31985R2799

Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 2799/85 van de Raad van 27 september 1985 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

Publicatieblad Nr. L 265 van 08/10/1985 blz. 0001 - 0010
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 1 Deel 2 blz. 0045
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 01 Deel 5 blz. 0016
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 1 Deel 2 blz. 0045
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 01 Deel 5 blz. 0016


*****

VERORDENING (EGKS, EEG, EURATOM) Nr. 2799/85 VAN DE RAAD

van 27 september 1985

tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, inzonderheid op artikel 24,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na advies van het Comité voor het Statuut,

Gezien het advies van het Europese Parlement,

Gezien het advies van het Hof van Justitie,

Overwegende dat in artikel 2 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1915/85 (2), het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en in artikel 3 van die verordening de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen werden vastgesteld; dat het tot de bevoegdheden van de Raad behoort om met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de andere betrokken Instellingen, dit Statuut en deze regeling te wijzigen;

Overwegende dat het in het licht van de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van genoemd Statuut en genoemde regeling, alsmede van de ontwikkeling die zich in de Lid-Staten, met name op het gebied van de pensioenen en de sociale zekerheid, heeft voorgedaan, wenselijk is de in de onderhavige verordening vervatte wijzigingen aan te brengen, met dien verstande dat de andere in het voorstel van de Commissie aangehaalde punten open blijven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

WIJZIGINGEN IN HET STATUUT VAN DE AMBTENAREN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 1

In artikel 41, lid 3, wordt de vijfde alinea vervangen door:

»De betrokkene is gehouden de schriftelijke bewijsstukken die kunnen worden verlangd, over te leggen en de instelling van alle feiten in kennis te stellen waardoor zijn recht op de vergoeding zou kunnen worden gewijzigd.

Op de vergoeding, alsmede op de in de vierde alinea bedoelde laatste totale bezoldiging wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast die geldt voor het land binnen of buiten de Gemeenschap waar degene die de vergoeding ontvangt, aantoont zijn woonplaats te hebben.

Wanneer laatstgenoemde zijn woonplaats kiest in een land waarvoor geen aanpassingscoëfficiënt is vastgesteld, is de van toepassing zijnde aanpassingscoëfficiënt gelijk aan 100.

De vergoeding wordt uitgedrukt in Belgische franken. Zij wordt uitbetaald in de valuta van het land waar de betrokkene zijn woonplaats heeft.

De vergoeding, uitbetaald in een andere valuta dan de Belgische frank, wordt berekend op basis van de wisselkoersen bedoeld in artikel 63, tweede alinea.".

Artikel 2

In artikel 50 wordt de vijfde alinea vervangen door:

»Artikel 41, lid 3, vijfde tot en met negende alinea, is van toepassing.".

Artikel 3

In artikel 52 worden de woorden »bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd gepensioneerd" vervangen door:

»gepensioneerd:

- hetzij ambtshalve op de laatste dag van de maand waarin hij de 65-jarige leeftijd bereikt,

- hetzij op zijn verzoek op de laatste dag van de in dit verzoek genoemde maand, wanneer hij ten minste 60 jaar oud is of wanneer hij, tussen de 50 en 60 jaar oud zijnde, voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van een onmiddellijk ingaand pensioen overeenkomstig artikel 9 van bijlage VIII.

Artikel 48, tweede alinea, tweede zin, is van overeenkomstige toepassing.".

Artikel 4

In artikel 53 worden de woorden »beëindigt zijn functie en wordt gepensioneerd" vervangen door de woorden »wordt ambtshalve gepensioneerd op de laatste dag van de maand waarin bij besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag de definitieve arbeidsongeschiktheid van de ambtenaar is vastgesteld.".

Artikel 5

Lid 4 van artikel 73 vervalt.

Artikel 6

In artikel 79:

1. worden in de eerste alinea de woorden »of leeftijd" ingevoegd na de woorden »ongeacht zijn diensttijd";

2. vervallen in de tweede alinea de woorden »met uitzondering van die van verlof om redenen van persoonlijke aard voor de periode waarin geen pensioenrechten zijn verworven krachtens artikel 40, lid 3";

3. wordt de volgende alinea toegevoegd:

»Dit pensioen kan niet minder bedragen dan 42 % van het laatste basissalaris van de ambtenaar, waneer diens overlijden het gevolg is van één van de in artikel 78, tweede alinea, bedoelde omstandigheden.".

Artikel 7

Na artikel 79 wordt het volgende artikel ingevoegd:

»Artikel 79 bis

Het bepaalde in artikel 79 is mutatis mutandis van toepassing op de weduwnaar van een ambtenaar of gewezen ambtenaar.".

Artikel 8

In artikel 80:

- wordt in de tweede alinea het woord »degene" vervangen door de woorden »de echtgenoot";

- worden in de vierde alinea de woorden »die geen ambtenaar" vervangen door de woorden »van een ambtenaar of van een gewezen ambtenaar die recht op ouderdoms- of invaliditeitspensioen heeft, welke echtgenoot zelf geen ambtenaar of tijdelijke functionaris" en worden de woorden »van de ambtenaar" vervangen door de woorden »van de overlevende echtgenoot";

- wordt aan het slot van de vijfde alinea de volgende zinsnede toegevoegd: »alsmede in geval van overlijden van een gewezen ambtenaar die zijn dienst vóór de 60-jarige leeftijd had beëindigd en verzocht had in het genot te worden gesteld van een tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin hij de 60-jarige leeftijd zou hebben bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen.".

