31981L0432

Richtlijn 81/432/EEG van de Commissie van 29 april 1981 tot vaststelling van de communautaire analysemethode voor de officiële controle van het door materialen en voorwerpen aan levensmiddelen afgegeven vinylchloride

Publicatieblad Nr. L 167 van 24/06/1981 blz. 0006 - 0011
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 11 blz. 0140
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 11 blz. 0203
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 11 blz. 0140
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 11 blz. 0203


RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE van 29 april 1981 tot vaststelling van de communautaire analysemethode voor de officiële controle van het door materialen en voorwerpen aan levensmiddelen afgegeven vinylchloride (81/432/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 78/142/EEG van de Raad van 30 januari 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake materialen en voorwerpen die vinylchloride-monomeer bevatten en bestemd zijn om met levensmiddelen in aanraking te komen (1), inzonderheid op artikel 3,

Overwegende dat in artikel 2 van Richtlijn 78/142/EEG is bepaald dat materialen en voorwerpen aan levensmiddelen die in aanraking worden of zijn gebracht met deze materialen en voorwerpen geen vinylchloride mogen afgeven dat aan te tonen is met een methode met een detectielimiet van 0,01 mg/kg, en in artikel 3 dat deze limiet moet worden gecontroleerd volgens een communautaire analysemethode;

Overwegende dat op grond van een aantal op basis van onderlinge samenwerking van laboratoria verrichte proeven is gebleken, dat de methode die is beschreven in de bijlage voldoende precies en reproduceerbaar is om te worden aangenomen als een communautaire methode;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor levensmiddelen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De analyse die noodzakelijk is voor de officiële controle van het door materialen en voorwerpen aan levensmiddelen afgegeven vinylchloride wordt verricht volgens de methode die in de bijlage is beschreven.

Artikel 2

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 oktober 1982 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 29 april 1981.

Voor de Commissie

Karl-Heinz NARJES

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 44 van 15.2.1978, blz. 15.

BIJLAGE BEPALING VAN HET DOOR MATERIALEN EN VOORWERPEN AAN LEVENSMIDDELEN AFGEGEVEN VINYLCHLORIDE

1. DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

Aan de hand van deze methode wordt de hoeveelheid van het door materialen en voorwerpen aan levensmiddelen afgegeven vinylchloride bepaald.

2. BEGINSEL

De hoeveelheid door materialen en voorwerpen aan levensmiddelen afgegeven vinylchloride (VC) wordt bepaald door middel van chromatografie volgens de "head space" -methode.

3. REAGENTIA 3.1. Vinylchloride (VC), meer dan 99,5 % zuiver (v/v).

3.2. N,N-Dimethylaceetamide (DMA) vrij van verontreinigingen met dezelfde retentietijd als VC of als de interne standaard (3.3) in de omstandigheden waarin de proef wordt verricht.

3.3. Diëthylether of cis-2-buteen in DMA (3.2) als interne standaardoplossing. Deze interne standaardoplossingen mogen geen verontreinigingen bevatten met dezelfde retentietijd als VC in de omstandigheden waarin de proef wordt verricht.

3.4. Gedestilleerd water of gedemineraliseerd water van een ten minste gelijkwaardige zuiverheid.

4. APPARATUUR

NB:

Alleen speciale instrumenten en apparaten en die welke bijzondere specificaties vereisen zijn aangegeven. Gewone laboratoriumapparatuur wordt aanwezig geacht. 4.1. Gaschromatograaf met een automatische inrichting om monsters van de damp boven de vloeistof (head space) te nemen dan wel voor het manueel injecteren van een monster.

4.2. Vlamionisatiedetector of andere detectoren vermeld in punt 7.

4.3. Gaschromatografiekolom

De kolom moet de scheiding mogelijk maken van de luchtpiek, de VC-piek en de piek van de interne standaard, indien deze wordt gebruikt.

