31983R0170

Verordening (EEG) nr. 170/83 van de Raad van 25 januari 1983 tot instelling van een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden

Publicatieblad Nr. L 024 van 27/01/1983 blz. 0001 - 0013
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 04 Deel 2 blz. 0056
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 04 Deel 2 blz. 0056


VERORDENING (EEG) Nr. 170/83 VAN DE RAAD van 25 januari 1983 tot instelling van een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie[1],

[1] PB nr. C 228 van 1.9.1982, blz. 1.

Gezien het advies van het Europese Parlement[2],

[2] PB nr C 57 van 7.3.1977, blz. 44.

Overwegende dat de Raad is overeengekomen dat de Lid-Staten hun visserijzone per 1 januari 1977, in een gecoördineerde actie, zouden uitbreiden tot tweehonderd zeemijl uit de kusten aan de Noordzee en de Noordatlantische Oceaan, onverminderd latere maatregelen van dezelfde strekking voor andere onder hun jurisdictie vallende visserijzones, en met name voor de Middellandse Zee; dat de betrokken Lid-Staten sindsdien op deze grondslag hun visserijzone ook hebben uitgebreid in bepaalde gebieden van het westelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan, van het Skagerrak, het Kattegat en de Oostzee; dat in samenhang daarmede en gezien de overbevissing voor de belangrijkste soorten, de Gemeenschap, zowel in het belang van de vissers als van consumenten, door een adequaat beleid inzake de bescherming van de visgronden, moet zorgen voor de instandhouding en het weer op peil brengen van de bestanden; dat derhalve ter aanvulling op het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 101/76 van de Raad van 19 januari 1976 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijk structuurbeleid in de visserijsector[3], een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden moet worden vastgesteld die een evenwichtige exploitatie garandeert;

[3] PB nr. L 20 van 19.1.1976, blz. 19.

Overwegende dat deze regeling met name instandhoudingsmaatregelen moet omvatten in het kader waarvan via de geëigende wegen beperkingen van de visserij, voorschriften ten aanzien van het gebruik van de visbestanden, bijzondere bepalingen voor de kustvisserij en controlemaatregelen kunnen worde vastgesteld;

Overwegende dat de maatregelen tot regeling van de visserij beperkingen van de per soort of groep soorten toegestane vangsten kunnen omvatten die leiden tot de vaststelling van quota per visbestand of groep visbestanden;

Overwegende dat het totale quotum onder de Lid-Staten moet worden verdeeld;

Overwegende dat de instandhouding en het beheer van de visbestanden moeten bijdragen tot een grotere stabiliteit van de visserij en dat voor de beoordeling daarvan moet worden uitgegaan van een basisverdeling die in overeenstemming is met de beleidslijnen van de Raad;

Overwegende bovendien dat in het kader van deze stabiliteit, gelet op de biologische situatie van de bestanden van het moment, rekening moet worden gehouden met de bijzondere behoeften van de gebieden waar de plaatselijke bevolking zeer sterk is aangewezen op de visserij en aanverwante industrieën, zoals die door de Raad zijn aangegeven in zijn resolutie van 3 november 1976, en meer in het bijzonder in bijlage VII;

Overwegende derhalve dat de nagestreefde relatieve stabiliteit in deze zin moet worden begrepen;

Overwegende dat ten gunste van de kustvisserij bijzondere maatregelen moeten worden genomen waardoor deze sector het hoofd kan bieden aan de nieuwe exploitatieomstandigheden die zijn ontstaan door de invoering van visserijzones van 200 mijl; dat het daarom dienstig is de Lid-Staten in een eerste fase te machtigen tot en met 31 december 1992 de in artikel 100 van de Toetredingsakte van 1972 omschreven afwijkende regeling te handhaven en de in dat artikel vermelde grens van 6 zeemijl over de gehele linie te brengen op 12 zeemijl; dat deze maatregelen, overeenkomstig de Toetredingsakte, de bepalingen vormen die volgen op die welke golden tot en met 31 december 1982; dat deze regeling na eventuele aanpassing zal worden toegepast gedurende een tweede periode van tien jaar en dat de Raad na het verstrijken van deze periode een besluit moet nemen ten aanzien van de bepalingen die zouden kunnen volgen;

Overwegende dat dient te worden gepreciseerd welke rechten elke Lid-Staat in dat tijdvak in het kader van deze regeling kan laten gelden;

