31993L0001

Richtlijn 93/1/EEG van de Commissie van 21 januari 1993 tot wijziging van Richtlijn 77/535/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten inzake de bemonsterings- en analysemethoden voor meststoffen (Analysemethoden voor spoorelementen)

Publicatieblad Nr. L 113 van 07/05/1993 blz. 0017 - 0036
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 24 blz. 0039
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 24 blz. 0039


RICHTLIJN 93/1/EEG VAN DE COMMISSIE van 21 januari 1993 tot wijziging van Richtlijn 77/535/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de bemonsterings- en analysemethoden voor meststoffen (Analysemethoden voor spoorelementen)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 76/116/EEG van de Raad van 18 december 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake meststoffen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/530/EEG (2), inzonderheid op artikel 9, lid 2,

Overwegende dat artikel 8 A van het Verdrag een ruimte zonder binnengrenzen creëert, waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd;

Overwegende dat Richtlijn 89/530/EEG een aanvulling en wijziging inhoudt van Richtlijn 76/116/EEG met betrekking tot de spoorelementen boor, kobalt, koper, ijzer, mangaan, molybdeen en zink in meststoffen;

Overwegende dat bij Richtlijn 77/535/EEG van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/519/EEG (4), officiële controles voor EEG-meststoffen worden voorgeschreven ten einde na te gaan of aan de vereisten op grond van de communautaire bepalingen inzake kwaliteit en samenstelling van de meststoffen is voldaan; dat deze richtlijn dient te worden aangevuld zodat de meststoffen die onder Richtlijn 89/530/EEG vallen eveneens aan genoemde controles kunnen worden onderworpen;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte communautaire maatregelen, gelet op de draagwijdte en de gevolgen van het voorgenomen optreden, niet alleen noodzakelijk, maar voor het bereiken van de vermelde doelstellingen, die niet door de Lid-Staten afzonderlijk kunnen worden verwezenlijkt, onmisbaar zijn; dat bovendien de verwezenlijking ervan op communautair niveau reeds in Richtlijn 76/116/EEG is voorzien;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijnen inzake opheffing van technische handelsbelemmeringen in de sector meststoffen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan bijlage II van Richtlijn 77/535/EEG wordt de tekst in de bijlage van deze richtlijn toegevoegd.

De in de bijlage genoemde methoden zijn van toepassing op EEG-meststoffen voor de bepaling van elk spoorelement met een gegarandeerd gehalte van minder dan of gelijk aan 10 %.

Artikel 2

1. De Lid-Staten doen de nodige maatregelen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1993 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

De krachtens de eerste alinea vastgestelde bepalingen houden een uitdrukkelijke verwijzing in naar de onderhavige richtlijn.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 21 januari 1993.

Voor de Commissie

Martin BANGEMANN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 24 van 30. 1. 1976, blz. 21.

(2) PB nr. L 281 van 30. 9. 1989, blz. 116.

(3) PB nr. L 213 van 22. 8. 1977, blz. 1.

(4) PB nr. L 265 van 12. 9. 1989, blz. 30.

BIJLAGE

"Methoden 9

SPOORELEMENTEN

Methode 9.1

EXTRACTIE VAN SPOORELEMENTEN TOTAAL

1. DOEL

In dit document wordt de methode vastgesteld voor de extractie van de volgende spoorelementen: boor totaal, kobalt totaal, koper totaal, ijzer totaal, mangaan totaal, molybdeen totaal en zink totaal. Het is de bedoeling zo weinig mogelijk extracties uit te voeren, zodat voor de bepaling van het totaalgehalte aan elk van bovengenoemde spoorelementen zo veel mogelijk hetzelfde extract kan worden gebruikt.

2. TOEPASSINGSGEBIED

Deze methode is van toepassing op de EEG-meststoffen die vallen onder Richtlijn 89/530/EEG van de Raad (1) en die een of meer van de volgende spoorelementen bevatten: boor, kobalt, koper, ijzer, mangaan, molybdeen en zink. Zij is van toepassing voor de bepaling van elk spoorelement met een gegarandeerd gehalte van minder dan of gelijk aan 10 %.

3. PRINCIPE

Oplossen in kokend verdund zoutzuur.

NB: Dit is een empirische extractie die afhankelijk van het produkt of de overige bestanddelen van de meststof min of meer volledig kan zijn. Vooral voor bepaalde mangaanoxiden kan de geëxtraheerde hoeveelheid duidelijk lager zijn dan de totale hoeveelheid mangaan in het produkt. De fabrikanten van meststoffen dienen zich ervan te vergewissen dat het opgegeven gehalte daadwerkelijk overeenkomt met de hoeveelheid die onder de in deze methode opgegeven omstandigheden in oplossing wordt gebracht.

4. REAGENTIA

4.1. Verdund zoutzuur, ongeveer 6 M

Voeg 1 volume zoutzuur (HC1, r = 1,18 g/ml) toe aan 1 volume water.

4.2. Geconcentreerd ammoniumhydroxide (NH4OH, r = 0,9 g/ml).

5. APPARATUUR

Elektrische verwarmingsplaat met instelbare temperatuur.

NB: Als het extract wordt gebruikt voor de kwantitatieve analyse van boor, moet geen boorsilicaatglaswerk worden gebruikt. Voor deze extractie bij kooktemperatuur kan teflon of kwartsglas worden gebruikt.

Wanneer voor het wassen van het glaswerk detergenten worden gebruikt die boraten bevatten, moet het glaswerk zeer zorgvuldig worden gespoeld.

6. MONSTERVOORBEREIDING

Zie methode 1 (Richtlijn 77/535/EEG van de Commissie, PB nr. L 213 van 22. 8. 1977).

7. UITVOERING

7.1. Monsterhoeveelheid

Weeg afhankelijk van het aangegeven gehalte van het produkt aan het desbetreffende element een hoeveelheid meststof af die tussen 2 en 10 g ligt. Om een eindoplossing te verkrijgen, waarvan de concentratie na de nodige verdunning binnen het meetbereik van elke methode ligt, moet de volgende tabel worden gebruikt. Het monster wordt tot op 1 mg nauwkeurig afgewogen.

/* Tabellen: zie PB */

De monsters worden in bekerglazen van 250 ml gebracht.

7.2. Oplossen

Bevochtig het monster indien nodig met een beetje water en voeg vervolgens in kleine hoeveelheden en voorzichtig 10 ml verdund zoutzuur (4.1) per g meststof toe; voeg vervolgens ongeveer 50 ml water toe. Dek het bekerglas af met een horlogeglas en meng. Breng de vloeistof aan de kook op een verwarmingsplaat en laat gedurende 30 minuten koken. Laat de vloeistof afkoelen, waarbij nu en dan wordt geroerd, en breng het mengsel kwantitatief over in een maatkolf van 250 of 500 ml (zie tabel). Vul met water aan tot de maatstreep en meng. Filtreer door een droog filter in een droge fles, waarbij het eerste gedeelte van het filtraat niet wordt opgevangen. Het extract moet volledig helder zijn.

Het is aan te bevelen het heldere filtraat onmiddellijk te gebruiken voor de kwantitatieve analyse. Sluit, indien dit niet gebeurt, de fles af.

Opmerking: Extracten waarin het gehalte aan boor moet worden bepaald: Deze extracten moeten op een pH tussen 4 en 6 worden gebracht met geconcentreerde ammonia (4.2).

8. KWANTITATIEVE ANALYSE

Voor de analyse van de elementen wordt een hoeveelheid genomen die is vermeld bij de specifieke methoden voor die verschillende elementen.