Voorts moet het gecombineerde systeem van de punten 4.2 en 4.3 het mogelijk maken dat het signaal dat wordt verkregen met een oplossing die 0,005 mg VC/l DMA of 0,005 mg VC/kg DMA bevat gelijk is aan ten minste vijfmaal de ruis.

4.4. Monsterflesjes of -kolven met scheidingswanden van siliconen of butylrubber.

Bij monsterneming met de hand kan het nemen van monsters van de damp boven de vloeistof (head space) met een injectiespuit resulteren in het ontstaan van een gedeeltelijk vacuüm in het flesje of de kolf. Voor manuele technieken, waarbij de flesjes voor het ontnemen van de monsters niet onder druk zijn gebracht, is derhalve het gebruik van grote kolven aanbevolen.

4.5. Microspuitjes.

4.6. Gasdichte injectiespuiten voor het manueel nemen van monsters van de damp boven de vloeistof (head space).

4.7. Analytische balans met een gevoeligheid van ten minste 0,1 mg.

5. WERKWIJZE

WAARSCHUWING : VC is een gevaarlijke stof en een gas bij omgevingstemperatuur. Oplossingen dus alleen bereiden in de goed geventileerde zuurkast!

NB: - Laat geen VC of DMA verdampen!

- Bij monsterneming met de hand moet een interne standaard (3.3) worden gebruikt.

- Gebruik bij aanwending van een interne standaard (3.3) dezelfde oplossing voor de hele proef.

5.1. Bereiding van de standaardoplossing van VC (oplossing A) 5.1.1. Geconcentreerde standaardoplossing van VC van ongeveer 2 000 mg/kg

Weeg tot op 0,1 mg nauwkeurig een geschikt glazen vat. Giet (b.v. 50 ml) DMA (3.2) in het gewogen vat. Weeg opnieuw. Voeg (b.v. 0,1 g) vloeibaar of gasvormig VC (3.1) aan het DMA toe, waarbij het VC traag op het DMA wordt geïnjecteerd. Men kan het VC ook door het DMA leiden, maar dan moet men een inrichting gebruiken waarmede DMA-verlies wordt voorkomen. Weeg weer tot op 0,1 mg nauwkeurig en wacht twee uur tot namelijk het evenwicht is bereikt. Ingeval een interne standaard gebruikt wordt, dient de interne standaard op zodanige wijze te worden toegevoegd dat de concentratie daarvan in de geconcentreerde standaardoplossing van VC dezelfde is als in de interne standaardoplossing bereid onder punt 3.3. Bewaar de standaardoplossing in de koelkast.

5.1.2. Bereiding van verdunde standaardoplossing van VC

Neem een gewogen hoeveelheid van de geconcentreerde standaardoplossing van VC (5.1.1) en verdun tot een bekend volume of gewicht met DMA (3.2) of interne standaardoplossing (3.3). Het gehalte van de aldus bereide verdunde standaardoplossing (oplossing A) wordt respectievelijk opgegeven in mg/l of mg/kg.

5.1.3. Bereiding van de ijkcurve met oplossing A

NB: - De curve moet uit ten minste 7 paar punten bestaan.

- De herhaalbaarheid van de responsen (1) moet lager zijn dan 0,002 mg VC/l of kg DMA.

- De curve moet vanuit deze punten worden berekend volgens kleinste-kwadraattechnieken, dat wil zeggen dat de regressielijn moet worden berekend aan de hand van de volgende vergelijking >PIC FILE= "T0019853"> (1) Zie aanbeveling ISO DIS 5725 : 1977. >PIC FILE= "T0019854">