Overwegende dat voor bepaalde kwetsbare gebieden bijzondere regelingen inzake de visserij zouden moeten worden getroffen, waarbij rekening wordt gehouden met de problemen van de kustvisserij en met het belang van een regeling van de visserij in een kustzone;

Overwegende dat daartoe onder andere een vergunningenstelsel dient te worden ingevoerd;

Overwegende dat de invoering van een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden gepaard moet gaan met de invoering van een doeltreffende controle op de uitoefening van de visserij en op de aanvoer;

Overwegende dat, om de wetenschappelijke en technische gegevens te benutten op grond waarvan een oordeel kan worden gegeven over de biologische rijkdommen van de zee en over de voorwaarden voor de instandhouding van de bestanden, bij de Commissie een Raadgevend Wetenschappelijk en Technisch Comité moet worden ingesteld;

Overwegende dat, om de tenuitvoerlegging van deze verordening te vergemakkelijken een procedure moet worden ingevoerd waarbij in het kader van een comité van beheer een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Met het oog op de bescherming van de visgronden, de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee en een duurzame en evenwichtige exploitatie daarvan onder verantwoorde economische en sociale omstandigheden, wordt een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden ingesteld.

Daartoe omvat deze regeling met name instandhoudingsmaatregelen, voorschriften ten aanzien van het gebruik en de verdeling van devisbestanden, bijzondere bepalingen voor de kustvisserij en controlemaatregelen .

Artikel 2

1. De instandhoudingsmaatregelen om de in artikel 1 genoemde doelstellingen te bereiken worden uitgewerkt op grond van wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het in artikel 12 bedoelde Wetenschappelijk en Technisch Comité voor de visserij.

2. De in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen voor elke soort of groep soorten met name bestaan in:

a) de vaststelling van zones waar de visserij is verboden of is beperkt tot bepaalde periodes, vaar-en vistuigen of gebruiksdoeleinden;

b) de vaststelling van normen inzake vistuig;

c) de vaststelling van een minimummaat of minimumgewicht per soort;

d) de beperking van de visserijactiviteiten, met name door vangstbeperking .

Artikel 3

Wanneer het noodzakelijk blijkt de vangsten van een soort of aanverwante soorten te beperken, wordt elk jaar overgegaan tot de vaststelling van het totale quotum dat per bestand of groep bestanden mag worden gevangen, het gedeelte daarvan dat voor de Gemeenschap beschikbaar is alsmede in voorkomend geval het totaal van de vangsten die aan derde landen zijn toegekend en de bijzondere voorwaarden die daarbij in acht moeten worden genomen.

Het in de eerste alinea bedoelde beschikbare gedeelte wordt verhoogd met de totale vangsten van de Gemeenschap buiten de wateren die onder de soevereiniteit of de jurisdictie van de Lid-Staten vallen.

Artikel 4

1. Het in artikel 3 bedoelde gedeelte dat voor de Gemeenschap beschikbaar is wordt zo onder de Lid-Staten verdeeld dat elke Lid-Staat een relatieve stabiliteit wordt gewaarborgd in de visserijactiviteiten met betrekking tot elk van de betrokken bestanden.

2. Op grond van de gegevens die worden aangedragen in het in artikel 8 bedoelde verslag stelt de Raad, volgens de procedure van artikel 43 van het Verdrag, de aanpassingen vast welke nodig zouden kunnen blijken in de verdeling van de bestanden over de Lid-Staten die het resultaat is van het bepaalde in lid 1.

Artikel 5

1. De Lid-Staten mogen, mits de Commissie hiervan vooraf in kennis wordt gesteld, quota voor een soort of een groep soorten welke hen op grond van artikel 4 zijn toegekend geheel of gedeeltelijk uitwisselen.

2. De Lid-Staten stellen, in overeenstemming met de geldende communautaire bepalingen, de voorschriften vast voor het gebruik van de hun toegewezen quota. De uitvoeringsbepalingen van dit lid worden, zo nodig, vastgesteld volgens de procedure van artikel 14.

Artikel 6

1. Vanaf 1 januari 1983 tot en met 31 december 1992 mogen de Lid-Staten de regeling handhaven die is vastgesteld in artikel 100 van de Toetredingsakte van 1972 en mogen zij, voor alle wateren die onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallen, de in genoemd artikel vastgestelde grens van 6 zeemijl over de gehele linie brengen op 12 zeemijl.

