31966L0401

Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen /* GECODIFICEERDE VERSIE CF 374Y0608(02) */

Publicatieblad Nr. 125 van 11/07/1966 blz. 2298 - 2308
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1965-1966 blz. 0115
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1965-1966 blz. 0132
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 1 blz. 0243
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 1 blz. 0174
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 1 blz. 0174
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 1 blz. 0131
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 1 blz. 0131


++++

( 1 ) PB no . 109 van 9 . 7 . 1964 , blz . 1751/64 .

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 14 juni 1966

betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen

( 66/401/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 43 en op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Overwegende dat de voortbrenging van groenvoedergewassen een belangrijke plaats inneemt in de landbouw van de Europese Economische Gemeenschap ;

Overwegende dat de bevredigende resultaten van de teelt van groenvoedergewassen grotendeels afhangen van het gebruik van geschikt zaad ; dat hiertoe sommige Lid-Staten sedert enige tijd het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen hebben beperkt tot zaad van zeer goede kwaliteit ; dat zij hierbij gebruik hebben gemaakt van het resultaat van stelselmatige kweekarbeid die gedurende verscheidene tientallen jaren werd verricht en die heeft geleid tot voldoende bestendige en homogene rassen van groenvoedergewassen , van wier eigenschappen aanzienlijke voordelen verwacht kunnen worden voor het beoogde gebruik ;

Overwegende dat de produktiviteit van de teelt van groenvoedergewassen in de Gemeenschap zal stijgen , indien de Lid-Staten eenvormige en zo streng mogelijke regels toepassen bij de keuze van de tot de handel toegelaten rassen ;

Overwegende echter dat een beperking van het in de handel brengen tot bepaalde rassen slechts gerechtvaardigd is voor zover er tegelijkertijd een waarborg bestaat dat de gebruiker ook werkelijk zaad van deze rassen ontvangt ;

Overwegende dat sommige Lid-Staten hiertoe keuringsregelingen toepassen die ten doel hebben om de echtheid en zuiverheid van de rassen door een officieel toezicht te waarborgen ;

Overwegende dat een dergelijke regeling reeds in het internationale vlak bestaat ; dat de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling een regeling heeft opgesteld voor de keuring op ras van het voor de internationale handel bestemde zaad van groenvoedergewassen ;

Overwegende dat er voor de Gemeenschap een eenvormige keuringsregeling dient te worden opgesteld , die berust op de bij de toepassing van bovengenoemde regeling en van de desbetreffende nationale regelingen opgedane ervaring ;

Overwegende dat een dergelijke regeling zowel op de handel tussen de Lid-Staten als op het in de handel brengen op de nationale markten van toepassing dient te zijn ;

Overwegende dat zaaizaad van groenvoedergewassen in het algemeen , ongeacht het gebruik van dit zaad , slechts in de handel mag worden gebracht , indien het volgens de keuringsregeling officieel is onderzocht en goedgekeurd als basiszaad of gecertificeerd zaad of , voor bepaalde geslachten en soorten , officieel is onderzocht en toegelaten als handelszaad ; dat de keuze van de technische termen " basiszaad " en " gecertificeerd zaad " berust op een reeds bestaande internationale terminologie ;

Overwegende dat handelszaad dient te worden toegelaten , ten einde rekening te houden met het feit dat er nog niet bij alle geslachten en soorten van groenvoedergewassen die voor de teelt van belang zijn , de gewenste rassen voorkomen of voldoende zaaizaad van bestaande rassen aanwezig is om alle behoeften van de Gemeenschap te dekken ; dat het derhalve noodzakelijk is om voor bepaalde geslachten en soorten , zaad van groenvoedergewassen toe te laten , dat niet tot een ras behoort , doch dat aan de overige voorwaarden van de regeling voldoet ;

Overwegende dat het niet in de handel gebrachte zaad van groenvoedergewassen niet onder de communautaire bepalingen dient te vallen , aangezien het economisch van weinig belang is ; dat de Lid-Staten het recht moeten behouden om dit zaad aan bijzondere voorschriften te onderwerpen ;

Overwegende dat de communautaire bepalingen niet van toepassing dienen te zijn op het zaad waarvan is aangetoond dat het is bestemd voor uitvoer naar derde landen ;

Overwegende dat , ten einde , naast de genetische waarde , de uitwendige hoedanigheden van zaad van groenvoedergewassen in de Gemeenschap te verhogen , bepaalde voorwaarden moeten worden gesteld ten aanzien van de mechanische zuiverheid en de kiemkracht ;

