31974L0483

Richtlijn 74/483/EEG van de Raad van 17 september 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de naar buiten uitstekende delen van motorvoertuigen

Publicatieblad Nr. L 266 van 02/10/1974 blz. 0004 - 0013
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0058
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 3 blz. 0012
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0058
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0031
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0031


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 17 september 1974

inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de naar buiten uitstekende delen van motorvoertuigen

( 74/483/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Overwegende dat de technische voorschriften waaraan motorvoertuigen krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen onder andere betrekking hebben op de naar buiten uitstekende delen ;

Overwegende dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen ; dat het derhalve noodzakelijk is dat alle Lid-Staten dezelfde voorschriften aannemen , hetzij ter aanvulling , hetzij in plaats van hun huidige regeling , met name ten einde voor ieder type voertuig de E.E.G.-goedkeuringsprocedure van Richtlijn nr . 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 2 ) te kunnen invoeren ;

Overwegende dat het wenselijk is , voor wat de hoofdzaken betreft , de technische voorschriften over te nemen die door de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties zijn vastgesteld in haar reglement nr . 26 ( " Eenvormige voorschriften betreffende de goedkeuring van voertuigen ter zake van hun naar buiten uitstekende delen " ) ( 3 ) , behorende bij de Overeenkomst van 20 maart 1958 betreffende het aannemen van eenvormige goedkeuringsvoorwaarden en de wederzijdse erkenning van goedkeuring van uitrustingsstukken en onderdelen van motorvoertuigen ;

Overwegende dat deze voorschriften van toepassing zijn op motorvoertuigen van categorie M1 van de internationale indeling van motorvoertuigen voorkomende in Richtlijn nr . 70/156/EEG ;

Overwegende dat de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen betreffende motorvoertuigen de wederzijdse erkenning tussen de Lid-Staten meebrengt van de door ieder van hen op grond van de gemeenschappelijke voorschriften uitgevoerde keuringen ; dat voor de goede werking van zulk een systeem vereist is dat die voorschriften door alle Lid-Staten vanaf dezelfde datum worden toegepast ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Onder voertuig wordt in deze richtlijn verstaan ieder motorvoertuig van categorie M1 ( zoals omschreven in bijlage I van Richtlijn nr . 70/156/EEG ) , op ten minste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km per uur , bestemd om aan het wegverkeer deel te nemen .

Artikel 2

De Lid-Staten mogen de E.E.G.-goedkeuring of de nationale goedkeuring van een voertuig niet weigeren om redenen in verband met de naar buiten uitstekende delen indien deze voldoen aan de voorschriften vermeld in de bijlagen I en II .

Artikel 3

De Lid-Staten mogen de verkoop , de registratie , het in het verkeer brengen of het gebruik van voertuigen niet weigeren of verbieden om redenen in verband met de naar buiten uitstekende delen indien deze voldoen aan de voorschriften vermeld in de bijlagen I en II .

Artikel 4

De Lid-Staat die de goedkeuring heeft verleend , neemt de nodige maatregelen om in kennis te worden gesteld van elke wijziging van een der in bijlage I , punt 2.2 , bedoelde onderdelen of kenmerken . De bevoegde autoriteiten van deze Lid-Staat beoordelen of het gewijzigde type voertuig aan nieuwe proeven moet woorden onderworpen en of daarover een nieuw keuringsrapport moet worden opgesteld . Indien uit de proeven blijkt dat niet is voldaan aan de voorschriften van deze richtlijn , wordt de wijziging niet toegestaan .

Artikel 5

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlagen I , II en III aan te passen aan de technische vooruitgang worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 13 van Richtlijn nr . 70/156/EEG .

Artikel 6

1 . De Lid-Staten dienen voor 1 juni 1975 de bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis .

Zij passen deze bepalingen toe vanaf 1 oktober 1975 .

2 . Na de kennisgeving van deze richtlijn dragen de Lid-Staten er zorg voor dat ieder ontwerp van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij overwegen in te voeren op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is , tijdig ter kennis van de Commissie wordt gebracht , ten einde de Commissie de gelegenheid te bieden haar standpunt ter zake te bepalen .

