31990Y1231(02)

Speciaal verslag nr. 5/90 over de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 815/84 van de Raad betreffende het verlenen van uitzonderlijke financiële steun aan Griekenland op sociaal terrein vergezeld van de antwoorden van de Commissie

Publicatieblad Nr. C 331 van 31/12/1990 blz. 0001 - 0013


SPECIAAL VERSLAG Nr. 5/90 over de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 815/84 van de Raad betreffende het verlenen van uitzonderlijke financiële steun aan Griekenland op sociaal terrein vergezeld van de antwoorden van de Commissie (90/C 331/01)

(Opmerkingen krachtens artikel 206 bis, lid 4, van het EEG-Verdrag)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Inleiding

1.1. Verordening (EEG) nr. 815/84 van de Raad betreffende het verlenen van uitzonderlijke financiële steun aan Griekenland op sociaal terrein

werd op 26 maart 1984 vastgesteld. Zij vloeit voort uit het op 19 maart 1982 door Griekenland ingediende memorandum inzake de betrekkingen van dit land met de Gemeenschap en uit het antwoord van de Commissie op dit memorandum van 29 maart 1983. In dit antwoord werd erkend dat de Griekse economie binnen de Gemeenschap een bijzondere plaats inneemt vanuit het oogpunt van haar ontwikkelingsniveau en structuur.

1.2. De verordening voorziet, voor het tijdvak van 1 januari 1984 tot en met 31 december 1988, in steun van in totaal 120 Mio ECU, die hoofdzakelijk bedoeld was ter dekking van 55 % van de overheidsuitgaven voor de bouw, aanpassing en uitrusting van centra voor beroepsopleiding, alsmede van centra voor revalidatie van psychisch en mentaal zieken en gehandicapten, met het oog op hun wederinschakeling in het beroepsleven. De centra voor beroepsopleiding dienden in de regio Athene gevestigd te zijn, en het bedrag van 120 Mio ECU werd gelijkelijk verdeeld tussen de opleidings- en de revalidatiecentra.

1.3. In de praktijk vormt de verordening een inbreuk op de normen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), aangezien deze niet toestaan dat steun wordt verleend voor investeringen in de gezondheidszorg, terwijl destijds bovendien geen maatregelen voor de regio Athene waren voorzien.

1.4. Verordening (EEG) nr. 815/84 werd later gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 4130/88 van de Raad van 16 december 1988

. De wijzigingen betroffen een verlenging met drie jaar (tot en met 31 december 1991) van de uitvoering van de programma's, de mogelijkheid om steun te verlenen voor uitgaven in verband met de verwerving van terreinen of gebouwen in particuliere eigendom voor bouwdoeleinden of met het oog op de uitbreiding en/of aanpassing van de centra, en een verbetering van het volgen van de uitvoering van de programma's en projecten.

2. Financiële uitvoering

2.1. Gedurende de begrotingsjaren 1984 - 1989 stelde de Commissie de zeven in tabel 1 vermelde steunbesluiten vast, waarmee vastleggingen van in totaal 96,4 Mio ECU waren gemoeid.

2.2. Op 31 december 1989 was in totaal een bedrag van 32,5 Mio ECU betaald, waarvan circa 18,3 Mio ECU voor de opleidingscentra en 14,2 Mio ECU voor de revalidatiecentra. Het beloop van de uitgaven was gedurende de periode 1984-1989 als volgt (in Mio ECU):

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het grootste deel van de betalingen bestond uit voorschotten, daar de regelgeving bepaalt dat een bedrag overeenkomende met 60 % van de toegekende financiële steun bij wijze van voorschot wordt uitbetaald zodra de Lid-Staat aantoont dat met de uitvoering van het project een aanvang is gemaakt.

2.3. Op 31 december 1988, het tijdstip waarop de uitvoering van de programma's oorspronkelijk voltooid had moeten zijn, bedroegen de vastleggingen slechts 84,5 Mio ECU, ofwel circa 70 % van de globale toewijzing, en de betalingen 28 Mio ECU, ofwel circa 23 % van de toewijzing.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.4. Op 31 december 1989 waren deze percentages respectievelijk 80 % en 27 %. Ondanks de door Verordening (EEG) nr. 4130/88 geboden mogelijkheid om steun te verlenen voor nieuwe subsidiabele categorieën uitgaven voor de revalidatiecentra, nam het tempo van de globale financiële uitvoering in 1989 niet toe, aangezien de vastleggingen en betalingen gedurende dit begrotingsjaar lager waren dan in de eerdere begrotingsjaren gemiddeld het geval was.

3. De programma's

3.1. Artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 815/84 bepaalt dat de programma's nadere gegevens moeten behelzen omtrent onder meer aantal en plaats van de centra, de kosten van elk der centra en de wijze van financiering en de met de bouw of aanpassing van elk der centra gemoeide tijd. De beide programma's, voor respectievelijk de opleidingscentra en de revalidatiecentra, die in 1984 door de Lid-Staat bij de Commissie werden ingediend, voldeden echter slechts zeer ten dele aan deze vereisten.

3.2. Het programma voor de opleidingscentra had in hoofdzaak betrekking op een voorlopige verdeling van de steun tussen 14 begunstigde organen en bevatte voor elk van deze organen algemene aanwijzingen betreffende de geplande uitvoering (kosten, uitvoeringsduur, soort activiteiten, enz.). Er was niet vermeld of de begunstigde organen één of meer projecten moesten uitvoeren en er werd geen enkele informatie verschaft over de wijze van financiering van het niet door de Gemeenschap bekostigde gedeelte. In feite moest in de meeste gevallen de plaats van vestiging nog nader worden vastgesteld en waren de voorbereidende studies nog niet verricht.

3.3. Het programma voor de revalidatiecentra was nog vager. Het bestond in feite uit een aantal punten waarin werd aangegeven op welke terreinen een beleid voor de gezondheidszorg ten behoeve van psychisch en mentaal zieken en gehandicapten kon worden ontwikkeld, samen met een voorlopige verdeling van de uitgaven per geboden vorm van dienstverlening (bestaande centra, nieuwe centra, centra voor korte behandelingen, enz.). Er werden dus geen afzonderlijke ramingen per centrum, begunstigde of vestigingsplaats gegeven en zelfs een nauwkeurige aanduiding van de aard van de beoogde activiteiten ontbrak, evenals een verwijzing naar de mogelijkheden van financiering. Een in 1987 opgestelde herziene versie van het document blijkt eveneens weinig op de praktijk gericht te zijn.