Overwegende dat ter vastlegging van de identiteit communautaire bepalingen moeten worden vastgesteld betreffende de verpakking , de bemonstering , de sluiting en de aanduiding ; dat de etiketten hiertoe de voor de uitoefening van het officiële toezicht alsmede voor de voorlichting van de gebruiker noodzakelijke gegevens moeten vermelden en voor het goedgekeurde zaad van de verschillende categorieën het communautaire karakter van de goedkeuring tot uitdrukking moeten brengen ;

Overwegende dat bepaalde Lid-Staten voor bijzondere bestemmingen behoefte hebben aan mengsels van zaad van groenvoedergewassen van verscheidene geslachten en soorten ; dat om met deze behoeften rekening te houden de Lid-Staten gemachtigd moeten worden onder bepaalde voorwaarden dergelijke mengsels toe te laten ;

Overwegende dat de Lid-Staten passende controlemaatregelen moeten vaststellen , ten einde te waarborgen dat bij het in de handel brengen is voldaan aan de voorwaarden betreffende de kwaliteit van het zaad en aan de bepalingen betreffende de waarborging van de identiteit ;

Overwegende dat het zaad dat aan deze voorwaarden voldoet , onverminderd de toepassing van artikel 36 van het Verdrag , slechts onderworpen mag worden aan beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen , voorzien in de communautaire bepalingen ;

Overwegende dat gedurende een eerste etappe , en wel tot de vaststelling van een gemeenschappelijke rassenlijst , tot deze beperkingen met name dient te behoren het recht van de Lid-Staten om het in de handel brengen van goedgekeurd zaad van verschillende categorieën te beperken tot rassen die voor hun grondgebied een bijzondere cultuur - en gebruikswaarde bezitten ;

Overwegende dat het noodzakelijk is om onder bepaalde voorwaarden te erkennen dat zaad dat in een ander land is vermeerderd , uitgaande van in een Lid-Staat goedgekeurd basiszaad , gelijkwaardig is aan het in die Lid-Staat vermeerderde zaad ;

Overwegende voorts dat dient te worden bepaald dat zaad van groenvoedergewassen dat in derde landen is geoogst , in de Gemeenschap slechts in de handel gebracht mag worden , indien het dezelfde waarborgen biedt als in de Gemeenschap officieel goedgekeurd of officieel als handelszaad toegelaten zaad dat beantwoordt aan de communautaire bepalingen ;

Overwegende dat voor perioden waarin de voorziening met goedgekeurd zaad van verschillende categorieën of met handelszaad op moeilijkheden stuit , tijdelijk zaad dient te worden toegelaten waarvoor minder strenge eisen gelden ;

Overwegende dat het aanbeveling verdient , ten einde de technische methoden voor de keuring in de verschillende Lid-Staten te harmoniseren en in de toekomst over mogelijkheden te beschikken voor een vergelijking tussen het in de Gemeenschap goedgekeurde zaad en het uit derde landen afkomstige zaad , in de Lid-Staten communautaire vergelijkingsvelden aan te leggen voor een jaarlijkse nacontrole van gecertificeerd zaad van de verschillende categorieën ;

Overwegende dat het aan de Commissie dient te worden overgelaten bepaalde uitvoeringsmaatregelen te treffen ; dat , om de uitvoering van de voorgenomen maatregelen te vergemakkelijken , dient te worden voorzien in een procedure waarbij in het kader van een permanent comité voor teeltmateriaal voor land - , tuin - en bosbouw een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand wordt gebracht ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op zaaizaad van groenvoedergewassen , dat binnen de Gemeenschap in de handel wordt gebracht , ongeacht het gebruik dat van dit zaad wordt gemaakt .

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder :

A . Groenvoedergewassen : gewassen en kiemen van de volgende geslachten en soorten :

a ) Gramineae Grassen

Agrostis spec . Struisgrassen

Alopecurus pratensis L . Beemdvossestaart

Arrhenatherum elatius ( L . ) J . en C . Presl . Frans raaigras

Dactylis glomerata L . Kropaar

Festuca arundinacea Schreb . Rietzwenkgras

Festuca ovina L . Schapegras

Festuca pratensis Huds . Beemdlangbloem

Festuca rubra L . Roodzwenkgras

Lolium spec . Raaigrassen

Phleum pratense L . Timothee

Poa spec . Beemdgrassen

Trisetum flavescens ( L . ) Pal . Beauv . Goudhaver

b ) Leguminosae Vlinderbloemigen

Lotus corniculatus L . Rolklaver

Lupinus spec . met uitzondering van lupinus perennis L . Lupinen met uitzondering van overblijvende lupinen