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 17 september 1974 .

Voor de Raad

De Voorzitter

J . SAUVAGNARGUES

( 1 ) PB nr . C 55 van 13 . 5 . 1974 , blz . 14 .

( 2 ) PB nr . L 42 van 23 . 2 . 1970 , blz . 1 .

( 3 ) ECE-document van Genève

E/ECE/324 , E/ECE/TRANS/505 Herz . 1 Add . 25 .

BIJLAGE I

ALGEMEEN , DEFINITIES , AANVRAAG OM E.E.G.-GOEDKEURING , E.E.G.-GOEDKEURING , ALGEMENE VOORSCHRIFTEN , BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN , OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUKTIE ( 1 )

1 . ALGEMEEN

1.1 . De voorschriften van deze bijlage zijn niet van toepassing op buitenspiegels , noch op accessoires , zoals radio-antennes en bagagerekken .

1.2 . Deze voorschriften beogen het gevaar of de ernst van lichamelijk letsel voor een persoon die bij botsing door de carrosserie wordt getroffen of aangeraakt te verminderen .

2 . DEFINITIES

In deze richtlijn wordt verstaan onder :

2.1 . " goedkeuring van het voertuig " , de goedkeuring van een type voertuig ter zake van de naar buiten uitstekende delen .

2.2 . " type voertuig voor wat de naar buiten uitstekende delen betreft " , motorvoertuigen die onderling geen wezenlijke verschillen vertonen , bijvoorbeeld met betrekking tot de vorm van het buitenoppervlak of het materiaal waaruit dit is vervaardigd .

2.3 . " buitenoppervlak " , de structurele eenheid die de buitenkant van het voertuig vormt en die de motorkap , het deksel van de bagageruimte , de deuren , de spatborden en de zichtbare versterkingselementen omvat .

2.4 . " vloerlijn " , een lijn die als volgt wordt bepaald :

rondom het gehele voertuig wordt een kegel met vertikale as en een halve hoek van 30 * verplaatst , en wel zodanig dat deze zo laag mogelijk in aanraking blijft met het buitenoppervlak van de carrosserie . De vloerlijn is de meetkundige lijn tussen de raakpunten . Bij het bepalen van de vloerlijn mag geen rekening worden gehouden met de steunpunten voor de krik , de uitlaatpijpen en de wielen . Ten aanzien van de openingen van de wielkasten geldt dat deze worden verondersteld te zijn opgevuld met een denkbeeldig vlak dat in het verlengde ligt van het aangrenzende buitenoppervlak .

2.5 . " afrondingsstraal " , de approximatieve omvang van een afronding en niet van een exacte meetkundige vorm .

3 . AANVRAAG OM E.E.G.-GOEDKEURING

3.1 . De aanvraag om E.E.G.-goedkeuring van een type voertuig voor wat de naar buiten uitstekende delen betreft , dient te worden ingediend door de fabrikant van het voertuig of door zijn gevolmachtigde .

3.2 . Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van de hierna genoemde documenten , in drievoud :

3.2.1 . foto's van de voorkant , de achterkant en de zijkanten van het voertuig ,

3.2.2 . maattekeningen van de bumpers en , eventueel ,

3.2.3 . tekeningen van bepaalde naar buiten uitstekende delen en eventueel van bepaalde delen van het buitenoppervlak , bedoeld in punt 6.9.1 .

3.3 . Aan de technische instantie die met de goedkeuringsproeven is belast moeten worden aangeboden :

3.3.1 . hetzij een voertuig dat representatief is voor het goed te keuren type , hetzij het deel ( de delen ) van het voertuig dat ( die ) als essentieel wordt ( worden ) beschouwd voor de uitvoering van de in deze bijlage voorgeschreven keuringen en proeven ,

3.3.2 . op verzoek van voornoemde technische instantie , bepaalde delen en bepaalde monsters van het gebruikte materiaal .