3.4. Dergelijke programma's getuigen in feite van een grote mate van improvisatie en maken duidelijk dat de te financieren investeringen in geen enkel opzicht zorgvuldig zijn voorbereid. Tijdens de procedure in verband met de toekenning van de steun heeft de Commissie er naar gestreefd gegevens beschikbaar te stellen die voor zover mogelijk een beknopte beschrijving van de beoogde projecten bevatten. Maar zoals uit de hierna volgende paragrafen zal blijken, konden deze werkzaamheden niet onder behoorlijke omstandigheden worden verricht en het ontbreken van een deugdelijk referentiekader dat door de programma's had moeten worden gevormd, is een van de wezenlijke tekortkomingen van de gehele maatregel geweest.

3.5. Het valt eveneens te betreuren dat de grote ervaring en kennis van de Commissie met betrekking tot de financiering van infrastructuurprogramma's niet in ruimere mate zijn benut. Door een beter gebruik van de methoden die bij het beheer van gelden voor de financiering van infrastructuurprojecten gewoonlijk worden gehanteerd, zou bij de bestudering van de programma's stellig duidelijker zijn geworden dat een voldoende technische voorbereiding, de beschikbaarheid van terreinen en de voor de bouw vereiste vergunningen en het bestaan van essentiële financieringsmogelijkheden, noodzakelijke voorwaarden zijn.

4. De financiering van de projecten

4.1. In de begrotingsjaren 1984 - 1989 besloot de Commissie 290 projecten te financieren, waarvan 93 betrekking hadden op opleidingscentra en 197 op revalidatiecentra. Voorts keurde de Commissie 251 wijzigingsbesluiten goed. Vijftig hiervan betroffen de opleidingscentra en hadden betrekking op een verlenging van de termijn, terwijl de overige 201 de revalidatiecentra betroffen en betrekking hadden op een verlenging van de termijn (129 gevallen), een verhoging van de steunbedragen (19 gevallen) of een aanpassing van beide (53 gevallen).

4.2. De spreiding van de gefinancierde projecten over de begrotingsjaren is weergegeven in tabel 2.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.3. In feite is de verdeling van de besluiten in nieuwe en wijzigingsbesluiten van weinig betekenis, aangezien ook de projecten waarop de nieuwe besluiten betrekking hebben dikwijls slechts een aanvulling op of een voortzetting van eerder goedgekeurde activiteiten zijn. Het beheer is in dit opzicht onnodig ingewikkeld, terwijl duidelijke classificeringscriteria ontbreken en niet altijd valt na te gaan of elk steunbedrag is toegekend voor een herkenbare en controleerbare fase van de werkzaamheden.

4.4. De financieringen vinden zeer verspreid plaats. De voor de 290 projecten toegekende steun bedraagt gemiddeld, zonder inachtneming van de latere wijzigingen, 330 000 ECU per project. Geconstateerd werd dat in 20 gevallen de steun hoger was dan 1 Mio ECU en in 81 gevallen lager dan 110 000 ECU, een bedrag dat overeenkomt met een investering van 200 000 ECU. Opgemerkt dient te worden dat in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 815/84 de noodzaak wordt onderstreept om "erop toe te zien dat de financiële steun van de Gemeenschap betrekking heeft op een beperkt aantal centra".

4.5. Met betrekking tot de revalidatiecentra biedt artikel 5 van de verordening de mogelijkheid de toekenning van de financiële steun uit te breiden tot uitgaven voor modelprojecten die bestemd zijn om de meest doeltreffende methoden voor de tenuitvoerlegging van het programma aan het licht te brengen en tot uitgaven voor praktijkstages voor om- en bijscholing van het medisch, therapeutisch en paramedisch personeel, alsmede van maatschappelijk werkers.

4.6. Het gevolg is dat tal van revalidatieprojecten geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op functionele activiteiten en niet op infrastructuurwerkzaamheden. Uit de controles van de Kamer is gebleken dat deze functionele activiteiten het in sommige gevallen mogelijk hebben gemaakt, de bezoldiging van het ter plaatse werkzame personeel te verbeteren of voor eigen rekening te nemen, doch hierbij vond geen werkelijke inbreng van nieuwe ervaringsgegevens plaats en werden de verzorgingsmethoden niet merkbaar gewijzigd.

5. De uitvoering van de projecten

De opleidingscentra

5.1. Met betrekking tot de opleidingscentra hebben de door de Kamer ter plaatse verrichte controles op de uitvoering van de projecten de slechte technische voorbereiding en de vertraging bij de verwezenlijking bevestigd. Sommige projecten, die in 1984 waren goedgekeurd en na drie à vier jaar voltooid hadden moeten zijn, verkeerden in 1989 nog in het stadium van de technische voorbereiding. Soms ook werd een aanvullende vastlegging later gevolgd door een intrekking van de middelen.

5.2. In een poging de door de vertragingen ontstane problemen te ondervangen, hebben enkele begunstigden materiaal aangeschaft dat zij voorlopig gebruiken in gehuurde gebouwen. Tot de voornaamste oorzaken van de vertragingen behoren het probleem om bouwterreinen te vinden en de keuze van ongeschikte terreinen. Ook de prijsinflatie leidt tot moeilijkheden, want ofschoon de steun in ECU wordt toegekend, worden de uitgavenramingen voor de projecten in drachmen opgesteld, en de aanzienlijke waardevermindering van deze munt heeft tot gevolg dat de kosten steeds moeten worden herzien indien er bij de uitvoering van de projecten vertraging optreedt.

5.3. De controles ter plaatse hebben voorts aan het licht gebracht dat het moeilijk is na te gaan of de uitgaven voor steun in aanmerking komen, bij gebreke van een per activiteit bijgehouden boekhouding en soms bij gebreke van duidelijke aanwijzingen aan de hand waarvan kan worden geverifieerd of de uitgaven inderdaad tijdens de in aanmerking komende periode zijn verricht.

5.4. Met betrekking tot hun toekomstige gebruik kan worden opgemerkt dat sommige centra een capaciteit hebben die ver uitgaat boven de behoeften aan interne opleiding van het personeel van de begunstigde ondernemingen, zonder dat er voorzieningen zijn getroffen voor een goed gebruik van de overtollige capaciteiten. Voorts geldt voor enkele centra dat de beoogde cursussen niet schijnen te zijn aangepast aan de vereisten van de arbeidsmarkt en betrekking hebben op activiteiten waarvoor reeds een overvloed aan arbeidskrachten ter beschikking staat.