Medicago lupulina L . Hopperupsklaver

Medicago sativa L . Lucerne

Medicago varia Martyn Gele lucerne

Onobrychis sativa L . Steenklaver

Pisum arvense L . Voedererwten

Trifolium hybridum L . Bastaardklaver

Trifolium incarnatum L . Incarnaatklaver

Trifolium pratense L . Rode klaver

Trifolium repens L . Witte klaver

Vicia spec . met uitzondering van Vicia faba major L . Wikken met uitzondering van bonenplanten

B . Basiszaad :

1 . Zaad van gekweekte rassen : zaad ,

a ) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras ,

b ) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad ,

c ) dat , behoudens het bepaalde in artikel 4 , voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en

d ) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld .

2 . Zaad van landrassen : zaad ,

a ) dat is voortgebracht onder officieel toezicht uit officieel als landras goedgekeurd materiaal op een of meer bedrijven binnen een nauwkeurig afgebakend gebied van oorsprong ,

b ) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad ,

c ) dat , behoudens het bepaalde in artikel 4 , voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en

d ) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld .

C . Gecertificeerd zaad : zaad ,

a ) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of van gecertificeerd zaad van een bepaald ras ,

b ) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad of van een gewas ,

c ) dat , behoudens het bepaalde in artikel 4 , sub b ) , voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en d ) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld .

D . Handelszaad : zaad ,

a ) dat soortecht is ,

b ) dat , behoudens het bepaalde in artikel 4 , sub b ) , voldoet aan de in bijlage II voor handelszaad opgesomde voorwaarden en

c ) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld .

E . Officiële maatregelen : maatregelen die genomen zijn

a ) door autoriteiten van een staat of ,

b ) onder verantwoordelijkheid van een staat , door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen , of

c ) voor hulpwerkzaamheden , eveneens onder toezicht van een staat , door beëdigde natuurlijke personen ,

mits de personen , genoemd onder b ) en c ) , geen bijzonder voordeel ontlenen aan het resultaat van deze maatregelen .

Artikel 3

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat zaad van

Dactylis glomerata L .

Festuca arundinacea Schreb .

Festuca pratensis Huds .

Festuca rubra L .

Lolium spec .

Phleum pratense L .

Medicago sativa L .

Medicago varia Martyn

Pisum arvense L . en

Trifolium repens L .

slechts in de handel mag worden gebracht , indien het officieel is goedgekeurd als basiszaad of gecertificeerd zaad en voldoet aan de voorwaarden vervat in bijlage II .

2 . De Lid-Staten schrijven voor dat zaad van andere geslachten en soorten groenvoedergewassen dan die welke worden opgesomd in lid 1 , slechts in de handel mag worden gebracht , indien het hetzij officieel als basiszaad of gecertificeerd zaad goedgekeurd zaad betreft , hetzij handelszaad en indien deze zaden bovendien voldoen aan de voorwaarden , vervat in bijlage II .

3 . De Commissie kan overeenkomstig de procedure van artikel 21 voorschrijven dat zaad van andere geslachten en soorten groenvoedergewassen dan die welke worden opgesomd in lid 1 , met ingang van bepaalde data slechts in de handel mag worden gebracht , indien het officieel is goedgekeurd als basiszaad of als gecertificeerd zaad .

4 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat het officiële zaadonderzoek plaatsvindt volgens de gebruikelijke internationale methoden , voor zover die methoden bestaan .

5 . De Lid-Staten mogen afwijkingen van de leden 1 en 2 voorzien voor :

a ) kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan ;

b ) experimenten of wetenschappelijke doeleinden ;

c ) kweekdoeleinden ;

d ) niet bewerkt zaad dat in de handel wordt gebracht met het oog op de bewerking , voor zover de identiteit van dit zaad wordt gewaarborgd .

Artikel 4

De Lid-Staten mogen echter , in afwijking van artikel 3 , machtiging verlenen tot ,

a ) officiële goedkeuring en het in de handel brengen van basiszaad dat niet voldoet aan de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht ; een afwijking van dezelfde aard geldt eveneens voor gecertificeerd zaad van trifolium pratense , voor zover dat is bestemd voor de verdere voortbrenging van gecertificeerd zaad .

