31963D0266

63/266/EEG: Besluit van de Raad van 2 april 1963 houdende vaststelling van de algemene beginselen voor de toepassing van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding

Publicatieblad Nr. 063 van 20/04/1963 blz. 1338 - 1341
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 16 Deel 1 blz. 0003
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1963-1964 blz. 0022
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 16 Deel 1 blz. 0003
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1963-1964 blz. 0025
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 05 Deel 1 blz. 0012
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 05 Deel 1 blz. 0030
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 05 Deel 1 blz. 0030


++++

( 1 ) Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen no . 31 van 26 april 1962 , blz . 1034/62 .

BESLUIT VAN DE RAAD

van 2 april 1963

houdende vaststelling van de algemene beginselen voor de toepassing van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding

( 63/266/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE VASTGESTELD :

Gelet op de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 128 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Overwegende dat de nakoming van de door het Verdrag aan de Lid-Staten opgelegde verplichting tot het voeren van een economisch beleid dat vooral de handhaving van een hoge graad van werkgelegenheid verzekert , meebrengt dat er maatregelen moeten worden genomen om de beroepskwalificatie van arbeidskrachten aan te passen aan de stromingen die tot uiting komen in de algemene economische ontwikkeling en in de ontwikkeling van de technologische produktievoorwaarden ;

Overwegende dat , in het vooruitzicht van een versnelde totstandkoming van de gemeenschappelijke markt en in verband met de coordinatie van het regionale beleid en de geleidelijke verwezenlijking van een gemeenschappelijk landbouwbeleid , de structurele hervormingen die thans in bepaalde economische sectoren plaatsvinden , nijpende vraagstukken doen ontstaan op het gebied van de beroepsopleiding , de omscholing en de herscholing ;

Overwegende dat een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding , dat , overeenkomstig artikel 128 van het Verdrag , kan bijdragen tot een harmonische ontwikkeling zowel van de nationale economieën als van de gemeenschappelijke markt , moet worden bepaald in het licht van de algemene doelstellingen van het Verdrag en in het bijzonder van de preambule en van artikel 2 ;

Overwegende dat de toepassing van een doeltreffend gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding de verwezenlijking van het vrije verkeer van werknemers zal bevorderen ;

Overwegende dat het fundamentele recht van een ieder op de vrije keuze van zijn beroep , van de inrichting en van de plaats waar hij zijn opleiding ontvangt , alsmede van de plaats waar hij zijn arbeid verricht , moet worden geëerbiedigd ;

Overwegende dat een ieder tijdens de verschillende perioden van zijn beroepsleven de mogelijkheid moet hebben een passende opleiding te ontvangen , zich verder te bekwamen en , indien nodig , herscholing te ontvangen ;

Overwegende dat de algemene beginselen voor de toepassing van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding van toepassing moeten zijn op de gehele voorbereiding tot het uitoefenen van een beroep van zowel jeugdige als volwassen personen die beroepsarbeid kunnen gaan verrichten of dit reeds doen , tot en met het peil van het middelbare kader , en dat er bijzondere betekenis moet worden gehecht aan de opleiding en de voortgezette vorming van onderwijzend personeel en van leermeesters ;

Overwegende dat voor de verwezenlijking van de doelstellingen , in de hierna volgende algemene beginselen vermeld , niet slechts maatregelen op nationale basis nodig zijn , doch dat tevens wordt vereist dat de Commissie binnen het kader van het Verdrag passende maatregelen aan de Raad of aan de Lid-Staten kan voorstellen , welke een nauwe samenwerking zowel tussen de Lid-Staten onderling als tussen de Lid-Staten en de bevoegde Instellingen van de Gemeenschap medebrengen ;

Overwegende dat het wenselijk is de samenwerking tussen de overheidsdiensten en particuliere instellingen die in de Lid-Staten in het bijzonder bij de vraagstukken der beroepsopleiding zijn betrokken , te verstevigen , met name door de oprichting van een Raadgevend Comité bij de Commissie ;

Overwegende dat onderstaande algemene beginselen beantwoorden aan de huidige economische en sociale toestand van de Gemeenschap en dat zij later geleidelijk kunnen worden aangevuld naar gelang van de ontwikkeling van de eisen in de Gemeenschap ,

BESLUIT :

De algemene beginselen voor de toepassing van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding worden als volgt vastgesteld :

EERSTE BEGINSEL

Onder gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding wordt verstaan een eensluitend geheel vormende en geleidelijk voortschrijdende gemeenschappelijke actie , die inhoudt dat elke Lid-Staat programma's samenstelt en voorzieningen treft , die overeenstemmen met deze algemene beginselen en met de daaruit voortvloeiende uitvoeringsmaatregelen .