De revalidatiecentra

5.5. Ten aanzien van de revalidatiecentra is de situatie nog ernstiger, aangezien deze niet alleen met soortgelijke problemen als de hiervoor vermelde worden geconfronteerd, maar ook met andere moeilijkheden. Op regionaal niveau is er feitelijk geen enkele organisatiestructuur in het leven geroepen om de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 815/84 te waarborgen, en op centraal niveau schiet de organisatie tekort. De cooerdinatie tussen de centra en de nationale gezondheidsdiensten is matig en heeft zich inhoudelijk niet ontwikkeld.

5.6. Zes jaar na de goedkeuring van het programma bestaat het gevaar dat de basisoriëntaties in het geding komen. In het programma werd het accent gelegd op een geringere rol van psychiatrische instellingen bij de behandeling van zieken en een vermindering van het aantal opnamen, en werd een toegenomen gebruik beoogd van behandelingsmethoden die geïntegreerd zijn in de maatschappelijke omgeving. Voor zover er echter sprake is van een zekere verwezenlijking van de projecten (versterking van de bestaande structuren, bouwwerkzaamheden bij bestaande psychiatrische instellingen) bestaat het gevaar dat deze zullen leiden tot een zekere consolidatie van de oude behandelingsmethoden. Deze problemen worden geïllustreerd door de op Leros bestaande situatie, ook al gaat het hierbij om een extreem voorbeeld.

Het ziekenhuis op Leros

5.7. In 1957 werd besloten op het eiland Leros in de Dodekanesos een psychiatrische inrichting te vestigen, waarschijnlijk vanwege de aanwezigheid van barakken en andere ongebruikte installaties die eigendom waren van de marine, ook thans nog eigenaar van het gebied.

5.8. Het aantal patiënten bedroeg maximaal 2 700. Ofschoon de opname van nieuwe patiënten sinds 1982 sterk verminderd is en thans beperkt blijft tot voormalige patiënten en personen die van de eilanden afkomstig zijn, verbleven er eind 1989 nog steeds omstreeks 1 127 zieken op Leros, afkomstig uit alle Griekse regio's.

5.9. Het actieve personeel bestaat uit circa 900 personen, van wie de helft belast is met toezichthoudende of onderhoudswerkzaamheden. De werkkrachten beschikken bijna geen van allen over theoretische kwalificaties en zijn ter plaatse geworven, daar het ziekenhuis vrijwel de enige werkgever op het eiland is, waar ongeveer 7 000 mensen wonen.

5.10. De situatie van de patiënten is algemeen bekend. Een behandeling ontbreekt, de omgeving biedt geen enkele stimulans, er zijn geen familiale of sociale contacten, de fysieke omstandigheden zijn zeer pover en er heerst een volstrekte passiviteit.

5.11. De Commissie heeft de in Verordening (EEG) nr. 815/84 bedoelde steun toegekend voor vijf projecten, waarmee in hoofdzaak werd beoogd te komen tot een wijziging van de omstandigheden van de patiënten en hen voor te bereiden op hun revalidatie door de experimentele instelling van kleine eenheden, een betere scholing van het personeel en de bewustmaking van de plaatselijke bevolking van nieuwe methoden voor de wederinschakeling van psychisch en mentaal zieken in het maatschappelijk en beroepsleven.

5.12. De vijf goedgekeurde projecten kunnen als volgt worden samengevat:

a) nr. 27 van 1984: bouw en uitrusting van twee gebouwen, elk voor 10 personen; aanpassing en uitrusting van acht gebouwen, elk bestemd voor acht à tien personen; modelactie voor de revalidatie van zieken, de scholing van personeel en de overbrenging van patiënten naar de nieuwe gebouwen. Het project, dat gedurende een periode van 18 maanden vanaf oktober 1984 had moeten worden verwezenlijkt, werd eerst verlengd tot 31 december 1988 en vervolgens tot 31 december 1989. De kosten werden geraamd op 97 Mio DR, waarvan 53,35 Mio DR ten laste van de Gemeenschap, hetgeen overeenkomt met 602 608 ECU;

b) nr. 1 van 1986: vestiging en functionering van een eenheid van 20 personen. Bewustmaking van de bevolking van de nieuwe methoden en opneming van 20 patiënten in opvanggezinnen. De verwachte duur van uitvoering was 24 maanden, gerekend vanaf 1 december 1986, en de kosten werden geraamd op 36,8 Mio DR, waarvan 20,2 Mio DR, overeenkomend met 146 258 ECU, ten laste van de Gemeenschap;

c) nr. 39 van 1986: aanpassing en uitrusting van een cooeperatief centrum voor de opvang en beroepsopleiding van een veertigtal mentaal zieken of gehandicapten. Geraamde kosten: 290 Mio DR, waarvan 159,5 Mio DR, ofwel 1,04 Mio ECU, in de vorm van communautaire steun. De uitvoeringstermijn, die oorspronkelijk was vastgesteld tussen juni 1986 en juni 1988, werd verlengd tot juni 1989. Met dit project, het grootste op Leros (60 % van de totale investeringen), was in december 1989 nog geen aanvang gemaakt;

d) nr. 47 van 1986: bouw en uitrusting van twee eenheden voor elk 8 à 10 personen. Geraamde duur van uitvoering: van juli 1986 tot december 1987. Geraamde kosten: 33 Mio DR, waarvan 18,2 Mio DR, ofwel 131 123 ECU, ten laste van de Gemeenschap. Ofschoon artikel 8, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 815/84 vermeldt dat er slechts een voorschot mag worden betaald indien is aangetoond dat met de uitvoering van het project een aanvang is gemaakt, ontving het ziekenhuis op 31 december 1986 een voorschot van 78 674 ECU, terwijl in december 1989 nog geen enkele werkzaamheid was verricht;

e) nr. 48 van 1986: aanpassing en uitrusting van een gebouw voor 15 personen. De duur van uitvoering, die oorspronkelijk was vastgesteld van juni 1986 tot december 1986, werd later verlengd tot december 1988. De kosten bedroegen 20 Mio DR en de steun 11 Mio DR, ofwel 79 468 ECU. De steun werd later echter verhoogd met 18 641 ECU, aangezien de kosten tot 30 Mio DR gestegen waren.

5.13. De stand van de financiële uitvoering van de vijf projecten per 31 oktober 1989 is weergegeven in tabel 3.

5.14. In de praktijk hebben de weinige uitgevoerde projecten betrekking op de herstructurering of aanpassing van bestaande gebouwen. Vanuit het algemene perspectief van de behandeling van de patiënten is de situatie ongewijzigd gebleven. Dat het aantal opgenomen patiënten sinds enkele jaren afneemt, is het gevolg van het overlijden van patiënten en niet van de invoering van nieuwe behandelingsmethoden.