4 . E.E.G.-GOEDKEURING

( 4.1 . )

( 4.2 . )

( 4.3 . )

( 4.4 . )

( 4.4.1 . )

( 4.4.2 . )

( 4.5 . )

4.6 . Het E.E.G.-goedkeuringsformulier gaat vergezeld van een formulier volgens het model in bijlage III .

5 . ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

5.1 . De bepalingen van deze bijlage zijn niet van toepassing op delen van het buitenoppervlak die , wanneer het voertuig in beladen toestand is en de deuren , vensters en deksels , enz . gesloten zijn :

5.1.1 . op meer dan 2 m hoogte , of

5.1.2 . onder de vloerlijn , of

5.1.3 . zodanig zijn gelegen dat zij onder statische omstandigheden niet kunnen worden geraakt door een bol van 100 mm diameter .

5.2 . Het buitenoppervlak van de voertuigen mag geen puntige of snijdende delen bevatten , noch naar buiten uitstekende delen die door hun vorm , afmetingen , richting of hardheid , het gevaar of de ernst van lichamelijk letsel voor een persoon die in geval van botsing door de carrosserie wordt getroffen of aangeraakt , kunnen vergroten .

5.3 . Het buitenoppervlak van de voertuigen mag geen naar buiten uitstekende delen bevatten waaraan voetgangers , wielrijders of motorrijders kunnen blijven haken .

5.4 . Behoudens het bepaalde in de punten 5.5 , 6.1.3 , 6.3 , 6.4.2 , 6.7.1 , 6.8.1 en 6.10 mag geen enkel uitstekend deel op het buitenoppervlak een afrondingsstraal hebben van minder dan 2,5 mm .

5.5 . Uitstekende delen op het buitenoppervlak die zijn gemaakt uit een materiaal met een hardheid van niet meer dan 60 shore A , mogen een afrondingsstraal van minder dan 2,5 mm hebben .

6 . BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN

6.1 . Versieringen

6.1.1 . Versieringen die meer dan 10 mm buiten hun steunvlak uitsteken moeten naar binnen schuiven , afbreken of verbuigen onder een kracht van 10 daN die in iedere richting op het meest uitstekende punt wordt uitgeoefend , in een vlak dat nagenoeg parallel loopt met het vlak waarop zij zijn gemonteerd . Deze bepalingen zijn niet van toepassing op versieringen op radiatorroosters ; hierop zijn uitsluitend de algemene voorschriften van punt 5 van toepassing .

6.1.2 . Strips of beschermende delen die zich op het buitenoppervlak bevinden vallen niet onder de voorschriften van punt 6.1.1 ; zij moeten evenwel stevig op het voertuig aangebracht zijn .

6.1.3 . Het voorschrift met betrekking tot de minimum-afrondingsstraal van 2,5 mm geldt niet voor versieringen die een dikte hebben van minder dan 5 mm ; de naar buiten gerichte hoeken van deze versieringen moeten evenwel zijn afgerond .

6.2 . Koplantaarns

6.2.1 . Uitstekende kappen en randen aan koplantaarns zijn toegestaan , mits zij niet meer dan 30 mm uitsteken ten opzichte van het buitenvlak van het koplantaarnglas en hun afrondingsstraal op geen enkel punt minder dan 2,5 mm bedraagt .

6.2.2 . Inklapbare koplantaarns moeten voldoen aan de bepalingen van punt 6.2.1 hierboven , zowel in de bedrijfsstand als in de ingeklapte stand .

6.3 . Roosters en ruimten tussen delen

6.3.1 . De voorschriften van punt 5.4 zijn niet van toepassing op ruimten tussen vaste of beweeglijke delen , met inbegrip van de delen van de luchtin - of luchtuitlaatroosters en van het sierrooster , mits de afstand tussen twee opeenvolgende delen niet meer dan 40 mm bedraagt . Wanneer deze afstand ligt tussen 40 mm en 25 mm moeten de afrondingsstralen ten minste 1 mm bedragen . Wanneer de afstand tussen twee opeenvolgende delen gelijk aan of kleiner dan 25 mm is , moeten de afrondingsstralen van de buitenvlakken der delen ten minste 0,5 mm bedragen .

