31990L0496

Richtlijn 90/496/EEG van de Raad van 24 september 1990 inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen

Publicatieblad Nr. L 276 van 06/10/1990 blz. 0040 - 0044
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 10 blz. 0007
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 10 blz. 0007


*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 24 september 1990

inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen

(90/496/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

In samenwerking met het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat er maatregelen dienen te worden genomen met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van de interne markt in de periode tot en met 31 december 1992; dat de interne markt een gebied zonder binnengrenzen omvat waarbinnen het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd;

Overwegende dat er een groeiende publieke belangstelling bestaat voor het verband tussen voeding en gezondheid en voor de keuze van een aan de individuele behoeften aangepast voedingspakket;

Overwegende dat de Raad en de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, in hun resolutie van 7 juli 1986 inzake het Europese actieprogramma tegen kanker aan verbetering van de voeding prioriteit hebben toegekend;

Overwegende dat kennis van de grondbeginselen van de voeding en een adequate voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen de consument bij het bepalen van zijn keuze aanzienlijk kunnen helpen;

Overwegende dat voedingswaarde-etikettering opvoedende maatregelen op voedingsgebied ten behoeve van het grote publiek dient te bevorderen;

Overwegende dat, ten behoeve van de consument, enerzijds, en om eventuele technische handelsbelemmeringen te voorkomen, anderzijds, voedingswaarde-etikettering in een gestandaardiseerde, overal in de Gemeenschap toegepaste vorm dient te geschieden;

Overwegende dat levensmiddelen die van een voedingswaarde-etikettering zijn voorzien, aan de bij deze richtlijn vastgestelde voorschriften dienen te voldoen;

Overwegende dat alle andere vormen van voedingswaarde-etikettering dienen te worden verboden, doch dat niet van een voedingswaarde-etikettering voorziene levensmiddelen tot het vrije verkeer dienen te worden toegelaten;

Overwegende dat de verstrekte informatie, wil zij de gemiddelde consument aanspreken en geschikt zijn voor het gestelde doel, eenvoudig en gemakkelijk te begrijpen moet zijn, mede gezien de thans nog geringe kennis met betrekking tot voeding;

Overwegende dat de toepassing van deze richtlijn gedurende een bepaalde periode het mogelijk zal maken belangrijke ervaring ter zake op te doen en een evaluatie te maken van de wijze waarop de consumenten reageren op de presentatie van gegevens betreffende de voedingswaarde van levensmiddelen, zodat de Commissie de voorschriften opnieuw kan bezien en relevante wijzigingen kan voorstellen;

Overwegende dat, ten einde de betrokken kringen en meer in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf ertoe te brengen voedingswaarde-etikettering toe te passen bij een zo groot mogelijk aantal produkten, maatregelen om de informatie vollediger en evenwichtiger te maken geleidelijk ingevoerd moeten worden;

Overwegende dat voor de in deze richtlijn vervatte voorschriften tevens met de richtlijnen voor voedingswaarde-etikettering van de Codex Alimentarius rekening dient te worden gehouden;

Overwegende tenslotte dat in Richtlijn 79/112/EEG van de Raad van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/395/EEG (5), reeds algemene etiketteringsvoorschriften en definities zijn opgenomen; dat de onderhavige richtlijn bijgevolg tot specifieke bepalingen inzake voedingswaarde-etikettering beperkt kan blijven,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Deze richtlijn heeft betrekking op de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen die bestemd zijn om als zodanig aan de eindverbruiker te worden geleverd. Zij geldt ook voor levensmiddelen die bestemd zijn om te worden geleverd aan restaurants, ziekenhuizen, kantines en soortgelijke instellingen, hierna »instellingen" genoemd.

2. Deze richtlijn is niet van toepassing op:

- natuurlijk mineraalwater en ander voor menselijke consumptie bestemd water,

- integratiesubstanties voor dieetprodukten/aan de voe- ding toegevoegde stoffen.

3. Deze richtlijn is van toepassing, onverminderd de etiketteringsbepalingen van Richtlijn 89/398/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen (1), alsmede van de bijzondere richtlijnen als bedoeld in artikel 4 van voornoemde richtlijn.

4. In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) »voedingswaarde-etikettering": alle op een etiket aangebrachte gegevens met betrekking tot:

i) de energetische waarde;

ii) de volgende voedingsstoffen:

- eiwitten,

- koolhydraten,

- vetstoffen,

- voedingsvezels,

- natrium,

- in de bijlage bij deze richtlijn genoemde vitaminen en mineralen wanneer zij in significante hoeveelheden overeenkomstig genoemde bijlage aanwezig zijn.