De nieuwe regelgeving van 1988 en de situatie in 1989

5.15. De in Verordening (EEG) nr. 4130/88 opgenomen wijzigingen, die reeds in paragraaf 1.4 zijn vermeld, kunnen als volgt worden samengevat:

a)het tijdvak van 1 januari 1984 tot en met 31 december 1988, gedurende hetwelk de financiële steun aanvankelijk zou worden toegekend, is verlengd tot 31 december 1991;

b)ingeval er geen geschikte openbare terreinen of gebouwen beschikbaar zijn, kunnen de uitgaven in verband met de verwerving van terreinen of gebouwen in particuliere eigendom voor bouwdoeleinden of met het oog op de uitbreiding en/of aanpassing van bestaande gebouwen bij wijze van uitzondering eveneens ten laste worden gebracht van het revalidatieprogramma. Een communautaire financiering, die tot 100 % van de in aanmerking komende uitgaven kan belopen, kan eveneens worden toegekend voor de technische bijstand, de evaluatie en het volgen van projecten waarvoor communautaire steun wordt verleend; het totale bedrag mag niet hoger zijn dan 2 % van het in Verordening (EEG) nr. 815/84 bedoelde bedrag;

c)een comité voor het toezicht op de programma's moet vóór 1 februari 1989 door de Lid-Staat worden ingesteld, in overleg met de Commissie, die in het comité wordt vertegenwoordigd; het comité brengt de Commissie ten minste drie maal per jaar verslag uit over de stand van zaken bij de uitvoering van de programma's;

d)een systeem voor het volgen van de programma's dat berust op een geharmoniseerde methode voor het verzamelen en verspreiden van gegevens betreffende de uitvoering van die programma's moet vóór 1 april 1989 door de Lid-Staat zijn ingevoerd, in overleg met de Commissie.

5.16. Het comité van toezicht werd op 1 juni 1989 ingesteld. Het kwam in juni en oktober 1989 bijeen en heeft de Commissie in het begrotingsjaar 1989 tweemaal verslag uitgebracht. De verslagen hadden evenwel alleen betrekking op de uitvoering van het programma voor de opleidingscentra, en het comité heeft geen verslag uitgebracht over de uitvoering van het programma voor de revalidatiecentra.

5.17. Voor de opleidingscentra is binnen het comité van toezicht een ad hoc-werkgroep in het leven geroepen, maar een soortgelijke werkgroep is tot dusver niet voor de revalidatiecentra opgericht. Het systeem voor het volgen van de programma's dat berust op een methode voor het verzamelen en verspreiden van gegevens moet nog worden ingevoerd.

5.18. Met betrekking tot de financiële uitvoering is in paragraaf 2.4 reeds opgemerkt dat de tenuitvoerlegging van de verordening in 1989 trager is gaan verlopen. Voor dat begrotingsjaar diende de Lid-Staat steunaanvragen in voor een totaal van 10,3 Mio ECU, namelijk 7,3 Mio ECU voor de opleidingscentra en 3,1 Mio ECU voor de revalidatiecentra.

5.19. Bij beschikking van de Commissie van 26 januari 1990

werd een totale steun van 11,9 Mio ECU toegekend, uitsluitend voor opleidingsdoeleinden. Dit bedrag is hoger dan de aanvraag voor dit onderdeel van het programma en zelfs hoger dan de aanvraag in haar geheel. De beschikking bevat geen enkele motivatie voor deze overschrijding, die waarschijnlijk eerder te verklaren is uit de wens om bij de huidige stand van zaken geen nieuwe steun voor de revalidatiecentra te verlenen dan op grond van de bestaande vooruitzichten met betrekking tot de opleidingscentra.

6. Conclusies

6.1. De teleurstellende ervaringen met de tenuitvoerlegging van Verordening (EEG) nr. 815/84 zouden op zijn minst deels hebben kunnen worden vermeden indien de Lid-Staat en de Commissie van meet af aan hadden getracht de problemen en tekortkomingen van de maatregel stuk voor stuk onder ogen te zien. Meer aandacht voor de belemmeringen zou tot realistischer ramingen en tot een betere beheersing van de activiteiten hebben geleid.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.2. Met betrekking tot de opleidingscentra geldt dat de betaalbaarstelling van de vastleggingen en de voltooiing van de projecten nog steeds veel tijd in beslag nemen. Er zijn aanzienlijke inspanningen geboden om de investeringen te kunnen verwezenlijken en een goed gebruik ervan te kunnen waarborgen.

6.3. De voortzetting van het op de revalidatiecentra betrekking hebbende deel van het programma schijnt momenteel gevaar te lopen. Afgezien van het feit dat de projecten of niet of met vertragingen worden uitgevoerd, bestaat het gevaar dat zij worden gebruikt voor doeleinden die strijdig zijn met de doeleinden van het programma en dat behandelingsmethoden die afgeschaft hadden moeten worden, blijven voortbestaan.

6.4. Met de toepassing van de wijzigingen waartoe in de nieuwe regelgeving van 1988 werd besloten, was in 1989 slechts ten aanzien van de opleidingscentra een begin gemaakt. Eind 1989 was nog geen enkele maatregel getroffen ter verbetering van het volgen van de projecten voor de revalidatiecentra.

6.5. Het psychiatrische ziekenhuis op Leros vormt een illustratie van alle risico's en problemen die zich kunnen voordoen ten gevolge van de slechte voorbereiding van de projecten, de onsystematische uitvoering ervan en de ondoeltreffendheid van de resultaten.

6.6. Teneinde te voorkomen dat er van de communautaire maatregelen wordt afgeweken, in het bijzonder met betrekking tot het ziekenhuis op Leros, is het van belang dat de met het programma beoogde doeleinden op het gebied van de ziekenverzorging opnieuw duidelijk worden geformuleerd en dat de verwezenlijking van de aangegane verplichtingen in overeenstemming is met deze doeleinden.

Dit verslag werd door de Rekenkamer te Luxemburg vastgesteld te harer zitting van 6 december 1990.

Voor de Rekenkamer Aldo ANGIOI President

ANTWOORDEN VAN DE COMMISSIE

1. INLEIDING

1.In haar antwoord van 29 maart 1983 op de in het memorandum van de Griekse regering van 19 maart 1982 inzake de betrekkingen van Griekenland met de Gemeenschap vermelde problemen heeft de Commissie erkend dat de Griekse economie binnen de Gemeenschap qua ontwikkelingsniveau en structuur een bijzondere plaats inneemt. Verordening (EEG) nr. 815/84 van 26 maart 1984 is een van de maatregelen van de Gemeenschap om de problemen te verhelpen die het gevolg zijn van de gebrekkige structuur in Griekenland op het gebied van a) de beroepsopleiding in de regio Athene, het enige gebied dat destijds niet onder het EFRO viel, en b) de revalidatie van psychisch en mentaal zieken en gehandicapten in het gehele land.