Indien van toepassing, worden uit een hoeveelheid extractieoplossing de organische chelaat- of complexvormers verwijderd volgens methode 9.3. Er wordt aan herinnerd dat dit voor analyses met behulp van atoomabsorptiespectrometrie meestal niet nodig is.

Methode 9.2

EXTRACTIE VAN IN WATER OPLOSBARE SPOORELEMENTEN

1. DOEL

In dit document wordt de methode vastgesteld voor de extractie van in water oplosbare vormen van de spoorelementen boor, kobalt, koper, ijzer, mangaan, molybdeen en zink. Het is de bedoeling zo weinig mogelijk extracties uit te voeren, zodat voor de bepaling van het gehalte aan elk van de spoorelementen zoveel mogelijk hetzelfde extract kan worden gebruikt.

2. TOEPASSINGSGEBIED

Deze methode is van toepassing op de EEG-meststoffen die onder Richtlijn 89/530/EEG vallen en die een of meer van de volgende spoorelementen bevatten: boor, kobalt, koper, ijzer, mangaan, molybdeen en zink. Zij is van toepassing voor de bepaling van elk spoorelement met een gegarandeerd gehalte van minder dan of gelijk aan 10 %.

3. PRINCIPE

De elementen worden geëxtraheerd door schudden van de meststoffen in water bij een temperatuur van 20 ± 2 °C.

NB: Dit is een empirische extractie, die min of meer volledig kan zijn.

4. REAGENTIA

4.1. Verdund zoutzuur, ongeveer 6 M

Voeg 1 volume zoutzuur (HC1, r = 1,18 g/ml) toe aan 1 volume water.

5. APPARATUUR

5.1. Roteermolen, ingesteld op ongeveer 35 tot 40 toeren per minuut.

5.2. pH-meter.

NB: Als bij het extract een bepaling van boor wordt uitgevoerd, moet geen boorsilicaatglaswerk worden gebruikt. Bij deze extractie kan teflon of kwartsglas worden gebruikt.

Wanneer voor het wassen van het glaswerk detergenten worden gebruikt die boraten bevatten, moet het glaswerk zeer zorgvuldig worden gespoeld.

6. MONSTERVOORBEREIDING

Zie methode 1 (Richtlijn 77/535/EEG, PB nr. L 213 van 22. 8. 1977).

7. UITVOERING

7.1. Monsterhoeveelheid

Weeg afhankelijk van het gedeclareerde gehalte van het produkt aan het desbetreffende element een hoeveelheid meststof af die tussen 2 en 10 g ligt. Om een eindoplossing te verkrijgen, waarvan de concentratie na de nodige verdunning binnen het meetbereik van elke methode ligt, moet de volgende tabel worden gebruikt. Het monster wordt tot op 1 mg nauwkeurig afgewogen.

/* Tabellen: zie PB */

Het monster wordt in een schudkolf van 250 of 500 ml (zie tabel) gebracht.

7.2. Oplossen

Voeg aan een kolf van 250 ml ongeveer 200 ml water en aan een kolf van 500 ml ongeveer 400 ml water toe.

Sluit de kolf zorgvuldig af, schud krachtig met de hand om het produkt goed te dispergeren en zet de kolf in de roteermolen (5.1). Laat het apparaat gedurende 30 minuten draaien.

Vul met water aan tot de maatstreep en meng.

7.3. Bereiding van de te analyseren oplossing.

Filtreer onmiddellijk in een schone droge fles. Sluit de fles af. Voer de bepalingen onmiddellijk na de filtratie uit.

NB: Indien het filtraat geleidelijk weer troebel wordt, een nieuwe extractie uitvoeren volgens (7.1) en (7.2) in een kolf met volume Ve. Filtreer in een maatkolf van volume (W), die voorafgaand is gedroogd en een exact afgemeten hoeveelheid van 5 ml zoutzuur (4.1) bevat. Stop de filtratie op het ogenblik dat de maatstreep bereikt wordt en meng. De waarde van V in de uitdrukking van de resultaten wordt nu:

V = Ve × W / (W 5).

De verdunningen in de uitdrukking van de resultaten refereren naar deze waarde V.

8. KWANTITATIEVE ANALYSE

Voor de analyse van de elementen wordt een hoeveelheid genomen die is aangepast aan de specifieke methoden voor die verschillende elementen.

Indien van toepassing, worden uit een hoeveelheid extractieoplossing de organische chelaat- of complexvormers verwijderd volgens methode 9.3. Er wordt aan herinnerd dat dit voor analyses met behulp van atoomabsorptiespectrometrie meestal niet nodig is.

Methode 9.3

VERWIJDERING VAN ORGANISCHE VERBINDINGEN IN EXTRACTEN VAN MESTSTOFFEN

1. DOEL

In dit document wordt een methode beschreven voor de verwijdering van organische verbindingen in extracten van meststoffen.

2. TOEPASSINGSGEBIED

Deze methode is van toepassing voor de volgens de methoden 9.1 en 9.2 verkregen extracten van meststoffen, waarvoor bepaling van het element totaal en/of het in water oplosbare element in Richtlijn 89/530/EEG is voorgeschreven.

NB: De aanwezigheid van kleine hoeveelheden organisch materiaal heeft meestal geen invloed op de analyses met behulp van atoomabsorptiespectrometrie.

3. PRINCIPE

De organische verbindingen in een hoeveelheid extract worden geoxideerd met waterstofperoxide.

4. REAGENTIA

4.1. Verdund zoutzuur, ongeveer 0,5 M

Voeg 1 volume zoutzuur (HC1, r = 1,18 g/ml) toe aan 20 volumes water.

4.2. Waterstofperoxideoplossing (30 % H2O2, r = 1,11 g/ml), vrij van spoorelementen.

5. APPARATUUR

5.1. Elektrische verwarmingsplaat met instelbare temperatuur.

6. UITVOERING

Neem 25 ml van de volgens methode 9.1 of 9.2 verkregen extractieoplossing en breng deze in een bekerglas van 100 ml. Voeg, als extractiemethode 9.2 is gebruikt, 5 ml verdund zoutzuur (4.1) toe. Voeg vervolgens 5 ml waterstofperoxideoplossing (4.2) toe. Dek af met een horlogeglas. Laat het oxidatieproces gedurende ongeveer 1 uur op kamertemperatuur verlopen, breng de oplossing vervolgens geleidelijk aan de kook en laat deze gedurende een half uur koken. Voeg, indien nodig, opnieuw 5 ml waterstofperoxide aan de lauwe oplossing toe om de organische verbindingen verder af te breken en verwijder daarna door koken de overmaat waterstofperoxide. Laat de oplossing afkoelen en breng deze kwantitatief over in een maatkolf van 50 ml. Aanlengen tot 50 ml met water en mengen. Filtreer indien nodig.

Bij het nemen van de te analyseren hoeveelheid en de berekening van het procentuele gehalte aan spoorelement van het produkt moet rekening worden gehouden met deze tweevoudige verdunning.

Methode 9.4

KWANTITATIEVE ANALYSE VAN SPOORELEMENTEN IN EXTRACTEN VAN MESTSTOFFEN MET BEHULP VAN ATOOMABSORPTIESPECTROMETRIE

(ALGEMENE WERKWIJZE)

1. DOEL

In dit document wordt een algemene methode beschreven voor de kwantitatieve analyse van bepaalde spoorelementen in extracten van meststoffen met behulp van atoomabsorptiespectrometrie.

2. TOEPASSINGSGEBIED

Deze methode is van toepassing voor de volgens de methoden 9.1 en 9.2 verkregen extracten van meststoffen, waarvoor bepaling van het element totaal en/of het in water oplosbare element in Richtlijn 89/530/EEG is voorgeschreven.

