31989L0629

Richtlijn 89/629/EEG van de Raad van 4 december 1989 betreffende de beperking van de geluidsemissie van civiele subsonische straalvliegtuigen

Publicatieblad Nr. L 363 van 13/12/1989 blz. 0027 - 0029
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 3 blz. 0191
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 3 blz. 0191


*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 4 december 1989

betreffende de beperking van de geluidsemissie van civiele subsonische straalvliegtuigen

(89/629/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 84, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de toepassing van geluidsemissienormen op civiele subsonische straalvliegtuigen belangrijke gevolgen heeft voor het aanbod van luchtvervoerdiensten, in het bijzonder wanneer dergelijke normen beperkingen inhouden inzake de vliegtuigtypes die door luchtvaartmaatschappijen mogen worden geëxploiteerd, een stimulans betekenen voor de aanschaf van de meest recente en meest geluidarme vliegtuigen en een beter gebruik bevorderen van bestaande capaciteiten, ook van luchthavens;

Overwegende dat bij Richtlijn 80/51/EEG (4), gewijzigd bij Richtlijn 83/206/EEG (5), grenswaarden voor dergelijke geluidsemissies zijn vastgesteld;

Overwegende dat in het prioriteitenprogramma van de Raad voor de studie van luchtvaartproblemen wordt verwezen naar emissies van vliegtuigen, waaronder ook geluidsemissies;

Overwegende dat in het milieu-actieprogramma van de Europese Gemeenschappen (6) is gewezen op het belang van het probleem van de geluidshinder en in het bijzonder op de noodzaak om maatregelen te nemen tegen door het luchtverkeer veroorzaakte geluidshinder;

Overwegende dat vliegtuiglawaai verder moet worden verminderd, rekening houdend met milieufactoren, technische uitvoerbaarheid en economische gevolgen;

Overwegende dat het derhalve wenselijk is de inschrijving van civiele subsonische straalvliegtuigen in de registers van de Lid-Staten te beperken tot vliegtuigen die voldoen aan de normen van deel II, hoofdstuk 3, titel 1, van bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, tweede uitgave, 1988, en dat het, in samenhang met de totstandbrenging van een ruimte zonder binnengrenzen, redelijk is om vliegtuigen die op 1 november 1990 al in de nationale registers van de Lid-Staten staan ingeschreven van dit inschrijvingsverbod te ontheffen; dat het, vanwege de bewegingsvrijheid die door een dergelijk voorschrift zou worden toegestaan, van essentieel belang is dat ontheffingen beperkt blijven en dat de verleende ontheffingen nauwlettend worden gecontroleerd en van beperkte duur zijn;

Overwegende dat gemeenschappelijke voorschriften dienaangaande volgens een redelijk tijdschema moeten worden ingevoerd, ten einde ervoor te zorgen dat er in de gehele Gemeenschap een geharmoniseerde aanpak plaatsvindt en dat de bestaande voorschriften worden aangevuld; dat dit met name belangrijk is gezien de recente aanzet tot liberalisatie van het Europese luchtverkeer;

Overwegende dat uit door de Commissie in samenwerking met andere internationale instanties verrichte werkzaamheden blijkt dat een beperking van de inschrijving in de registers van de Lid-Staten van vliegtuigen die niet aan de geluidsnormen van hoofdstuk 3 van voornoemde bijlage 16 voldoen, op zich maar van beperkte betekenis voor het milieu zou zijn en daarom slechts als

een eerste stap moet worden beschouwd, die later moet worden gevolgd door maatregelen tot beperking van de exploitatie van vliegtuigen die niet aan de normen van hoofdstuk 3 van bijlage 16 voldoen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Deze richtlijn heeft ten doel strengere voorschriften vast te stellen voor de beperking van de geluidsemissie van civiele subsonische straalvliegtuigen.

2. Deze richtlijn is niet van toepassing op vliegtuigen met een maximaal startgewicht van ten hoogste 34 000 kg en een capaciteit van ten hoogste 19 zitplaatsen.

Artikel 2

1. De Lid-Staten zien erop toe dat met ingang van 1 november 1990 civiele subsonische straalvliegtuigen die na die datum op hun grondgebied worden ingeschreven, alleen op hun grondgebied of op het grondgebied van een andere Lid-Staat worden gebruikt wanneer daarvoor akoestische goedkeuring is verleend op grond van normen die op zijn minst gelijk zijn aan de normen van deel II, hoofdstuk 3, titel 1, van bijlage 16, bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, tweede uitgave, 1988.