Bereid twee series van ten minste 7 flesjes (4.4). Voeg aan ieder flesje zodanige volumes verdunde standaardoplossing van VC (5.1.2) en DMA (3.2) of interne standaardoplossing in DMA (3.3) toe dat uiteindelijk VC-concentraties in de duplicaatoplossingen worden verkregen van circa 0, 0,005, 0,010, 0,020, 0,030, 0,040, 0,050 enz. mg/l of mg/kg DMA en dat ieder flesje hetzelfde totaalvolume oplossing bevat. De hoeveelheid verdunde standaard VC-oplossing (5.1.2) moet zodanig zijn, dat de verhouding tussen het totaalvolume (¶l) toegevoegde VC-oplossing en de hoeveelheid (g of ml) DMA, of interne standaardoplossing (3.3) niet meer bedraagt dan 5. Sluit de flesjes hermetisch af en volg verder de werkwijze die is beschreven in de punten 5.4.1, 5.4.3 en 5.4.5. Maak een diagram met op de ordinaat de waarden van de oppervlakken (of hoogten) van de VC-pieken van de duplicaatoplossingen of de verhouding tussen deze oppervlaaken (of hoogten) en, die, welke betrekking hebben op de pieken van de interne standaard, en op de abscis de waarden van de VC-concentraties van de duplicaatoplossingen.

5.2. Validatie van de bereiding van de in punt 5.1 verkregen standaardoplossing 5.2.1. Bereiding van een tweede standaardoplossing van VC (oplossing B)

Herhaal de bewerkingen bedoeld in de punten 5.1.1 en 5.1.2 ten einde een tweede verdunde standaardoplossing met in dit geval een concentratie van circa 0,02 mg VC/l of 0,02 mg VC/kg DMA of interne standaardoplossing te verkrijgen. Voeg deze oplossing toe aan 2 flesjes (4.4). Sluit de flesjes hermetisch af en volg verder de werkwijze die is beschreven in de punten 5.4.2, 5.4.3 en 5.4.5.

5.2.2. Validatie van oplossing A

Indien het gemiddelde van twee gaschromatografische bepalingen met betrekking tot oplossing B (zie sub 5.2.1) geen grotere afwijking dan 5 % vertoont ten opzichte van het overeenkomstige punt van de in punt 5.1.3 verkregen ijkcurve is oplossing A gevalideerd. Werp bij een groter verschil alle in de punten 5.1 en 5.2 verkregen oplossingen weg en herhaal de bewerking van voren af aan.

5.3. Bereiding van de "toevoegingscurve"

NB: >PIC FILE= "T0019855"> 5.3.1. Bereiding van het monster

Het te onderzoeken levensmiddelenmonster moet representatief zijn voor het levensmiddel als aangeboden aan de analist. Het levensmiddel dient derhalve door elkaar gemengd of in kleine stukjes verdeeld te worden voordat het monster wordt afgenomen.

5.3.2. Werkwijze

Bereid twee series van ten minste 7 flesjes (4.4). Voeg aan ieder flesje een hoeveelheid monster van het te onderzoeken levensmiddel toe (zie punt 5.3.1), die niet minder mag bedragen dan 5 g. Voeg aan ieder flesje een gelijke hoeveelheid toe. Sluit het flesje onmiddellijk. Voeg aan ieder flesje per gram monster 1 ml gedestilleerd water of gedemineraliseerd water van een ten minste gelijkwaardige zuiverheid toe of indien noodzakelijk een geschikt oplosmiddel (Opmerking : bij homogene levensmiddelen hoeft geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water te worden toegevoegd). Voeg aan ieder flesje zodanige volumes verdunde standaardoplossing van VC (5.1.2) - bevattende de interne standaardoplossing (3.3) indien deze nuttig wordt geacht - toe, dat concentraties aan de flesjes toegevoegde VC worden verkregen van 0, 0,005, 0,010, 0,020, 0,030, 0,040, 0,050 enz. mg/kg levensmiddel. Zorg dat het totaalvolume DMA of DMA die interne standaard bevat (3.3) in ieder flesje hetzelfde is. De hoeveelheid verdunde standaard VC-oplossing (5.1.2) en eventueel toegevoegd DMA moet zo zijn dat de verhouding tussen het totale volume (¶l) van deze oplossingen en de hoeveelheid (g) levensmiddel in het flesje zo laag mogelijk maar niet groter dan 5 is en hetzelfde in alle flesjes. Sluit de flesjes hermetisch af en volg verder de werkwijze die is beschreven in punt 5.4.