De aanpassingen van deze werkwijze voor de analyse van de verschillende spoorelementen zijn aangegeven bij de methode voor het desbetreffende element.

NB: De aanwezigheid van kleine hoeveelheden organisch materiaal heeft meestal geen invloed op de analyses met behulp van atoomabsorptiespectrometrie.

3. PRINCIPE

Na eventuele behandeling van het extract om storende chemische verbindingen geheel of gedeeltelijk te verwijderen, wordt het extract zodanig verdund dat de concentratie van de oplossing binnen het optimale meetbereik van de spectrometer ligt voor een golflengte die afhankelijk is van het geanalyseerde element.

4. REAGENTIA

4.1. Verdund zoutzuur, ongeveer 6 M

Voeg 1 volume zoutzuur (HC1, r = 1,18 g/ml) toe aan 1 volume water.

4.2. Verdund zoutzuur, ongeveer 0,5 M

Voeg 1 volume zoutzuur (HC1, r = 1,18 g/ml) toe aan 20 volumes water.

4.3. Lanthaanzoutoplossing, 10 g La/l

Deze oplossing wordt gebruikt voor de analyse van kobalt, ijzer, mangaan en zink. De oplossing kan worden bereid door:

a) Oplossing van lanthaanoxide in zoutzuur:

Suspendeer in een maatkolf van 1 liter 11,73 g lanthaanoxide (La2O3) in 150 ml water en voeg vervolgens 120 ml 6 M zoutzuur (4.1) toe. Laat het oxide oplossen en vul met water aan tot 1 liter en meng. Deze oplossing is ongeveer 0,5 M aan vrij zoutzuur; of

b) Oplossing van lanthaanchloride, lanthaansulfaat of lanthaannitraat:

Los in een maatkolf van 1 l 26,7 g lanthaanchloride-heptahydraat (LaCl3·7H2O) of 31,2 g lanthaanchloride-hexahydraat [La(NO3)3·6H2O] of 26,2 g lanthaansulfaat-nonahydraat (La2(SO4)3·9H2O] op in 150 ml water. Voeg vervolgens 85 ml 6 M zoutzuur (4.1) toe en vul met water aan tot 1 l en meng. Deze oplossing is ongeveer 0,5 M aan vrij zoutzuur.

4.4. Standaardoplossingen

Zie voor de bereiding van deze oplossingen de specifieke analysemethoden voor de verschillende spoorelementen.

.5. APPARATUUR

Atoomabsorptiespectrometer, waarin stralingsbronnen kunnen worden geplaatst met de golflengtes die karakteristiek zijn voor de te analyseren elementen.

De analist moet zich houden aan de instructies van de fabrikant van het apparaat en bekend zijn met het gebruik daarvan.

De spectrometer moet uitgerust zijn met de mogelijkheid voor achtergrondcorrectie, zodat deze indien nodig kan worden ingeschakeld (Co en Zn). Tenzij anders vermeld bij de methode voor het desbetreffende element, wordt een lucht/acetyleenvlam gebruikt.

6. BEREIDING VAN DE TE ANALYSEREN OPLOSSING

6.1. Oplossen van de te analyseren elementen

Zie de methoden 9.1 en/of 9.2 en eventueel 9.3.

6.2. Bereiding van de meetoplossing

Verdun een hoeveelheid extractieoplossing, verkregen volgens methode 9.1 of 9.2 of 9.3, met water en/of zoutzuur (4.1 of 4.2), zodat de concentratie van het element in de uiteindelijke meetoplossing binnen het gekozen ijkgebied valt (7.2) en de zoutzuurconcentratie minimaal ongeveer 0,5 M en maximaal ongeveer 2,5 M is. Hiertoe kan het nodig zijn de oplossing een of meer keren te verdunnen.

Breng een hoeveelheid (= a ml) van de laatste verdunning van de extractieoplossing in een maatkolf van 100 ml. Voeg voor de bepaling van kobalt, ijzer, mangaan en zink 10 ml van de gekozen lanthaanzoutoplossing (4.3) toe. Vul met 0,5 M zoutzuur (4.2) aan tot de maatstreep en meng. Deze oplossing is de uiteindelijke meetoplossing. Zij D de verdunningsfactor.

7. UITVOERING

7.1. Bereiding van de blanco-oplossing

Bereid een blanco-oplossing door het hele procédé vanaf de extractie uit te voeren, waarbij alleen het monster wordt weggelaten.

7.2. Bereiding van de ijkoplossingen

Bereid, uitgaande van de werkoplossing voor de ijkcurve die is verkregen volgens de voor elk spoorelement beschreven methode, in maatkolven van 100 ml een reeks van ten minste vijf ijkoplossingen met oplopende concentratie, waarbij de concentraties liggen binnen het optimale meetgebied van de spectrometer. Pas eventueel de zoutzuurconcentratie aan, zodat deze zo dicht mogelijk bij die van de meetoplossing (6.2) ligt. Voeg voor de bepaling van kobalt, ijzer, mangaan en zink 10 ml van de bij punt 6.2 gebruikte lanthaanzoutoplossing (4.3) toe. Vul met 0,5 M zoutzuur (4.2) aan tot de maatstreep en meng.

7.3. Meting

Stel de spectrometer (5) in voor meting bij de golflengte die in de werkwijze voor het desbetreffende element is aangegeven.

Verstuif achtereenvolgens driemaal de ijkoplossingen (7.2), de meetoplossing (6.2) en de blanco-oplossing (7.1), waarbij het systeem na elke verstuiving grondig wordt gespoeld met gedestilleerd water. Noteer na elke verstuiving het resultaat.

Teken de ijkcurve door voor elk van de ijkoplossingen (7.2) op de y-as het gemiddelde resultaat van de meting met de spectrometer uit te zetten en op de x-as de overeenkomstige concentraties van het element, uitgedrukt in mg per ml.

Met behulp van de ijkcurve wordt de concentratie van het element in de meetoplossing (6.2) en in de blanco-oplossing (7.1) afgelezen. Deze concentraties, respectievelijk xs en xb, worden uitgedrukt in mg per ml.

8. WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

Het procentuele gehalte aan het element (E) van de meststof is:

E (%) in de meststof = [(xs xb) × V × D] / (M × 104)

Indien methode 9.3 is gebruikt:

Hierbij is:

E (%) in de meststof = [(xs xb) × V ×2D] / (M × 104)

E = het procentuele gehalte aan het element van de meststof;

xs = de concentratie in de meetoplossing (6.2) in mg/ml;

xb = de concentratie in de blanco-oplossing (7.1) in mg/ml;

V = het volume van de volgens methode 9.1 of 9.2 verkregen extractieoplossing in ml;

D = de verdunningsfactor die overeenkomt met de bij punt 6.2 uitgevoerde verdunning;

M = de massa van de volgens methode 9.1 of 9.2 genomen monsterhoeveelheid in g.

Berekening van de verdunningsfactor D: Indien de volumes a1, a2, a3, . . . ai en a ml zijn verdund tot respectievelijk de volumes v1, v2, v3, . . . vi en 100 ml, is de verdunningsfactor D:

D = (v1/a1) × (v2/a2) × (v3/a3) × . . . (vi/ai) × (100/a).

Methode 9.5

KWANTITATIEVE ANALYSE VAN BOOR IN EXTRACTEN VAN MESTSTOFFEN

SPECTROFOTOMETRISCHE METHODE MET AZOMETHINE-H

1. DOEL

In dit document wordt een methode beschreven voor de kwantitatieve analyse van boor in extracten van meststoffen.

2. TOEPASSINGSGEBIED

Deze methode is van toepassing voor de volgens de methoden 9.1 en 9.2 verkregen extracten van meststoffen, waarvoor bepaling van het totaal en/of het in water oplosbare boor in Richtlijn 89/530/EEG is voorgeschreven.