Artikel 9

Na artikel 81 wordt het volgende artikel ingevoegd:

»Artikel 81 bis

1. Ongeacht alle andere bepalingen en met name die betreffende de minimumbedragen voor de rechthebbenden op een overlevingspensioen, mag het totale bedrag van de overlevingspensioenen, vermeerderd met de gezinstoelagen en verminderd met de belasting en de andere verplichte inhoudingen, waarop de weduwe en de andere rechthebbenden aanspraak kunnen maken, niet meer bedragen dan:

a) in geval van overlijden van een ambtenaar die zich in één der in artikel 35 genoemde standen bevond, het bedrag van het basissalaris waarop de betrokkene in dezelfde rang en salaristrap recht zou hebben gehad wanneer hij in leven was gebleven, vermeerderd met de gezinstoelagen die hem in dat geval zouden zijn uitgekeerd en na aftrek van de belasting en de andere verplichte inhoudingen;

b) voor de periode na de datum waarop de onder a) bedoelde ambtenaar de 65-jarige leeftijd zou hebben bereikt, het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de betrokkene wanneer hij in leven was gebleven vanaf deze datum recht zou hebben gehad in dezelfde rang en salaristrap welke hij bij zijn overlijden had bereikt, vermeerderd met de gezinstoelagen die aan de betrokkene zouden zijn uitgekeerd en verminderd met de belasting en de andere verplichte inhoudingen;

c) in geval van overlijden van een gewezen ambtenaar die recht had op een ouderdoms- of invaliditeitspensioen, het bedrag van het pensioen waarop de betrokkene wanneer hij in leven was gebleven recht zou hebben gehad, vermeerderd en verminderd overeenkomstig het bepaalde onder b);

d) in geval van overlijden van een gewezen ambtenaar die zijn dienst vóór de 60-jarige leeftijd had beëindigd en verzocht had in het genot te worden gesteld van een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgende op die waarin hij de 60-jarige leeftijd zou hebben bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen, het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de betrokkene wanneer hij in leven was gebleven op 60-jarige leeftijd recht zou hebben gehad, vermeerderd en verminderd overeenkomstig het bepaalde onder b);

e) in geval van overlijden van een ambtenaar of een gewezen ambtenaar die op de dag van zijn overlijden in het genot was van een vergoeding uit hoofde van artikel 41 of artikel 50 van het Statuut, artikel 5 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68, artikel 3 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 2530/72, artikel 3 van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1543/73, artikel 2 van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 2150/82 of artikel 3 van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1679/85, het bedrag van de vergoeding waarop de betrokkene wanneer hij in leven was gebleven recht zou hebben gehad, vermeerderd en verminderd overeenkomstig het bepaalde onder b);

f) voor de periode na de datum waarop de onder e) bedoelde gewezen ambtenaar niet langer recht op de vergoeding zou hebben gehad, het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de betrokkene wanneer hij in leven was gebleven recht zou hebben gehad, indien hij op die datum aan de leeftijdsvoorwaarden had voldaan om gepensioneerd te worden, vermeerderd en verminderd overeenkomstig het bepaalde onder b).

2. Voor de toepassing van lid 1 blijven eventuele aanpassingscoëfficiënten op de verschillende bedragen buiten beschouwing.

3. De maximumbedragen als bepaald in lid 1, onder a) tot en met f), worden onder de rechthebbenden op het overlevingspensioen verdeeld naar gelang van de rechten die zij ongeacht het bepaalde in lid 1 zouden hebben gehad.

Artikel 82, lid 1, tweede, derde en vierde alinea, is van toepassing op de uit deze verdeling voortvloeiende bedragen.".

Artikel 10

Na artikel 85 worden het volgende hoofdstuk en het volgende artikel ingevoegd:

»HOOFDSTUK 5

SUBROGATIE VAN DE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 85 bis

1. Wanneer het overlijden, een ongeval of een ziekte van een in dit Statuut bedoelde persoon aan een derde is te wijten, treden de Gemeenschappen, voor zover er voor hen uit de schadebrengende gebeurtenis op grond van dit Statuut verplichtingen voortvloeien, van rechtswege in alle rechten en rechtsvorderingen van die persoon of zijn rechtsverkrijgenden ten aanzien van de aansprakelijke derde.