In bovengenoemde gevallen worden alle dienstige maatregelen getroffen , opdat de leverancier een bepaalde kiemkracht waarborgt die hij bij het in de handel brengen vermeldt op een speciaal etiket met zijn naam en adres en het nummer van de partij ;

b ) officiële goedkeuring of toelating en het in de handel brengen tot en met de eerste commerciële afnemer , in het belang van een snelle voorziening met zaad , van basiszaad , gecertificeerd zaad of handelszaad , waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet is voltooid . De goedkeuring of toelating geschiedt uitsluitend , indien een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt overgelegd en indien de naam en het adres van de eerste afnemer worden vermeld ; alle dienstige maatregelen worden getroffen , opdat de leverancier de kiemkracht waarborgt , die is vastgesteld bij de voorlopige analyse ; de aanduiding van deze kiemkracht moet bij het in de handel brengen voorkomen op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij .

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op zaad dat wordt ingevoerd uit derde landen , behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 15 betreffende de vermeerdering buiten de Gemeenschap .

Artikel 5

De Lid-Staten mogen voor hun eigen produktie , voor wat de in de bijlagen I en II opgesomde voorwaarden betreft , aanvullende voorwaarden of strengere voorwaarden stellen voor de goedkeuring , alsmede voor het onderzoek van handelszaad .

Artikel 6

1 . Iedere Lid-Staat stelt een lijst op van rassen van groenvoedergewassen , die officieel voor goedkeuring op zijn grondgebied in aanmerking komen ; de lijst vermeldt de wezenlijke morfologische of fysiologische kenmerken waardoor de rassen , die rechtstreeks afkomstig zijn van zaad van de categorie gecertificeerd zaad , van elkaar kunnen worden onderscheiden , alsmede het officieel vastgestelde maximumaantal van de tot keuring toegelaten vermeerderingen vanaf het basiszaad van ieder ras . Voor landrassen vermeldt de lijst de streek van oorsprong .

2 . Voor de hybriden en de kunstmatig verkregen rassen worden de genealogische bestanddelen medegedeeld aan de diensten die verantwoordelijk zijn voor toelating en keuring . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat het onderzoek en de beschrijving van de genealogische bestanddelen op verzoek van de kweker een vertrouwelijk karakter dragen .

3 . Een ras komt slechts voor goedkeuring in aanmerking , wanneer door middel van een officieel of een onder officieel toezicht staand onderzoek , dat met name te velde is verricht , is vastgesteld dat het type of het ras voldoende homogeen en bestendig is .

4 . De toegelaten rassen worden regelmatig officieel gecontroleerd . Indien aan een van de voorwaarden voor de toelating tot goedkeuring niet meer wordt voldaan , wordt de toelating ingetrokken en het ras van de lijst geschrapt .

5 . De lijst en de verschillende wijzigingen ervan worden onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie , die de andere Lid-Staten daarvan in kennis stelt .

Artikel 7

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat bij de uitoefening van de controle van de rassen , bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring en bij het onderzoek van het handelszaad , de bemonstering officieel geschiedt volgens geschikte methoden .

2 . Bij het onderzoek van het zaad voor de goedkeuring en bij het onderzoek van het handelszaad geschiedt de bemonstering uit homogene partijen ; het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld .

Artikel 8

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat basiszaad , gecertificeerd zaad en handelszaad slechts in de handel gebracht mogen worden in voldoende homogene leveranties en in een gesloten verpakking , die overeenkomstig de artikelen 9 en 10 is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding .

2 . De Lid-Staten mogen afwijkingen van lid 1 voorzien voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker , voor wat betreft verpakking , sluitingssysteem en aanduiding .

Artikel 9

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat de verpakkingen van basiszaad , gecertificeerd zaad en handelszaad officieel zodanig worden gesloten dat bij het openen van de verpakking het sluitingssysteem wordt verbroken en niet meer opnieuw kan worden aangebracht .

2 . Een nieuwe sluiting mag slechts officieel geschieden . In dat geval wordt op het in artikel 10 , lid 1 , voorgeschreven etiket ook melding gemaakt van de nieuwe sluiting , van de datum daarvan en van de dienst die de nieuwe sluiting heeft verricht .

