31987R0954

Verordening (EEG) nr. 954/87 van de Commissie van 1 april 1987 inzake de bemonstering van de vangst ter bepaling van het percentage doelsoorten en beschermde soorten bij het vissen met kleinmazige netten

Publicatieblad Nr. L 090 van 02/04/1987 blz. 0027 - 0028
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 4 Deel 2 blz. 0178
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 4 Deel 2 blz. 0178


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 954/87 VAN DE COMMISSIE

van 1 april 1987

inzake de bemonstering van de vangst ter bepaling van het percentage doelsoorten en beschermde soorten bij het vissen met kleinmazige netten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 170/83 van de Raad van 25 januari 1983 tot instelling van een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden (1),

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3094/86 van de Raad van 7 oktober 1986 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden (2), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 4026/86 (3), en met name op artikel 15,

Overwegende dat artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 3094/86 de mogelijkheid biedt aan de hand van één of meer representatieve monsters het percentage doelsoorten en beschermde soorten te berekenen;

Overwegende dat het dienstig is vast te stellen wat onder »representatief monster" dient te worden verstaan;

Overwegende dat voor de toepassing van deze verordening een definitie moet worden vastgesteld van »kleinmazige soorten" en »kleinmazige netten";

Overwegende dat het dienstig is over te gaan tot de vaststelling van een voor het bepalen van het percentage doelsoorten en beschermde soorten bij het vissen met kleinmazige netten te gebruiken bemonsteringsmethode;

Overwegende dat met het oog op het toezicht op de naleving van de voorschriften de inspectieprocedure dient te worden vastgesteld;

Overwegende dat de bij deze verordening vastgestelde nieuwe regels ertoe nopen Verordening (EEG) nr. 3421/84 van de Commissie van 5 december 1984 inzake de bemonstering van de vangst ter bepaling van het bijvangstpercentage bij het vissen met kleinmazige netten (4) in te trekken;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor de visbestanden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Representatieve monsters

Vismonsters die in verband met de bepaling van het in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 3094/86 bedoelde percentage doelsoorten en beschermde soorten bij het vissen met kleinmazige netten op de in de onderhavige verordening beschreven wijze zijn genomen, worden geacht representatief te zijn voor alle vis zowel aan boord, als aan boord na sortering, als benedendeks, als bij aanvoer, in de zin van artikel 2, lid 3, van genoemde verordening.

Artikel 2

Definitie van de groepen soorten en van de netten

In deze verordening wordt verstaan onder:

- »kleinmazige soorten": de in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3094/86 vermelde toegestane doelsoorten voor de vangst waarvan de referentie-minimum- maaswijdte ten hoogste 40 millimeter bedraagt;

- »kleinmazige netten": alle netten met een maaswijdte van ten hoogste 60 millimeter.

Artikel 3

Raming van de hoeveelheid vis aan boord

Als een vaartuig kleinmazige soorten aan boord heeft, bepaalt een vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat, hierna »de inspecteur" te noemen, het gewicht van iedere groep van soorten aan boord, noodzakelijk om het percentage doelsoorten en beschermde soorten te berekenen die met kleinmazige netten werden gevangen en zijn gesorteerd. Bij de vaststelling van het gewicht zal de inspecteur rekening houden met de gegevens uit elk register over de visserijactiviteit (logboek) dat overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2057/82 van de Raad (5) en overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie (6) is bijgehouden.

Artikel 4

Bemonstering

1. De bemonstering en de inspectieprocedure moeten door de inspecteur worden uitgevoerd.

2. De kapitein of diens vertegenwoordiger heeft het recht bij de bemonstering aanwezig te zijn.

3. De monsters moeten worden genomen uit alle gedeelten van de vangst van kleinmazige soorten.

4. Monsters moeten zodanig worden genomen dat, hetzij uit ieder ruim of uit iedere afdeling van het ruim waartoe toegang mogelijk is, hetzij van de vis aan dek vóór of na sortering, zoals bedoeld in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 3094/86, ten minste één monster afkomstig is.