2. De in lid 1 bedoelde subrogatie is met name van toepassing in de volgende gevallen:

- de bezoldiging die overeenkomstig artikel 59 aan de ambtenaar gedurende zijn tijdelijke arbeidsongeschiktheid is uitbetaald,

- de betalingen die overeenkomstig artikel 70 zijn verricht als gevolg van het overlijden van een ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar,

- de uitkeringen en vergoedingen uit hoofde van de artikelen 72 en 73 en van de desbetreffende uitvoeringsbepalingen, betreffende de ziektekosten en ongevallenverzekering,

- de vergoeding van de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot als bedoeld in artikel 75,

- de uitbetaling van extra gezinstoelagen uit hoofde van artikel 67, lid 3, en artikel 2, lid 3 en lid 5, van bijlage VII, wegens een ernstige ziekte, gebrek of handicap van een kind ten laste,

- de uitkering van invaliditeitspensioenen op grond van een ongeval of ziekte waardoor het de ambtenaar blijvend niet mogelijk is zijn werkzaamheden te verrichten,

- de uitbetaling van overlevingspensioenen als gevolg van het overlijden van een ambtenaar of gewezen ambtenaar of het overlijden van de echtgenoot van een ambtenaar of gepensioneerd ambtenaar, die zelf geen ambtenaar of tijdelijk functionaris is,

- de uitbetaling van wezenpensioenen zonder inachtneming van enige leeftijdsgrens ten behoeve van het kind van een ambtenaar of gewezen ambtenaar na diens overlijden wanneer dit kind ernstig ziek is of een gebrek of handicap heeft, waardoor het niet in zijn behoeften kan voorzien.

3. De subrogatie van de Gemeenschappen strekt zich evenwel niet uit tot de rechten op schadeloosstelling uit hoofde van strikt persoonlijke schade zoals met name schadeloosstelling wegens immateriële schade en smartegeld, alsmede dat deel van de schade wegens esthetisch verlies en gederfde levensvreugde dat het bedrag van de eventuele vergoeding uit hoofde van artikel 73 te boven gaat. 4. Het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 kan geen beletsel vormen voor het instellen van een rechtstreekse vordering van de kant van de Gemeenschappen.".

Artikel 11

Artikel 105 vervalt.

Artikel 12

In bijlage VIII wordt artikel 4 vervangen door:

»Artikel 4

De ambtenaar die na een voorgaande periode van actieve dienst bij een van de Instellingen als ambtenaar of tijdelijk functionaris weer bij een Instelling van de Gemeenschappen wordt aangesteld, verkrijgt nieuwe rechten op pensioen. Hij kan verzoeken dat voor de berekening van zijn pensioenrechten de totale duur van zijn dienst als ambtenaar of tijdelijk functionaris waarvoor bijdragen zijn betaald in aanmerking wordt genomen, mits hij de uitkering die hij uit hoofde van artikel 12 van de onderhavige bijlage of van artikel 39 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden of de bedragen die hij als ouderdomspensioen mocht hebben ontvangen, terugstort, verhoogd met de samengestelde interest op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar.

Indien hij die recht heeft op ouderdomspensioen, de in de eerste alinea bedoelde terugbetaling niet verricht, wordt het kapitaal dat de actuariële tegenwaarde van zijn ouderdomspensioen vertegenwoordigt op de datum waarop de uitkering van dit pensioen is gestaakt, verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar, omgezet in een uitgesteld ouderdomspensioen, dat hem zal worden uitbetaald vanaf het tijdstip van beëindiging van de dienst.

Wanneer de ambtenaar bij beëindiging van zijn dienst recht heeft op de uitkering bij vertrek, wordt deze uitkering verminderd met het bedrag van de betalingen die zijn gedaan ingevolge artikel 42 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden; wanneer de betrokkene recht heeft op een ouderdomspensioen, worden zijn rechten op pensioen verminderd naar evenredigheid van het bedrag van de betalingen die ingevolge dit artikel zijn gedaan.".

Artikel 13

In bijlage VIII wordt de eerste alinea van artikel 14 vervangen door:

»Het recht op invaliditeitspensioen ontstaat op de eerste dag van de kalendermaand na de pensionering overeenkomstig artikel 53 van het Statuut.".

Artikel 14

In bijlage VIII worden in de eerste alinea van artikel 17 de woorden »of leeftijd" ingevoegd na de woorden »ongeacht zijn diensttijd".

Artikel 15

In bijlage VIII worden in artikel 19, eerste alinea, na de woorden »waarop het recht op dit pensioen is ontstaan" de woorden »en behoudens het bij artikel 22 bepaalde" ingevoegd.

Artikel 16

In bijlage VIII wordt in artikel 20 »18 en 19" vervangen door »17 bis, 18, 18 bis en 19".

Artikel 17

In bijlage VIII worden in artikel 21, lid 1, na »artikel 80" ingevoegd de woorden »eerste, tweede en derde alinea".

Artikel 18

In bijlage VIII vervalt artikel 23.

Artikel 19

In bijlage VIII wordt artikel 27 vervangen door:

»Artikel 27

De van echt gescheiden vrouw van een ambtenaar of gewezen ambtenaar heeft recht op het overlevingspensioen overeenkomstig dit hoofdstuk, mits zij bij het overlijden van haar vroegere echtgenoot aantoont voor eigen rekening ten laste van deze laatste recht te hebben op een alimentatie welke was vastgesteld bij rechterlijke uitspraak of door overeenkomst tussen de gewezen echtgenoten.