2.Verordening (EEG) nr. 815/84 bestaat dan ook uit twee delen, die twee geheel verschillende onderwerpen betreffen:

- enerzijds een gedeelte a) dat voorziet in de verlening van financiële steun voor de ontwikkeling en verbetering van de beroepsopleiding in de regio Athene;

- anderzijds een gedeelte b) dat voorziet in de verlening van financiële steun voor het creëren van de infrastructuur die nodig is voor de toepassing van een systeem van psychiatrische revalidatie dat totaal nieuw is in vergelijking met de grote psychiatrische inrichtingen die vóór 1984 in Griekenland de enige vorm van behandeling verstrekten.

3.De twee programma's van de verordening zijn derhalve zeer verschillend: bij het eerste verleent de Gemeenschap bijstand voor de verbetering en modernisering van activiteiten die zich reeds in meer of minder gevorderd stadium van ontwikkeling bevinden; het tweede programma daarentegen vormt het begin van een proces van radicale hervorming, waarbij het kwalitatieve aspect van de actie van de Gemeenschap tenminste even belangrijk is als het kwantitative aspect, dat eenvoudigweg een verruiming van de omvang van de actitiveiten omvat. Daarom trouwens kan op grond van deel b) van de verordening steun worden verleend voor uitgaven die onontbeerlijk zijn voor het op-gang-komen van het nieuwe systeem (modelprojecten en praktijkstages voor het personeel), terwijl deel a) alleen voorziet in de financiering van uitgaven voor infrastructuur (bouw en installatie).

4.De Rekenkamer vermeldt als een van de fundamentele gebreken van de gehele regeling het ontbreken van een referentiekader.

De Commissie heeft inzake Verordening (EEG) nr. 815/84 van meet af aan een duidelijke strategie gehanteerd: in plaats van aan te dringen op de indiening van technisch tot in de puntjes uitgewerkte programma's, hetgeen de start van de Griekse programma's met verschillende maanden of zelfs verschillende jaren zou hebben vertraagd, heeft de Commissie er de voorkeur aan gegeven de uitvoering van de programma's meteen te laten beginnen en de Griekse autoriteiten te helpen om de programma's te verbeteren naarmate de uitvoering ervan vorderde.

5.Zo heeft de Commissie Griekenland gedurende de gehele looptijd van zijn programma's technische bijstand verleend op verschillende gebieden, gaande van het opzetten van de programma's (verbetering van de planning) tot de praktische uitvoering van de werkzaamheden. Deze technische bijstand, die is geïntensiveerd via de nieuwe bepalingen van Verordening (EEG) nr. 4130/88, was sinds 1983 uitzonderlijk omvangrijk, vooral wanneer men bedenkt dat in het kader van de Structuurfondsen pas zeer recentelijk systemen van evaluatie en technische bijstand zijn ontwikkeld.

In de bijlage worden nadere gegevens verstrekt over deze technische bijstand van de Commissie op grond van Verordening (EEG) nr. 815/84.

II. Financiële uitvoering

2.4. Programma a) heeft nu zijn kruissnelheid bereikt; het is normaal dat vanaf een voldoend gevorderd stadium van de bouw- en inrichtingswerkzaamheden de beschikbare kredieten sneller worden aangewend. Deze situatie wordt weerspiegeld in het gebruikte percentage van de vastleggingskredieten. In de periode 1984-1988 is jaarlijks gemiddeld 11 % van de globale toewijzing gebruikt, maar alleen al in 1989, het eerste jaar van de verlenging van de verordening, is 20 % van het totale beschikbare bedrag vastgelegd.

Nog duidelijker komt dit tot uiting bij de betalingskredieten. In de periode 1984-1989 is jaarlijks gemiddeld 5 % van het totale toegewezen bedrag besteed, maar in de eerste helft van 1990 is reeds 15 % van het totale bedrag aan betalingskredieten verbruikt.

Programma b) is een geval apart. Gezien de moeilijkheden bij de uitvoering van de psychiatrische hervorming (zie 5.15 - 5.19 hierna) heeft de Commissie in 1989 de goedkeuring van nieuwe projecten stopgezet, met het gevolg dat de nieuwe beschikbare vastleggingskredieten niet zijn gebruikt.

Voorts is geconstateerd dat verschillende projecten die in de periode 1984-1988 door de Commissie zijn goedgekeurd veel vertraging hebben opgelopen. Deze projecten, waarmee op 1 december 1990 nog altijd geen begin was gemaakt zijn geannuleerd en de desbetreffende vastleggingskredieten zullen worden vrijgemaakt.

III. De programma's

3.1. Dankzij de technische bijstand van de Commissie zijn de programma's aanzienlijk verbeterd. Het verslag van 29 maart 1984 over "De psychiatrische hervorming in Griekenland", dat door een groep onafhankelijke deskundigen voor rekening van de Commissie is opgesteld, is in zijn geheel door de Griekse regering aanvaard en werd als een integrerend onderdeel beschouwd van programma b), dat op 1 juni 1984 bij de Commissie is ingediend.

Programma a), dat veel nauwkeuriger was wat betreft het aantal, de plaats, de kosten en de bouwtijd van de nieuwe centra, is eveneens verbeterd bij verslag nr. 3 van 4 maart 1985 (zie bijlage).

3.2. Voor het niet door de Gemeenschap gefinancierde gedeelte was afgesproken dat 45 % van de totale kosten van de projecten ten laste van de Griekse staatsbegroting zou komen.

Het feit dat alle begunstigden tot de overheidssector behoorden vormde een extra garantie voor de herkomst van de benodigde financiële middelen. De gegevens van het programma, waarin tot op de m 2 nauwkeurig de totale te bebouwen oppervlakte was vermeld, waren naar het oordeel van de Commissie en van het Comité van Beheer voor de verordening toereikend.

3.3. In de algemene opmerkingen is reeds gewezen op het bijzondere karakter van een programma inzake psychiatrische hervorming. Afgezien van de financiering, die geen bijzondere problemen hoefde op te leveren aangezien de Griekse Staat zich ertoe verbond zijn diensten voor psychiatrische revalidatie te ontwikkelen, was het in 1984, gezien het grote aantal te bouwen nieuwe eenheden, onmogelijk om afzonderlijke ramingen per centrum, per begunstigde en per plaats te verstrekken. Overigens bewijst het feit dat het herziene programma van 1987 een zeer groot aantal geregionaliseerde gegevens bevatte met ongeveer dezelfde uitkomsten a contrario dat het probleem elders ligt.