5. Voor zover mogelijk moet de inspecteur de monsters nemen in verhouding tot zijn raming van het gewicht van de vis, onderscheidenlijk in ieder ruim, in iedere afdeling van het ruim of aan dek.

6. Waar mogelijk moeten in het ruim, of in de afdeling van het ruim, de monsters op verschillende hoogten worden genomen.

7. Indien de monsters tijdens het lossen worden genomen, dient dit bij tussenpozen te gebeuren.

8. De monsters moeten worden gesorteerd naar soort of naar groep van soorten. Na het sorteren wordt het totale gewicht van iedere soort of groep van soorten bepaald.

Artikel 5

Inspectieprocedure

1. De oorspronkelijke bemonstering moet, als dat technisch mogelijk is, op zee worden uitgevoerd.

2. De kapitein mag eisen de bemonstering in de haven te herhalen, hetzij vóór, hetzij tijdens het lossen.

De inspecteur mag eisen de bemonstering in de haven te herhalen, vóór of, indien de kapitein besluit de vangst te lossen, tijdens het lossen.

3. Als de kapitein of de inspecteur heeft geëist de bemonstering uit te voeren bij het lossen van de vangst, dient de door de inspecteur gekozen haven over voorzieningen voor het lossen en verwerken van de vangst te beschikken, tenzij met de omstandigheden verband houdende beperkingen naar het oordeel van de inspecteur dat beletten.

4. Het vaartuig kan naar een haven worden geëscorteerd of het ruim kan worden verzegeld en de kapitein kan worden gelast zich met zijn vaartuig naar een door de inspecteur aangewezen haven te begeven. In het laatste geval doet de inspecteur aan de bevoegde controle-autoriteiten in die haven mededeling van de naam, het registratienummer en de roepletters van het vaartuig, wanneer het vaartuig erover beschikt, alsmede van de verwachte tijd van aankomst. De kapitein van het vaartuig meldt zich bij aankomst onmiddellijk bij de controleautoriteiten. De zegels mogen alleen door een inspecteur worden verbroken.

5. De gehele inspectieprocedure wordt uitgevoerd door inspecteurs van dezelfde Lid-Staat, tenzij deze erin toestemt de controleprocedures door de bevoegde autoriteiten van een andere Lid-Staat te laten uitvoeren.

6. In geval van overdracht van de controleprocedures van een Lid-Staat aan een andere, als bedoeld in lid 5, wordt het ruim verzegeld en gelden ten aanzien van vaartuigen waarvan het ruim is verzegeld, de bepalingen van artikel 4.

Artikel 6

Rangorde van de inspecties

1. De uitkomst van de berekening van de percentages die door bemonstering in een haven is verkregen, heeft voorrang boven die welke bij bemonstering op zee is verkregen.

2. De uitkomst van de berekening van de percentages die door bemonstering tijdens het lossen is verkregen, heeft voorrang boven de uitkomst van bemonstering op zee of in een haven vóór het lossen.

Artikel 7

Minimumomvang van de monsters

1. Bij bemonstering op zee mag het totale gewicht van de overeenkomstig artikel 4 genomen monsters niet minder dan 100 kilogram bedragen.

2. Bij bemonstering in een haven mag het totale gewicht van de overeenkomstig artikel 4 genomen monsters niet minder bedragen dan 100 kilogram of, als die hoeveelheid groter is, 1 / 2000 van het gewicht van de aangevoerde hoeveelheid of van de totale vangst aan boord.

Artikel 8

Verordening (EEG) nr. 3421/84 wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 1 april 1987.

Voor de Commissie

António CARDOSO E CUNHA

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 24 van 27. 1. 1983, blz. 1.

(2) PB nr. L 288 van 11. 10. 1986, blz. 1.

(3) PB nr. L 376 van 31. 12. 1986, blz. 1.

(4) PB nr. L 316 van 6. 12. 1984, blz. 34.

(5) PB nr. L 220 van 29. 7. 1982, blz. 1.

(6) PB nr. L 276 van 10. 10. 1983, blz. 1.