Het overlevingspensioen mag evenwel niet meer bedragen dan de op het ogenblik van het overlijden van de vroegere echtgenoot uitgekeerde alimentatie nadat deze uitkering is aangepast op de wijze bedoeld in artikel 82 van het Statuut.

De gescheiden vrouw verliest haar recht op overlevingspensioen indien zij vóór het overlijden van haar vroegere echtgenoot is hertrouwd. Hertrouwt zij na zijn overlijden, dan is artikel 26 op haar van toepassing.".

Artikel 20

In bijlage VIII wordt artikel 28, eerste alinea, vervangen door:

»Wanneer er meer dan één gescheiden vrouw met recht op overlevingspensioen is of één of meer gescheiden vrouwen en een weduwe met recht op overlevingspensioen, wordt dit pensioen verdeeld in de verhouding van de duur van de huwelijken. De voorwaarden van artikel 27, tweede en derde alinea, zijn van toepassing.".

Artikel 21

In bijlage VIII worden in artikel 30 de woorden »in actieve dienst" vervangen door de woorden »die zich in één van de in artikel 35 van het Statuut bedoelde standen bevinden". Artikel 22

(Dit artikel betreft een wijziging die voor de Nederlandse tekst geen toepassing vindt.)

Artikel 23

In bijlage VIII wordt na artikel 31 het volgende artikel ingevoegd:

»Artikel 31 bis

De echtgenoot of de personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een gewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 18 bis van bijlage VIII of van een gewezen ambtenaar welke een vergoeding ontvangt uit hoofde van artikel 50 van het Statuut of van de Verordeningen (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68, (Euratom, EGKS, EEG) nr. 2530/72, (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1543/73, (EGKS, EEG, Euratom) nr. 2150/82 of (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1679/85, kunnen, wanneer de verblijfplaats van die gewezen ambtenaar sedert meer dan één jaar onbekend is, voorlopig in het genot worden gesteld van het overlevingspensioen dat hun op grond van deze bijlage zou toekomen.".

Artikel 24

In bijlage VIII worden in artikel 32 de woorden, »en die sedert meer dan een jaar uit zijn woonplaats is verdwenen" vervangen door de woorden »en wiens verblijfplaats sedert meer dan een jaar onbekend is".

Artikel 25

In artikel 33 van bijlage VIII:

- wordt »30 tot en met 32" vervangen door »30, 31, 31 bis en 32";

- worden de woorden »de pensioengerechtigde" vervangen door de woorden »de gewezen ambtenaar".

Artikel 26

1. In bijlage VIII wordt in artikel 21, lid 1, eerste alinea, artikel 22, derde alinea, artikel 24, eerste alinea, eerste zin, artikel 25, artikel 34, tweede alinea, artikel 42 en artikel 46 na het woord »ambtenaar" de woorden »of gewezen ambtenaar die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen" ingevoegd.

2. In bijlage VIII wordt:

- in artikel 14, tweede en derde alinea, en in de artikelen 15 en 43 het woord »ambtenaar" vervangen door de woorden »gewezen ambtenaar";

- in artikel 14, derde alinea, en artikel 18 bis, tweede alinea, het woord »ambtenaar" vervangen door de woorden »gewezen ambtenaar";

- in artikel 16, de zinsnede »wanneer een ambtenaar" vervangen door »wanneer de gewezen ambtenaar";

- in artikel 31, het woord »ambtenaar" vervangen door de woorden »gewezen ambtenaar".

Artikel 27

In bijlage VIII vervalt de laatste alinea van artikel 45.

Artikel 28

In bijlage VIII vervalt artikel 47.

HOOFDSTUK 2

WIJZIGINGEN IN DE REGELING WELKE VAN TOEPASSING IS OP DE ANDERE PERSONEELSLEDEN VAN DE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 29

Aan artikel 13 wordt de volgende alinea toegevoegd:

»Artikel 33, tweede alinea, van het Statuut is van overeenkomstige toepassing.".

Artikel 30

In artikel 15:

1. worden de twee bestaande alinea's te zamen lid 1:

2. wordt het volgende lid toegevoegd:

»2. Artikel 43 van het Statuut betreffende het beoordelingsrapport is van overeenkomstige toepassing op de in artikel 2, onder a), c) en d), bedoelde functionarissen.".

Artikel 31

Artikel 16, tweede alinea, wordt vervangen door:

»Het ziekteverlof met behoud van bezoldiging als bedoeld in artikel 59 van het Statuut bedraagt niet meer dan drie maanden of de duur van de reeds door de functionaris volbrachte diensttijd, wanneer die langer is. Dit verlof kan niet na het einde van de overeenkomst worden voortgezet.".

Artikel 32

In artikel 28 wordt de laatste alinea vervangen door:

»Indien de tijdelijke functionaris aantoont dat hij niet in aanmerking komt voor vergoedingen uit hoofde van een andere bij wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling voorgeschreven ziektekostenverzekering, kan hij uiterlijk in de maand volgende op de afloop van zijn overeenkomst verzoeken dat de in de eerste alinea bedoelde ziektekostendek king gedurende een periode van maximaal zes maanden na afloop van zijn overeenkomst op hem van toepassing blijft. De in artikel 72, lid 1, van het Statuut bedoelde bijdrage wordt berekend op de grondslag van het laatste basissalaris van de functionaris; deze bijdrage komt voor de helft te zijnen laste.

