31972A0364

72/364/EEG: Advies van de Commissie van 18 juli 1972 aan de Regering van de Franse Republiek betreffende: het ontwerp-decreet tot wijziging van het Decreet nr. 71.125 van 11 februari 1971 houdende bestuursrechtelijke regeling van de toepassing van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 543/69, het ontwerp-besluit tot wijziging van het besluit van 11 februari 1971 inzake de controle van de toepassing van de regeling van de arbeidsvoorwaarden van de bemanning in het wegvervoer ten einde de verkeersveiligheid te waarborgen, het ontwerp-decreet ter regeling van de categorie meetinstrumenten: controleapparaten in het wegvervoer, het ontwerp-besluit inzake het apparaat ter controle van de toepassing van de regelingen van de arbeidsvoorwaarden van de bemanningsleden in het wegvervoer

Publicatieblad Nr. L 250 van 06/11/1972 blz. 0012 - 0014


++++

ADVIES VAN DE COMMISSIE

van 18 juli 1972

aan de Regering van de Franse Republiek betreffende

- het ontwerp-decreet tot wijziging van het Decreet nr . 71.125 van 11 februari 1971 houdende bestuursrechtelijke regeling van de toepassing van de bepalingen van Verordening ( EEG ) nr . 543/69

- het ontwerp-besluit tot wijziging van het besluit van 11 februari 1971 inzake de controle van de toepassing van de regeling van de arbeidsvoorwaarden van de bemanning in het wegvervoer ten einde de verkeersveiligheid te waarborgen

- het ontwerp-decreet ter regeling van de categorie meetinstrumenten : controle-apparaten in het wegvervoer

- het ontwerp-besluit inzake het apparaat ter controle van de toepassing van de regelingen van de arbeidsvoorwaarden van de bemanningsleden in het wegvervoer .

( 72/364/EEG )

1 . Bij schrijven van haar Permanente Vertegenwoordiging van 24 maart 1972 heeft de Franse Regering de Commissie op grond van artikel 18 , lid 1 , van de Verordening ( EEG ) nr . 543/69 van de Raad van 25 maart 1969 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer ( 1 ) en op grond van artikel 21 , lid 1 , van de Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 van de Raad van 20 juli 1970 inzake de invoering van een controle-apparaat in het wegvervoer ( 2 ) de volgende ontwerpen voorgelegd , met het verzoek om hierover een advies te willen uitbrengen :

a ) een ontwerp-decreet tot wijziging van het Decreet nr . 71.125 van 11 februari 1971 houdende bestuursrechtelijke regeling van de toepassing van de bepalingen van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 ;

b ) een ontwerp-besluit tot wijziging van het besluit van 11 februari 1971 inzake de controle van de toepassing van de regeling van de arbeidsvoorwaarden van de bemanning in het wegvervoer teneinde de verkeersveiligheid te waarborgen ;

c ) een ontwerp-decreet ter regeling van de categorie meetinstrumenten : controle-apparaten in het wegvervoer ;

d ) een ontwerp-besluit inzake het apparaat ter controle van de toepassing van de regeling van de arbeidsvoorwaarden van de bemanningsleden in het wegvervoer .

In de brief van de Permanente Vertegenwoordiging is nader uiteengezet dat de aanvullende teksten omtrent de technische karakteristicken van het controle-apparaat zo spoedig mogelijk aan de Commissie ter raadpleging zullen worden voorgelegd .

2 . Het bij Verordening ( EEG ) nr . 515/72 van de Raad van 28 februari 1972 ( 3 ) toegevoegde artikel 14 bis van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 , bepaalt dat de Lid-Staten voor het nationale goederenvervoer over de weg , uitgeoefend binnen een gebied met een straal van 50 km rondom de standplaats van het voertuig , afwijkingen kunnen toestaan op sommige bepalingen op het gebied van controle , vervat in artikel 14 van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 , indien zij na raadpleging van de Commissie geëigende maatregelen treffen ten einde een doeltreffende controle op de naleving van de bepalingen die op deze categorie vervoer van toepassing zijn , te waarborgen . Deze bepalingen moeten er voor zorg dragen dat geen afbreuk wordt gedaan aan de sociale status van het personeel en aan de veiligheid van het wegverkeer .