Een van de belangrijkste zwakke punten van de hervorming was het gebrekkige beheer van het programma op centraal, regionaal en plaatselijk niveau.

De Commissie heeft er bij de Griekse autoriteiten verschillende malen op aangedrongen om de administratieve diensten bij het Ministerie van Volksgezondheid, die belast zijn met de uitvoering van het programma te verstevigen en op adequate wijze te reorganiseren. De recente oprichting van een "Directoraat geestelijke gezondheid" is volgens de Commissie een stap in de goede richting.

3.5. Bij het bestuderen van de verschillende mogelijkheden wat de vast te stellen procedures voor het beheer van Verordening (EEG) nr. 815/84 betreft heeft de Commissie rekening gehouden met de toentertijd voor de verschillende communautaire instrumenten, met inbegrip van het EFRO, gevolgde procedures. Uiteindelijk zijn volgens de Commissie de voor deze verordening meest geschikte procedures gekozen.

IV. De financiering van de projecten

In verband met de uiteenlopende aard van de beide programma's heeft de Commissie gekozen voor twee verschillende financieringssystemen:

- voor programma a), dat een betrekkelijk beperkt aantal grote centra betrof die bijna gelijktijdig van start moesten gaan, heeft de Commissie de Griekse autoriteiten verzocht de projecten in te dienen in gedeelten naargelang de werkzaamheden vorderden, waarbij ieder gedeelte overeenkwam met een specifieke steunaanvraag. Naarmate de toegewezen middelen werden besteed, diende het ministerie telkens nieuwe steunaanvragen in die overeenkwamen met een gedeelte van het bouwproject. Na onderzoek werd de aanvraag door de Commissie goedgekeurd;

- voor programma b), dat betrekking had op een groot aantal kleinere revalidatiecentra die geleidelijk moesten worden ontwikkeld, hebben de Griekse autoriteiten ieder jaar aanvragen voor financiële steun ingediend die overeenkwamen met een volledig bouw-, inrichtings- of ander project dat eventueel door de Commissie werd goedgekeurd en waarvoor dan de overeenkomstige kredieten voor de gehele periode van uitvoering van het project werden vastgelegd.

Wanneer, met name als gevolg van vertragingen bij de uitvoering van de projecten, aanvullende kredieten nodig bleken te zijn en/of de oorspronkelijk geplande uitvoeringstermijn diende te worden verlengd wijzigde de Commissie haar eerder genomen besluit.

4.3. Omdat in de verordening geen financieringssysteem per programma was opgenomen, werd bij het hierboven uiteengezette beheer van de projecten gestreefd naar een flexibele en doeltreffende aanpak.

4.4. De algemene aanpak van de beide programma's, die de goedkeuring kon wegdragen van onafhankelijke deskundigen, was vanaf het begin van de verordening volkomen duidelijk: het ging erom opleidings- en revalidatievoorzieningen met een humane dimensie te creëren, die zo goed mogelijk beantwoorden aan de behoeften van de plaatselijke bevolking.

4.6. Programma b) van de verordening betrof de financiering van:

a)infrastructuurprojecten (bouw en inrichting van nieuwe centra, aanpassing en uitbreiding van bestaande gebouwen) en

b)werkingsprojecten (modelprojecten en praktijkstages voor medisch, paramedisch en verzorgend personeel).

Over de tot nu toe voltooide modelprojecten zijn evaluatieverslagen opgesteld om te bepalen in welke mate zij ertoe hebben bijgedragen dat nieuwe revalidatiemethoden kunnen worden toepgepast. Na de eindevaluatie van het lopende programma zal nauwkeuriger kunnen worden bepaald of met de projecten het gestelde doel is bereikt.

V. De uitvoering van de projecten

De opleidingscentra

5.1 5.3. De Rekenkamer wijst er terecht op dat bij de uitvoering van verschillende projecten voor de bouw van nieuwe centra belangrijke vertragingen zijn opgetreden, onder andere doordat moeilijk geschikte bouwterreinen te vinden waren. Ook wordt terecht op de gebreken van de door de opdrachtgevers gevoerde boekhouding gewezen; deze hebben overigens geen betrekking op de projecten voor Verordening (EEG) nr. 815/84. De Commissie heeft de Griekse autoriteiten er verschillende malen op attent gemaakt dat hun boekhoudsysteem en voortgangscontrole zouden moeten worden verbeterd.

5.4. De activiteit van de centra is niet uitsluitend gericht op het personeel van de begunstigden die aan het programma deelnemen, maar ook op de - al dan niet werkende - bevolking in het algemeen die behoefte heeft aan beroepsopleiding. Gezien de vraag naar scholing en het gebrek aan infrastructuur in de regio Athene zal de capaciteit van de nieuwe centra zeker volledig worden benut. De toekomstige opleidingsmogelijkheden voor de nieuwe centra worden niet strak vastgelegd. Zij zullen voor zoveel mogelijk worden aangepast op basis van de behoeften op de arbeidsmarkt.

De revalidatiecentra

5.5. De analyse van de Rekenkamer is juist. De Commissie heeft de Griekse autoriteiten reeds sinds 1984 verschillende suggesties gedaan en technische adviezen gegeven in de gewenste zin.

5.6. Verschillende centra voor extramurale zorg functioneren reeds (of zijn bijna voltooid) met als resultaat dat de revalidatie van de patiënten buiten de psychiatrische inrichtingen plaatsvindt. Met de thans ter beschikking staande toezichts- en evaluatiemechanismen zou het mogelijk moeten zijn de oude behandelingsmethoden definitief af te schaffen.

Het ziekenhuis op Leros

5.7 5.14. De situatie op Leros is zoals ze door de Rekenkamer wordt beschreven.

a)Project nr. 27 van 1984 en project nr. 48 van 1986 zijn aan de gang. Het eerste project, waarvan de termijn van uitvoering is verlengd tot en met 31 december 1989, is nog niet voltooid.

b)De projecten nr. 1 en nr. 39, die in 1986 zijn goedgekeurd, zijn nog niet begonnen; dit ondanks de door de Commissie toegestane verlengingen van de uitvoeringstermijn. De overeenkomstige kredieten worden thans vrijgemaakt.

c)Tenslotte hebben de diensten van de Commissie op 30 november 1989 om terugbetaling verzocht van het voorschot dat voor project nr. 47 van 1986 was betaald op grond van het feit dat de Lid-Staat had meegedeeld dat een aanvang was gemaakt met de werkzaamheden. Het bedrag wordt teruggevorderd. Bovendien heeft de Commissie op 7 maart 1990 de kredieten vrijgemaakt die overeenkomen met de totale voor het betrokken project toegekende steun (131 123 ecu).

