31993L0034

Richtlijn 93/34/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de voorgeschreven opschriften op twee- of driewielige motorvoertuigen

Publicatieblad Nr. L 188 van 29/07/1993 blz. 0038 - 0043
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 4 blz. 0244
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 4 blz. 0244


RICHTLIJN 93/34/EEG VAN DE RAAD

van 14 juni 1993

betreffende de voorgeschreven opschriften op twee- of driewielige motorvoertuigen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gelet op Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen (1),

Gezien het voorstel van de Commissie (2),

In samenwerking met het Europees Parlement (3),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (4),

Overwegende dat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat, waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd; dat de daartoe noodzakelijke maatregelen dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat in elke Lid-Staat twee- of driewielige voertuigen, wat de voorgeschreven opschriften betreft, bepaalde technische kenmerken dienen te bezitten, die in dwingende, van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillende voorschriften zijn vervat; dat deze voorschriften uiteenlopen en daardoor een belemmering voor het handelsverkeer in de Gemeenschap vormen;

Overwegende dat deze hinderpalen voor de verwezenlijking en de werking van de interne markt kunnen worden weggenomen, indien alle Lid-Staten hun nationale regelingen door dezelfde voorschriften vervangen;

Overwegende dat het, om voor elk type twee- of driewielig motorvoertuig de goedkeuringsprocedures van Richtlijn 92/61/EEG te kunnen toepassen, noodzakelijk is geharmoniseerde bepalingen betreffende de voorgeschreven opschriften van zulke voertuigen vast te stellen;

Overwegende dat, vanwege de omvang en de gevolgen van het overwogen optreden in de betrokken sector, de met deze richtlijn beoogde communautaire maatregelen noodzakelijk en zelfs onontbeerlijk zijn om het gestelde doel te bereiken, namelijk de communautaire goedkeuring per type voertuig, en dat dit niet voldoende door de Lid-Staten afzonderlijk kan worden verwezenlijkt;

Overwegende dat deze richtlijn bepaalde Lid-Staten niet belet om, met betrekking tot de voorgeschreven opschriften op twee- of driewielige motorvoertuigen, op niet-discriminerende wijze bijzondere bindende voorschriften te handhaven voor de toepassing van de verkeersvoorschriften, voor zover die specifieke eisen betrekking hebben op het gebruik van die voertuigen en geen wijzigingen van de constructie inhouden die een beletsel zouden kunnen vormen voor de communautaire goedkeuring van dat type voertuigen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn is van toepassing op de voorgeschreven opschriften van elk type voertuig als omschreven in artikel 1 van Richtlijn 92/61/EEG.

Artikel 2

De procedure voor het verlenen van de goedkeuring, wat de voorgeschreven opschriften van een type twee- of driewielig motorvoertuig betreft, alsmede de voorwaarden voor het vrije verkeer van deze voertuigen, zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/61/EEG in respectievelijk hoofdstuk II en hoofdstuk III.

Artikel 3

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de in de bijlagen neergelegde voorschriften aan te passen aan de vooruitgang van de techniek, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG (5).

Artikel 4

1. De Lid-Staten stellen de bepalingen die nodig zijn om uiterlijk op 14 december 1994 aan deze richtlijn te voldoen vast en maken deze bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Vanaf de in de eerste alinea vermelde datum mogen de Lid-Staten het voor het eerst in het verkeer brengen van voertuigen die aan deze richtlijn voldoen niet verbieden om redenen die met de voorgeschreven opschriften verband houden.

Zij passen de bepalingen bedoeld in de eerste alinea toe vanaf 14 juni 1995.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst mede van de bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied aannemen.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 14 juni 1993.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. TROEJBORG

(1) PB nr. L 225 van 10. 8. 1992, blz. 72.

(2) PB nr. C 293 van 9. 11. 1992, blz. 43.

(3) PB nr. C 337 van 21. 12. 1992, blz. 103, en PB nr. C 176 van 28. 6. 1993.

(4) PB nr. C 73 van 15. 3. 1993, blz. 22.

(5) PB nr. L 42 van 23. 2. 1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/53/EEG (PB nr. L 225 van 10. 8. 1992, blz. 1).

BIJLAGE

VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE VOORGESCHREVEN OPSCHRIFTEN OP TWEE- OF DRIEWIELIGE MOTORVOERTUIGEN

1. ALGEMEEN

1.1. Ieder voertuig moet voorzien zijn van een plaat en de opschriften die onder de volgende punten zijn beschreven. De plaat en de opschriften worden aangebracht door de fabrikant of zijn gemachtigde.

