31989L0681

Richtlijn 89/681/EEG van de Raad van 21 december 1989 tot wijziging van Richtlijn 87/402/EEG betreffende voor de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- en bosbouwsmalspoortrekkers op wielen

Publicatieblad Nr. L 398 van 30/12/1989 blz. 0027 - 0028
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 19 blz. 0125
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 19 blz. 0125


RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 21 december 1989

tot wijziging van Richtlijn 87/402/EEG betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- en bosbouwsmalspoortrekkers op wielen

(89/681/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

In samenwerking met het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat het van belang is maatregelen vast te stellen waardoor geleidelijk gedurende de periode tot 31 december 1992 de interne markt tot stand wordt gebracht; dat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen vormt waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd;

Overwegende dat in artikel 12 van Richtlijn 87/402/EEG (4) is bepaald dat de richtlijn moet worden aangevuld met bepalingen waarbij de dynamische beproevingsprocedure met aanvullende slagproeven wordt uitgebreid;

Overwegende dat in de statische beproevingsprocedure reeds een aanvullende proef is opgenomen; dat het noodzakelijk is in de dynamische beproevingsprocedure eveneens een aanvullende proef op te nemen - een proef waarbij op de meest getrouwe wijze de situatie bij het kantelen van een trekker wordt weerspiegeld - zodat beide procedures, die respectievelijk betrekking hebben op de statische en op de dynamische proeven, gelijkwaardigheid verkrijgen en aldus het evenwicht tussen beide proeven wordt hersteld;

Overwegende dat de resultaten van de praktijkexperimenten die met aan de achterzijde gemonteerde beveiligingsinrichtingen zijn verricht, op dezelfde, maar aan de voorzijde gemonteerde beveiligingsinrichtingen kunnen worden getransponeerd voor wat de betrouwbaarheid van de parameters en van de berekeningen betreft,

PB nr. C 256 van 9. 10. 1989, blz. 76.

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 87/402/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1.

punt 1.6 van bijlage IV, onder A, wordt vervangen door:

"1.6.

Aanvullende proeven

"1.6.1.

Indien tijdens een slagproef niet te verwaarlozen breuken of scheuren optreden, moet, onmiddellijk na de slagproef waardoor deze breuken of scheuren ontstonden, nogmaals een soortgelijke proef worden uitgevoerd, waarbij de valhoogte echter gelijk is aan:

Hm = 10 × 12 + 4a

Hm =

H

10

×

12 + 4a

1 + 2a

Hierin is "a'' de verhouding tussen de permanente vervorming en de elastische vervorming (a = Dp/De), gemeten op het trefpunt.

De bijkomende permanente vervorming die door de tweede slag wordt teweeggebracht, mag niet meer bedragen dan 30 % van de door de eerste slag veroorzaakte permanente vervorming.

Om de aanvullende proef te kunnen uitvoeren, moet de elastische vervorming tijdens alle slagproeven worden gemeten.

"1.6.2.

Indien tijdens een verbrijzelingsproef niet te verwaarlozen breuken of scheuren optreden, moet onmiddellijk na de verbrijzelingsproef waardoor deze breuken of scheuren ontstonden, nogmaals een soortgelijke verbrijzelingsproef worden uitgevoerd, ditmaal met een kracht die gelijk is aan 1,2 Fv.'';

2.

in bijlage VI wordt het volgende punt ingevoegd:

"7.3.

Vermelding en resultaten van de eventuele aanvullende dynamische proef.''.

Artikel 2

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk twaalf maanden te rekenen vanaf 3 januari 1990 aan deze

richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan

onmiddellijk in kennis.

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 21 december 1989.

Voor de Raad

De Voorzitter

E. CRESSON

(1) PB nr. C 305 van 30. 11. 1988, blz. 7.

(2) PB nr. C 120 van 16. 5. 1989, blz. 70, en (3) PB nr. C 102 van 24. 4. 1989, blz. 6.

(4) PB nr. L 220 van 8. 8. 1987, blz. 1.