De Commissie is altijd van oordeel geweest dat geen enkele deelmaatregel tot een doeltreffende oplossing kan leiden wanneer die geen deel uitmaakt van een algemene strategie met de passende middelen voor de uitvoering ervan. Verschillende malen is technische bijstand aangeboden, tot nu toe zonder tastbare resultaten.

De Commissie is bezig een nieuw project voor Leros te onderzoeken dat op 31 juli 1990 door de Griekse autoriteiten is ingediend.

Er zij aan herinnerd dat de rol van de Commissie erin bestaat subsidies toe te kennen, en advies en technische bijstand te geven, maar dat de nationale overheid verantwoordelijk is voor de levensomstandigheden en de medische behandeling van de zieken van Leros.

De nieuwe regelgeving van 1988 en de situatie in 1989

5.15 5.19. Ondanks het aandringen en het herhaalde aanbieden van technische bijstand door de Commissie hebben de Griekse autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor programma b) de nieuwe bepalingen van Verordening (EEG) nr. 4130/88 betreffende de instelling van een systeem en een comité voor het toezicht op en het evalueren van het programma niet nageleefd. De diensten van de Commissie hebben dan ook veelvuldige controles verricht. Zo zijn in 1989 135 van de 178 projecten die door de Commissie waren goedgekeurd en niet waren ingetrokken door de Griekse autoriteiten, ter plaatse gecontroleerd.

Het is duidelijk geworden dat het herziene programma van 31 december 1987 allesbehalve correct is toegepast, en dat de nieuwe maatregelen om de moeilijkheden uit het verleden het hoofd te bieden nog altijd niet zijn uitgevoerd. Vooral de situatie van sommige psychiatrische inrichtingen, waaronder Leros een extreem geval is, is tot op grote hoogte onbevredigend gebleven.

In verband met deze situatie heeft de Commissie in 1989 besloten de goedkeuring van nieuwe psychiatrische projecten sine die op te schorten en heeft zij drie voorwaarden gesteld voor de hervatting van de communautaire financiering:

a)herziening van het programma met concrete en realistische maatregelen voor het welslagen van de hervorming op basis van een nieuw tijdschema;

b)instelling van een toezicht- en evaluatiesysteem;

c)zichtbare verbetering van de situatie van de zieken op Leros.

De Griekse autoriteiten spannen zich momenteel met de hulp van de Commissie in om aan deze voorwaarden te voldoen.

5.19. De nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor programma a) hebben in maart 1989 aanvragen voor financiële steun ingediend voor een totaal bedrag van 8 miljoen ecu; dit in verband met het feit dat de rest van de beschikbare vastleggingskredieten moest worden toegekend voor programma b).

Toen in oktober 1989 bleek dat de Commissie geen goedkeuring meer zou verlenen voor projecten van programma b) hebben de Griekse autoriteiten hun financiële middelen op programma a) geconcentreerd. De Commissie en het Comité van Beheer voor de verordening hebben vanwege de overeenkomstige uitbreiding van de voor goedkeuring voorgestelde activiteit geoordeeld dat deze verhoging van het oorspronkelijk gevraagde bedrag gerechtvaardigd was.

VI. Conclusies

De Commissie zou de algemene conclusie van de Rekenkamer willen nuanceren, want ondanks de teleurstellende aspecten zijn op bepaalde punten ook positieve resultaten bereikt.

a. De infrastructuur van de beroepsopleiding in Athene

De Commissie is het niet eens met het standpunt van de Rekenkamer betreffende de opleidingscentra (6.2). De meeste opleidingscentra worden in een bevredigend tempo tot stand gebracht. Slechts een minderheid (ongeveer 15 %) komt langzamer tot stand dan oorspronkelijk was gepland.

De steun van de Gemeenschap voor het programma voor de bouw van opleidingscentra in Athene zal als resultaat hebben dat meer dan 12 300

nieuwe opleidingsplaatsen worden gecreëerd.

Deze nieuwe infrastructuur betekent een uitbreiding met 61,5 % van de totale opleidingscapaciteit in het land, die op 20 000

plaatsen wordt geraamd. Deze belangrijke ontwikkeling van het Griekse opleidingspotentieel en de mogelijkheid om nieuwe opleidingen aan te bieden die voldoen aan de Europese normen (geavanceerde CAD-systemen, nieuwe toepassingen op het gebied van banken, innovaties in de telecommunicatiesector, enz.), die een buitengewoon groot gebied van de Griekse economie bestrijken is uniek in haar soort, vooral wanneer men bedenkt dat dit alles in slechts enkele jaren tijds plaatsvindt. Van de 37 nieuwe opleidingscentra die zullen worden opgericht, zijn 16 centra reeds gereed (gebouwd en/of uitgerust) en in gebruik genomen, 6 centra zullen vóór eind 1990 worden voltooid en 15 centra zullen in de komende jaren worden voltooid. Thans zijn reeds 4 610 opleidingsplaatsen (37,5 % van het beoogde totaal) beschikbaar.

Verordening (EEG) nr. 815/84 heeft het ook mogelijk gemaakt een betere cooerdinatie tot stand te brengen tussen de verschillende instellingen die zich met de beroepsopleiding bezighouden, de uitwisseling van ervaringen en de overdracht van know-how uit de meer ontwikkelde landen van de Gemeenschap te bevorderen en programma's te ontwikkelen voor het beheer van de centra, lang voordat de nieuwe voorzieningen klaar zijn.

b. De psychiatrische hervorming

Betreffende het gedeelte "revalidatie" (6.3) zou de Commissie willen wijzen op het hierna volgende.

De communautaire financiering in het kader van het programma voor psychiatrische hervorming maakt, volgens bepaalde ramingen, slechts ongeveer 3 % uit van de totale overheidsuitgaven voor de geestelijke volksgezondheid in de periode van toepassing van de verordening. De impact van het programma, dat een katalysatoreffect moet sorteren, zou allereerst moeten worden beoordeeld op basis van de invloed op een situatie die het kader van de verordening zelf ruimschoots te buiten gaat.

De hervorming heeft in verschillende gevallen positieve resultaten opgeleverd; in andere constateert men vooruitgang en tenslotte, voor Leros, is sprake van een mislukking, wat men evenwel niet mag generaliseren.