Het hierboven onder b ) vermelde ontwerp-besluit beoogt dergelijke maatregelen in te voeren door wijziging van het besluit van 11 februari 1971 , waarin de nodige bepalingen tot uitvoering van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 zijn opgenomen .

Bij deze wijziging gaat het meer in het bijzonder om de volgende punten :

- in artikel 1 wordt bepaald dat de in het besluit van 11 februari 1971 bedoelde vereenvoudigde dienstregeling tot de verplichte installatie van het in artikel 1 van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 van de Raad van 20 juli 1970 bedoelde controle-apparaat mag worden gebruikt voor binnenlands goederenvervoer dat binnen een gebied met een straal van 50 km rondom de standplaats van het voertuig wordt verricht , als dit vervoer uitsluitend geschiedt door bestuurders voor wie een vastgestelde dagelijkse arbeidsduur geldt ;

- artikel 2 heeft betrekking op de verplichting erop toe te zien dat het bemanningslid in het bezit is van het persoonlijk controleboekje en dit bijhoudt ;

- bij artikel 3 gaat het om een redactionele wijziging die voortvloeit uit de bij artikel 1 aangebracht wijziging ;

- bij artikel 4 worden de instanties aangewezen die belast zijn met de uitvoering van het besluit .

De Commissie is van oordeel dat de artikelen 1 en 3 van het ontwerp-besluit wat de grote lijnen betreft voldoen aan de eisen van artikel 14 bis van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 . Zij meent echter volgende opmerkingen te moeten maken :

a ) het beoogde controlesysteem geldt slechts de bestuurders voor wie de dagelijkse arbeidsduur is vastgesteld . De Commissie acht het verkieslijk bijrijders , voor wie eveneens een vastgestelde dagelijkse arbeidsduur geldt , aan dezelfde regeling te onderwerpen . Zij stelt derhalve voor , het woord " bestuurder " te vervangen door " bemanningslid " .

b ) In de in het ontwerp-besluit bedoelde " vereenvoudigde " dienstregeling is geen sprake van de dagelijkse rijtijd , waarvoor in artikel 7 van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 voorschriften worden gegeven . Nu gaat de argumentatie van de Franse Regering , dat de arbeidsvoorwaarden in het goederenvervoer op korte afstanden zo specifiek zijn dat de in Verordening ( EEG ) nr . 543/69 vastgestelde rijtijden automatisch in acht zullen worden genomen , weliswaar op voor afhaal - en bestelvervoer , doch niet voor bepaalde andere soorten vervoer op korte afstanden , waarin de arbeidsvoorwaarden die specifieke kenmerken niet hebben , zoals bijvoorbeeld bepaalde transporten waarbij de laad - en lostijden in verband met de toegepaste technieken tot een minimum kunnen worden beperkt .

De Commissie constateert in dit verband dat artikel 2 van het hierboven onder d ) vermelde ontwerp-besluit inzake het apparaat ter controle van de uitvoering van de arbeidsvoorwaarden van de bemanningsleden in het wegvervoer voorschrijft , dat een mechanisch controle-apparaat moet worden geïnstalleerd in voertuigen die gebezigd worden voor goederenvervoer over de weg , waarvan het toegestane totaalgewicht 18,5 ton of meer bedraagt . Deze bepaling kan bovenbedoelde moeilijkheden opheffen bij vervoer dat verricht wordt door voertuigen van meer dan 18,5 ton . Voor voertuigen met een totaalgewicht van minder dan 18,5 ton die gebezigd worden voor het betrokken vervoer zou daarentegen :

- of wel de verplichting tot het bijhouden van het persoonlijke controleboekje moeten worden gehandhaafd ,

- of wel de installatie van een mechanisch controle-apparaat in deze voertuigen , waardoor de dagelijkse rijtijd kan worden gecontroleerd , verplicht moeten worden gesteld .

De Commissie stelt voor de tekst van het ontwerpbesluit dienovereenkomstig te wijzigen .