Artikel 10

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat de verpakkingen van basiszaad , gecertificeerd zaad en handelszaad

a ) aan de buitenkant worden voorzien van een officieel etiket dat beantwoordt aan de vereisten van bijlage IV en gesteld is in een van de officiële talen van de Gemeenschap ; dit etiket wordt vastgehecht door middel van het officiële sluitingssysteem ; de kleur van het etiket is wit voor het basiszaad , blauw voor het gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf het basiszaad , rood voor het gecertificeerde zaad van de volgende vermeerderingen vanaf het basiszaad en donkergeel voor het handelszaad ; voor de handel tussen de Lid-Staten vermeldt het etiket de datum van de officiële sluiting ; indien , in het geval bedoeld in artikel 4 , sub a ) , het basiszaad en het gecertificeerde zaad niet voldoen aan de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht wordt dit op het etiket vermeld ;

b ) binnenin een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket waarop de in bijlage IV voor het etiket voorgeschreven gegevens vermeld staan ; dit certificaat is niet vereist , wanneer deze gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn gedrukt .

2 . De Lid-Staten mogen :

a ) voorschrijven dat het etiket in elk geval de datum van de officiële sluiting vermeldt ;

b ) afwijkingen van het bepaalde in lid 1 voorzien voor kleine verpakkingen .

Artikel 11

De Lid-Staten behouden het recht om voor te schrijven dat de verpakkingen van basiszaad , gecertificeerd zaad of handelszaad van eigen produktie of ingevoerd , met het oog op het in de handel brengen op hun grondgebied in andere dan de in artikel 4 bedoelde gevallen van een etiket van de leverancier worden voorzien .

Artikel 12

De Lid-Staten schrijven voor dat , in geval van een chemische behandeling van het basiszaad , het gecertificeerde zaad of het handelszaad , hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier , alsmede op of in de verpakking melding wordt gemaakt .

Artikel 13

1 . De Lid-Staten mogen toestaan dat zaad van groenvoedergewassen in de handel wordt gebracht in mengsels van zaden van verschillende geslachten en soorten groenvoedergewassen of met zaden van gewassen die geen groenvoedergewassen zijn in de zin van deze richtlijn , voor zover de samenstellende delen van het mengsel v}}r de menging voldoen aan de regels voor het in de handel brengen , die op hen van toepassing zijn .

2 . De artikel 8 , 9 en 11 zijn van toepassing , alsmede artikel 10 , met dien verstande dat voor mengsels het etiket groen is .

Artikel 14

1 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat het basiszaad en het gecertificeerde zaad dat overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn officieel werd goedgekeurd en waarvan de verpakking officieel van een aanduiding werd voorzien en gesloten , alsmede het handelszaad waarvan de verpakking overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn officieel van een aanduiding werd voorzien en gesloten , slechts worden onderworpen aan de beperkingen voor het in de handel brengen bij deze richtlijn voorzien met betrekking tot de eigenschappen van het zaad , het onderzoek , de aanduiding en de sluiting .

2 . De Lid-Staten mogen :

a ) voorschrijven , voor zover de door de Commissie krachtens artikel 3 , lid 3 , vastgestelde bepalingen niet in werking zijn getreden , dat zaden van andere geslachten en soorten groenvoedergewassen dan die welke worden opgesomd in artikel 3 , lid 1 , met ingang van bepaalde data slechts in de handel mogen worden gebracht , indien het zaad betreft , dat officieel is goedgekeurd als basiszaad of gecertificeerd zaad ;

b ) bepalingen vaststellen betreffende een maximumvochtgehalte dat voor het in de handel brengen wordt toegestaan ;

c ) het in de handel brengen van gecertificeerd zaad van groenvoedergewassen beperken tot de zaden van de eerste vermeerdering vanaf het basiszaad ;

d ) het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen beperken tot rassen die voorkomen op een nationale lijst die is gebaseerd op de cultuur - en gebruikswaarde voor hun grondgebied , tot het moment waarop een gemeenschappelijke rassenlijst kan worden toegepast , met dien verstande dat deze toepassing uiterlijk op 1 januari 1970 moet plaatsvinden ; voor opneming in bedoelde lijst gelden voor de rassen afkomstig uit andere Lid-Staten dezelfde voorwaarden als voor de nationale rassen .

Artikel 15

De Lid-Staten schrijven voor dat zaad van groenvoedergewassen dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad dat in een Lid-Staat is goedgekeurd en in een andere Lid-Staat of in een derde land is geoogst , gelijkwaardig is aan gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf het basiszaad dat geoogst is in de staat waar het basiszaad werd gewonnen , indien dit zaad van groenvoedergewassen op het vermeerderingsperceel werd onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I opgesomde voorwaarden en indien bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het zaad voldoet aan de voorwaarden die in bijlage II voor gecertificeerd zaad zijn gesteld .