De algemene beginselen dienen iedereen in staat te stellen een passende opleiding te ontvangen , met eerbiediging van de vrije keuze van het beroep , van de inrichting en van de plaats van de opleiding , alsmede van de arbeidsplaats .

Zij hebben betrekking op de opleiding van jeugdige en volwassen personen die beroepsarbeid kunnen gaan verrichten of dit reeds doen , tot en met het peil van het middelbare kader .

De toepassing van deze algemene beginselen berust bij de Lid-Staten en de bevoegde Instellingen van de Gemeenschap in het kader van het Verdrag .

TWEEDE BEGINSEL

Het gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding dient op de volgende fundamentale doelstellingen te zijn gericht :

a ) het scheppen van zodanige voorwaarde dat allen van het recht op het ontvangen van een passende beroepsopleiding metterdaad gebruik kunnen maken ;

b ) het tijdig beschikbaar stellen van alle voor de opleiding dienstige middelen , ten einde de verschillende sectoren van het bedrijfsleven te verzekeren van de noodzakelijke arbeidskrachten ;

c ) het op de grondslag van het algemeen vormend onderwijs zodanig ruim opzetten van de beroepsopleiding , dat de harmonische ontwikkeling van de mens wordt bevorderd en dat ook wordt voldaan aan de eisen die voortvloeien uit de technische vooruitgang , uit de vernieuwingen in de organisatie van de produktie en uit de sociale en economische ontwikkeling ;

g ) het bieden van de mogelijkheid voor een ieder om de kennis en de technische vaardigheid te verkrijgen , nodig voor de uitoefening van een bepaalde beroepsarbeid , en om het hoogst mogelijke opleidingsniveau te bereiken , alsmede in het bijzonder voor wat de jongeren betreft , het bevorderen van de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling , de opvoeding tot staatsburger en de lichamelijke ontwikkeling ;

e ) het vermijden van elke nadelige onderbreking zowel tussen het algemeen vormend onderwijs en het begin van de beroepsopleiding als tijdens deze opleiding ;

f ) het bevorderen van een behoorlijk aangepaste beroepsopleiding , van een voortgezette vorming en , in voorkomende gevallen , van een omscholing en een herscholing tijdens de verschillende perioden van het beroepsleven ;

g ) het bieden van de mogelijkheid voor een ieder naar gelang van zijn ambities , zijn beroepsgeschiktheid , zijn kennis en zijn arbeidservaring en door middel van permanente voorzieningen tot positieverbetering om een hoger niveau in zijn beroep te bereiken of zich voor te bereiden op een nieuwe beroepsarbeid van hoger niveau ;

h ) het scheppen van een zo nauw mogelijke band tussen de verschillende vormen van beroepsopleiding en het bedrijfsleven , opdat enerzijds de beroepsopleiding zoveel mogelijk beantwoordt aan de behoeften van dit bedrijfsleven , alsmede aan de belangen van degenen die in opleiding zijn , en anderzijds de kringen van het bedrijfs - en beroepsleven overal de volle belangstelling aan de dag leggen voor de met de beroepsopleiding samenhangende vraagstukken .

DERDE BEGINSEL

Bij de toepassing van het gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding dient een bijzondere betekenis te worden toegekend aan :

_ de prognose en de beoordeling van de kwantitatieve en kwalitatieve behoeften aan werknemers in de verschillende sectoren van het bedrijfsleven zowel op nationaal niveau als op dat van de Gemeenschap ;

_ een permanent apparaat ten behoeve van jeugdige en volwassen personen voor het geven van inlichtingen , van beroepenvoorlichting en van adviezen bij de beroepskeuze , steunend op de kennis van de individuele kundigheden , van de opleidingsmiddelen en van de mogelijkheden tot tewerkstellingen waarmede de sectoren van produktie en distributie , de bij de beroepsopleiding betrokken diensten en de scholen voor algemeen vormend onderwijs nauw samenwerken ;

_ de aanwezigheid van voorwaarden waardoor aan een ieder gelegenheid wordt geboden zich op het gewenste ogenblik tot bovenbedoeld apparaat te wenden , zowel voordat hij zijn beroep kiest als tijdens zijn beroepsopleiding en gedurende de gehele tijd waarin hij aan het arbeidsproces deelneemt .