3. PRINCIPE

Het boraat-ion vormt met een azomethine-H-oplossing een geel complex, waarvan de concentratie wordt bepaald met behulp van moleculaire absorptiespectrometrie bij 410 nm. Ionen die kunnen storen, worden gemaskeerd met EDTA.

4. REAGENTIA

4.1. EDTA-bufferoplossing

Breng in een maatkolf van 500 ml met 300 ml water:

- 75 g ammoniumacetaat (NH4OOCCH3),

- 10 g dinatriumethyleendiaminetetraacetaat (Na2EDTA)

- 40 ml azijnzuur (CH3COOH, = 1,05 g/ml).

Vul met water aan tot 500 ml. Meng zorgvuldig.

De pH van de oplossing moet 4,8 ± 0,1 zijn; controleer dit met een glaselektrode.

4.2. Azomethine-H-oplossing

Breng in een maatkolf van 200 ml 10 ml bufferoplossing (4.1), 400 mg azomethine-H (C17H12NNaO8S2) en 2 g ascorbinezuur (C6H8O6).

Vul aan tot 200 ml en meng. Maak geen grote hoeveelheden van dit reagens, dat slechts enkele dagen stabiel is.

4.3. Boorstandaardoplossingen

4.3.1. Stockoplossing, 100 mg B/ml

Los in een maatkolf van 1 000 ml 0,5719 g boorzuur (H3BO3), afgewogen tot op 0,1 mg nauwkeurig, op in water. Vul aan tot 1 000 ml en meng. Bewaar deze oplossing in een kunststof fles in de koelkast.

4.3.2. Werkoplossing, 10 mg B/ml

Breng 50 ml stockoplossing (4.3.1) in een maatkolf van 500 ml. Vul met water aan tot 500 ml en meng.

5. APPARATUUR

Spectrometer voor moleculaire absorptie met cuvetten met een optische weglengte van 10 mm, ingesteld op een golflengte van 410 nm.

6. BEREIDING VAN DE TE ANALYSEREN OPLOSSING

6.1. Oplossen van boor

Zie de methoden 9.1 en/of 9.2 en eventueel 9.3.

6.2. Bereiding van de meetoplossing

Verdun een hoeveelheid extractieoplossing (6.1) met water tot een oplossing die een voor de analyse geschikte boorconcentratie (zie 7.2) heeft. Het kan nodig zijn twee opeenvolgende verdunningen uit te voeren. Zij D de verdunningsfactor.

6.3. Bereiding van de correctieoplossing

Bereid, indien de meetoplossing (6.2) gekleurd is, een correctieoplossing door in een kunststof kolf 5 ml meetoplossing (6.2), 5 ml EDTA-buffer (4.1) en 5 ml water te brengen. Meng.

7. UITVOERING

7.1. Bereiding van de blanco-oplossing

Bereid een blanco-oplossing door het hele procédé vanaf de extractie uit te voeren, waarbij alleen het monster wordt weggelaten.

7.2. Bereiding van de ijkoplossingen

Breng in een reeks maatkolven van 100 ml 0, 5, 10, 15, 20 en 25 ml van de werkoplossing (4.3.2). Vul met water aan tot 100 ml en meng. Deze oplossingen bevatten 0-2,5 mg boor/ml.

7.3. Ontwikkeling van de kleur

Breng in een reeks kunststof kolven 5 ml van de ijkoplossingen (7.2), de meetoplossing (6.2) en de blanco-oplossing (7.1).

Voeg 5 ml EDTA-bufferoplossing (4.1) en 5 ml azomethine-H-oplossing (4.2) toe. Meng en laat de kleur zich gedurende 2,5 tot 3 uur in het donker ontwikkelen.

7.4. Meting

Meet de absorbantie van de oplossingen verkregen volgens (7.3) en eventueel de correctieoplossing (6.3) bij een golflengte van 410 nm, waarbij water als referentie wordt gebruikt. Spoel de cuvetten voor elke meting met water.

8. WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

Teken de ijkcurve door op de x-as de concentratie van de ijkoplossingen (7.2) en op de y-as de bijbehorende met de spectrofotometer gemeten absorptie (7.4) uit te zetten.

Lees uit de ijkcurve de concentratie van boor in de blanco-oplossing (7.1) en in de meetoplossing (6.2) af en eventueel, indien de meetoplossing gekleurd is, de gecorrigeerde concentratie in de meetoplossing. In het laatste geval wordt de absorbantie van de correctieoplossing (6.3) afgetrokken van de absorbantie van de meetoplossing (6.2) en wordt voor de aldus berekende absorbantie de bijbehorende concentratie afgelezen. Zij de concentratie van de meetoplossing (6.2) of de gecorrigeerde concentratie van de meetoplossing xs en de concentratie van de blanco-oplossing xb.

Het procentuele gehalte aan boor van de meststof is:

B (%) in de neststof = [(xs xb) × V × D] / (M ×104)

Indien methode 9.3 is gebruikt:

B (%) in de meststof = [(xs xb) × V × 2D] / (M × 104)

Hierbij is:

B het procentuele gehalte aan boor van de meststof;

xs = de concentratie in de meetoplossing (6.2) of de gecorrigeerde concentratie in de meetoplossing in mg/ml;

xb = de concentratie in de blanco-oplossing (7.1) in mg/ml;

V = het volume van de volgens methode 9.1 of 9.2 verkregen extractieoplossing in ml;

D = de verdunningsfactor die overeenkomt met de bij punt 6.2 uitgevoerde verdunning;

M = de massa van de volgens methode 9.1 of 9.2 genomen monsterhoeveelheid in g.

Berekening van de verdunningsfactor D: Indien de volumes a1 en a2 ml achtereenvolgens zijn verdund tot respectievelijk v1 en v2 ml, is de verdunningsfactor D:

D = (v1/a1) × (v2/a2).

Methode 9.6

KWANTITATIEVE ANALYSE VAN KOBALT IN EXTRACTEN VAN MESTSTOFFEN

MET BEHULP VAN ATOOMABSORPTIESPECTROMETRIE

1. DOEL

In dit document wordt een methode beschreven voor de kwantitatieve analyse van kobalt in extracten van meststoffen.

2. TOEPASSINGSGEBIED

Deze methode is van toepassing voor de volgens de methoden 9.1 en 9.2 verkregen extracten van meststoffen, waarvoor bepaling van het totaal en/of het in water oplosbare kobalt in Richtlijn 89/530/EEG is voorgeschreven.

3. PRINCIPE

Na bewerking en verdunning van de extracten wordt kobalt kwantitatief bepaald met behulp van atoomabsorptiespectrometrie.

4. REAGENTIA

4.1. Verdund zoutzuur, ongeveer 6 M

Zie methode 9.4, punt 4.1.

4.2. Verdund zoutzuur, ongeveer 0,5 M

Zie methode 9.4, punt 4.2.

4.3. Lanthaanzoutoplossing, 10 g La/l

Zie methode 9.4, punt 4.3.

4.4. Kobaltstandaardoplossing

4.4.1. Stockoplossing, 1 000 mg/Co/ml

Weeg in een bekerglas van 250 ml 1 g metallisch kobalt, op 0,1 mg nauwkeurig af. Voeg toe 25 ml 6 M zoutzuur (4.1). Verwarm op een kookplaat totdat het metaal volledig is opgelost. Koel af. Breng kwantitatief over in een maatkolf van 1 000 ml, vul met water aan tot 1 000 ml en meng.

