31992L0056

Richtlijn 92/56/EEG van de Raad van 24 juni 1992 tot wijziging van Richtlijn 75/129/EEG betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake collectief ontslag

Publicatieblad Nr. L 245 van 26/08/1992 blz. 0003 - 0005
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 5 blz. 0162
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 5 blz. 0162


RICHTLIJN 92/56/EEG VAN DE RAAD van 24 juni 1992 tot wijziging van Richtlijn 75/129/EEG betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake collectief ontslag

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat in het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden, dat tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad te Straatsburg op 9 december 1989 door de Staatshoofden en Regeringsleiders van elf Lid-Staten is aangenomen, in punt 7, eerste alinea, eerste zin, en tweede alinea, in punt 17, eerste alinea, en in punt 18, derde streepje, onder meer het volgende wordt verklaard:

"7. De verwezenlijking van de interne markt moet leiden tot een verbetering van de levensstandaard en arbeidsvoorwaarden van de werkenden in de Europese Gemeenschap [. . . . .].

Daar waar nodig moet deze verbetering leiden tot een verdere ontwikkeling van bepaalde aspecten van de arbeidsreglementering, zoals de procedures inzake collectief ontslag of die in verband met faillissementen.

17. De voorlichting, de raadpleging en de inspraak van de werkenden moeten op gepaste wijze worden ontwikkeld, rekening houdend met de in de verschillende Lid-Staten geldende gebruiken.

[. . .]

18. Voorlichting, raadpleging en inspraak moeten tijdig plaatsvinden, met name in de volgende gevallen:

[- . . .]

[- . . .]

- bij procedures inzake collectief ontslag;

[- . . .];".

Overwegende dat voor de berekening van het aantal ontslagen als bedoeld in de definitie van "collectief ontslag" in de zin van Richtlijn 75/129/EEG van de Raad van 17 februari 1975 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake collectief ontslag (4), andere vormen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst die uitgaan van de werkgever, dienen te worden gelijkgesteld met ontslag, op voorwaarde dat het ontslag ten minste vijf werknemers betreft;

Overwegende dat moet worden bepaald dat Richtlijn 75/129/EEG in beginsel ook van toepassing is op collectief ontslag dat het gevolg is van beëindiging van de werkzaamheden van een plaatselijke eenheid ten gevolge van een rechterlijke beslissing;

Overwegende dat aan de Lid-Staten de mogelijkheid moet worden geboden te bepalen dat vertegenwoordigers van de werknemers een beroep kunnen doen op deskundigen in verband met de technische complexiteit van de aangelegenheden waaromtrent voorlichting en raadpleging kunnen plaatsvinden;

Overwegende dat de bepalingen van Richtlijn 75/129/EEG dienen te worden verduidelijkt en aangevuld wat betreft de verplichtingen van de werkgever op het stuk van voorlichting en raadpleging van de vertegenwoordigers van de werknemers;

Overwegende dat er zorg voor moet worden gedragen dat de verplichtingen van de werkgevers inzake voorlichting, raadpleging en kennisgeving van toepassing zijn, ongeacht of de beslissing die tot collectief ontslag leidt, uitgaat van de werkgever dan wel van een onderneming die over deze werkgever zeggenschap uitoefent;

Overwegende dat de Lid-Staten er zorg voor dienen te dragen dat aan de werknemersvertegenwoordigers en/of de werknemers administratieve en/of gerechtelijke procedures ter beschikking staan om de nakoming van de in Richtlijn 75/129/EEG omschreven verplichtingen te garanderen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 75/129/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a) aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Voor de berekening van het aantal in de eerste alinea, onder a), bedoelde ontslagen wordt daarmede gelijkgesteld elke beëindiging van de arbeidsovereenkomst die uitgaat van de werkgever om een of meer redenen die geen betrekking hebben op de persoon van de werknemers, op voorwaarde dat het ontslag ten minste vijf werknemers betreft.";

b) lid 2, onder d), wordt geschrapt;

2. afdeling II wordt vervangen door:

"AFDELING II

Voorlichting en raadpleging

Artikel 2

1. Wanneer een werkgever overweegt tot collectief ontslag over te gaan, is hij verplicht de vertegenwoordigers van de werknemers tijdig te raadplegen ten einde tot een akkoord te komen.