Programma b) van Verordening (EEG) nr. 815/84 voorzag in het creëren van een nieuwe infrastructuur voor medische, sociale en arbeidsrevalidatie. De uitgaven die uitsluitend de verbetering van de psychiatrische inrichtingen betroffen waren uitdrukkelijk van de werkingssfeer van Verordening (EEG) nr. 815/84 uitgesloten. Hoewel zij de dringende behoefte aan verbetering van de levens- en behandelingsomstandigheden van de chronische patiënten niet onderschat, heeft de Commissie er de voorkeur aan gegeven de beperkte begrotingsmiddelen te concentreren op het creëren van een nieuw systeem, dat twee doelstellingen zou hebben:

a)het opnieuw inschakelen in de maatschappij en het arbeidsproces van een zo groot mogelijk aantal patiënten, die dikwijls al tientallen jaren in de inrichtingen verblijven;

b)het aanbieden van medische verzorging en het vergemakkelijken van de sociale en beroepsrevalidatie van personen, die, zonder het nieuwe systeem, kans zouden lopen om eveneens chronisch patiënt te worden.

Op die wijze is een bijdrage geleverd aan het creëren, in enkele jaren tijds, van verschillende nieuwe vormen van dienstverlening: psychiatrische afdelingen in algemene ziekenhuizen, centra voor geestelijke gezondheidszorg, eenheden voor beroepsrevalidatie, tehuizen voor geestelijk gehandicapten in de stad, enz., waarvan de eerste resultaten overtuigend zijn. Dit kan bijvoorbeeld worden geïllustreerd met het gegeven dat het gemiddelde verblijf in een Grieks psychiatrisch ziekenhuis in 1980-1983 nog 260 dagen bedroeg en thans nog slechts 87 dagen. Er is naar gestreefd om voor de patiënten meer mogelijkheden te creëren om gebruik te maken van een netwerk van diensten dat tot stand is gebracht dankzij Verordening (EEG) nr. 815/84 en erop gericht is opname in een psychiatrisch ziekenhuis te voorkomen. Hierbij wordt erop gewezen dat dergelijke mogelijkheden vóór 1984 bijna onbestaande waren.

De Commissie moet echter ook vaststellen dat zich bij de oprichting van verschillende nieuwe centra nog altijd belangrijke vertragingen voordoen; de nieuwe diensten zijn vaak slecht gecooerdineerd en kunnen moeilijk aan het nodige personeel komen; tenslotte zijn aan bepaalde inrichtingen (met name Leros en Dafni) de verbeteringen geheel of bijna geheel voorbijgegaan.

De Commissie zal aan de hand van de uitkomsten van de thans door onafhankelijke deskundigen verrichte evaluatie, die begin 1991 worden verwacht, de situatie opnieuw onderzoeken en de nodige maatregelen nemen.

Verordening (EEG) nr. 815/84 van de Raad van 26 maart 1984 betreffende het verlenen van uitzonderlijke financiële steun aan Griekenland op sociaal terrein; PB L 88 van 31.3.1984, blz. 1.

Verordening (EEG) nr. 4130/88 van de Raad van 16 december 1988 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 815/84; PB L 362 van 30.12.1988, blz. 1.

Beschikking van de Commissie van 26 januari 1990 betreffende door Griekenland ingediende aanvragen om uitzonderlijke financiële steun (begrotingsjaar 1989); PB L 35 van 7.2.1990, blz. 24.

4th monitoring report - July 1990 by L. Owens, blz. 4.

Study of Programme for development of training infrastructure in Athens area, 4 Maart 1985, blz. 14.

BIJLAGE

TECHNISCHE BIJSTAND VAN DE COMMISSIE IN HET KADER VAN VERORDENING (EEG) NR. 815/84

Projecten waarover verslag is uitgebracht

1."La réhabilitation et la formation des handicapés en Grèce", Bruxelles, 23 juillet 1983, V/1510/83 (EN, F, D, GR).

2."Réforme du secteur public de la santé mentale en Grèce", Bruxelles, 29 mars 1984, V/1147/84 (EN, F, D, GR).

3."Etude sur le programme pour le développement de l'infrastructure de formation professionnelle à Athènes", Bruxelles, 4 mars 1985, (EN, F, GR).

4."Report on a workshop in Athens to review progress on planning and development of training centres", Brussels, 14-18 April 1986 (EN).

5."Rapport intérimaire sur le programme quinquennal relatif au développement de la formation professionnelle à Athènes", Bruxelles, 1 octobre 1986, V/1536/86 (EN, F, GR) in collaboration with Direktoratet For Erhvervsuddannelse, Copenhagen.

6."Evaluation du programme quinquennal sur le développement de la formation professionnelle à Athènes", Bruxelles, 1 mars 1987, V/1219/87 (EN, F, D, GR).

7."Observations on the state of implementation of programme of psychiatric reform in Greece", Brussels, 31 Decembre 1987 (EN), (GR).

8."Technical assistance for the Greek programme for the setting-up of vocational rehabilitation centres for the disabled", Copenhagen, August 1986 (EN).

9."Technical assistance for Greece in the field of vocational rehabilitation: report on the activities from September 1987 to February 1988, including individual reports on 6 rehabilitation centres", co-ordination: SAHVA FONDEN, Copenhagen, February 1988 (EN).

10."Proposals for the design of a monitoring system for the Greek programme of development of training infrastructure in the Greater Athens area", Dublin, November 1988 (EN).

11."Study of a monitoring system for psychiatric reform programme under EEC Regulation 815/84", Athens, December 1988 (EN, GR).

12."Report on study visits involving 7 beneficiaries of programme (a) of EEC Regulation 815/84: Ireland, United Kingdom, France, Belgium, Germany" Department of Labour, Athens, December 1988 (GR).

13."Four monitoring reports of Programma "A" of EEC Regulation 815/84" Athens-Dublin, February 1989 - July 1990 (EN).

14."De-institutionalisation in Greece: report on 1987 Leros seminar" Athens, December 1989 (EN).

15."Révision du programme de réforme psychiatrique. Section A: gestion sectorisation, personnel (Section B: hôpitaux psychiatriques, réhabilitation, Section C: législation", étude commencée le 01.03.1990; rapport final attendu pour le 30.09.1990, Athènes (GR).

16."Rapport de suivi de la réforme psychiatrique/règlement 815/84", projet de rapport final du 01.08.1990, Athènes (EN, GR).

17."Evaluation de la réforme psychiatrique grecque", Northampton, UK, Aarhus, DK, Groeningen, NL, projet de rapport final attendu pour le 31.12.1990 (EN, GR).