4.4.2. Werkoplossing, 100 mg Co/ml

Breng in een maatkolf van 100 ml 10 ml van de stockoplossing (4.4.1). Vul met 0,5 M zoutzuur (4.2) aan tot 100 ml en meng.

5. APPARATUUR

Atoomabsorptiespectrometer: zie methode 9.4, punt 5. De spectrometer moet voorzien zijn van een voor kobalt karakteristieke stralingsbron (240,7 nm) en een achtergrondcorrectiesysteem.

6. BEREIDING VAN DE TE ANALYSEREN OPLOSSING

6.1. Oplossen van kobalt

Zie de methoden 9.1 en/of 9.2 en eventueel 9.3.

6.2. Bereiding van de meetoplossing

Zie methode 9.4, punt 6.2. De meetoplossing moet 10 % (v/v) laanthaanzoutoplossing (4.3) bevatten.

7. UITVOERING

7.1. Bereiding van de blanco-oplossing

Zie methode 9.4, punt 7.1. De blanco-oplossing moet 10 % (v/v) van de bij punt 6.2 gebruikte lanthaanzoutoplossing bevatten.

7.2. Bereiding van de ijkoplossingen

Zie methode 9.4, punt 7.2.

Breng voor het optimale meetgebied tussen 0 en 5 mg Co/ml in een reeks maatkolven van 100 ml respectievelijk 0, 0,5, 1, 2, 3, 4 en 5 ml van de werkoplossing (4.4.2). Pas eventueel de zoutzuurconcentratie zodanig aan, dat deze zo dicht mogelijk bij die van de meetoplossing ligt. Voeg aan elke maatkolf 10 ml van de bij punt 6.2 gebruikte lanthaanzoutoplossing toe. Vul met 0,5 M zoutzuur (4.2) aan tot 100 ml en meng. Deze oplossingen bevatten respectievelijk 0, 0,5, 1, 2, 3, 4 en 5 mg Co/ml.

7.3. Meting

Zie methode 9.4, punt 7.3. Stel de spectrometer (5) in voor meting bij een golflengte van 240,7 nm.

8. WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

Zie methode 9.4, punt 8.

Het procentuele gehalte aan kobalt van de meststof is:

Co (%) = [(xs xb) × V × D] / (M ×104)

Indien methode (9.3) is gebruikt:

Co (%) = [(xs xb) × V × 2D] / (M × 104)

Hierbij is:

Co = het procentuele gehalte aan kobalt van de meststof;

xs = de concentratie in de meetoplossing (6.2) in mg/ml;

xb = de concentratie in de blanco-oplossing (7.1) in mg/ml;

V = het volume van de volgens methode 9.1 of 9.2 verkregen extractieoplossing in ml;

D = de verdunningsfactor die overeenkomt met de bij punt 6.2 uitgevoerde verdunning;

M = de massa van de volgens methode 9.1 of 9.2 genomen monsterhoeveelheid in g.

Berekening van de verdunningsfactor D: indien de volumes a1, a2, a3, . . . ai en a ml achtereenvolgens zijn verdund tot respectievelijk de volumes vl, v2, v3, . . . vi en 100 ml, is de verdunningsfactor D:

D = (v1/a1) × (v2/a2) × (v3/a3) × . . . × (vi/ai) × (100/a).

Methode 9.7

KWANTITATIEVE ANALYSE VAN KOPER IN EXTRACTEN VAN MESTSTOFFEN

MET BEHULP VAN ATOOMABSORPTIESPECTROMETRIE

1. DOEL

In dit document wordt een methode beschreven voor de kwantitatieve analyse van koper in extracten van meststoffen.

2. TOEPASSINGSGEBIED

Deze methode is van toepassing voor de volgens de methoden 9.1 en 9.2 verkregen extracten van meststoffen, waarvoor bepaling van het totaal en/of het in water oplosbare koper in Richtlijn 89/530/EEG is voorgeschreven.

3. PRINCIPE

Na bewerking en verdunning van de extracten wordt koper kwantitatief bepaald met behulp van atoomabsorptiespectrometrie.

4. REAGENTIA

4.1. Verdund zoutzuur, ongeveer 6 M

Zie methode 9.4, punt 4.1.

4.2. Verdund zoutzuur, ongeveer 0,5 M

Zie methode 9.4, punt 4.2.

4.3. Waterstofperoxideoplossing (30 % H2O2, r = 1,11 g/ml), vrij van spoorelementen.

4.4. Koperstandaardoplossing

4.4.1. Stockoplossing, 1 000 mg Cu/ml

Weeg in een bekerglas van 250 ml 1 g koperpoeder, op 0,1 mg nauwkeurig af. Voeg 25 ml 6 M zoutzuur (4.1) toe. Voeg 5 ml van de waterstofperoxideoplossing (4.3) toe. Kook op een kookplaat tot dat het koper volledig is opgelost. Koel af. Breng dit kwantitatief over in een maatkolf van 1 000 ml. Vul aan tot 1 00 ml met water en meng.

4.4.2. Werkoplossing, mg Cu/ml

Breng in een maatkolf van 200 ml 20 ml van de stockoplossing (4.4.1). Vul met 0,5 M zoutzuur (4.2) aan tot 200 ml en meng.

5. APPARATUUR

Atoomabsorptiespectrometer: zie methode 9.4, punt 5. De spectrometer moet voorzien zijn van een voor koper karakteristieke stralingsbron (324,8 nm).

6. BEREIDING VAN DE TE ANALYSEREN OPLOSSING

6.1. Oplossen van koper

Zie de methoden 9.1 en/of 9.2 en eventueel 9.3.

6.2. BEREIDING VAN DE MEETOPLOSSING

Zie methode 9.4, punt 6.2.

7. UITVOERING

7.1. Bereiding van de blanco-oplossing

Zie methode 9.4, punt 7.1.

7.2. Bereiding van de ijkoplossingen

Zie methode 9.4, punt 7.2.

Breng voor het optimale meetgebied tussen 0 en 5 mg Cu/ml in een reeks maatkolven van 100 ml respectievelijk 0, 0,5 1, 2, 3, 4 en 5 ml van de werkoplossing (4.4.2). Pas eventueel de zoutzuurconcentratie zodanig aan, dat deze zo dicht mogelijk bij die van de meetoplossing (6.2) ligt. Vul met 0,5 M zoutzuur (4.2) aan tot 100 ml en meng. Deze oplossingen bevatten respectievelijk 0, 0,5, 1, 2, 3, 4 en 5 mg Cu/ml.

7.3. Meting

Zie methode 9.4, punt 7.3. Stel de spectrometer (5) in voor meting bij een golflengte van 324,8 nm.

8. WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

Zie methode 9.4, punt 8.

Het procentuele gehalte aan koper van de meststof is:

Cu (%) = [(xs xb) × V × D] / (M ×104)

Indien methode 9.3. is gebruikt:

Cu (%) = [(xs xb) × V × 2D] / (M × 104)

Hierbij is:

Cu = het procentuele gehalte aan koper van de meststof;

xs = de concentratie in de meetoplossing (6.2), in mg/ml;

xb = de concentratie in de blanco-oplossing (7.1), in mg/ml;

V = het volume van de volgens methode 9.1 of 9.2 verkregen extractieoplossing in ml;

D = de verdunningsfactor die overeenkomt met de bij punt 6.2 uitgevoerde verdunning;

M = de massa van de volgens methode 9.1 of 9.2 genomen monsterhoeveelheid in g.

Berekening van de verdunningsfactor D: indien de volumes al, a2, a3, . . . ai en a ml achtereenvolgens zijn verdund tot respectievelijk de volumes v1, v2, v3, . . . vi en 100 ml, is de verdunningsfactor D:

D = (v1/a1) × (v2/a2) × (v3/a3) × . . . . × (vi/ai) × (100/a).