5.4. Gaschromatografische bepalingen 5.4.1. Schud de flesjes en vermijd daarbij contact tussen de aanwezige vloeistof en het septum (4.4), ten einde een zo homogeen mogelijke oplossing of suspensie te verkrijgen van de monsters levensmiddelen.

5.4.2. Laat alle hermetisch gesloten flesjes (5.2 en 5.3) twee uur in een waterbad bij 60 ºC ± 1 ºC hangen totdat het evenwicht is verkregen. Schud weer indien nodig.

5.4.3. Neem een monster van de damp boven de vloeistof (head space) in het flesje. Probeer bij manuele monsterneming een reproduceerbaar monster te verkrijgen (zie punt 4.4) door met name de spuit voor te verwarmen tot de temperatuur van het monster. Meet het oppervlak (of de hoogte) van de pieken, die aan het VC en de interne standaard, indien deze wordt gebruikt, zijn toe te schrijven.

5.4.4. Teken een grafiek waarin de ordinaatwaarden het oppervlak (of de hoogte) van de VC-pieken of de verhouding oppervlak (of hoogte) van de VC-pieken tot oppervlak (of hoogte) van de pieken die betrekking hebben op de interne standaardoplossingen weergeven en de abscis-waarden de toegevoegde hoeveelheid VC (mg) ten opzichte van de hoeveelheid monster van het levensmiddel die in ieder flesje werd gewogen (kg). Meet het abscissnijpunt af van de grafiek. De aldus verkregen waarde is de concentratie van VC in het monster van het te onderzoeken levensmiddel.

5.4.5. Verwijder zonodig het overschot aan DMA van de kolom (4.3) met een daartoe geëigende methode zodra er DMA-pieken op het chromatogram verschijnen.

6. RESULTATEN

Het door de te onderzoeken materialen en voorwerpen aan levensmiddelen afgegeven VC in mg/kg wordt verkregen door het gemiddelde te berekenen van twee bepalingen (zie sub 5.4.4), op voorwaarde dat aan de herhaalbaarheidseis van punt 8 is voldaan.

7. BEVESTIGING VAN HET VC

Indien het door materialen of voorwerpen aan levensmiddelen afgegeven VC volgens de berekening die is aangegeven sub 6, de in bijlage II, sub 2, van Richtlijn 78/142/EEG van de Raad van 30 januari 1978 genoemde grens overschrijdt, moeten de verkregen waarden bij de twee bepalingen (5.4) op één van de volgende drie manieren worden bevestigd: i) door gebruik van ten minste één andere kolom (4.3) met een stationaire fase met een andere polariteit. Ga op deze wijze voort totdat een chromatogram wordt verkregen waaruit geen superpositie blijkt van de pieken van het VC en/of de interne standaard en bestanddelen van hetzelfde levensmiddel;

ii) door gebruik van andere detectoren, b.v. door middel van microelektrische conductiviteit (1);

iii) door middel van massaspectrometrie ; in dit laatste geval kan de aanwezigheid van moleculaire ionen met m/e gelijk aan 62 en 64 in een verhouding van 3 : 1 met een hoge (1) Zie "Journal of Chromatographic Science", deel 12, maart 1974, blz. 152. mate van waarschijnlijkheid worden beschouwd als een bevestiging van de aanwezigheid van VC. Bij twijfel moet het hele massaspectrum worden gecontroleerd.

8. HERHAALBAARHEID

Het verschil tussen de resultaten van twee gelijktijdig of kort na elkaar door dezelfde analist aan hetzelfde monster onder dezelfde condities uitgevoerde bepalingen (5.4), mag niet meer bedragen dan 0,003 mg VC/kg levensmiddel.