2. CONSTRUCTIEPLAAT

2.1. Een constructieplaat waarvan het model is bepaald in aanhangsel 1 moet op een duidelijk zichtbare en gemakkelijk toegankelijke plaats vast worden aangebracht op een onderdeel dat, zolang het voertuig in gebruik is, normaal niet voor vervanging in aanmerking komt; de plaat moet goed leesbaar en onuitwisbaar in de aangegeven volgorde onderstaande gegevens bevatten:

2.1.1. de naam van de fabrikant;

2.1.2. het goedkeuringsnummer zoals omschreven in artikel 8 van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen;

2.1.3. het identificatienummer van het voertuig (INV);

2.1.4. het geluidsniveau tijdens stilstand: . . . dB(A) bij . . . toeren/min.

2.2. Het goedkeuringsmerk volgens de voorschriften van punt 2.1.2, de waarde van het geluidsniveau, alsmede het aantal toeren per minuut volgens de voorschriften van punt 2.1.4 worden niet opgenomen in de goedkeuring wat betreft de voorgeschreven opschriften. Deze gegevens moeten wel op ieder in overeenstemming met het goedgekeurde type gefabriceerde voertuig worden aangebracht.

2.3. De fabrikant kan aanvullende gegevens aanbrengen onder of naast de voorgeschreven opschriften, buiten een duidelijk afgebakende rechthoek die uitsluitend de in de punten 2.1.1 tot en met 2.1.4 (zie aanhangsel 1) voorgeschreven gegevens bevat.

3. IDENTIFICATIENUMMER VAN HET VOERTUIG

Het identificatienummer van het voertuig is een gestructureerde combinatie van tekens die de fabrikant aan ieder voertuig geeft. Het doel ervan is de mogelijkheid te bieden om - zonder gebruikmaking van verdere informatie - ieder voertuig door bemiddeling van de fabrikant gedurende 30 jaar duidelijk te identificeren.

Het identificatienummer moet aan de volgende voorschriften voldoen:

3.1. Het identificatienummer van het voertuig moet zijn aangegeven op de constructieplaat. Om te voorkomen dat het wordt uitgewist of gewijzigd, moet het ook in het chassis of het frame worden gehamerd of geponst op een plaats die gemakkelijk bereikbaar is en die zich bevindt in de rechterhelft van het voertuig.

3.1.1. Het identificatienummer van het voertuig moet uit de volgende drie groepen bestaan:

3.1.1.1. de eerste groep bestaat uit een aan de fabrikant van het voertuig toegekende code, waarmee genoemde fabrikant kan worden geïdentificeerd. Deze code bestaat uit drie tekens (letters of cijfers) die door de bevoegde instanties van het land waarin de fabrikant zijn hoofdkantoor heeft, zijn toegekend met de toestemming van het internationale bureau dat daartoe gemachtigd is door de Internationale Normalisatie-organisatie (ISO). Met het eerste teken wordt een geografisch gebied aangeduid, met het tweede teken een land binnen een geografisch gebied en met het derde teken een bepaalde fabrikant. Wanneer de fabrikant minder dan 500 voertuigen per jaar produceert, is het derde teken altijd een 9. Ter identificatie van deze fabrikant kent bovengenoemde instantie ook het derde, vierde en vijfde teken van de derde groep toe;

3.1.1.2. de tweede groep bestaat uit zes tekens (letters of cijfers) ter aanduiding van de algemene kenmerken van het voertuig (type, variant en versie) waarbij elk kenmerk twee tekens kan omvatten. Indien de fabrikant een of meer van deze tekens niet gebruikt, moeten de niet gebruikte ruimten naar keuze van de fabrikant worden opgevuld met lettertekens of met cijfers;

3.1.1.3. de derde groep bestaat uit acht tekens waarvan de vier laatste cijfers moeten zijn, en hiermee moet in combinatie met de twee andere groepen een bepaald voertuig ondubbelzinnig kunnen worden geïdentificeerd. Om het vereiste aantal tekens te verkrijgen moet iedere niet gebruikte plaats worden opgevuld met een nul.

3.1.2. Het identificatienummer van het voertuig moet indien mogelijk op één regel staan. In uitzonderingsgevallen en om technische redenen mogen ook twee regels worden gebruikt. Hierbij is een scheiding binnen een van de drie groepen echter niet toegestaan.

Iedere regel moet vooraan en achteraan worden afgebakend door een symbool dat niet identiek is met een Arabisch cijfer of een Latijnse hoofdletter, of daarmee kan worden verward. Van deze bepaling mag worden afgeweken wanneer voor het aangeven van het nummer op de constructieplaat één regel is gebruikt. Genoemd symbool mag ook tussen de drie groepen (punt 3.1.1) die zich op één regel bevinden worden aangebracht.