Bij besluit van het tot het aangaan van de aanstellingsovereenkomst bevoegde gezag, genomen na advies van de raadgevende arts van de Instelling, zijn de termijn van een maand voor de indiening van het verzoek en de in de vorige alinea bedoelde maximumduur van zes maanden niet van toepassing op de functionaris die aan een ernstige of langdurige ziekte lijdt, die hij in de loop van zijn dienstbetrekking heeft opgedaan en waarvan de Instelling voor het verstrijken van de in de vorige alinea bedoelde periode van zes maanden in kennis is gesteld, zulks op voorwaarde dat hij zich aan de geneeskundige controle van de Instelling onderwerpt.".

Artikel 33

Na artikel 28 wordt het volgende artikel ingevoegd:

»Artikel 28 bis

1. De gewezen tijdelijke functionaris die na beëindiging van zijn dienst bij een Instelling van de Europese Gemeenschappen werkloos is en:

- geen ouderdoms- of invaliditeitspensioen van de Europese Gemeenschappen ontvangt,

- wiens beëindiging van de dienst niet het gevolg is van een ontslag op verzoek of een opzegging van de overeenkomst om redenen van tuchtrechtelijke aard,

- ten minste zes maanden in dienst is geweest,

- en woonachtig is in een Lid-Staat van de Gemeenschappen,

ontvangt op de onderstaande voorwaarden een maandelijkse werkloosheidsuitkering.

Indien hij krachtens een nationale verzekering anspraak heeft op een werkloosheidsuitkering, is hij gehouden hiervan opgave te doen bij de Instelling waar hij werkzaam was, die de Commissie daarvan onwerwijld in kennis stelt. In dat geval wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op de krachtens lid 3 verleende uitkering.

2. Om voor de werkloosheidsuitkering in aanmerking te komen, dient de gewezen tijdelijke functionaris:

a) op eigen verzoek als werkzoekende te worden ingeschreven bij de bureaus voor arbeidsbemiddeling in de Lid-Staat waar hij zich vestigt;

b) te voldoen aan de verplichtingen die door de wetgeving van die Lid-Staat zijn voorgeschreven voor personen die op grond van deze wetgeving werkloosheidsuitkering genieten;

c) maandelijks een verklaring van de bevoegde nationale dienst toe te zenden aan de Instelling waar hij werkzaam was, die haar onverwijld aan de Commissie doet toekomen, waarin wordt aangegeven of hij al dan niet aan de onder a) en b) vastgestelde verplichtingen heeft voldaan.

Ook wanneer niet aan de onder b) bedoelde nationale verplichtingen wordt voldaan, mag de uitkering door de Gemeenschap worden verleend of gehandhaafd in geval van ziekte, ongeval, moederschap, invaliditeit of een als daarmee overeenkomend erkende situatie of indien de bevoegde nationale autoriteit ontheffing van die verplichtingen verleent.

De Commissie stelt na advies van een comité van deskundigen de bepalingen vast die noodzakelijk zijn voor de toepassing van dit lid.

3. De werkloosheidsuitkering wordt vastgesteld op grond van het basissalaris dat de tijdelijke functionaris bij de beëindiging van zijn dienst heeft bereikt. Deze werkloosheidsuitkering wordt vastgesteld op:

- 60 % van het basissalaris gedurende een eerste periode van twaalf maanden;

- 45 % van het basissalaris van de 13e tot en met de 18e maand;

- 30 % van het basissalaris van de 19e tot en met de 24e maand.

De aldus vastgestelde bedragen mogen niet minder dan 30 000 Bfr. en niet meer dan 60 000 Bfr. bedragen.

Naar bovengenoemd minimum en maximum kan jaarlijks door de Raad op voorstel van de Commissie een onderzoek worden ingesteld.

4. De werkloosheidsuitkering wordt aan de voormalige tijdelijke functionarissen uitbetaald voor een periode van ten hoogste 24 maanden, die ingaat op de dag waarop de dienst wordt beëindigd. Indien de voormalige tijdelijke functionaris in de loop van deze periode evenwel niet langer aan de in de leden 1 en 2 gestelde voorwaarden voldoet, wordt de uitbetaling van de uitkering onderbroken. De uitkering wordt opnieuw uitbetaald indien de voormalige tijdelijke functionaris vóór het verstrijken van deze periode opnieuw aan bedoelde voorwaarden voldoet, zonder het recht op een nationale werkloosheidsuitkering te hebben verworven.

