31990L0118

Richtlijn 90/118/EEG van de Raad van 5 maart 1990 betreffende de toelating van raszuivere fokvarkens tot de voortplanting

Publicatieblad Nr. L 071 van 17/03/1990 blz. 0034 - 0035
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 32 blz. 0082
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 32 blz. 0082


*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 5 maart 1990

betreffende de toelating van raszuivere fokvarkens tot de voortplanting

(90/118/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 88/661/EEG van de Raad van 19 december 1988 betreffende de zooetechnische normen die gelden voor fokvarkens (1), inzonderheid op artikel 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat Richtlijn 88/661/EEG met name tot doel heeft het intracommunautaire handelsverkeer van raszuivere fokvarkens geleidelijk te liberaliseren; dat daartoe een aanvullende harmonisatie ten aanzien van de toelating van deze dieren tot officiële tests nodig is;

Overwegende dat de bepalingen inzake de toelating tot de voortplanting zowel op de dieren als op hun sperma, eicellen en embryo's betrekking hebben;

Overwegende dat in dit verband dient te worden voorkomen dat het intracommunautaire handelsverkeer wordt verboden, beperkt of belemmerd door nationale voorschriften betreffende de toelating van raszuivere fokvarkens tot de voorplanting en het gebruik van sperma, eicellen en embryo's van deze dieren voor de voortplanting, ongeacht of het natuurlijke dekking, kunstmatige inseminatie of de winning van eicellen en embryo's betreft;

Overwegende dat de toelating van raszuivere fokzeugen tot de voortplanting en het gebruik van eicellen en embryo's van deze dieren voor de voortplanting niet mag worden verboden, beperkt of belemmerd;

Overwegende dat kunstmatige inseminatie een belangrijke techniek vormt voor het optimale gebruik van de beste fokdieren en derhalve voor de veredeling van varkens; dat evenwel elke achteruitgang van het genetische materiaal dient te worden voorkomen, met name ten aanzien van de fokberen, die alle waarborgen inzake genetische waarde en afwezigheid van erfelijke gebreken moeten bieden;

Overwegende dat onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de toelating van raszuivere fokberen tot de kunstmatige inseminatie en het gebruik van sperma van deze dieren voor de voortplanting voor zover in een Lid-Staat alle voor het betrokken ras voorgeschreven officiële tests zijn uitgevoerd, en anderzijds het uitsluitend gebruik van deze dieren en hun sperma voor tests;

Overwegende dat het nuttig is een procedure voor de regeling van geschillen, met name bij de evaluatie van testresultaten, in te stellen;

Overwegende dat het voorschrift dat het sperma, de eicellen en de embryo's moeten worden behandeld door officieel bevoegd verklaard personeel, de nodige waarborgen voor het bereiken van het nagestreefde doel kan bieden;

Overwegende dat, gezien de bijzondere omstandigheden in Spanje en Portugal, deze Lid-Staten meer tijd moet worden gegund om deze richtlijn ten uitvoer te leggen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De Lid-Staten zien erop toe dat, onverminderd de veterinairrechtelijke voorschriften:

- de toelating van raszuivere fokzeugen tot de voortplanting,

- de toelating van raszuivere fokberen tot de natuurlijke dekking,

- het gebruik van eicellen en embryo's die afkomstig zijn van raszuivere fokzeugen,

niet wordt verboden, beperkt of belemmerd.

Artikel 2

1. Een Lid-Staat mag:

- de toelating van raszuivere fokberen tot de kunstmatige inseminatie op zijn grondgebied of het gebruik van het sperma van die dieren, wanneer die dieren in een Lid-Staat tot de kunstmatige inseminatie zijn toegelaten op basis van het prestatieonderzoek en de beoordeling van de genetische waarde overeenkomstig Beschikking 89/507/EEG van de Commissie (1),

- de toelating van raszuivere fokberen tot officiële tests of het gebruik van het sperma van deze dieren binnen de kwantitatieve grenzen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het prestatieonderzoek en de beoordeling van de genetische waarde overeenkomstig Beschikking 89/507/EEG door officieel erkende verenigingen of groeperingen,

niet verbieden, beperken of belemmeren.

2. Indien de toepassing van lid 1 zou leiden tot geschillen, met name ten aanzien van de interpretatie van de testresultaten, hebben de bedrijven het recht het advies van een deskundige in te winnen.

In het licht van het advies van deze deskundige kunnen op verzoek van een Lid-Staat maatregelen worden getroffen volgens de procedure van artikel 4.

3. Indien nodig worden de algemene uitvoeringsbepalingen van lid 2 vastgesteld volgens de procedure van artikel 4.

Artikel 3

De Lid-Staten zien erop toe dat, onverminderd de veterinairrechtelijke voorschriften, sperma, eicellen en embryo's die bestemd zijn voor handelsdoeleinden, worden verzameld, behandeld en bewaard door een officieel erkend centrum of door officieel bevoegd verklaard personeel.

Artikel 4

In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, overlegt het Permanent Zooetechnisch Comité, ingesteld bij Besluit 77/505/EEG (2), overeenkomstig de regels neergelegd in artikel 11 van Richtlijn 88/661/EEG (3).

Artikel 5

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1991 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Het Koninkrijk Spanje en de Portuguese Republiek beschikken evenwel over een extra termijn van twee jaar om aan deze richtlijn te voldoen.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 5 maart 1990.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. WALSH

(1) PB nr. L 382 van 31. 12. 1988, blz. 36.

(1) PB nr. L 247 van 23. 8. 1989, blz. 43.

(2) PB nr. L 206 van 12. 8. 1977, blz. 11.

(3) PB nr. L 382 van 31. 12. 1988, blz. 36.