De wijzigingen op de lijst van vitaminen en mineralen, met hun aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10;

b) »bewering inzake de voedingswaarde": elke aanduiding en elke reclameboodschap waarmee wordt gesteld, de indruk wordt gewekt of die impliceert dat een levensmiddel bepaalde voedingseigenschappen heeft met betrekking tot

- de energetische waarde (calorische waarde) daarvan,

- een gereduceerde of verhoogde energetische waarde, of

- het ontbreken van energetische waarde,

en/of de voedingsstoffen die het

- bevat,

- in geringere of grotere hoeveelheden bevat, of

- niet bevat.

Kwalitatieve of kwantitatieve aanduidingen betreffende een voedingsstof gelden niet als bewering inzake de voedingswaarde, indien zij door de wetgeving zijn voorgeschreven.

Volgens de procedure van artikel 10 kan in bepaalde gevallen worden besloten of aan de voorwaarden in dit punt is voldaan;

c) »eiwitten": het eiwitgehalte berekend aan de hand van de volgende formule: eiwit = totaal Kjeldahl-stikstof × 6,25;

d) »koolhydraten": de koolhydraten die in het menselijk organisme worden gemetaboliseerd, met inbegrip van polyalcoholen;

e) »suikers": alle in voedsel aanwezige mono- en disacchariden, met uitzondering van polyalcoholen;

f) »vet": alle lipiden, fosfolipiden inbegrepen;

g) »verzadigd vet": vetzuren zonder dubbele binding;

h) »enkelvoudig onverzadigd vet": vetzuren met één cis dubbele binding;

i) »meervoudig onverzadigd vet": vetzuren met cis-cis dubbele bindingen met daartussen een methyleengroep;

j) »voedingsvezel": de stof die wordt omschreven overeenkomstig de procedure van artikel 10 en die wordt gemeten met de volgens de genoemde procedure vast te stellen analysemethode;

k) »gemiddelde waarde": de waarde waardoor de hoeveelheid van een voedingsstof in een bepaald levensmiddel het best wordt weergegeven en waarin tevens rekening is gehouden met seizoenschommelingen, consumptiepatronen en andere factoren waardoor de reële waarde kan variëren.

Artikel 2

1. Behoudens lid 2 is voedingswaarde-etikettering facultatief.

2. Wanneer een bewering inzake de voedingswaarde voorkomt op de etikettering, de aanbiedingsvorm of in de gevoerde reclame, met uitzondering van collectieve reclamecampagnes, is voedingswaarde-etikettering verplicht.

Artikel 3

Alleen zijn toegelaten de beweringen inzake de voedingswaarde met betrekking tot de energetische waarde en de in artikel 1, lid 4, onder a), ii), genoemde voedingsstoffen, alsmede met betrekking tot de stoffen die behoren tot of bestanddelen zijn van een van de categorieën van deze voedingsstoffen. Bepalingen betreffende de eventuele beperking van of het eventuele verbod op bepaalde beweringen inzake de voedingswaarde in de zin van dit artikel kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10.

Artikel 4

1. Bij voedingswaarde-etikettering bestaat de te verstrekken informatie uit de gegevens van groep 1 of groep 2, in de hieronder genoemde volgorde:

Groep 1

a) Energetische waarde.

b) Hoeveelheden eiwitten, koolhydraten en vetten.

Groep 2

a) Energetische waarde.

b) Hoeveelheden eiwitten, koolhydraten, suikers, vetten, verzadigde vetzuren, voedingsvezels en natrium.

2. Indien een bewering inzake de voedingswaarde wordt gebezigd met betrekking tot suikers, verzadigde vetzuren, voedingsvezels of natrium, bestaat de te verstrekken informatie uit de gegevens van groep 2.

3. Bij voedingswaarde-etikettering mogen tevens de hoeveelheden van een of meer van de volgende voedingsstoffen worden vermeld:

- zetmeel,

- polyalcoholen,

- enkelvoudig onverzadigde vetzuren,

- meervoudig onverzadigde vetzuren,

- cholesterol,

- alle in de bijlage bij deze richtlijn genoemde vitaminen en mineralen die in significante hoeveelheden overeenkomstig genoemde bijlage aanwezig zijn.

4. Vermelding van de stoffen die behoren tot of bestanddelen zijn van een van de categorieën van de in de leden 1 en 3 genoemde voedingsstoffen is verplicht wanneer ten aanzien van deze stoffen een bewering inzake de voedingswaarde wordt gebezigd.