5. De gewezen tijdelijke functionaris die de werkloosheidsuitkering ontvangt, heeft recht op de gezinstoelagen als bedoeld in artikel 67 van het Statuut. De kostwinnerstoelage wordt berekend aan de hand van de werkloosheidsuitkering onder de voorwaarden van artikel 1 van bijlage VII van het Statuut. De betrokkene moet opgave doen van soortgelijke toelagen die elders, hetzij aan hemzelf, hetzij aan zijn echtgenote worden uitbetaald; deze toelagen worden in mindering gebracht op die welke krachtens het onderhavige artikel moeten worden uitbetaald.

De gewezen tijdelijke functionaris die de werkloosheidsuitkering ontvangt, heeft, onder de voorwaarden als bepaald in artikel 72 van het Statuut, recht op dekking van ziekterisico's, zonder bijdrage te zijnen laste.

Op de werkloosheidsuitkering en de gezinstoelagen wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast die geldt voor de Lid-Staat waar de betrokkene aantoont te wonen. De op de werkloosheidsuitkering toepasselijke aanpassingscoëfficiënt is telkens die welke voortvloeit uit de laatste jaarlijkse herziening. Deze bedragen worden door de Commissie uitbetaald in de valuta van het land waar de betrokkene woont. Zij worden berekend op basis van de wisselkoersen als bedoeld in artikel 63, tweede alinea, van het Statuut.

7. Elke tijdelijke functionaris draagt voor een derde bij aan de financiering van de werkloosheidsverzekering. Deze bijdrage wordt vastgesteld op 0,4 % van het basissalaris van de betrokkene vóór toepassing van de aanpassingscoëfficiënten als bedoeld in artikel 64 van het Statuut. Deze bijdrage wordt maandelijks ingehouden op het salaris van de betrokkene en, verhoogd met de resterende twee derden die ten laste van de Instelling komen, in een speciaal werkloosheidsfonds gestort. Dit fonds hebben de Instellingen gemeen en zij betalen de Commissie iedere maand, uiterlijk acht dagen na de betaling van de salarissen, hun bijdragen. De Commissie geeft de betalingsopdrachten en verricht de betaling van alle uit de toepassing van dit artikel voortvloeiende uitgaven overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen.

8. Op de werkloosheidsuitkeringen die aan de werkloos blijvende gewezen tijdelijke functionaris worden uitbetaald is Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 tot vaststelling van de woorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen van toepassing.

9. De ter zake van werkgelegenheid en werkloosheid bevoegde nationale diensten zorgen, in het kader van hun nationale wetgeving, samen met de Commissie voor een doeltreffende samenwerking om dit artikel naar behoren toe te passen.

10. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden in onderlinge overeenstemming door de Instellingen van de Gemeenschappen na advies van het Comité van het Statuut in een regeling neergelegd, onverminderd het bepaalde in de laatste alinea van lid 2.

11. Eén jaar na de inwerkingtreding van deze regeling voor de werkloosheidsverzekering, en vervolgens om de twee jaar, legt de Commissie een verslag over de financiële situatie van deze verzekering aan de Raad voor. Los van dat verslag kan de Commissie voorstellen tot aanpassing van de in lid 7 bedoelde bijdragen aan de Raad voorleggen indien de toepassing van de regeling zulks vereist. De Raad beslist over deze voorstellen overeenkomstig het bepaalde in lid 3, derde alinea.".

Artikel 34

Aan artikel 32 wordt de volgende alinea toegevoegd:

»De functionaris kan van dit besluit in beroep gaan bij de in artikel 9, lid 1, van het Statuut bedoelde invaliditeitscommissie.".

Artikel 35

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. in lid 1, derde alinea, worden na de woorden »dit percentage wordt verhoogd" de woorden »met 2 % voor ieder pensioenjaar dat is aangerekend krachtens artikel 11, leden 2 en 3, van bijlage VIII van het Statuut, en" ingevoegd;

2. in lid 1 wordt de laatste alinea vervangen door:

»Degene die invaliditeitspensioen geniet, heeft onder de in bijlage VIII van het Statuut vermelde voorwaarden, recht op de in artikel 67 van het Statuut bedoelde gezinstoelagen; de kostwinnerstoelage wordt berekend op de grondslag van het pensioen.";

3. in lid 4:

a) wordt de tweede alinea vervangen door:

»Indien de functionaris niet meer in dienst van de Gemeenschappen wordt teruggenomen, ontvangt hij naar keuze:

- hetzij de uitkering bij vertrek als bedoeld in artikel 39, berekend op de grondslag van de werkelijk volbrachte diensttijd;

- hetzij, voor zover hij personeelslid in de zin van artikel 2, onder a) c) of d), en ten minste 50 jaar oud is, een ouderdomspensioen onder de in titel V, hoofdstuk 3, van het Statuut en bijlage VIII van het Statuut vermelde voorwaarden."; b) wordt een derde alinea toegevoegd, luidende:

»De periode gedurende welke hij invaliditeitspensioen genoot, wordt voor de berekening van zijn ouderdomspensioen zonder navordering van bijdragen in aanmerking genomen.".

Artikel 36

In artikel 34:

1. vervalt de laatste zin van de eerste alinea;

2. vervalt de tweede alinea.