6.3.2 . De aansluiting van het voorvlak aan de zijvlakken van elk deel dat een rooster of een ruimte vormt moet afgerond zijn .

6.4 . Ruitewisser

6.4.1 . De ruitewisserarmen moeten zodanig zijn aangebracht dat de as van de wisserarmhouder wordt bedekt door een afschermkap met een afrondingsstraal die voldoet aan het voorschrift van punt 5.4 , en met een minimumoppervlakte van 150 mm2 .

6.4.2 . Punt 5.4 is niet van toepassing op de wisserbladen noch op enig deel van de wisserbladhouder . Deze onderdelen mogen evenwel geen scherpe hoeken noch puntige of snijdende delen bezitten die uit functioneel oogpunt onnodig zijn .

6.5 . Bumpers

6.5.1 . De uiteinden der bumpers moeten naar het buitenoppervlak zijn omgebogen ten einde het gevaar voor haken te verminderen .

6.5.2 . De samenstellende delen van de bumpers moeten zodanig zijn uitgevoerd dat alle naar buiten gerichte stijve vlakken een minimum-afrondingsstraal van 5 mm hebben .

6.6 . Handgrepen , scharnieren en drukknoppen van deuren , bagageruimten en kleppen ; openingen en deksels van reservoirs

6.6.1 . Deze delen mogen niet meer dan 40 mm uitsteken bij handgrepen van zijdeuren , en niet meer dan 30 mm in alle overige gevallen .

6.6.2 . Indien handgrepen van zijdeuren van het draaitype zijn , moeten zij aan de volgende eisen voldoen :

6.6.2.1 . Het open uiteinde van de handgreep moet naar achteren zijn gericht en de handgreep moet zodanig zijn aangebracht dat hij parallel met het deurvlak draait en niet naar buiten kan draaien .

6.6.2.2 . Het uiteinde van de handgreep moet naar de deur zijn omgebogen en in een holte zijn ondergebracht .

6.7 . Wielmoeren , naafdoppen en wieldoppen

6.7.1 . De voorschriften van punt 5.4 zijn niet van toepassing op deze delen .

6.7.2 . Wielmoeren , naafdoppen en wieldoppen mogen geen vleugelvormige uitsteeksels vertonen .

6.7.3 . Bij rechtuitrijden mag geen enkel deel der wielen , behalve de banden , gelegen boven het horizontale vlak door de draaiïngsas ervan , uitsteken buiten de vertikale projectie op een horizontaal vlak , van het buitenoppervlak of de buitenconstructie . Indien zulks evenwel uit functioneel oogpunt nodig is mogen wieldoppen die de moeren van wielen en naven bedekken , buiten de vertikale projectie van het buitenoppervlak of de buitenconstructie uitsteken , mits het vlak van het uitstekende deel een afrondingsstraal heeft van tenminste 30 mm en de afstand waarover het betreffende deel buiten de verticale projectie van het buitenoppervlak of de buitenconstructie uitsteekt in geen geval meer dan 30 mm bedraagt .

6.8 . Randen van plaat

6.8.1 . Randen van plaat , zoals de randen van goten en de rails van schuifdeuren , zijn toegestaan op voorwaarde dat zij zijn omgebogen of zijn voorzien van een afscherming die voldoet aan de bepalingen van deze bijlage die daarop van toepassing zijn .

6.9 . Carrosseriepanelen

6.9.1 . De afrondingsstraal van vouwen in carrosseriepanelen mag minder dan 2,5 mm bedragen , mits zij niet kleiner is dan 1/10 van de hoogte H van het uitstekende deel , gemeten volgens de in bijlage II beschreven methode .

6.10 . Aan de zijkanten aangebrachte lucht - en regendeflectoren

6.10.1 . De randen van aan de zijkanten aangebrachte deflectoren die naar buiten kunnen worden gericht moeten een afrondingsstraal van tenminste 1 mm hebben .