Methode 9.8

KWANTITATIEVE ANALYSE VAN IJZER IN EXTRACTEN VAN MESTSTOFFEN

MET BEHULP VAN ATOOMABSORPTIESPECTROMETRIE

1. DOEL

In dit document wordt een methode beschreven voor de kwantitatieve analyse van ijzer in extracten van meststoffen.

2. TOEPASSINGSGEBIED

Deze methode is van toepassing voor de volgens de methoden 9.1 en 9.2 verkregen extracten van meststoffen, waarvoor bepaling van het element totaal (ijzer) en/of het in water oplosbare element (ijzer) in Richtlijn 89/530/EEG is voorgeschreven.

3. PRINCIPE

Na bewerking en verdunning van de extracten wordt ijzer kwantitatief bepaald met behulp van atoomabsorptiespectrometrie.

4. REAGENTIA

4.1. Verdund zoutzuur, ongeveer 6 M

Zie methode 9.4, punt 4.1.

4.2. Verdund zoutzuur, ongeveer 0,5 M

Zie methode 9.4, punt 4.2.

4.3. Waterstofperoxideoplossing 30 %(H2O2, r = 1,11 g/ml), vrij van spoorelementen.

4.4. Lanthaanzoutoplossing, 10 g La/l

Zie methode 9.4, punt 4.3.

4.5. IJzer-standaardoplossing

4.5.1. Stockoplossing, 1 000 mg Fe/ml

Weeg in een bekerglas van 500 ml 1 g zuiver ijzerdraad, op 0,1 mg nauwkeurig af. Voeg 200 ml 6 M zoutzuur (4.1) toe. Voeg 15 ml van de waterstofperoxideoplossing (4.3) toe. Verwarm op een kookplaat totdat het ijzer volledig opgelost is. Koel af. Breng dit kwantitatief over in een maatkolf van 1 000 ml. Vul met water aan tot 1 000 ml en meng.

4.5.2. Werkoplossing, 100 mg Fe/ml

Breng in een maatkolf van 200 ml 20 ml van de stockoplossing (4.5.1). Vul met 0,5 M zoutzuur (4.2) aan tot 200 ml en meng.

5. APPARATUUR

Atoomabsorptiespectrometer: zie methode 9.4, punt 5. De spectrometer moet voorzien zijn van een voor ijzer karakteristieke stralingsbron (248,3 nm).

6. BEREIDING VAN DE TE ANALYSEREN OPLOSSING

6.1. Oplossen van ijzer

Zie de methoden 9.1 en/of 9.2 en eventueel 9.3.

6.2. Bereiding van de meetoplossing

Zie methode 9.4, punt 6.2. De meetoplossing moet 10 % (v/v) lanthaanzoutoplossing bevatten.

7. UITVOERING

7.1. Bereiding van de blanco-oplossing

Zie methode 9.4, punt 7.1. De blanco-oplossing moet 10 % (v/v) van de bij punt 6.2 gebruikte lanthaanzoutoplossing bevatten.

7.2. Bereiding van de ijkoplossingen

Zie methode 9.4, punt 7.2.

Breng voor het optimale meetgebied tussen 0 en 10 mg Fe/ml in een reeks maatkolven van 100 ml respectievelijk 0, 2, 4, 6, 8 en 10 ml van de werkoplossing (4.5.2). Pas eventueel de zoutzuurconcentratie zodanig aan, dat deze zo dicht mogelijk bij die van de meetoplossing ligt. Voeg aan elke maatkolf 10 ml van de bij punt 6.2 gebruikte lanthaanzoutoplossing toe. Vul met 0,5 M zoutuur (4.2) aan tot 100 ml en meng. Deze oplossingen bevatten respectievelijk 0, 2, 4, 6, 8 en 10 mg Fe/ml.

7.3. Meting

Zie methode 9.4, punt 7.3. Stel de spectrometer (5) in voor meting bij een golflengte van 248,3 nm.

8. WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

Zie methode 9.4, punt 8.

Het procentuele gehalte aan ijzer van de meststof is:

Fe (%) = [(xs xb) × V × D)] / (M × 104)

Indien methode 9.3 is gebruikt:

Fe (%) = [(xs xb) × V × 2D)] / (M × 104)

Hierbij is

Fe = het procentuele gehalte aan ijzer van de meststof;

xs = de concentratie in de meetoplossing (6.2) in mg/ml;

xb = de concentratie in de blanco-oplossing (7.1) in mg/ml;

V = het volume van de volgens methode 9.1 of 9.2 verkregen extractieoplossing in ml;

D = de verdunningsfactor die overeenkomt met de bij punt 6.2 uitgevoerde verdunning;

M = de massa van de volgens methode 9.1 of 9.2 genomen monsterhoeveelheid in g.

Berekening van de verdunningsfactor D: indien de volumes a1, a2, a3, . . . ai en a ml achtereenvolgens zijn verdund tot respectievelijk v1, v2, v3, . . . vi en 100 ml, is de verdunningsfactor D:

D = (v1/a1) × (v2/a2) × (v3/a3) × . . . × (vi/ai) × (100/a).

Methode 9.9

KWANTITATIEVE ANALYSE VAN MANGAAN IN EXTRACTEN VAN

MESTSTOFFEN MET BEHULP VAN ATOOMABSORPTIESPECTROMETRIE

1. DOEL

In dit document wordt een methode beschreven voor de kwantitatieve analyse van mangaan in extracten van meststoffen.

2. TOEPASSINGSGEBIED

Deze methode is van toepassing voor de volgens de methoden 9.1 en 9.2 verkregen extracten van meststoffen, waarvoor bepaling van het totaal en/of het in water oplosbare mangaan in Richtlijn 89/530/EEG is voorgeschreven.

3. PRINCIPE

Na bewerking en verdunning van de extracten wordt mangaan kwantitatief bepaald met behulp van atoomabsorptiespectrometrie.

4. REAGENTIA

4.1. Verdund zoutzuur, ongeveer 6 M

Zie methode 9.4, punt 4.1.

4.2. Verdund zoutzuur, ongeveer 0,5 M

Zie methode 9.4, punt 4.2.

4.3. Lanthaanzoutoplossing, 10 g La/l

Zie methode 9.4, punt 4.3.

4.4. Mangaanstandaardoplossing

4.4.1. Stockoplossing, 1 000 mg Mn/ml

Weeg in een bekerglas van 250 ml 1 g mangaanpoeder, tot op 0,1 mg nauwkeurig af. Voeg toe 25 ml 6 M zoutzuur (4.1). Verwarm op een kookplaat tot dat het metaal volledig is opgelost. Koel af. Breng kwantitatief over in een maatkolf van 1 000 ml. Vul met water aan tot 1 000 ml en meng.

4.4.2. Werkoplossing, 100 mg Mn/ml

Verdun in een maatkolf van 200 ml 20 ml van stockoplossing (4.4.1) met 0,5 M zoutzuur (4.2) tot 200 ml en meng.

5. APPARATUUR

Atoomabsorptiespectrometer: zie methode 9.4, punt 5. De spectrometer moet voorzien zijn van een voor mangaan karakteristieke stralingsbron (279,6 nm).

6. BEREIDING VAN DE TE ANALYSEREN OPLOSSING

6.1. Oplossen van mangaan

Zie de methoden 9.1 en/of 9.2 en eventueel 9.3.

6.2. Bereiding van de meetoplossing

Zie methode 9.4, punt 6.2. De meetoplossing moet 10 % (v/v) lanthaanzoutoplossing (4.3) bevatten.