Tevens moet, wanneer de hoeveelheid meervoudig onverzadigde en/of enkelvoudig onverzadigde vetzuren en/of het cholesterolgehalte wordt aangegeven, ook de hoeveelheid verzadigde vetzuren worden vermeld; vermelding van de hoeveelheid verzadigde vetzuren wordt, in dit geval, niet opgevat als bewering inzake de voedingswaarde als bedoeld in lid 2.

Artikel 5

1. Bij de berekening van de te vermelden energetische waarde moet van de volgende omrekeningsfactoren gebruik worden gemaakt:

- koolhydraten (met uitzonde-

ring van polyalcoholen): 4 kcal/g - 17 kJ/g,

- polyalcoholen: 2,4 kcal/g - 10 kJ/g,

- eiwit: 4 kcal/g - 17 kJ/g,

- vet: 9 kcal/g - 37 kJ/g,

- alcohol (ethanol): 7 kcal/g - 29 kJ/g,

- organische zuren: 3 kcal/g - 13 kJ/g.

2. Overeenkomstig de procedure van artikel 10 worden er bepalingen vastgesteld betreffende:

- de wijzigingen in de omrekeningsfactoren, bedoeld in lid 1;

- de toevoeging in lid 1 aan de lijst van stoffen die behoren tot of bestanddelen zijn van de in lid 1 bedoelde voedingsstoffen en de omrekeningsfactoren daarvan ten einde de energetische waarde van de levensmiddelen preciezer te kunnen berekenen.

Artikel 6

1. De energetische waarde en het gehalte aan voedingsstoffen of bestanddelen daarvan moeten in cijfers worden aangegeven. De desbetreffende waarden worden uitgedrukt in de volgende eenheden:

1.2 // - energetische waarde in kJ en kcal, // // - eiwit // // - koolhydraten // // - vet (uitgezonderd cholesterol) // in gram (g), // - voedingsvezels // // - natrium // // - cholesterol // in milligram (mg), // - vitaminen en mineralen // in de in de bijlage genoemde eenheden.

2. De informatie wordt vermeld per 100 g of per 100 ml. Voorts kan de informatie per op het etiket aangegeven geserveerde hoeveelheid worden verstrekt dan wel per portie onder vermelding van het aantal porties in de verpakking.

3. Overeenkomstig de procedure van artikel 10 kan worden besloten dat de gegevens van de leden 1 en 2 ook in grafische vorm morgen worden verstrekt volgens nog vast te stellen voorbeelden.

4. De vermelde hoeveelheden moeten betrekking hebben op het levensmiddel zoals dit te koop wordt aangeboden. Eventueel kan daarnaast informatie worden verstrekt over het levensmiddel na bereiding, indien een voldoende gedetailleerde bereidingswijze is aangegeven en de informatie op het voor consumptie gerede levensmiddel betrekking heeft.

5. a) De informatie over vitaminen en mineralen moet ook worden uitgedrukt in procenten van de in de bijlage vermelde RDA (»Recommended Daily Allowance" - aanbevolen dagelijkse hoeveelheid) per hoeveelheid zoals in lid 2 omschreven.

b) Het percentage van de RDA voor vitaminen en mineralen mag ook in grafische vorm worden weergegeven. De uitvoeringsbepalingen van dit punt kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 10.

6. Wanneer suikers en/of polyalcoholen en/of zetmeel worden vermeld, moet de desbetreffende aanduiding onmiddellijk na die betreffende koolhydraten als volgt worden aangegeven:

1.2 // - koolhydraten // g, // waarvan: // // - suikers // g, // - polyalcoholen // g, // - zetmeel // g.

7. Wanneer de hoeveelheid en/of de soort vetzuur en/of de hoeveelheid cholesterol wordt vermeld, moet de desbetreffende aanduiding onmiddellijk na die betreffende het totaal aan vet als volgt worden aangegeven:

1.2 // - vet // g, // waarvan: // // - verzadigd vet // g, // - enkelvoudig onverzadigd vet // g, // - meervoudig onverzadigd vet // g, // - cholesterol // mg.

8. De te vermelden waarden zijn naar behoren vastgestelde gemiddelde waarden, waarvoor al naar gelang van het geval wordt uitgegaan van:

a) de analyse van het levensmiddel door de fabrikant;

b) de berekening op basis van de bekende of effectieve gemiddelde waarde van de verwerkte ingrediënten; c) de berekening aan de hand van algemeen vaststaande en aanvaarde gegevens.

De uitvoeringsbepalingen van de eerste alinea, met name met betrekking tot het verschil tussen de vermelde waarden en die welke bij officiële controles worden geconstateerd, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 10.

Artikel 7

1. Alle informatie waarop deze richtlijn betrekking heeft, moet te zamen op één plaats worden vermeld, in tabelvorm met de cijfers onder elkaar indien daarvoor voldoende ruimte is. Indien er onvoldoende ruimte is, worden de gegevens achter elkaar geplaatst.