2. Naast de visserijactiviteiten in het kader van de nabuurschapsbetrekkingen tussen de Lid-Staten, worden de visserijactiviteiten in het kader van de in lid 1 vastgestelde regeling uitgeoefend overeenkomstig de regelingen opgenomen in bijlage I bij deze verordening, waarin voor elke Lid-Staat worden vermeld de gebieden in de kustwateren van de andere Lid-Staten waar en de soorten ten aanzien waarvan die activiteit mag worden uitgeoefend.

Artikel 7

1. De visserijactiviteit met betrekking tot de soorten die van bijzonder belang zijn in het gebied omschreven in bijlage II, sub A, en die biologisch kwestbaar zijn als gevolg van de wijze van bevissing, wordt uitgeoefend in het kader van een vergunningenstelsel dat door de Commissie in naam van de Gemeenschap wordt beheerd.

2. Het in lid 1 bedoelde stelsel geldt voor vissersvaartuigen met de kenmerken vermeld in bijlage II, sub C, die vissen op de soorten vermeld in bijlage II, sub B.

Indien de visserijactiviteit die wordt uitgeoefend door vaartuigen die niet aan de in de eerste alinea bedoelde kenmerken beantwoorden de bevredigende ontwikkeling van de betrokken visbestanden dreigt te schaden ingevolge een significante toename van die activiteit ten opzichte van het niveau op de datum van inwerkingtreding van deze verordening, kunnen de in bijlage II, sub C, opgesomde minimumkenmerken worden verlaagd of kunnen specifieke controlemaatregelen op hun activiteit worden vastgesteld.

3. Het aantal van de in lid 2, eerste alinea, bedoelde vaartuigen van elke Lid-Staat dat gelijktijdig de visserij mag uitoefenen is vastgesteld in bijlage II, sub D. Voor uitoefening van de visserij overeenkomstig het bepaalde in de leden 1 en 2 dienen de betrokken vaartuigen de bevoegde controleinstanties per radio op de hoogte te brengen van het binnenvaren en het verlaten van bovenbedoeld gebied.

4. De specifieke controlemaatregelen die vermeld zijn in de voetnoot in bijlage II, zullen worden vastgesteld onverminderd artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 2057/82 van de Raad van 29 juni 1982 houdende vaststelling van bepaalde maatregelen voor controle op de activiteiten van vissersvaartuigen uit de Lid-Staten[4] en artikel 8, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 171/83 van de Raad van 25 januari 1983 houdende bepaalde technische maatregelen voor het behoud van de visbestanden[5].

[4] PB nr. L 220 van 29.7.1982. blz. 1.

[5] Zie blz. 14 van dit Publikatieblad.

5. De uitvoeringsbepalingen en de procedure voor het opstellen van de vergunningen en voor de mededelingen over de verplaatsingen van de vissersvaartuigen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 14.

Artikel 8

1. Voor 31 december 1991 brengt de Commissie bij de Raad verslag uit over de situatie van de visserij in de Gemeenschap, over de economische en sociale ontwikkeling in de kustgebieden en over de situatie en de verwachte ontwikkeling van de visbestanden.

2. Op grond van dit verslag en met als richtsnoer de doelstellingen van artikel 4, lid 1, besluit de Raad volgens de procedure van artikel 43 van het Verdrag over de wijzigingen die moeten worden aangebracht in de regeling bedoeld in de artikelen 6 en 7.

3. In het tiende jaar na 31 december 1992 brengt de Commissie aan de Raad een verslag uit over de economische en sociale situatie in de kustgebieden. Op grond van dit verslag besluit de Raad, volgens de procedure van artikel 43 van het Verdrag, over de bepalingen die, na afloop van de in dit lid genoemde periode van tien jaar, zouden kunnen volgen op de in de artikelen 6 en 7 bedoelde regeling.

Artikel 9

1. De Lid-Staten verstrekken de Commissie, op haar verzoek, alle inlichtingen over de uitvoering van deze verordening.

2. De Commissie dient bij het Europese Parlement en bij de Raad jaarlijks een verslag in over de toepassing van de op grond van deze verordening genomen maatregelen.