Tussen de tekens mogen geen tussenruimten zijn.

4. GEBRUIKTE TEKENS

4.1. Voor alle in de punten 2 en 3 bedoelde opschriften moeten Latijnse letters en Arabische cijfers worden gebruikt. De voor de aanduidingen zoals vermeld in de punten 2.1.1, 2.1.3 en 3 gebruikte Latijnse letters moeten hoofdletters zijn.

4.2. Voor de tekens van het identificatienummer van het voertuig:

4.2.1. is het gebruik van de letters I, O en Q, alsmede van streepjes, sterretjes of andere bijzondere tekens niet toegestaan;

4.2.2. moeten de letters en cijfers de volgende minimumhoogten hebben:

4.2.2.1. 4 mm voor de direct op het frame of een gelijkaardige constructie van het voertuig aangebrachte tekens;

4.2.2.2. 3 mm voor de op de constructieplaat aangebrachte tekens.

Aanhangsel 1

Voorbeeld van een constructieplaat

Onderstaand voorbeeld is niet bepalend voor de gegevens die in werkelijkheid op de constructieplaten zullen worden vermeld noch voor de afmetingen van de plaat zelf of die van de cijfers en de letters: het is uitsluitend indicatief bedoeld.

De aanvullende gegevens als bedoeld in punt 2.3 mogen onder of naast de voorgeschreven gegevens in onderstaande rechthoek worden geplaatst.

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

<?aeUA16à><?aeTSà><?aeVCà><?aeRT2Y3à><?aeTF10à><?aeTBà><?aeTCà>STELLA FABBRICA MOTOCICLI <?aeFN10à>e3 5364 <?aeFN10à>3 G S K L M 3 A C 8 B 1 2 0 0 0 0 <?aeFN10à>80 dB(A) - 3 750 t/m<?aeFN10à><?aeTBà><?aeRT2Y3à><?aeTEà><?aeUA17à"EIND VAN DE GRAFIEK>

Legenda:

In bovenstaand voorbeeld is het betreffende voertuig gebouwd door "STELLA FABBRICA MOTOCICLI" en goedgekeurd in Italië (e3) onder nummer 5364.

De betekenis van het identificatienummer (3GSKLM3AC8B120000) is als volgt:

- eerste groep (3GS):

- 3: geografisch gebied (Europa);

- G: land binnen het geografisch gebied (Duitsland);

- S: fabrikant (Stella Fabbrica Motocicli);

- tweede groep (KLM3AC):

- KL: type voertuig;

- M3: variant (carrosserie van het voertuig);

- AC: versie (motor van het voertuig);

- derde groep (8B120000):

- 8B12: identificatie van het voertuig in combinatie met de twee overige groepen van het identificatienummer;

- 0000: niet gebruikte ruimten die worden opgevuld met een nul om tot het vereiste aantal tekens te komen.

Het geluidsniveau bij stilstand is 80 dB(A) bij 3 750 toeren/min.

Aanhangsel 2

Inlichtingenformulier wat betreft de voorgeschreven opschriften op een type twee- of driewielig motorvoertuig

(bij de goedkeuringsaanvraag te voegen ingeval deze los van de aanvraag om goedkeuring van het voertuig wordt ingediend)

Volgnummer (door de aanvrager toegekend): .

Bij de aanvraag om goedkeuring wat betreft de voorgeschreven opschriften op een type twee- of driewielig motorvoertuig moeten de inlichtingen worden verstrekt als bedoeld in de volgende punten in bijlage II van Richtlijn 92/61/EEG, onder A:

- 0.1

- 0.2

- 0.4 tot en met 0.6

- 9.3.1 tot en met 9.3.3.

Aanhangsel 3

Naam van de bevoegde instantie

Goedkeuringscertificaat wat betreft de voorgeschreven opschriften op een type twee- of driewielig motorvoertuig

MODEL

Verslag nr. . van de technische dienst . d.d. .

Goedkeuringsnr.: . Uitbreidingsnr.: .

1. Fabrieks- of handelsmerk van het voertuig: .

2. Type voertuig: .

3. Naam en adres van de constructeur: .

.

4. Naam en adres van de eventuele gemachtigde van de constructeur: .

.

5. Voertuig ter keuring aangeboden op: .

6. De goedkeuring is verleend/geweigerd (1).

7. Plaats: .

8. Datum: .

9. Handtekening: .

(1) Doorhalen wat niet van toepassing is.