31985L0374

Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid voor produkten met gebreken

Publicatieblad Nr. L 210 van 07/08/1985 blz. 0029 - 0033
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 6 blz. 0239
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 19 blz. 0008
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 6 blz. 0239
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 19 blz. 0008


*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 25 juli 1985

betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid voor produkten met gebreken

(85/374/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid van de producent voor schade die door een gebrek van diens produkten is veroorzaakt, onderling moeten worden aangepast; dat namelijk onderlinge verschillen op dat gebied de mededinging kunnen vervalsen, het vrij verkeer van goederen binnen de gemeenschappelijke markt kunnen aantasten en tot verschillen kunnen leiden in het niveau van de bescherming van de consument tegen schade die door een produkt met gebreken wordt toegebracht aan diens gezondheid en goederen;

Overwegende dat alleen wanneer de producent ook buiten schuld aansprakelijk wordt gesteld, een passende oplossing kan worden gevonden voor het aan onze tijd van voortschrijdende techniek eigen probleem, waarbij het gaat om een rechtvaardige toewijzing van de met de moderne technische produktie samenhangende risico's;

Overwegende dat de aansprakelijkheid alleen van toepassing kan zijn op roerende goederen die industrieel zijn vervaardigd; dat derhalve landbouwprodukten en produkten van de jacht niet onder deze aansprakelijkheid dienen te vallen, behalve wanneer ze een industriële be- of verwerking hebben ondergaan die tot een gebrek in die produkten kan leiden; dat de in deze richtlijn bedoelde aansprakelijkheid ook dient te gelden voor roerende goederen die bij de bouw van onroerende goederen worden gebruikt of daarvan een bestanddeel vormen;

Overwegende dat de bescherming van de consument vereist dat alle deelnemers aan het produktieproces aansprakelijk zijn, indien het eindprodukt, een onderdeel of de door hen geleverde grondstof gebreken vertoont; dat om dezelfde reden aansprakelijk moeten zijn diegenen die produkten in de Gemeenschap invoeren, die zich als producent presenteren door op het produkt hun naam, hun merk of een ander onderscheidingsteken aan te brengen of die een produkt leveren waarvan niet kan worden vastgesteld wie de producent is;

Overwegende dat, wanneer verscheidene personen aansprakelijk zijn voor dezelfde schade, de bescherming van de consument vereist dat de gelaedeerde zich op ongeacht wie van hen voor de volle omvang van de schade kan verhalen;

Overwegende dat bij de beantwoording van de vraag of een produkt een gebrek vertoont, ter bescherming van de fysieke integriteit en de goederen van de consument, niet de ongeschiktheid van het produkt voor het gebruik maatstaf moet zijn, doch het gebrek aan veiligheid die het grote publiek gerechtigd is te verwachten; bij de beoordeling van deze veiligheid wordt elk in de gegeven omstandigheden onredelijk misbruik van het produkt uitgesloten;

Overwegende dat een rechtvaardige verdeling van de risico's tussen de gelaedeerde en de producent impliceert dat laatstgenoemde zich moet kunnen bevrijden van de aansprakelijkheid als hij het bestaan van hem ontlastende feiten bewijst;

Overwegende dat de bescherming van de consument vereist dat de aansprakelijkheid van de producent niet wordt aangetast door toedoen van anderen die ertoe hebben bijgedragen dat de schade werd veroorzaakt; dat evenwel de medeschuld van de gelaedeerde in aanmerking kan worden genomen om die aansprakelijkheid te verminderen of op te heffen;

Overwegende dat de bescherming van de consument vereist dat schade veroorzaakt door dood of lichamelijk letsel en materiële schade worden vergoed; dat deze laatste schadevergoeding evenwel beperkt moet blijven tot zaken voor ge- of verbruik in de privésfeer en dat daarop een franchise van een vast bedrag moet worden toegepast; zulks om te voorkomen dat er al te veel geschillen ontstaan; dat deze richtlijn het uitkeren van smartegeld en vergoeding van andere vormen van onstoffelijke schade, waarin het ter zake van toepassing zijnde recht in voorkomend geval voorziet, onverlet laat;