3. worden in de derde alinea na de woorden »gewezen functionaris" de woorden »die een invaliditeitspensioen genoot, alsmede bij overlijden van een gewezen functionaris" ingevoegd en wordt »sub c) of d)" vervangen door »onder a), c) of d)";

4. wordt de volgende alinea toegevoegd:

»Op de echtgenoot en de personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een functionairs, van een gewezen functionaris die een invaliditeits- of ouderdomspensioen geniet, of van een gewezen functionaris die zijn dienst vóór de 60-jarige leeftijd had beëindigd en verzocht had in het genot te worden gesteld van een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgende op die waarin hij de 60-jarige leeftijd zou hebben bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen, zijn de bepalingen van de hoofdstukken 5 en 6 van bijlage VIII van het Statuut betreffende de voorlopige pensioenen van overeenkomstige toepassing, wanneer de verblijfplaats van die functionaris of gewezen functionaris sedert meer dan één jaar onbekend is.".

Artikel 37

In artikel 36 wordt de eerste alinea vervangen door:

»De weduwe van een functionaris geniet weduwenpensioen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 4 van bijlage VIII van het Statuut. Dit pensioen kan niet minder bedragen dan 35 % van het laatstgenoten basissalaris van de functionaris, noch minder dan het minimum voor levensonderhoud zoals omschreven in artikel 6 van bijlage VIII van het Statuut. Bij overlijden van een in artikel 2, onder a), c) of d), bedoelde functionaris wordt het bedrag van het weduwenpensioen verhoogd tot 60 % van het ouderdomspensioen dat aan de functionaris zou zijn uitbetaald, indien hij, ongeacht zijn diensttijd of leeftijd, op het tijdstip van zijn overlijden daarop aanspraak had kunnen maken.".

De derde alinea van artikel 36 vervalt.

Artikel 38

In artikel 37

1. wordt na de derde alinea de volgende alinea ingevoegd:

» Bij overlijden van een gewezen tijdelijk functionaris als bedoeld in artikel 2, onder a), c) of d), die zijn dienst vóór het bereiken van de 60-jarige leeftijd had beëindigd en verzocht had in het genot te worden gesteld van een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgende op die waarin hij de 60-jarige leeftijd zou hebben bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen, hebben de kinderen die als te zijnen laste worden aangemerkt in de zin van artikel 2 van bijlage VII van het Statuut, recht op een wezenpensioen overeenkomstig de in de vorige alinea's vervatte bepalingen.".

2. worden in de vierde alinea na de woorden »van een tijdelijke functionaris" de woorden »of van een gewezen tijdelijke functionaris die een ouderdoms- of invaliditeitspensioen genoot," ingelast, worden de woorden »van deze laatste" vervangen door de woorden »van de overlevende echtgenoot" en worden de woorden »artikel 80, laatste alinea," vervangen door »artikel 80, vierde alinea,".

Artikel 39

Na artikel 38 wordt het volgende artikel ingevoegd:

»Artikel 38 bis

De in artikel 81 bis van het Statuut vervatte bepalingen inzake maximumbedragen en verdeling zijn van overeenkomstige toepassing.".

Artikel 40

In artikel 39:

1. wordt lid 1, eerste alinea, vervangen door:

»1. Bij beëindiging van de dienst heeft de in artikel 2, onder b), bedoelde functionaris recht op de uitkering bij vertrek onder de voorwaarden van artikel 12 van bijlage VIII van het Statuut.";

2. wordt in lid 2 »sub c) of d)" vervangen door »onder a), c) of d)";

3. wordt het volgende lid toegevoegd:

»3. Degene die recht heeft op ouderdomspensioen, verkegen op 60-jarige leeftijd of daarna, heeft onder de in de in bijlage VII van het Statuut vermelde voorwaarden recht op de in artikel 67 van het Statuut bedoelde gezinstoelagen; de kostwinnerstoelage wordt berekend op de grondslag van het pensioen van de rechthebbende.".

Artikel 41

Hoofdstuk 6 wordt als volgt gewijzigd: 1. - de titel van afdeling D wordt vervangen door: »FINANCIERING VAN DE INVALIDITEITS- EN OVERLIJDENSVERZEKERING, ALSMEDE VAN DE PENSIOENREGELING"

- artikel 41 wordt vervangen door: »Voor wat betreft de financiering van het stelsel van sociale zekerheid als bedoeld in de afdelingen B en C, zijn artikel 83 van het Statuut en de artikelen 36 en 38 van bijlage VIII van het Statuut van overeenkomstige toepassing.";

2. na artikel 42 wordt de volgende afdeling ingevoegd en wordt artikel 43 vervangen door:

»Afdeling E

VASTSTELLING VAN DE RECHTEN VAN DE TIJDELIJKE FUNCTIONARISSEN

Artikel 43

De artikelen 40 tot en met 44 van bijlage VIII van het Statuut zijn van overeenkomstige toepassing.";

3. na artikel 43 wordt de volgende afdeling ingevoegd en wordt artikel 44 vervangen door:

»Afdeling F

BETALING VAN DE UITKERINGEN

Artikel 44

De artikelen 81 bis en 82 van het Statuut en artikel 45 van bijlage VIII van het Statuut betreffende de betaling van de uitkeringen zijn van overeenkomstige toepassing.