De informatie moet goed leesbaar en onuitwisbaar op een in het oog vallende plaats zijn aangebracht.

2. De Lid-Staten zien erop toe dat de informatie waarop deze richtlijn van toepassing is, wordt verstrekt in een voor de koper gemakkelijk te begrijpen taal, tenzij de koper door andere maatregelen wordt ingelicht. Deze bepaling staat het voorkomen van genoemde vermeldingen in meer dan één taal niet in de weg.

3. De Lid-Staten stellen geen eisen die verder gaan dan de eisen die reeds zijn neergelegd in deze richtlijn inzake voedingswaarde-etikettering.

Artikel 8

Ten aanzien van niet voorverpakte levensmiddelen die de eindverbruiker en instellingen ten verkoop worden aangeboden, dan wel levensmiddelen die op verzoek van de koper op de plaats van verkoop worden verpakt of die zijn voorverpakt met het oog op onmiddellijke verkoop, kan de inhoud van de gegevens als bedoeld in artikel 4, alsmede de wijze waarop deze worden verstrekt door middel van nationale voorschriften worden vastgesteld totdat er eventueel communautaire maatregelen worden aangenomen volgens de procedure van artikel 10.

Artikel 9

Alle maatregelen die van invloed kunnen zijn op de volksgezondheid, worden aangenomen na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding, ingesteld bij Besluit 74/234/EEG (1).

Artikel 10

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter deze procedure in bij het bij Besluit 69/414/EEG (2) ingestelde Permanent Comité voor levensmiddelen, hierna »comité" genoemd, hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van de vertegenwoordigers van een Lid-Staat.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit ontwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 148, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van de besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij de stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. a) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het comité.

b) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het comité of indien geen advies is uitgebracht, dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel in betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

c) Indien de Raad, na verloop van een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel bij de Raad, geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 11

1. De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Deze maatregelen worden zodanig toegepast dat:

- de handel in produkten die aan deze richtlijn voldoen, uiterlijk op 1 april 1992 wordt toegestaan;

- de handel in produkten die niet aan deze richtlijn voldoen, met ingang van 1 oktober 1993 wordt verboden.

2. Tot aan 1 oktober 1995 leidt de vermelding bij voedingswaarde-etikettering, die vrijwillig dan wel naar aanleiding van een bewering plaatsvindt, van een of meer van de volgende voedingsstoffen: suikers, verzadigde vetzuren, voedingsvezels of natrium, niet tot de in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde verplichting om al deze voedingsstoffen te vermelden.

3. Op 1 oktober 1998 legt de Commissie aan het Europese Parlement en aan de Raad een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn. In voorkomend geval doet

zij de Raad tegelijkertijd passende wijzigingsvoorstellen toekomen.

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 24 september 1990.

Voor de Raad

De Voorzitter

V. SACCOMANDI

(1) PB nr. C 282 van 5. 11. 1988, blz. 8, en PB nr. C 296 van 24. 11. 1989, blz. 3.

(2) PB nr. C 158 van 26. 6. 1989, blz. 250, en PB nr. C 175 van 16. 7. 1990, blz. 76.

(3) PB nr. C 159 van 26. 6. 1989, blz. 41.

(4) PB nr. L 33 van 8. 2. 1979, blz. 1.

(5) PB nr. L 186 van 30. 6. 1989, blz. 17.

(1) PB nr. L 186 van 30. 6. 1989, blz. 27.

(1) PB nr. L 136 van 20. 5. 1974, blz. 1.

(2) PB nr. L 291 van 19. 11. 1969, blz. 9.

BIJLAGE

Vitaminen en mineralen die kunnen worden vermeld en hun aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (RDA)

Vitamine A (µg) 800

Vitamine D (µg) 5

Vitamine E (mg) 10

Vitamine C (mg) 60

Thiamine (mg) 1,4

Riboflavine (mg) 1,6

Niacine (mg) 18

Vitamine B6 (mg) 2

Folacine (µg) 200

Vitamine B12 (µg) 1

Biotine (mg) 0,15

Pantotheenzuur (mg) 6

Calcium (mg) 800

Fosfor (mg) 800

IJzer (mg) 14

Magnesium (mg) 300

Zink (mg) 15

Jood (µg) 150

In de regel moet voor het bepalen van wat een significante hoeveelheid is, per 100 g of 100 ml, dan wel per verpakking indien deze slechts één portie bevat, van 15 % van de in deze bijlage aangegeven aanbevolen dosis worden uitgegaan.