Overwegende dat een uniforme verjaringstermijn voor de vordering tot vergoeding van de veroorzaakte schade in het belang van zowel de gelaedeerde als de producent is;

Overwegende dat de produkten in de loop der tijd aan slijtage onderhevig zijn, dat er strengere veiligheidsnormen worden ontwikkeld en dat de wetenschappelijke en technische kennis vooruitgaat; dat het derhalve onbillijk zou zijn de producent aansprakelijk te stellen voor gebreken van zijn produkt zonder tijdsbeperking; dat zijn aansprakelijkheid derhalve na een redelijke termijn moet ophouden, met dien verstande evenwel dat een aanhangige rechtsvordering onverlet blijft;

Overwegende dat, met het oog op een doeltreffende bescherming van de consument, van de aansprakelijkheid van de producent jegens de gelaedeerde niet moet kunnen worden afgeweken bij overeenkomst;

Overwegende dat de gelaedeerde volgens de rechtsstelsels van de Lid-Staten een recht op schadevergoeding kan hebben uit hoofde van een contractuele aansprakelijkheid of uit hoofde van een andere buitencontractuele aansprakelijkheid dan die waarin deze richtlijn voorziet; dat wanneer dergelijke bepalingen ook een doeltreffende bescherming van de consument tot doel hebben, ze door deze richtlijn onverlet moeten worden gelaten; dat, wanneer een doeltreffende bescherming van de consument in de sector farmaceutische produkten in een Lid-Staat ook reeds wordt gewaarborgd door een speciale aansprakelijkheidsregeling, maatregelen uit hoofde van die regeling eveneens mogelijk moeten blijven;

Overwegende dat het, aangezien de aansprakelijkheid voor nucleaire schade in alle Lid-Staten door bijzondere voorschriften reeds voldoende is geregeld, mogelijk is dergelijke schade uit te sluiten van de werkingssfeer van deze richtlijn;

Overwegende dat de uitsluiting van landbouwgrondstoffen en produkten van de jacht van de werkingssfeer van deze richtlijn, gelet op de eisen ter zake van de bescherming van de consument, in bepaalde Lid-Staten kan worden ervaren als een ongerechtvaardigde beperking van die bescherming; dat een Lid-Staat de aansprakelijkheid derhalve moet kunnen uitbreiden tot die produkten;

Overwegende dat het om soortgelijke redenen in bepaalde Lid-Staten als een ongerechtvaardigde beperking van de bescherming van de consument kan worden ervaren, wanneer een producent de mogelijkheid krijgt zich van de aansprakelijkheid te bevrijden als hij bewijst dat het op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop hij het produkt in het verkeer bracht, onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken; dat een Lid-Staat derhalve in zijn wetgeving de bepaling moet kunnen handhaven dat een dergelijke bewijsvoering voor dat doel ontoelaatbaar is, dan wel daartoe een nieuwe wetsbepaling moet kunnen uitvaardigen; dat evenwel in geval van nieuwe wetgeving gebruikmaking van die afwijking afhankelijk moet worden gesteld van een communautaire standstill-procedure ten einde zo mogelijk het beschermingsniveau in de Gemeenschap op uniforme wijze te verhogen;

Overwegende dat het, gelet op de juridische tradities in de meeste Lid-Staten, niet dienstig is de aansprakelijkheid buiten schuld van de producent aan een financieel maximum te binden; dat het evenwel, aangezien er uiteenlopende tradities bestaan, mogelijk lijkt toe te laten dat een Lid-Staat van het beginsel van de onbeperkte aansprakelijkheid kan afwijken door een grens te stellen aan de volledige aansprakelijkheid van de producent voor dood of lichamelijk letsel veroorzaakt door identieke artikelen met hetzelfde gebrek, op voorwaarde dat deze beperking op een zo hoog niveau komt te liggen dat een adequate bescherming van de consument en een correcte werking van de gemeenschappelijke markt worden gewaarborgd;