6.11 . Steunpunten voor de krik

6.11.1 . De steunpunten voor de krik mogen niet meer dan 10 mm uitsteken buiten de vertikale projectie van de vloerlijn die onmiddellijk daarboven is gelegen .

( 7 . )

( 7.1 . )

( 7.1.1 . )

( 7.1.2 . )

( 7.2 . )

8 . OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUKTIE

( 8.1 . )

8.2 . Ten einde de overeenstemming met het goedgekeurde type na te gaan dient een voldoende aantal steekproeven te worden genomen op in serie geproduceerde voertuigen .

( 9 . )

( 9.1 . )

( 9.2 . )

( 10 . )

( 1 ) De tekst van deze bijlage is in hoofdzaak analoog aan die van reglement nr . 26 van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties ; met name de onderverdeling in punten is dezelfde , indien derhalve een punt van reglement nr . 26 geen tegenhanger heeft in deze bijlage , is het nummer daarvan pro memorie tussen haakjes aangegeven .

BIJLAGE II

METHODE VOOR HET BEPALEN VAN DE HOOGTE VAN UITSTEKENDE DELEN VAN HET BUITENOPPERVLAK

1 . De hoogte H van een uitstekend deel wordt grafisch bepaald ten opzichte van de omtrek van een cirkel met een diameter van 165 mm , inwendig rakend aan de contour van het buitenoppervlak dat moet worden gecontroleerd .

2 . De hoogte H is de maximum waarde van de afstand , gemeten op een rechte door het midden van de cirkel met een diameter van 165 mm , tussen de omtrek van die cirkel en de contour van het uitstekende deel ( zie fig . 1 ) .

3 . Wanneer het uitstekende deel zodanig gevormd is dat een deel van de contour van het buitenoppervlak van het betrokken deel uitwendig niet kan worden geraakt door een cirkel met een diameter van 100 mm , wordt de omtrek van het oppervlak op die plaats verondersteld samen te vallen met het gedeelte van de omtrek van de cirkel met een diameter van 100 mm tussen de raakpunten daarvan met de contour ( zie fig . 2 ) .

4 . Schema's in doorsnede van het buitenoppervlak der betrokken delen moeten door de fabrikant worden verstrekt ten einde de hoogte van de uitstekende delen volgens de bovenstaande methode te kunnen bepalen .

Figuur 1 : zie P.b .

Figuur 2 : zie P.b .

BIJLAGE III

MODEL

Aanduiding van de overheidsinstantie

BIJLAGE BIJ HET E.E.G.-GOEDKEURINGSFORMULIER VOOR EEN TYPE VOERTUIG VOOR WAT DE NAAR BUITEN UITSTEKENDE DELEN BETREFT

( Artikel 4 , lid 2 , en artikel 10 van de richtlijn van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan )

Goedkeuringsnummer ...

1 . Fabrieks - of handelsmerk van het motorvoertuig ...

2 . Type voertuig ...

3 . Naam en adres van de fabrikant ...

4 . Eventueel naam en adres van de gevolmachtigde van de fabrikant ...

5 . Ter goedkeuring aangeboden op ...

6 . Technische instantie die met de goedkeuringsproeven is belast ...

7 . Datum van het door deze instantie afgegeven keuringsrapport ...

8 . Nummer van het door deze instantie afgegeven keuringsrapport ...

9 . Goedkeuring , wat de naar buiten uitstekende delen betreft , is verleend geweigerd ( 1 ) ...

10 . Plaats ...

11 . Datum ...

12 . Ondertekening ...

13 . Aan dit formulier zijn de volgende stukken gehecht , die het hierboven aangegeven goedkeuringsnummer dragen :

... foto's van de voorkant , de achterkant en de zijkanten van het voertuig ,

... maattekeningen van de bumpers , en eventueel ,

... tekeningen van bepaalde uitstekende delen .

( 1 ) Doorhalen wat niet van toepassing is .