7. UITVOERING

7.1. Bereiding van de blanco-oplossing

Zie methode 9.4, punt 7.1. De blanco-oplossing moet 10 % (v/v) van de bij punt 6.2 gebruikte lanthaanzoutoplossing bevatten.

7.2. Bereiding van de ijkoplossingen

Zie methode 9.4, punt 7.2.

Breng voor het optimale meetgebied tussen 0 en 5 mg Mn/ml in een reeks maatkolven van 100 ml respectievelijk 0, 0,5, 1, 2, 3, 4 en 5 ml van de werkoplossing (4.4.2). Pas eventueel de zoutzuurconcentratie zodanig aan, dat deze zo dicht mogelijk bij die van de meetoplossing ligt. Voeg aan elke maatkolf 10 ml van de bij punt 6.2 gebruikte lanthaanzoutoplossing toe. Vul met 0,5 M zoutzuur (4.2) aan tot 100 ml, en meng. Deze oplossingen bevatten respectievelijk 0, 0,5, 1, 2, 3, 4 en 5 mg Mn/ml.

7.3. Meting

Zie methode 9.4, punt 7.3. Stel de spectrometer (5) in voor meting bij een golflengte van 279,6 nm.

8. WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

Zie methode 9.4, punt 8.

Het procentuele gehalte aan mangaan van de meststof is:

Mn (%) = [(xs xb) × V × D] / (M × 104)

Indien methode 9.3 is gebruikt:

Mn (%) = [(xs xb) × V × 2D] / (M × 104)

Hierbij is:

Mn = het procentuele gehalte aan mangaan van de meststof;

xs = de concentratie in de meetoplossing (6.2) in mg/ml;

xb = de concentratie in de blanco-oplossing (7.1) in mg/ml;

V = het volume van de volgens methode 9.1 of 9.2 verkregen extractieoplossing in ml;

D = de verdunningsfactor die overeenkomt met de bij punt 6.2 uitgevoerde verdunning;

M = de massa van de volgens methode 9.1 of 9.2 genomen monsterhoeveelheid in g.

Berekening van de verdunningsfactor D: indien de volumes a1, a2, a3, . . . ai en a m1 achtereenvolgens zijn verdund tot respectievelijk de volumes v1, v2, v3, . . . vi en 100 ml, is de verdunningsfactor D:

D = (v1/a1) × (v2/a2) × (v3/a3) × . . . . × (vi/ai) × (100/a).

Methode 9.10

KWANTITATIEVE ANALYSE VAN MOLYBDEEN IN EXTRACTEN

VAN MESTSTOFFEN MET BEHULP VAN SPECTROFOTOMETRIE VAN EEN COMPLEX MET AMMONIUMTHIOCYANAAT

1. DOEL

In dit document wordt een methode beschreven voor de kwantitatieve analyse van molybdeen in extracten van meststoffen.

2. TOEPASSINGSGEBIED

Deze methode is van toepassing voor de volgens de methoden 9.1 en 9.2 verkregen extracten van meststoffen, waarvoor bepaling van het totaal en/of het in water oplosbare molybdeen in Richtlijn 89/530/EEG is voorgeschreven.

3. PRINCIPE

Molybdeen (V) vormt in zuur milieu met SCN- ionen een complex: [MoO(SCN)5] 2-. Het molybdeencomplex wordt geëxtraheerd met n-butylacetaat. Storende ionen zoals ijzer blijven achter in de waterige fase. De geeloranje kleur wordt bepaald met behulp van moleculaire absorptiespectrometrie bij 470 nm.

4. REAGENTIA

4.1. Verdund zoutzuur, ongeveer 6 M

Zie methode 9.4, punt 4.1.

4.2. Oplossing van koper in 1,5 M zoutzuur, 70 mg Cu/l

Los in een maatkolf van 1 000 ml 275 mg kopersulfaat (CuSO4.5H2O), afgewogen tot op 0,1 mg nauwkeurig, op in 250 ml 6 M zoutzuur (4.1). Vul met water aan tot 1 000 ml en meng.

4.3. Ascorbinezuuroplossing, 50 g/1

Los in een maatkolf van 1 000 ml 50 g ascorbinezuur (C6H8O6) op in water. Vul met water aan tot 1 000 ml, meng en bewaar in de koelkast.

4.4. n-Butylacetaat.

4.5. Ammoniumthiocyanaatoplossing, 0,2 M

Los in een maatkolf van 1 000 ml 15,224 g NH4SCN op in water. Vul met water aan tot 1 000 ml, meng en bewaar in een donker gekleurde fles.

4.6. Oplossing van tin(II)chloride in 2 M zoutzuur, 50 g/l

Deze oplossing moet volledig helder zijn en vlak vóór gebruik worden gemaakt. Gebruik zeer zuiver tin(II)chloride, anders is de oplossing niet helder.

Los voor de bereiding van 100 ml oplossing 5 g tin(II)chloride (SnCl2.2H2O) op in 35 ml 6 M zoutzuur (4.1). Voeg 10 ml koperoplossing (4.2) toe. Vul met water aan tot 100 ml en meng.

4.7. Molybdeenstandaardoplossingen

4.7.1. Stockoplossing, 500 mg Mo/ml

Los in een maatkolf van 1 000 ml 0,920 g ammoniummolybdaat [(NH4)6Mo7O24.4H2O] afgewogen tot op 0,1 mg nauwkeurig, op in 6 M zoutzuur (4.1). Vul met 6 M zoutzuur aan tot 1 000 ml en meng.

4.7.2. Tussenoplossing, 25 mg Mo/ml

Breng in een maatkolf van 500 ml 25 ml stockoplossing (4.7.1). Vul met 6 M zoutzuur (4.1.) aan tot 500 ml en meng.

4.7.3. Werkoplossing, 2,5 mg Mo/ml

Breng 10 ml tussenoplossing (4.7.2) in een maatkolf van 100 ml. Vul met 6 M zoutzuur (4.1) aan tot 100 ml en meng.

5. APPARATUUR

5.1. Moleculaire absorptiespectrometer, ingesteld op 470 nm en uitgerust met cuvetten met een optische weglengte van 20 mm.

5.2. Scheitrechter, 200 of 250 ml.

6. BEREIDING VAN DE TE ANALYSEREN OPLOSSING

6.1. Oplossen van molybdeen

Zie de methoden 9.1 en/of 9.2 en eventueel 9.3.

6.2. Bereiding van de meetoplossing

Verdun een hoeveelheid extractieoplossing (6.1) zodanig met 6 M zoutzuur (4.1), dat een geschikte concentratie van molybdeen (Mo) wordt verkregen. Zij D de verdunningsfactor.

Neem van de laatste aldus verkregen verdunning een hoeveelheid (= a ml) die 1 tot 12 mg molybdeen bevat en breng deze in de scheitrechter (5.2). Vul met 6 M zoutzuur (4.1) aan tot 50 ml.

7. UITVOERING

7.1. Bereiding van de blanco-oplossing

Bereid een blanco-oplossing door het hele procédé vanaf de extractie uit te voeren, waarbij alleen het monster wordt weggelaten.

7.2. Bereiding van de ijkoplossingen

Bereid een reeks van ten minste zes ijkoplossingen met oplopende concentratie, waarbij de concentraties liggen binnen het optimale meetgebied van de spectrometer.

Breng voor een meetgebied van 0 tot 12,5 mg Mo respectievelijk 0, 1, 2, 3, 4 en 5 ml van de werkoplossing (4.7.3) in scheitrechters (5.2). Vul met 6 M zoutzuur (4.1) aan tot 50 ml. De scheitrechters bevatten respectievelijk 0, 2,5, 5,0, 7,5, 10 en 12,5 mg molybdeen (Mo).