Overwegende dat de uit deze richtlijn voortvloeiende harmonisatie in het huidige stadium niet volledig kan zijn, doch wel de weg opent naar verdere harmonisatie; dat de Raad derhalve op gezette tijden verslagen van de Commissie over de toepassing van deze richtlijn voorgelegd moet krijgen met, in voorkomend geval, passende voorstellen;

Overwegende dat het met het oog daarop buitengewoon belangrijk is de bepalingen van deze richtlijn betreffende de afwijkingsmogelijkheden van de Lid-Staten opnieuw te bezien, en wel na het verstrijken van een periode die lang genoeg is om praktische ervaring op te doen met de gevolgen van die afwijkingen voor de bescherming van de consument en voor de werking van de gemeenschappelijke markt,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De producent is aansprakelijk voor de schade, veroorzaakt door een gebrek in zijn produkt.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder »produkt" verstaan elk roerend goed, met uitzondering van landbouwgrondstoffen en produkten van de jacht, ook indien het een bestanddeel vormt van een ander roerend of onroerend goed. Onder »landbouwgrondstoffen" worden verstaan produkten van de bodem, van de veefokkerij en van de visserij, met uitzondering van produkten die een eerste be- of verwerking hebben ondergaan. Onder »produkt" wordt ook elektriciteit verstaan.

Artikel 3

1. Onder »producent" wordt verstaan de fabrikant van een eindprodukt, de producent van een grondstof of de fabrikant van een onderdeel, alsmede een ieder die zich als producent presenteert door zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op het produkt aan te brengen. 2. Onverminderd de aansprakelijkheid van de producent, wordt een ieder die een produkt in de Gemeenschap invoert om dit te verkopen, te verhuren, te leasen of anderszins te verstrekken, in het kader van zijn commerciële activiteiten, beschouwd als producent in de zin van deze richtlijn; zijn aansprakelijkheid is dezelfde als die van de producent.

3. Indien niet kan worden vastgesteld wie de producent van het produkt is, wordt elke leverancier als producent ervan beschouwd, tenzij hij de gelaedeerde binnen een redelijke termijn de identiteit meedeelt van de producent of van degene die hem het produkt heeft geleverd. Dit geldt ook voor geïmporteerde produkten, als daarop de identiteit van de in lid 2 bedoelde importeur niet is vermeld, zelfs al is de naam van de producent wel aangegeven.

Artikel 4

De gelaedeerde moet de schade, het gebrek en het oorzakelijk verband tussen het gebrek en de schade bewijzen.

Artikel 5

Indien uit hoofde van deze richtlijn verscheidene personen aansprakelijk zijn voor dezelfde schade, is elk hunner hoofdelijk aansprakelijk, onverminderd de bepalingen van het nationale recht inzake regres.

Artikel 6

1. Een produkt is gebrekkig wanneer het niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met name:

a) de presentatie van het produkt;

b) het redelijkerwijs te verwachten gebruik van het produkt;

c) het tijdstip waarop het produkt in het verkeer is gebracht.

2. Een produkt mag niet als gebrekkig worden beschouwd uitsluitend omdat er nadien een beter produkt in het verkeer is gebracht.

Artikel 7

De producent is uit hoofde van deze richtlijn aansprakelijk, tenzij hij bewijst:

a) dat hij het produkt niet in het verkeer heeft gebracht;

b) dat het, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat het gebrek dat de schade heeft veroorzaakt, niet bestond op het tijdstip waarop hij het produkt in het verkeer heeft gebracht, dan wel dat dit gebrek later is ontstaan;

c) dat het produkt noch voor de verkoop of voor enige andere vorm van verspreiding met een economisch doel van de producent is vervaardigd, noch is vervaardigd of verspreid in het kader van de uitoefening van zijn beroep;

d) dat het gebrek een gevolg is van het feit dat het produkt in overeenstemming is met dwingende overheidsvoorschriften;

e) dat het op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop hij het produkt in het verkeer bracht, onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken;

f) dat, wat de fabrikant van een onderdeel betreft, het gebrek is te wijten aan het ontwerp van het produkt waarvan het onderdeel een bestanddeel vormt, dan wel aan de instructies die door de fabrikant van het produkt zijn verstrekt.