2. Lid 1 is niet van toepassing op vliegtuigen die op 1 november 1990 zijn ingeschreven in de nationale registers van de Lid-Staten.

3. Het in lid 1 genoemde grondgebied omvat niet de overzeese departementen bedoeld in artikel 227, lid 2, van het Verdrag.

Artikel 3

De Lid-Staten treffen die nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het in artikel 1, lid 1, genoemde doel niet wordt omzeild, bij voorbeeld door een of andere vorm van huurovereenkomst.

Artikel 4

De Lid-Staten mogen ontheffing van het bepaalde in artikel 2 verlenen voor:

a) vliegtuigen van historisch belang;

b) vliegtuigen die vóór 1 november 1989 door een luchtvaartmaatschappij van een Lid-Staat zijn gebruikt krachtens nog geldige huurkoop- of leasingovereenkomsten en die in dit verband in een derde land zijn ingeschreven;

c) vliegtuigen die zijn geleast aan een luchtvaartmaatschappij van een derde land en die wegens deze leasing tijdelijk uit het register van een Lid-Staat zijn uitgeschreven;

d) een vliegtuig dat een vliegtuig vervangt dat bij een ongeluk is vernietigd en dat de luchtvaartmaatschappij niet kan vervangen door een op de markt verkrijgbaar vergelijkbaar vliegtuig met akoestische goedkeuring als bepaald in artikel 2, lid 1, mits het vervangingsvliegtuig uiterlijk één jaar na de vernietiging in kwestie wordt ingeschreven; en

e) vliegtuigen met motoren met een omloopstroomverhouding die ten minste 2 bedraagt.

Artikel 5

De Lid-Staten kunnen van het bepaalde in artikel 2 ontheffing verlenen voor een eerste periode van ten hoogste drie jaar, die met perioden van ten hoogste twee jaar kan worden verlengd, mits deze ontheffing uiterlijk op 31 december 1995 verstrijkt, en wel voor:

- vliegtuigen die voor een korte periode van een derde land worden geleast, mits de luchtvaartmaatschappij aantoont dat dit de normale gang van zaken is in haar activiteitensector en dat voortgang van haar activiteiten anders nadelig zou worden beïnvloed;

- vliegtuigen waarvan een luchtvaartmaatschappij aantoont dat de voortgang van haar activiteiten anders abnormale risico's zou lopen.

Artikel 6

1. Een Lid-Staat die ontheffing verleent, stelt de bevoegde autoriteiten van de andere Lid-Staten en de Commissie daarvan in kennis.

2. De Lid-Staten erkennen de door andere Lid-Staten krachtens de artikelen 4 en 5 verleende ontheffingen.

Artikel 7

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 30 september 1990 aan deze richtlijn te voldoen.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 8

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 4 december 1989.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. DELEBARRE

(1) PB nr. C 37 van 14. 2. 1989, blz. 6.

(2) PB nr. C 158 van 26. 6. 1989, blz. 492.

(3) PB nr. C 221 van 28. 8. 1989, blz. 1.

(4) PB nr. L 18 van 24. 1. 1980, blz. 26.

(5) PB nr. L 117 van 4. 5. 1983, blz. 15.

(6) PB nr. C 328 van 7. 12. 1987, blz. 1.

Verklaring van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland

De Raad heeft de volgende verklaring van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland ontvangen:

De Bondsrepubliek Duitsland heeft bij de nederlegging van de akten van bekrachtiging van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen verklaard, dat deze Verdragen ook voor het Land Berlijn gelden. Zij heeft tegelijkertijd verklaard, dat de rechten en verantwoordelijkheden van Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten met betrekking tot Berlijn onaangetast blijven. Gezien het feit dat de burgerluchtvaart tot de terreinen behoort waarop genoemde Staten zich uitdrukkelijk bevoegdheden in Berlijn hebben voorbehouden, en na overleg met de Regeringen van deze Staten, deelt de Bondsregering mede dat Richtlijn 89/629/EEG van de Raad betreffende de beperking van de geluidsemissies van civiele subsonische straalvliegtuigen geen betrekking heeft op het Land Berlijn.