31980R2214

Verordening (EEG) nr. 2214/80 van de Raad van 27 juni 1980 betreffende de sluiting van de Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen

Publicatieblad Nr. L 226 van 29/08/1980 blz. 0047 - 0047
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 11 Deel 21 blz. 0157
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 04 Deel 1 blz. 0146
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 04 Deel 1 blz. 0146


VERORDENING (EEG) Nr. 2214/80 VAN DE RAAD van 27 juni 1980 betreffende de sluiting van de Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (1),

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 3 november 1976 betreffende bepaalde externe aspecten van de instelling van een visserijzone van 200 mijl in de Gemeenschap met ingang van 1 januari 1977 heeft besloten dat voor de vissers van de Gemeenschap door middel van passende overeenkomsten van de Gemeenschap visrechten in de wateren van derde landen moeten worden verkregen en in stand gehouden;

Overwegende dat de Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Gemeenschap en Noorwegen dient te worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de Overeenkomst is aan deze verordening gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht de kennisgeving bedoeld in artikel 12 van de Overeenkomst (2).

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 27 juni 1980.

Voor de Raad

De Voorzitter

A. SARTI

(1) PB nr. C 182 van 31. 7. 1978, blz. 56.(2) De datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst zal door het Secretariaat-generaal van de Raad in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt.

OVEREENKOMST betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen

DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP, hierna genoemd de Gemeenschap,

EN HET KONINKRIJK NOORWEGEN,

GEZIEN de nauwe betrekkingen tussen de Gemeenschap en Noorwegen,

GEZIEN hun gemeenschappelijk verlangen om de instandhouding en het rationele beheer van de visbestanden in de langs hun kusten gelegen wateren te waarborgen,

MET INACHTNEMING van de werkzaamheden van de Derde Conferentie van de Verenigde Naties inzake het zeerecht,

BEVESTIGEND dat de uitbreiding door kuststaten van de gebieden waarin de biologische rijkdommen onder hun jurisdictie vallen en de uitoefening binnen deze gebieden van souvereine rechten inzake onderzoek, exploitatie, instandhouding en beheer van deze rijkdommen dienen te geschieden op grond van en in overeenstemming met de beginselen van het internationale recht,

OVERWEGENDE dat Noorwegen met ingang van 1 januari 1977 een economische zone heeft ingesteld die zich uitstrekt tot 200 zeemijl vanaf de kust en waarin Noorwegen souvereine rechten inzake onderzoek, exploitatie, instandhouding en beheer van de rijkdommen uitoefent en dat de Gemeenschap heeft besloten de grenzen van de visserijzones van de Lid-Staten, hierna genoemd visserijzone onder jurisdictie van de Gemeenschap, tot 200 zeemijl uit te breiden, en dat het vissen binnen deze grenzen onder het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Gemeenschap valt,

VERLANGENDE de regels en voorwaarden vast te stellen die in de toekomst voor hun betrekkingen op visserijgebied zullen gelden,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

1. Elke partij verleent de vissersvaartuigen van de andere partij, overeenkomstig onderstaande bepalingen, toestemming tot vissen in de visserijzone onder haar jurisdictie die zich uitstrekt tot 200 zeemijl vanaf de basislijnen waarvan de territoriale zee wordt gemeten.

2. De aan de Overeenkomst gehechte bijlage maakt hiervan een integrerend deel uit.

Artikel 2

1. Elke partij bepaalt, in voorkomend geval, jaarlijks voor de visserijzone onder haar jurisdictie, behoudens aanpassing bij onvoorziene omstandigheden, overeenkomstig de eisen voor rationeel beheer van de biologische rijkdommen:

a) de totale vangst die wordt toegestaan voor afzonderlijke visbestanden of samengestelde visbestanden, met inachtneming van het meest betrouwbare wetenschappelijke materiaal waarover zij beschikt, de onderlinge afhankelijkheid van de bestanden, de werkzaamheden van desbetreffende internationale organisaties en andere relevante factoren;

b) na het nodige overleg, de toewijzingen voor vissersvaartuigen van de andere partij in overeenstemming met de doelstelling een bevredigend evenwicht in hun wederzijdse betrekkingen op visserijgebied tot stand te brengen en de in de bijlage omschreven voorwaarden.

2. Elke partij stelt alle andere maatregelen vast die zij noodzakelijk acht voor de instandhouding, het rationele beheer en de regeling van de visserij in haar zone. Bij deze maatregelen en bij die welke worden genomen naar aanleiding van de jaarlijkse bepaling van de vismogelijkheden, wordt rekening gehouden met de noodzaak de aan de vissersvaartuigen van de andere partij toegestane vismogelijkheden niet in gevaar te brengen.

Artikel 3

In geval van belangrijke distorsie van de visserijpatronen van een partij in zones die beslissend zijn voor het bereiken van een wederzijds bevredigend evenwicht in de betrekkingen tussen de partijen op visserijgebied, plegen de partijen onverwijld overleg ten einde de voortzetting van hun wederzijdse betrekkingen op visserijgebied te waarborgen. Indien drie maanden na het verzoek om overleg geen bevredigende oplossing is gevonden voor de partij die om overleg heeft verzocht, mag deze partij, ongeacht het bepaalde in artikel 13, de Overeenkomst schorsen of beëindigen middels een kennisgeving dertig dagen van te voren.