Artikel 8

1. Onverminderd de bepalingen van nationaal recht inzake regres, wordt de aansprakelijkheid van de producent niet verminderd wanneer de schade wordt veroorzaakt zowel door een gebrek in het produkt als door toedoen van een derde.

2. De aansprakelijkheid van de producent kan worden verminderd of opgeheven rekening houdende met alle omstandigheden, wanneer de schade wordt veroorzaakt zowel door een gebrek in het produkt als door schuld van de gelaedeerde of een persoon voor wie de gelaedeerde verantwoordelijk is.

Artikel 9

Onder »schade" in de zin van artikel 1 wordt verstaan:

a) de schade veroorzaakt door dood of door lichamelijk letsel;

b) beschadiging of vernietiging van een andere zaak dan het gebrekkige produkt, met toepassing van een franchise ten belope van 500 Ecu, indien deze zaak

i) gewoonlijk gewoonlijk is voor ge- of verbruik in de privésfeer en

ii) door de gelaedeerde hoofdzakelijk is gebruikt voor ge- of verbruik in de privésfeer.

Dit artikel laat de nationale bepalingen inzake onstoffelijke schade onverlet.

Artikel 10

1. De Lid-Staten bepalen in hun wetgeving dat de vordering tot schadevergoeding uit hoofde van deze richtlijn na drie jaar verjaart. Deze termijn begint te lopen op de dag waarop de eiser kennis kreeg dan wel had moeten krijgen van de schade, het gebrek en de identiteit van de producent.

2. De bepalingen van de Lid-Staten inzake schorsing en stuiting van de verjaring blijven onverlet door deze richtlijn. Artikel 11

De Lid-Staten bepalen in hun wetgeving dat de rechten die de gelaedeerde aan deze richtlijn ontleent, komen te vervallen na een termijn van tien jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de producent het produkt dat de schade heeft veroorzaakt in het verkeer heeft gebracht, tenzij de gelaedeerde gedurende die periode een gerechtelijke procedure tegen hem heeft ingesteld.

Artikel 12

De aansprakelijkheid van de producent uit hoofde van deze richtlijn kan ten aanzien van de gelaedeerde niet worden uitgesloten of beperkt bij overeenkomst.

Artikel 13

Deze richtlijn laat de rechten die de gelaedeerde ontleent aan het recht inzake contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid of aan een op het ogenblik van de kennisgeving van deze richtlijn bestaande speciale aansprakelijkheidsregeling onverlet.

Artikel 14

Deze richtlijn is niet van toepassing op schade ten gevolge van nucleaire ongevallen waarop door de Lid-Staten van de Gemeenschap bekrachtigde internationale verdragen van toepassing zijn.

Artikel 15

1. Elke Lid-Staat kan:

a) in afwijking van artikel 2, in zijn wetgeving bepalen dat onder »produkt" in de zin van artikel 1 van deze richtlijn ook landbouwgrondstoffen en produkten van de jacht moeten worden verstaan;

b) in afwijking van artikel 7, sub e), in zijn wetgeving de bepaling handhaven of, met inachtneming van de in lid 2 beschreven procedure, bepalen dat de producent ook aansprakelijk is als hij bewijst dat het op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop hij het produkt in het verkeer bracht, onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken.

2. De Lid-Staat die de in lid 1, sub b), bedoelde maatregel wil invoeren deelt de Commissie de tekst van de voorgenomen maatregel mee; de Commissie stelt de andere Lid-Staten ervan in kennis.