7.3. Vorming en scheiding van het complex

Breng in elke scheitrechter verkregen volgens (6.2), (7.1) en (7.2) achtereenvolgens in deze volgorde:

- 10 ml koperoplossing (4.2)

- 20 ml ascorbinezuuroplossing (4.3).

Meng door de scheitrechter om te keren en wacht 2 tot 3 minuten. Voeg vervolgens toe:

- 10 ml n-butylacetaat (4.4) met een precisiepipet

- 20 ml thiocyanaatoplossing (4.5).

Schud gedurende één minuut om het complex te extraheren naar de organische fase. Laat de scheitrechter staan en verwijder na de fasescheiding de waterige fase volledig. Was vervolgens de organische fase met 10 ml tin(II)chlorideoplossing (4.6).

Schud gedurende één minuut, wacht tot de fasen gescheiden zijn en verwijder de waterige fase volledig. Breng de organische fase over in een reageerbuis om de gesuspendeerde waterdruppels te kunnen verzamelen.

7.4. Meting

Meet de absorbantie van de oplossingen verkregen volgens (7.3), bij een golflengte van 470 nm, waarbij de ijkoplossing met 0 mg Mo/ml (7.2) als referentie wordt gebruikt.

8. WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

Teken de ijkcurve door voor elk van de ijkoplossingen (7.2) op de y-as de met de spectrometer gemeten absorbantie uit te zetten en op de x-as de overeenkomstige massa molybdeen, uitgedrukt in mg Mo.

Met behulp van de ijkcurve wordt de massa molybdeen in de meetoplossing (6.2), xs, en de blanco-oplossing (7.1), xb, afgelezen.

Het procentuele gehalte aan molybdeen van de meststof is:

Mo (%) in de meststof = [(xs xb) × V/a × D] / (M × 104)

Indien methode 9.3 is gebruikt:

Mo (%) in de meststof = [(xs xb) × V/a × 2D] / (M × 104)

Hierbij is:

Mo = het procentuele gehalte aan molybdeen van de meststof;

a = de van de laatste verdunning (6.2) genomen hoeveelheid in ml;

xs = de massa van molybdeen in de meetoplossing (6.2) in mg;

xb = de massa van molybdeen in de blanco-oplossing (7.1), met hetzelfde volume (a) als voor de meetoplossing (6.2) is genomen, in mg;

V = het volume van de volgens methode 9.1 of 9.2 verkregen extractieoplossing in ml;

D = de verdunningsfactor die overeenkomt met de bij punt 6.2 uitgevoerde verdunning;

M = de massa van de volgens methode 9.1 of 9.2 genomen monsterhoeveelheid in g.

Berekening van de verdunningsfactor D: Indien de volumes a1 en a2 ml achtereenvolgens zijn verdund tot respectievelijk v1 en v2 ml, is de verdunningsfactor D:

D = (v1/a1) × (v2/a2).

Methode 9.11

KWANTITATIEVE ANALYSE VAN ZINK IN EXTRACTEN VAN MESTSTOFFEN

MET BEHULP VAN ATOOMABSORPTIESPECTROMETRIE

1. DOEL

In dit document wordt een methode beschreven voor de kwantitatieve analyse van zink in extracten van meststoffen.

2. TOEPASSINGSGEBIED

Deze methode is van toepassing voor de volgens de methoden 9.1 en 9.2 verkregen extracten van meststoffen, waarvoor bepaling van het totaal en/of het in water oplosbare zink in Richtlijn 89/530/EEG is voorgeschreven.

3. PRINCIPE

Na bewerking en verdunning van de extracten wordt zink kwantitatief bepaald met behulp van atoomabsorptiespectrometrie.

4. REAGENTIA

4.1. Verdund zoutzuur, ongeveer 6 M

Zie methode 9.4, punt 4.1.

4.2. Verdund zoutzuur, ongeveer 0,5 M

Zie methode 9.4, punt 4.2.

4.3. Lanthaanzoutoplossing, 10 g La/l

Zie methode 9.4, punt 4.3.

4.4. Zinkstandaardoplossing

4.4.1. Stockoplossing, 1 000 mg Zn/ml

Los in een maatkolf van 1 000 ml 1 g zinkpoeder of zinkkorrels, afgewogen tot op 0,1 mg nauwkeurig, op in 25 ml 6 M zoutzuur (4.1). Na volledig oplossen aanvullen met water tot 1 000 ml en mengen.

4.4.2. Werkoplossing, 100 mg Zn/ml

Verdun in een maatkolf van 200 ml 20 ml van de stockoplossing (4.4.1) met 0,5 M zoutzuur (4.2) tot 200 ml en meng.

5. APPARATUUR

Atoomabsorptiespectrometer: zie methode 9.4, punt 5. De spectrometer moet voorzien zijn van een voor zink karakteristieke stralingsbron (213,8 nm) en een achtergrondcorrectiesysteem.

6. BEREIDING VAN DE TE ANALYSEREN OPLOSSING

6.1. Oplossen van zink

Zie de methoden 9.1 en/of 9.2 en eventueel 9.3.

6.2. Bereiding van de meetoplossing

Zie methode 9.4, punt 6.2. De meetoplossing moet 10 % (v/v) lanthaanzoutoplossing bevatten.

7. UITVOERING

7.1. Bereiding van de blanco-oplossing

Zie methode 9.4, punt 7.1. De blanco-oplossing moet 10 % (v/v) van de bij punt 6.2 gebruikte lanthaanzoutoplossing bevatten.

7.2. Bereiding van de ijkoplossingen

Zie methode 9.4, punt 7.2.

Breng voor het optimale meetgebied tussen 0 en 5 mg Zn/ml in een reeks maatkolven van 100 ml respectievelijk 0, 0,5, 1, 2, 3, 4 en 5 ml van de werkoplossing (4.4.2). Pas eventueel de zoutzuurconcentratie zodanig aan, dat deze zo dicht mogelijk bij die van de meetoplossing ligt. Voeg aan elke maatkolf 10 ml van de bij punt 6.2 gebruikte lanthaanzoutoplossing toe. Vul met 0,5 M zoutzuur (4.2) aan tot 100 ml en meng. Deze oplossingen bevatten respectievelijk 0, 0,5, 1, 2, 3, 4 en 5 mg Zn/ml.

7.3. Meting

Zie methode 9.4, punt 7.3. Stel de spectrometer (5) in voor meting bij een golflengte van 213,8 nm.

8. WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

Zie methode 9.4, punt 8.

Het procentuele gehalte aan zink van de meststof is:

Zn (%) = [(xs xb) × V × D] / (M × 104)

Indien methode 9.3. is gebruikt:

Zn (%) = [(xs xb) × V × 2D] / (M × 104)

Hierbij is:

Zn = het procentuele gehalte aan zink van de meststof;

xs = de concentratie in de meetoplossing (6.2) in mg/ml;

xb = de concentratie in de blanco-oplossing (7.1) in mg/ml;

V = het volume van de volgens methode 9.1 of 9.2 verkregen extractieoplossing in ml;

D = de verdunningsfactor die overeenkomt met de bij punt 6.2 uitgevoerde verdunning;

M = de massa van de volgens methode 9.1 of 9.2 genomen monsterhoeveelheid in g.

Berekening van de verdunningsfactor D: indien de volumes a1, a2, a3, . . . ai en a ml achtereenvolgens zijn verdund tot respectievelijk de volumes v1, v2, v3, . . . vi en 100 ml, is de verdunningsfactor D:

D = [(v1/a1) × (v2/a2) × (v3/a3) × . . . . × (vi/ai) × (100/a)."

(1) PB nr. L 281 van 30. 9. 1989, blz. 116.