Artikel 4

De bevoegde autoriteiten van elke partij geven de andere partij tijdig kennis van de naam, het registratienummer en andere relevante kenmerken van de vissersvaartuigen die in aanmerking komen voor het vissen in de visserijzone onder jurisdictie van de andere partij. De tweede partij geeft vervolgens de vergunningen af naar gelang van de vismogelijkheden die zijn verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, sub b).

Artikel 5

Vissersvaartuigen van een partij die vissen in de zone onder jurisdictie van de andere partij houden zich aan de maatregelen voor instandhouding en aan de andere regels en voorwaarden alsmede aan alle bepalingen die voor de visserijactiviteiten in dat gebied gelden. Van nieuwe maatregelen, voorwaarden of bepalingen wordt tijdig vooraf kennis gegeven. Artikel 6

1. Elke partij neemt de nodige maatregelen om te waarborgen dat haar vaartuigen zich houden aan de bepalingen van deze Overeenkomst en andere desbetreffende voorschriften.

2. Elke partij kan binnen de visserijzone onder haar jurisdictie overeenkomstig het internationale recht de maatregelen nemen die nodig kunnen zijn om te waarborgen dat vaartuigen van de andere partij zich aan de bepalingen van deze Overeenkomst houden.

Artikel 7

De partijen verbinden zich tot samenwerking om een passend beheer en instandhouding van de biologische rijkdommen te waarborgen en het in dit verband vereiste wetenschappelijk onderzoek te vergemakkelijken, in het bijzonder met betrekking tot:

a) bestanden binnen de visserijzones onder jurisdictie van beide partijen ten einde, voor zover mogelijk, met betrekking tot deze visbestanden harmonisatie van de maatregelen tot regeling van het vissen tot stand te brengen;

b) bestanden van gemeenschappelijk belang binnen de visserijzones onder jurisdictie van beide partijen en in de zones gelegen buiten en grenzend aan deze zones.

Artikel 8

De partijen komen overeen overleg te plegen inzake vraagstukken betreffende de tenuitvoerlegging en goede werking van deze Overeenkomst of bij geschillen over de uitleg of toepassing van deze Overeenkomst.

Artikel 9

Deze Overeenkomst laat onverlet andere bestaande overeenkomsten tussen beide partijen of bestaande overeenkomsten betreffende het vissen door vaartuigen van de ene partij binnen de visserijzone onder jurisdictie van de andere partij.

Artikel 10

Geen enkele bepaling van deze Overeenkomst doet afbreuk aan of loopt vooruit op de standpunten van de partijen met betrekking tot vraagstukken inzake het zeerecht.

Artikel 11

Deze Overeenkomst is van toepassing op de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden van toepassing is, enerzijds, en op het grondgebied van het Koninkrijk Noorwegen anderzijds.

Artikel 12

Deze Overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar ervan kennis geven dat de hiertoe vereiste procedures zijn voltooid. In afwachting van de inwerkingtreding wordt de Overeenkomst voorlopig toegepast vanaf de datum van ondertekening.

Artikel 13

Deze Overeenkomst blijft van kracht gedurende een eerste periode van tien jaar na de datum van inwerkingtreding. Indien de Overeenkomst niet door één der partijen wordt beëindigd door opzegging ten minste negen maanden vóór het verstrijken van deze periode, blijft zij van kracht voor telkens een periode van zes jaar, tenzij ten minste negen maanden vóór het verstrijken van een periode kennisgeving van opzegging wordt gedaan.

Artikel 14

Wanneer door de Derde Conferentie van de Verenigde Naties inzake het zeerecht een verdrag wordt aanvaard, kan elke partij om overleg verzoeken ten einde de bepalingen van deze Overeenkomst in het licht van de bepalingen van genoemd verdrag te onderzoeken.

BIJLAGE

1. Bij de vaststelling van de in artikel 2, lid 1, sub b), bedoelde toewijzingen voor de visserij streven de partijen er naar een wederzijds bevredigend evenwicht in hun betrekkingen op visserijgebied tot stand te brengen. Behoudens de vereisten inzake instandhouding zou een wederzijds bevredigend evenwicht gegrond moeten zijn op de Noorse visserij in de visserijzone onder jurisdictie van de Gemeenschap in de laatste jaren. De partijen erkennen dat deze doelstelling overeenkomstige wijzigingen zal vergen van de communautaire visserij in de Noorse wateren.

2. Elke partij houdt rekening met de aard en omvang van de visserijactiviteiten van de andere partij in de visserijzone onder haar jurisdictie, met inachtneming van de gebruikelijke vangsten, visserijpatronen en andere relevante factoren.

3. De partijen zullen bij het verwezenlijken van de in punt 1 opgenomen doelstelling een geleidelijke verlaging tot stand brengen ten einde deze doelstelling op 31 december 1982 te bereiken.