Artikel 16

1 . Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast :

a ) of , in het geval bedoeld in artikel 15 , de veldkeuring in een derde land voldoet aan de in bijlage I opgesomde voorwaarden ;

b ) of het in een derde land geoogste zaad van groenvoedergewassen dat dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan , alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek , de verzekering van de identiteit , de aanduiding en de controle , in dit opzicht gelijkwaardig is aan basiszaad , gecertificeerd zaad of handelszaad dat in de Gemeenschap is geoogst en beantwoordt aan de bepalingen van deze richtlijn .

2 . Totdat de Raad zich overeenkomstig lid 1 heeft uitgesproken , mogen de Lid-Staten zelf de in dat lid bedoelde vaststellingen verrichten . Dit recht vervalt op 1 juli 1969 .

Artikel 17

1 . Ten einde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich bij de algemene voorziening met basiszaad , gecertificeerd zaad of handelszaad van groenvoedergewassen in ten minste één Lid-Staat voordoen en die niet binnen de Gemeenschap kunnen worden overwonnen , verleent de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 21 machtiging aan één of meer Lid-Staten om voor een door haar vast te stellen tijdvak zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld , tot de handel toe te laten .

2 . Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft , is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld en in alle andere gevallen het etiket dat voor handelszaad is vastgesteld . In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld .

Artikel 18

Deze richtlijn geldt niet voor zaad van groenvoedergewassen waarvan is aangetoond dat het is bestemd voor uitvoer naar derde landen .

Artikel 19

De Lid-Staten treffen alle dienstige maatregelen om ten minste door steekproeven officieel te kunnen nagaan of het in de handel gebrachte zaad van groenvoedergewassen beantwoordt aan de in deze richtlijn vervatte voorwaarden .

Artikel 20

1 . Binnen de Gemeenschap worden communautaire vergelijkingsvelden aangelegd waarop ieder jaar een nacontrole door middel van steekproefsgewijs genomen monsters van gecertificeerd zaad van groenvoedergewassen wordt verricht ; deze velden worden beoordeeld door het in artikel 21 bedoelde comité .

2 . In een eerste fase is het vergelijkend onderzoek bedoeld voor de harmonisatie van de technische keuringsmethoden , ten einde gelijkwaardigheid van de resultaten te bereiken . Zodra dit doel is bereikt , wordt over het vergelijkend onderzoek jaarlijks een verslag opgemaakt dat vertrouwelijk aan de Lid-Staten en aan de Commissie wordt toegezonden . De Commissie stelt overeenkomstig de procedure van artikel 21 de datum vast , waarop het verslag voor de eerste maal wordt opgemaakt .

3 . De Commissie stelt overeenkomstig de procedure van artikel 21 de bepalingen vast die nodig zijn voor de uitvoering van het vergelijkend onderzoek . Zaad van groenvoedergewassen dat in derde landen is geoogst , kan eveneens bij het vergelijkend onderzoek worden betrokken .

Artikel 21

1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , leidt de voorzitter deze procedure in bij het bij besluit van de Raad van 14 juni 1966 ( 1 ) ingestelde permanent comité voor teeltmateriaal voor land - , tuin - en bosbouw , hierna genoemd het " comité " , hetzij op zijn initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

2 . In het comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De voorzitter neemt geen deel aan de stemming .

3 . De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp in van de te nemen maatregelen . Het comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie der aan een onderzoek onderworpen vraagstukken . Het comité spreekt zich uit met een meerderheid van twaalf stemmen .

( 1 ) Zie blz . 2289/66 van dit Publikatieblad .

4 . De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn . Indien echter deze maatregelen niet in overeenstemming zijn met het door het comité uitgebrachte advies , worden zij door de Commissie onverwijld ter kennis van de Raad gebracht ; in dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten tot ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen .

De Raad kan binnen een maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen .

Artikel 22

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen van de nationale wetgevingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van het leven en de gezondheid van personen , dieren of planten , of van de bescherming van de industriële of commerciële eigendom .

Artikel 23

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om het bepaalde in artikel 14 , lid 1 , uiterlijk op 1 juli 1968 en de overige bepalingen van deze richtlijn en van de bijlagen daarvan uiterlijk op 1 juli 1969 ten uitvoer te leggen . Zij stellen daarvan de Commissie onmiddellijk in kennis .

