31990L0313

Richtlijn 90/313/EEG van de Raad van 7 juni 1990 inzake de vrije toegang tot milieu-informatie

Publicatieblad Nr. L 158 van 23/06/1990 blz. 0056 - 0058
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 9 blz. 0233
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 9 blz. 0233


*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 7 juni 1990

inzake de vrije toegang tot milieu-informatie

(90/313/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende de beginselen en doelstellingen vastgelegd in de actieprogramma's van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu van 1973 (4), 1977 (5) en 1983 (6), en met name het actieprogramma van 1987 (7), waarin meer bepaald wordt aanbevolen wegen te vinden voor een betere toegang van het publiek tot de informatie waarover milieubetrokken autoriteiten beschikken;

Overwegende dat de Raad van de Europese Gemeenschappen en de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, in hun resolutie van 19 oktober 1987 inzake de voortzetting en de uitvoering van een communautair milieubeleid en milieu-actieprogramma (1987-1992) (8) hebben verklaard dat het, met inachtneming van de onderscheiden bevoegdheden van de Gemeenschap en de Lid-Staten, van belang is het communautaire optreden te concentreren op bepaalde prioritaire terreinen, waartoe de verbetering van de toegang tot milieu-informatie behoort;

Overwegende dat het Europese Parlement in zijn advies over het vierde actieprogramma inzake het milieu van de Europese Gemeenschappen (9) eveneens heeft benadrukt dat een specifieke communautaire actie ervoor dient te zorgen dat elke burger toegang tot deze informatie krijgt;

Overwegende dat de toegang tot de milieu-informatie waarover overheidsinstanties beschikken, de bescherming van het milieu ten goede zal komen;

Overwegende dat het bestaan van verschillen tussen de in de Lid-Staten vigerende wetgevingen inzake de toegang tot milieu-informatie waarover overheidsinstanties beschikken, in de Gemeenschap ongelijkheden kan veroorzaken wat de toegang tot informatie en/of de concurrentievoorwaarden betreft;

Overwegende dat het noodzakelijk is elke natuurlijke of rechtspersoon in de gehele Gemeenschap vrije toegang te verzekeren tot de bij overheidsinstanties beschikbare informatie in geschreven, visuele, auditieve of geautomatiseerde vorm die betrekking heeft op de toestand van het milieu, activiteiten of maatregelen die een ongunstig effect hebben op het milieu of waarschijnlijk zullen hebben, of die bedoeld zijn om het milieu te beschermen;

Overwegende dat het in sommige specifieke en duidelijk omschreven gevallen gerechtvaardigd kan zijn een verzoek om milieu-informatie te weigeren;

Overwegende dat overheidsinstanties weigeringen om informatie te verstrekken, dienen te motiveren;

Overwegende dat de aanvrager de mogelijkheid moet hebben om tegen het besluit van de overheidsinstantie in beroep te gaan;

Overwegende dat de toegang tot milieu-informatie waarover instanties beschikken die op milieugebied publieke verantwoordelijkheden hebben en die onder toezicht staan van overheidsinstanties, eveneens moet worden gewaarborgd;

Overwegende dat het in het kader van een alomvattende strategie voor de verspreiding van milieu-informatie dienstig is, het publiek actief algemene informatie over de toestand van het milieu te verstrekken;

Overwegende dat de mogelijkheid dient te worden geschapen deze richtlijn in het licht van de opgedane ervaring te herzien,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn heeft tot doel de vrije toegang tot milieu-informatie waarover de overheidsinstanties beschikken en de verspreiding van dergelijke informatie te waarborgen, en vast te stellen volgens welke grondregels en voorwaarden dergelijke informatie ter beschikking moet worden gesteld.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) »milieu-informatie": alle beschikbare informatie in geschreven, visuele, auditieve of geautomatiseerde vorm betreffende de toestand van water, lucht, bodem, fauna, flora, akkers en natuurgebieden, betreffende activiteiten (met inbegrip van activiteiten die hinder veroorzaken, zoals lawaai) en maatregelen die hierop een ongunstig effect hebben of waarschijnlijk zullen hebben, en betreffende beschermende activiteiten en maatregelen ter zake, met inbegrip van bestuursrechtelijke maatregelen en milieubeheersprogramma's;

b) »overheidsinstanties": alle overheidsorganen die op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau op het gebied van het milieu verantwoordelijkheid dragen en over informatie beschikken, met uitzondering van lichamen die in een rechterlijke of wetgevende hoedanigheid optreden.