2. De raadpleging moet ten minste betrekking hebben op de mogelijkheden om de collectieve ontslagen te voorkomen of in aantal te verminderen alsook op de mogelijkheid de gevolgen ervan te verzachten door het nemen van sociale begeleidingsmaatregelen, meer bepaald om bij te dragen tot de herplaatsing of de omscholing van de ontslagen werknemers.

De Lid-Staten mogen bepalen dat de vertegenwoordigers van de werknemers overeenkomstig de nationale wetgevingen en/of gebruiken een beroep op deskundigen kunnen doen.

3. Ten einde de vertegenwoordigers van de werknemers in staat te stellen constructieve voorstellen te doen, dient de werkgever hun tijdig in de loop van het overleg:

a) alle nuttige gegevens te verstrekken; en

b) in elk geval schriftelijk mede te delen:

i) de redenen van de voorgenomen ontslagen;

ii) het aantal en de categorieën van voor ontslag in aanmerking komende werknemers;

iii) het aantal en de categorieën werknemers die hij gewoonlijk in dienst heeft;

iv) de periode waarin de ontslagen zouden plaatsvinden;

v) de criteria die aangelegd zullen worden bij het selecteren van de voor ontslag in aanmerking komende werknemers, voor zover de werkgever krachtens de nationale wetgevingen en/of gebruiken ter zake bevoegd is;

vi) de wijze van berekening van eventuele afvloeiingsuitkeringen buiten de uitkering die krachtens de nationale wetgevingen en/of gebruiken verschuldigd is.

De werkgever is verplicht de bevoegde overheidsinstantie een afschrift te doen toekomen van ten minste de in de eerste alinea onder b), i) tot en met v), genoemde, schriftelijk medegedeelde gegevens.

4. De in de leden 1, 2 en 3 vastgelegde verplichtingen gelden ongeacht of de beslissing betreffende het collectieve ontslag door de werkgever of door een over de werkgever zeggenschap uitoefenende onderneming wordt genomen.

Bij onderzoek van beweerde gevallen van niet-nakoming van de in deze richtlijn vastgelegde verplichtingen inzake voorlichting, raadpleging en kennisgeving, wordt geen rekening gehouden met een eventueel verweer van de werkgever op grond van het feit dat de onderneming die de tot collectief ontslag leidende beslissing heeft genomen, hem de noodzakelijke informatie niet heeft verstrekt.";

3. in artikel 3, lid 1, wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

"De Lid-Staten kunnen evenwel bepalen dat, wanneer een voorgenomen collectief ontslag verband houdt met de beëindiging van de werkzaamheden van de plaatselijke eenheid voortvloeiende uit een rechterlijke beslissing, de werkgever de bevoegde overheidsinstantie hiervan slechts op haar verzoek schriftelijk kennis dient te geven.";

4. aan artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd:

"4. De Lid-Staten zijn niet verplicht dit artikel toe te passen op collectieve ontslagen ten gevolge van de beëindiging van de werkzaamheden van een plaatselijke eenheid, wanneer die voortvloeit uit een rechterlijke beslissing.";

5. aan artikel 5 wordt de volgende zinsnede toegevoegd:

"dan wel de toepassing van voor de werknemers gunstiger contractuele bepalingen te bevorderen of toe te staan.";

6. het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 5 bis

De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de vertegenwoordigers van de werknemers en/of de werknemers over administratieve of gerechtelijke procedures beschikken om de door deze richtlijn opgelegde verplichtingen te doen naleven.".

Artikel 2

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk twee jaar na aanneming aan deze richtlijn te voldoen of zorgen er op dat tijdstip voor dat de sociale partners bij overeenkomst de nodige bepalingen invoeren; de Lid-Staten treffen tevens de nodige maatregelen om te allen tijde de bij de richtlijn voorgeschreven resultaten te kunnen waarborgen.

Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de Lid-Staten de in lid 1 bedoelde bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

3. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst mede van de voornaamste bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied hebben vastgesteld of vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 24 juni 1992.

Voor de Raad

De Voorzitter

José da SILVA PENEDA

(1) PB nr. C 310 van 30. 11. 1991, blz. 5, en PB nr. C 117 van 8. 5. 1982, blz. 10.(2) PB nr. C 94 van 13. 4. 1992, blz. 157.(3) PB nr. C 79 van 30. 3. 1992, blz. 12.(4) PB nr. L 48 van 22. 2. 1975, blz. 29.