Artikel 24

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 14 juni 1966 .

Voor de Raad

De Voorzitter

P . WERNER

BIJLAGE I

Voorwaarden voor goedkeuring ten aanzien van het gewas

1 . Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn .

2 . Er dient v}}r elke zaadoogst ten minste één officiële veldkeuring plaats te vinden .

3 . De staat waarin het vermeerderingsveld zich bevindt en de stand van het gewas moeten een voldoende controle van de rasechtheid en de raszuiverheid mogelijk maken .

4 . Op het vermeerderingsveld mag geen voorvrucht zijn verbouwd die ongeschikt is voor de teelt van zaad van de betreffende soort en het betreffende ras .

5 . Bij kruisbestuivende soorten moet de minimumafstand tot dicht in de buurt liggende gewassen van andere rassen van dezelfde soort , tot gewassen van hetzelfde ras met sterke degeneratieverschijnselen en tot gewassen van verwante soorten die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden , het volgende bedragen :

* Vermeerderingsvelden

* tot 2 ha * meer dan 2 ha

a ) zaad bestemd voor vermeerdering * 200 m * 100 m

b ) zaad bestemd voor de voortbrenging van

groenvoedergewassen * 100 m * 50 m

Deze afstanden behoeven niet in acht genomen te worden wanneer er voldoende bescherming tegen ongewenste vreemdbestuiving aanwezig is .

BIJLAGE II

Voorwaarden waaraan het zaad moet voldoen

I . GECERTIFICEERD ZAAD

1 . Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn .

2 . De aanwezigheid van ziekten die de waarde voor het gebruik als zaad verminderen , moet zoveel mogelijk beperkt zijn .

3 . Het zaad moet bovendien aan de volgende voorwaarden voldoen :

A . Normen :

* Minimum * Maximum -

* * * Minimum -

* mechanische * bestanddeel

* * * kiemkracht

* zuiverheid * onkruidzaden

Soorten

* ( % van het * ( % van het * ( % zuiver

* gewicht ) * gewicht ) * zaad )

a ) Grassen

Agrostis alba * 90 * 1 * 80

Agrostis al . spec . * 90 * 1 * 75

Alopecurus pratensis L . * 75 * 1,5 * 70

Arrhenatherum elatius ( L . )

J . et C . Presl . * 90 * 1 * 80

Dactylis glomerata L . * 90 * 1 * 80

Festuca arundinacea Schreb . * 95 * 1 * 80

Festuca ovina L . * 85 * 1 * 75

Festuca pratensis Huds . * 95 * 1 * 80

Festuca rubra L . * 90 * 1 * 75

Lolium multiflorum esp . italicum * 96 * 1 * 75

Lolium al . spec . * 96 * 1 * 80

Phleum pratense L . * 95 * 0,5 * 80

Poa spec . * 85 * 1 * 75

Trisetum flavescens ( L . )

Pal . Beauv . * 75 * 1 * 70

* * * * Maximum -

* Minimum * Maximum -

* * * Minimum - * bestanddeel

* mechanische * bestanddeel

* * * kiemkracht * hardschalige

* zuiverheid * onkruidzaden

Soorten * * * * zaden

* ( % van het * ( % van het * ( % zuiver * ( % zuiver

* gewicht ) * gewicht ) * zaad ) * zaad )

b ) Vlinderbloemigen

Lotus corniculatus L . * 95 * 0,8 * 75 * 40

Lupinus spec . * 98 * 0,1 * 80 * 20

Medicago lupulina L . * 97 * 0,8 * 80 * 20

Medicago sativa L . * 97 * 0,5 * 80 * 40

Medicago varia Martyn * 97 * 0,5 * 80 * 40

Onobrychis sativa L . * 95 * 1,5 * 75 * 20

Pisum arvense L . * 97 * 0,1 * 80 * _

Trifolium hybridum L . * 97 * 0,5 * 80 * 20

Trifolium incarnatum L . * 97 * 0,5 * 80 * 20

Trifolium pratense L . * 97 * 0,5 * 80 * 20

Trifolium repens var .

giganteum * 97 * 0,5 * 80 * 40

Trifolium repens L . * 97 * 0,8 * 80 * 20

Vicia faba * 97 * 0,1 * 85 * 20

Vicia al . spec . * 97 * 0,5 * 85 * 20

B . Opmerkingen :

a ) Hardschalige zaden worden tot aan het aangegeven maximum-percentage beschouwd als kiemkrachtige zaden .