Artikel 3

1. Behoudens het bepaalde in dit artikel waarborgen de Lid-Staten dat overheidsinstanties gehouden zijn op verzoek milieu-informatie beschikbaar te stellen aan iedere natuurlijke of rechtspersoon, zonder dat deze een belang behoeft aan te tonen.

De Lid-Staten werken de praktische regelingen uit op grond waarvan dergelijke informatie daadwerkelijk beschikbaar wordt gesteld.

2. De Lid-Staten kunnen bepalen dat een verzoek om dergelijke informatie kan worden geweigerd indien het afbreuk doet aan een van de volgende punten:

- het vertrouwelijke karakter van handelingen van overheidsinstanties, internationale betrekkingen en defensie;

- openbare veiligheid;

- zaken die bij de rechter aanhangig zijn of zijn geweest, of waarvoor vooronderzoeken, disciplinaire onderzoeken of opsporingsonderzoeken lopen;

- vertrouwelijke commerciële en industriële gegevens, met inbegrip van intellectuele eigendom;

- het vertrouwelijke karakter van persoonlijke gegevens en/of dossiers;

- gegevens die zijn verstrekt door derden zonder dat deze daartoe wettelijk verplicht waren;

- gegevens waarvan de openbaarmaking aantasting van de milieusector waarop ze betrekking hebben, waarschijnlijker zou maken.

Informatie waarover overheidsinstanties beschikken, wordt gedeeltelijk verstrekt wanneer het mogelijk is deze te scheiden van informatie over zaken waarmee de bovengenoemde belangen zijn gemoeid.

3. Een verzoek om informatie kan worden afgewezen indien inwilliging zou inhouden dat onvoltooide documenten of gegevens of interne mededelingen zouden moeten worden verstrekt of indien het verzoek kennelijk onredelijk is of te algemeen is geformuleerd.

4. De overheidsinstantie geeft zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen twee maanden antwoord aan degene die om informatie heeft verzocht. Een weigering om de gevraagde informatie te verschaffen moet met redenen worden omkleed.

Artikel 4

Een persoon die van oordeel is dat zijn verzoek om informatie zonder goede redenen is afgewezen of genegeerd of door een overheidsinstantie ontoereikend is beantwoord, kan overeenkomstig het nationale rechtsstelsel bij een rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie in beroep gaan ten einde herziening van het besluit te verkrijgen.

Artikel 5

De Lid-Staten kunnen een vergoeding eisen voor het verstrekken van informatie, doch deze vergoeding mag een redelijk bedrag niet te boven gaan.

Artikel 6

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat milieu-informatie die in het bezit is van lichamen die openbare verantwoordelijkheid op milieugebied dragen en onder toezicht staan van overheidsinstanties als omschreven in artikel 2, onder b), via de bevoegde overheidsinstantie of door het lichaam zelf beschikbaar wordt gesteld volgens dezelfde regels en onder dezelfde voorwaarden als die gesteld in de artikelen 3, 4 en 5.

Artikel 7

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om algemene informatie aan het publiek te verstrekken over de toestand van het milieu, bij voorbeeld door middel van de periodieke publikatie van beschrijvende rapporten.

Artikel 8

Vier jaar na de datum waarop deze richtlijn van toepassing wordt, brengen de Lid-Staten aan de Commissie verslag uit over de opgedane ervaring; aan de hand daarvan dient de Commissie een verslag in bij het Europese Parlement en de Raad, samen met de herzieningsvoorstellen die zij eventueel passend acht. Artikel 9

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 1992 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 10

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 7 juni 1990.

Voor de Raad

De Voorzitter

P. FLYNN

(1) PB nr. C 335 van 30. 12. 1988, blz. 5.

(2) PB nr. C 120 van 16. 5. 1989, blz. 231.

(3) PB nr. C 139 van 5. 6. 1989, blz. 47.

(4) PB nr. C 112 van 20. 12. 1973, blz. 1.

(5) PB nr. C 139 van 13. 6. 1977, blz. 1.

(6) PB nr. C 46 van 17. 2. 1983, blz. 1.

(7) PB nr. C 70 van 18. 3. 1987, blz. 3.

(8) PB nr. C 289 van 29. 10. 1987, blz. 3.

(9) PB nr. C 156 van 15. 6. 1987, blz. 138.