Artikel 10

Om de naleving van deze verordening en van de uitvoeringsmaatregelen daarvan te garanderen, worden controlemaatregelen vastgesteld.

Artikel 11

De in de artikelen 2 en 3, artikel 4, lid 1, artikel 7, lid 2, tweede alinea en lid 4, en artikel 10, bedoelde maatregelen worden, op voorstel van de Commissie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, door de Raad vastgesteld .

Artikel 12

De Commissie stelt een Wetenschappelijk en Technisch Comité voor de visserij in. Dit Comité wordt periodiek geraadpleegd en stelt elk jaar een verslag op over de situatie van de visbestanden, de voorwaarden voor de instandhouding van de visgronden en de visbestanden, alsmede over het wetenschappelijk en technisch instrumentarium dat in de Gemeenschap beschikbaar is.

Artikel 13

1. Er wordt een Comité van beheer voor de visbestanden ingesteld, hierna te noemen het " Comité ", waarin de vertegenwoordigers van de Lid-Staten zitting hebben en dat wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. In het Comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148, lid 2, van het Verdrag. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel .

Artikel 14

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter deze procedure bij het Comité in, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp in van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naargelang van de urgentie der aan de orde gestelde punten. Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van vijfenveertig stemmen.

3. De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn. Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het door het Comité uitgebrachte advies, worden zij door de Commissie onverwijld ter kennis van de Raad gebracht . In dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten tot ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen.

De Raad kan binnen een maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

Artikel 15

Het Comité kan elk ander punt bespreken dat door zijn voorzitter, hetzij op diens initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat, aan de orde wordt gesteld.

Artikel 16

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 25 januari 1983.

Voor de Raad

De Voorzitter

J.ERTL

BIJLAGE I

KUSTWATEREN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK

FRANKRIJK

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

IERLAND

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

DUITSLAND

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

NEDERLAND

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

BELGIE

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

IERSE KUSTWATEREN

FRANKRIJK

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

VERENIGD KONINKRIJK

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

NEDERLAND

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

DUITSLAND

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

BELGIE

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

BELGISCHE KUSTWATEREN

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

DEENSE KUSTWATEREN

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

DUITSE KUSTWATEREN

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

KUSTWATEREN VAN FRANKRIJK

en van de Overzeese Departementen

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

NEDERLANDSE KUSTWATEREN

>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>

BIJLAGE II

KWETSBARE GEBIEDEN BEDOELD IN ARTIKEL 7

GEBIED SHETLAND

A. Afbakening Vanaf:

het punt op de westkust van Schotland, gelegen op 58°30' N naar 58°30' N - 6°15' W

58°30' N - 6°15' W naar 59°30' N - 5°45' W

59°30' N - 5°45' W naar 59°30' N - 3°00' W, langs de 12-mijlslijn ten noorden van de Orkaden

59°30' N - 3°00' W naar 61°00' N - 3°00' W

61°00' N - 3°00' W naar 61°00' N - 0°00', langs de 12-mijlslijn ten noorden van de Shetlands

61°00' N - 0°00' naar 59°30' N - 0°00'

59°30' N - 0°00' naar 59°30' N - 1°00' W

59°30' N - 1°00' W naar 59°00' N - 1°00' W

59°00' N - 1°00' W naar 59°00' N - 2°00' W

59°00' N - 2°00' W naar 58°30' N - 2°00' W

58°30' N - 2°00' W naar 58°30' N - 3°00' W

58°30' N - 3°00' W°naar de oostkust van Schotland, op 58°30' N.

B. Soorten

Demersale soorten, behalve kever en blauwe wijting[6]

[6] Vaartuigen die vissen op kever en blauwe wijting kunnen worden onderworpen aan specifieke controlemaatregelen ten aanzien van het aan boord hebben van vistuig en van andere soorten dan hierboven zijn genoemd.

C. Kenmerken

Vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van ten minste 26 meter[7].

[7] Als lengte tussen de loodlijnen wordt beschouwd de afstand op de zomer last-waterlijn van de voorzijde van de voorsteven naar de achterzijde van de stuurpost of het midden van de roerstok indien er geen stuurpost bestaat.

D. Visserijactiviteiten

Maximumaantal vaartuigen

Frankrijk: 52 vaartuigen

Verenigd Koninkrijk: 62 vaartuigen

Bondsrepubliek Duitsland: 12 vaartuigen

België: 2 vaartuigen.