b ) Alle na voorbehandeling niet gekiemde verse en gezonde zaden worden beschouwd als gekiemde zaden .

c ) Het zaad moet vrij zijn van Avena fatua en Cuscuta ; één zaad van Avena fatua of Cuscuta in een monster van 100 gram geldt echter niet als onzuiverheid , wanneer een tweede monster van 200 gram vrij is van Avena fatua of Cuscuta .

d ) Het gewichtspercentage aan zaden van Alopecurus myosuroïdes mag 0,3 van het gewicht niet overschrijden .

e ) Het gewichtspercentage zaad van andere cultuurplanten mag niet meer bedragen dan 1 ; voor een Poa-soort geldt een gewichtspercentage van 1 aan zaden van andere Poasoorten niet als onzuiverheid .

C . Bijzonderheden voor Lupinus spec . :

a ) Het percentage zaden van een andere kleur mag niet meer bedragen dan 1 .

b ) Het percentage bittere zaden in bitterstofarme lupinerassen mag niet meer bedragen dan :

3 voor het gecertificeerde zaad van de eerste vermeerdering vanaf het basiszaad ,

5 voor het gecertificeerde zaad van de volgende vermeerderingen vanaf het basiszaad .

II . BASISZAAD

Voor basiszaad gelden de voorwaarden , genoemd onder I , voor zover in het hiernavolgende niet anders is bepaald :

1 . Het gewichtspercentage aan zaden van andere gewassen mag niet meer bedragen dan 0,2 ; hiervan is een percentage zaden van andere cultuurplanten en een percentage onkruidzaden toegestaan van 0,1 van elk van beide .

2 . Het aantal zaden van Alopecurus myosuroïdes mag in een monster van 25 gram niet meer bedragen dan 5 .

3 . Lupinus spec . : het percentage bittere zaden in bitterstofarme lupine mag niet meer bedragen dan 1 .

III . HANDELSZAAD

Voor handelszaad gelden de voorwaarden , genoemd onder I , sub 2 en 3 , voor zover in het hiernavolgende niet anders is bepaald :

1 . Het gewichtspercentage aan zaden van andere cultuurplanten mag niet meer bedragen dan 3 .

2 . Voor een Poa-soort geldt een percentage van 3 aan zaad van andere Poa-soorten niet als onzuiverheid .

3 . Voor een Vicia-soort geldt een totaal percentage van 6 aan zaden van Vicia pannonica , Vicia villosa en aanverwante cultuursoorten niet als onzuiverheid .

4 . Lupinus spec . :

a ) het percentage aan zaden van een andere kleur mag niet meer dan 2 bedragen ,

b ) het percentage aan bittere zaden bij bitterstofarme lupinen mag niet meer bedragen dan 5 .

BIJLAGE III

* Maximumgewicht * Minimumgewicht

* van een partij * van een monster

1 . Zaad van de grootte van tarwekorrels en groter * 20 ton * 500 gram

2 . Kleiner zaad * 10 ton * 300 gram

BIJLAGE IV

Etiket

A . Te vermelden gegevens

a ) Voor basiszaad en gecertificeerd zaad :

1 . " Zaad goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van de Europese Economische Gemeenschap "

2 . Keuringsdienst en Lid-Staat

3 . Partijnummer

4 . Soort

5 . Ras

6 . Categorie

7 . Producerend land

8 . Opgegeven netto - en brutogewicht

9 . Voor gecertificeerd zaad van de tweede en volgende vermeerderingen vanaf het basiszaad , de vermelding : het aantal generaties vanaf het basiszaad .

b ) Voor handelszaad :

1 . " Handelszaad ( niet naar het ras goedgekeurd ) "

2 . Dienst die het onderzoek heeft verricht en Lid-Staat

3 . Partijnummer

4 . Soort ( 1 )

5 . Teeltgebied

6 . Opgegeven netto - of brutogewicht

c ) Voor zaadmengsels :

1 . " Zaadmengsel voor ... "

( gebruiksdoeleinden )

2 . Dienst die de sluiting heeft verricht en Lid-Staat

3 . Partijnummer

4 . Soort , categorie , ras , alsmede producerend land of , indien het handelszaad betreft , teeltgebied van de samenstellende bestanddelen en hun gewichtsverhouding

5 . Opgegeven netto - of brutogewicht .

B . Minimumafmetingen

110 mm maal 67 mm .

( 1 ) Voor lupinen voorts vermelden of het gaat om bittere of bitterstofarme lupinen .