31990R3314

Verordening (EEG) nr. 3314/90 van de Commissie van 16 november 1990 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer

Publicatieblad Nr. L 318 van 17/11/1990 blz. 0020 - 0021
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 3 blz. 0221
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 3 blz. 0221


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 3314/90 VAN DE COMMISSIE

van 16 november 1990

tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer (1), inzonderheid op de artikelen 17 en 18,

Overwegende dat de mogelijkheden tot fraude bij het gebruik van elektronische controleapparaten in het wegvervoer, met name fraude als gevolg van onderbreking van de stroomvoorziening of van de afstands- en snelheidsopnemer, moeten worden uitgesloten;

Overwegende dat, gelet op de ervaring en de huidige stand van de techniek, het mogelijk is dergelijke onderbrekingen duidelijk op de registratiebladen te registreren ten einde de toepassing van de verordening te vergemakkelijken en deze vorm van fraude tegen te gaan;

Overwegende dat het wenselijk is dat deze nieuwe technische mogelijkheid in de Europese normen voor constructie en installatie voor elektronische controleapparaten wordt voorgeschreven;

Overwegende dat om met name een doeltreffende controle en juiste registratie van de rijtijd te waarborgen, de rijtijd automatisch moet worden geregistreerd terwijl de overige tijdgroepen, gedurende welke de bestuurder het voertuig niet bestuurt, overeenkomstig het op het schakelorgaan aangegeven teken dienen te worden geregistreerd;

Overwegende dat de huidige controleapparaten de rijtijd reeds automatisch kunnen registreren en dat bijgevolg de constructienormen voor controleapparaten, gelet op de ervaring en de huidige stand van de techniek, in die zin moeten worden aangepast;

Overwegende dat de bepalingen van deze verordening in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor de aanpassing van Verordening (EEG) nr. 3821/85 aan de vooruitgang van de techniek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3821/85 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het volgende punt wordt ingevoegd in hoofdstuk II:

»7. voor elektronische controleapparaten, zijnde apparaten die functioneren via signalen die vanaf de afstands- en snelheidsopnemer elektronisch worden overgebracht, elke onderbreking van meer dan 100 milliseconden in de stroomvoorziening van een controleapparaat (verlichting uitgezonderd) en in de stroomvoorziening van de afstands- en snelheidsopnemer, en elke onderbreking van de signaalverbinding naar de afstands- en snelheidsopnemer.".

2. In hoofdstuk III wordt onder »a) Algemeen" punt 1.3 gelezen:

»1.3. Een merkorgaan dat afzonderlijk op het registratieblad aangeeft:

- iedere opening van de kast die het registratieblad bevat;

- voor de in punt 7 van hoofdstuk II bedoelde elektronische controleapparaten: elke onderbreking van meer dan 100 milliseconden van de stroomvoorziening van het controleapparaat (verlichting uitgezonderd), uiterlijk bij het opnieuw inschakelen van de stroomvoorziening;

- voor de in punt 7 van hoofdstuk II bedoelde elektronische controleapparaten: elke onderbreking van meer dan 100 milliseconden van de stroomvoorziening van de afstands- en snelheidsopnemer en elke onderbreking van de signaalverbinding naar de afstands- en snelheidsopnemer.".

3. In hoofdstuk III onder »c) Registreerinrichtingen" wordt punt 4.1 gelezen:

»4.1. Het controleapparaat dient zodanig te zijn gebouwd dat de rijtijd altijd automatisch wordt geregistreerd en dat door eventuele bediening van een schakelorgaan de overige in artikel 15, lid 3, tweede gedachtenstreepje, onder b), c), en d), van de verordening aangegeven tijdgroepen onderscheidbaar kunnen worden geregistreerd.".

Artikel 2

De Lid-Staten verlenen met ingang van 1 juli 1991 geen EEG-goedkeuring meer voor modellen van controleapparaten die niet voldoen aan de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3821/85, zoals gewijzigd bij deze verordening.

Artikel 3

Controleapparaten van nieuwe voertuigen die voor de eerste keer in het verkeer worden gebracht, moeten met ingang van 1 januari 1996 voldoen aan de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3821/85, zoals gewijzigd bij deze verordening.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 16 november 1990.

Voor de Commissie

Karel VAN MIERT

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 370 van 31. 12. 1985, blz. 8.