Bedragen die een functionaris uit hoofde van het onderhavige voorzieningsstelsel nog aan de Gemeenschappen verschuldigd is op het tijdstip waarop de rechten op uitkering ingaan, worden, op de wijze zoals nader te bepalen door de in de in artikel 45 van bijlage VIII van het Statuut bedoelde Instelling, op de aan de functionairs of zijn rechtverkrijgenden verschuldigde uitkeringen in mindering gebracht. Deze inhouding kan over verscheidene maanden worden verdeeld.";

4. na artikel 44 worden de volgende afdeling en het volgende artikel ingevoegd:

»Afdeling G

SUBROGATIE VAN DE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 44 bis

Artikel 85 bis van het Statuut betreffende de subrogatie van de Gemeenschappen is van overeenkomstige toepassing.".

Artikel 42

In artikel 49:

1. wordt lid 1 vervangen door:

»1. Na voltooiing van de tuchtprocedure van bijlage IX van het Statuut, die van overeenkomstige toepassing is, kan de overeenkomst zonder opzeggingstermijn worden beëindigd om redenen van tuchtrechtelijke aard, indien de tijdelijke functionaris opzettelijk of uit nalatigheid ernstig te kort schiet in zijn verplichtingen. Het met redenen omklede besluit wordt genomen door het in artikel 6, eerste alinea, bedoelde gezag, nadat de functionaris in staat is gesteld zich te verdedigen.

Vóór de overeenkomst wordt beëindigd, kan de functionaris worden geschorst overeenkomstig het bepaalde in artikel 88 van het Statuut, dat van overeenkomstige toepassing is.";

2. in lid 2 worden de woorden »In dat geval" vervangen door »Ingeval van beëindiging van de overeenkomst krachtens lid 1".

Artikel 43

In artikel 50 wordt lid 2 vervangen door:

»2. In dat geval wordt de overeenkomst door het in artikel 6, eerste alinea, bedoelde gezag beëindigd, nadat de functionaris gehoord is en na voltooiing van de tuchtprocedure van bijlage IX van het Statuut, die van overeenkomstige toepassing is.

Vóór de overeenkomst wordt beëindigd, kan de functionaris worden geschorst overeenkomstig het bepaalde in artikel 88 van het Statuut, dat van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 49, lid 2, is van toepassing.".

Artikel 44

Na artikel 50 wordt het volgende artikel ingevoegd:

»Artikel 50 bis

Overminderd het bepaalde in de artikelen 49 en 50 stelt de tijdelijke functionaris of gewezen tijdelijke functionaris die, opzettelijk of uit nalatigheid, de hem door deze regeling opgelegde verplichtingen niet nakomt, zich aan een tuchtmaatregel bloot overeenkomstig het bepaalde in de titel VI van het Statuut en, in voorkomend geval, bijlage IX van het Statuut, die van overeenkomstige toepassing zijn.".

Artikel 45

In artikel 59 wordt na de eerste zin de volgende ingevoegd:

»Het ziekteverlof met behoud van bezoldiging bedraagt niet meer dan een maand of de duur van de reeds door de hulpfunctionaris volbrachte diensttijd wanneer deze langer is.". HOOFDSTUK 3

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 46

1. Degene die recht heeft op een pensioen of een toelage, wiens geldelijke aanspraken als gevolg van de vaststelling van deze verordening een vermindering ondergaan, geniet een toelage die voor elke maand gelijk is aan het verschil tussen het nettobedrag dat de betrokkene ontving onmiddellijk vóór de inwerkingtreding van genoemde verordening en het nettobedrag dat hij ingevolge de van kracht zijnde bepalingen ontvangt.

Voor de vaststelling van het nettobedrag dat de betrokkene onmiddelijk vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening ontving, dienen, zo nodig fictief, dezelfde gezinslasten in aanmerking te worden genomen als hij op het tijdstip van de berekening van de toelage aantoont te hebben.

Voor de vaststelling van de in de eerste en tweede alinea bedoelde nettobedragen blijven de aanpassingscoëfficiënten buiten beschouwing.

Op deze toelage die wordt uitbetaald op de in artikel 82, lid 1, van het Statuut bepaalde wijze, wordt de aanpassingscoëfficiënt toegepast.

2. De werkingssfeer van deze overgangsbepalingen strekt zich uit tot de personen die recht hebben op een overlevingspensioen bedoeld in bijlage VIII van het Statuut zoals die van kracht was voor het invoeren van deze wijzigingen.

3. Deze bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de rechthebbenden van de tijdelijke functionarissen.

HOOFDSTUK 4

SLOTBEPALINGEN

Artikel 47

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 46, lid 2, is evenwel van toepassing vanaf 4 mei 1978 en artikel 27 vanaf 27 juli 1983.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 27 september 1985.

Voor de Raad

De Voorzitter

R. STEICHEN

(1) PB nr. L 56 van 4. 3. 1968, blz. 1.

(2) PB nr. L 180 van 12. 7. 1985, blz. 3.