Wat de overige artikelen van het hierboven onder b ) vermelde ontwerp-besluit betreft , constateert de Commissie dat deze aan de eisen van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 voldoen .

Het hierboven onder a ) vermelde ontwerp-decreet dat het Decreet nr . 71.125 van 11 februari 1971 wijzigt , geeft geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen .

3 . De Commissie constateert dat het hierboven onder c ) vermelde ontwerp-decreet houdende nadere voorschriften voor het ijken van de controle-apparaten en het hierboven onder d ) vermelde ontwerp-besluit betreffende de installatie - en gebruikseisen van deze apparaten moeten worden gezien in het kader van artikel 20 van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 van de Raad van 20 juli 1970 betreffende de invoering van een controle-apparaat in het wegvervoer . Op grond van dat artikel kan elke Lid-Staat voor de op zijn grondgebied ingeschreven voertuigen bepalen dat bij wijze van overgangsmaatregel een controle-apparaat dat overeenkomt met het model waarvoor hij een nationale goedkeuring heeft afgegeven , moet worden geïnstalleerd en gebruikt .

De bepalingen van het voorgelegde ontwerp-decreet en ontwerp-besluit zijn verenigbaar met de doelstellingen van voornoemde E.E.G.-Verordening .

Opgemerkt dient echter te worden dat volgens de bepalingen van artikel 4 van het ontwerp-besluit onder bepaalde voorwaarden en voor voertuigen uitgerust met het op grond van artikel 20 van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 voorgeschreven controle-apparaat volledige vrijstelling van het bijhouden van het persoonlijke controleboekje kan worden verleend . In verband hiermee dient echter allereerst te worden opgemerkt dat een afwijking van de bepalingen van artikel 14 van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 van de Raad van 25 maart 1969 in ieder geval enkel en alleen mogelijk is voor het binnenlandse vervoer . Krachtens artikel 14 , lid 4 , van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 kan voorts iedere Lid-Staat de bemanningsleden van op zijn grondgebied ingeschreven voertuigen in het binnenlandse vervoer weliswaar vrijstellen van het in de dagelijkse werkbladen van het persoonlijke controleboekje noteren van groepen tijden welke door een overeenkomstig artikel 20 van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 goedgekeurd controle-apparaat op de juiste wijze kunnen worden geregistreerd , doch de aldus vastgelegde gegevens moeten niettemin in de weekstaat van het persoonlijke controleboekje worden overgenomen , dat om deze reden dus nog verplicht moet worden bijgehouden .

Een volledige vrijstelling van deze verplichting kan slechts worden overwogen uit hoofde van artikel 14 bis van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 voor het binnenlandse goederenvervoer binnen een gebied met een straal van 50 km rondom de standplaats van het voertuig , indien de voertuigen zijn uitgerust met een controle-apparaat overeenkomstig artikel 20 van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 , en wel tot de verplichte installatie van het in artikel 1 van genoemde verordening bedoelde controle-apparaat .

Onder die voorwaarden dient artikel 4 van het ontwerp-besluit dan ook te worden aangevuld , ten einde rekening te houden met de bovenstaande opmerkingen .

Ten slotte zij nog opgemerkt dat de Commissie eerst een definitief standpunt ten aanzien van de overwogen bepalingen zal kunnen bepalen nadat haar , zoals door de Franse Regering aangekondigd , alle voorschriften voor de invoering van een controle-apparaat in Frankrijk in het kader van artikel 20 van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 zullen zijn voorgelegd .

4 . Om deze redenen en onder voorbehoud van bovenstaande overwegingen brengt de Commissie een gunstig advies uit over de beschouwde projecten .

Gedaan te Brussel , 18 juli 1972 .

Voor de Commissie

De Voorzitter

S . L . MANSHOLT

( 1 ) PB nr . L 77 van 29 . 3 . 1969 , blz . 49 .

( 2 ) PB nr . L 164 van 27 . 7 . 1970 , blz . 1 .

( 3 ) PB nr . L 67 van 20 . 3 . 1972 , blz . 11 .