienen duidelijk van de overige tekst te worden gescheiden.

Artikel 7

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1993 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels van deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

2. De Lid-Staten delen de Commissie onverwijld alle bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 8

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 2 juli 1993.

Voor de Commissie René STEICHEN Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 157 van 10. 6. 1992, blz. 1.

(2) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 20.

(3) PB nr. L 225 van 12. 10. 1970, blz. 7.

(4) PB nr. L 4 van 8. 1. 1993, blz. 22.

BIJLAGE

/* Tabellen: zie PB */