De betrokken Lid-Staat stelt de voorgenomen maatregel uit gedurende een termijn van negen maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de Commissie, mits de Commissie niet inmiddels met betrekking tot de bewuste aangelegenheid aan de Raad een voorstel tot wijziging van deze richtlijn heeft voorgelegd. Indien de Commissie echter niet binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de ontvangst van bedoelde kennisgeving, aan de betrokken Lid-Staat haar voornemen kenbaar maakt om een dergelijk voorstel bij de Raad in te dienen, kan de voorgenomen maatregel door de Lid-Staat onmiddellijk worden getroffen.

Indien de Commissie binnen de bovengenoemde termijn van negen maanden een dergelijk voorstel tot wijziging van deze richtlijn bij de Raad indient, stelt de betrokken Lid-Staat de voorgenomen maatregel uit gedurende een nieuwe termijn van achttien maanden te rekenen vanaf de indiening van dat voorstel.

3. Tien jaar na de datum van kennisgeving van deze richtlijn legt de Commissie aan de Raad een verslag voor over de gevolgen van de toepassing door de rechtbanken van artikel 7, sub e), en van lid 1, sub b), van dit artikel voor de bescherming van de consument en de werking van de gemeenschappelijke markt. In het licht van dat verslag besluit de Raad overeenkomstig artikel 100 van het Verdrag op voorstel van de Commissie of artikel 7, sub e), moet vervallen.

Artikel 16

1. Elke Lid-Staat kan bepalen dat de volledige aansprakelijkheid van de producent voor schade ten gevolge van dood of lichamelijk letsel, veroorzaakt door identieke artikelen die hetzelfde gebrek vertonen, wordt beperkt tot een bedrag van ten minste 70 miljoen Ecu.

2. Tien jaar na de datum van kennisgeving van deze richtlijn legt de Commissie aan de Raad een verslag voor over de gevolgen voor de bescherming van de consument en de werking van de gemeenschappelijke markt van de toepassing van de financiële beperking van de aansprakelijkheid door de Lid-Staten die van de in lid 1 geboden mogelijkheid gebruik hebben gemaakt. In het licht van dat verslag neemt de Raad op voorstel van de Commissie overeenkomstig artikel 100 van het Verdrag een beslissing over het vervallen van lid 1.

Artikel 17

Deze richtlijn is niet van toepassing op produkten die in het verkeer zijn gebracht vóór de datum waarop de in artikel 19 bedoelde bepalingen in werking treden.

Artikel 18

1. De Ecu in de zin van deze richtlijn is die welke in Verordening (EEG) nr. 3180/78 (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2626/84 (2), is vastgesteld. De tegenwaarde in de nationale munt is aanvankelijk die welke geldt op de dag van aanneming van deze richtlijn.

2. De Raad gaat om de vijf jaar op voorstel van de Commissie over tot onderzoek naar, en in voorkomend geval, tot herziening van de in deze richtlijn genoemde bedragen, rekening houdend met de economische en monetaire ontwikkeling in de Gemeenschap.

Artikel 19

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk drie jaar te rekenen vanaf de datum van kennisgeving ervan aan deze richtlijn te voldoen (1). Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. De in artikel 15, lid 2, beschreven procedure wordt van kracht op de datum van kennisgeving van deze richtlijn.

Artikel 20

De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle belangrijke bepalingen van intern recht mee, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 21

De Commissie doet de Raad om de vijf jaar een verslag toekomen over de toepassing van deze richtlijn en legt hem in voorkomend geval passende voorstellen voor.

Artikel 22

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 25 juli 1985.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. POOS

(1) PB nr. C 241 van 14. 10. 1976, blz. 9, en PB nr. C 271 van 26. 10. 1979, blz. 3.

(2) PB nr. C 127 van 21. 5. 1979, blz. 61.

(3) PB nr. C 114 van 7. 5. 1979, blz. 15.

(1) PB nr. L 379 van 30. 12. 1978, blz. 1.

(2) PB nr. L 247 van 16. 9. 1984, blz. 1.

(1) Van deze richtlijn is aan de Lid-Staten kennis gegeven op 30 juli 1985.