VIERDE BEGINSEL

Overeenkomstig deze algemene beginselen , en ten einde de hierin vermelde doelstellingen te verwezenlijken , kan de Commissie in het kader van het Verdrag aan de Raad of aan de Lid-Staten passende maatregelen voorstellen , die noodzakelijk zouden kunnen blijken .

In nauwe samenwerking met de Lid-Staten verricht de Commissie voorts elke studie en elk onderzoek op het gebied van de beroepsopleiding met het oog op de verwezenlijking van het gemeenschappelijk beleid , met name ten einde binnen de Gemeenschap de tewerkstelling te vergemakkelijken en de geografische en beroepsmobiliteit van de werknemers te bevorderen .

Voorts stelt zij een overzicht samen van de bestaande opleidingsmiddelen in de Lid-Staten en vergelijkt deze met de bestaande behoeften , ten einde te bepalen welke maatregelen aan de Lid-Staten moeten worden aanbevolen , waarbij zij in voorkomende gevallen aanwijzingen geeft omtrent een volgorde van voorrang : eventueel bevordert zij het afsluiten van bilaterale of multilaterale overeenkomsten .

De Commissie volgt de ontwikkeling van deze maatregelen , vergelijkt de resultaten ervan en brengt deze ter kennis van de Lid-Staten .

De Commissie wordt bij de vervulling van de taken die haar op het gebied van de beroepsopleiding zijn toevertrouwd , bijgestaan door een drieledig samengesteld raadgevend Comité , waarvan de samenstelling en het statuut , na advies van de Commissie , door de Raad zullen worden vastgesteld .

VIJFDE BEGINSEL

Ten einde een betere kennis van alle gegevens en publikaties betreffende de toestand en de ontwikkeling van de beroepsopleiding in de Gemeenschap , alsmede het gebruik van de modernste leermiddelen te bevorderen , neemt de Commissie ieder dienstig initiatief om alle nuttige inlichtingen , documentatie en leermateriaal te verzamelen , te verspreiden en tussen de Lid-Staten uit te wisselen . Zij draagt in het bijzonder zorg voor de stelselmatige verspreiding van documentatie betreffende vernieuwingen die zijn of worden ingevoerd . Van hun kant bieden de Lid-Staten aan de Commissie alle voor het volbrengen van deze verschillende taken nodige hulp en steun ; in het bijzonder verschaffen zij alle nuttige inlichtingen over de toestand en de ontwikkeling der nationale systemen van beroepsopleiding .

ZESDE BEGINSEL

De Commissie bevordert in samenwerking met de Lid-Staten iedere rechtstreekse uitwisseling van ervaringen op het gebied van de beroepsopleiding , die aan de bevoegde diensten voor de beroepsopleiding en aan de deskundigen op dit gebied de mogelijkheid kan verschaffen kennis te nemen en een studie te maken van hetgeen in de andere landen der Gemeenschap terzake tot stand werd gebracht of nieuw werd ingevoerd .

Deze uitwisseling komt onder andere tot stand door middel van studiebijeenkomsten en van programma's voor het bezoeken van en het verblijf in inrichtingen voor beroepsopleiding .

ZEVENDE BEGINSEL

Een aan het doel beantwoordende opleiding van het onderwijzend personeel en van leermeesters , waarvan het aantal dient te worden opgevoerd en de technische en opvoedkundige bekwaamheid dient te worden ontwikkeld , vormt een der grondslagen van elk doeltreffend beleid met betrekking tot de beroepsopleiding .

De Lid-Staten moedigen , eventueel in samenwerking met de Commissie , alle maatregelen aan , die kunnen bijdragen tot verbetering en tot de verdere ontwikkeling van deze opleiding , met name die welke het mogelijk maken voortdurend mee te gaan met de op economisch en technisch terrein geboekte vooruitgang .

De opleiding van leermeesters die voortkomen uit bijzonder geschoolde werknemers , zal worden bevorderd .

Er zal naar worden gestreefd de opleidingen van leermeesters nader tot elkaar te brengen ; hiertoe kunnen de uitwisseling van ervaringen en andere passende middelen van soortgelijke aard , in het bijzonder de in het zesde beginsel genoemde , bijdragen .

In de landen van de Gemeenschap zullen bijzondere maatregelen worden getroffen ter bevordering van de opleiding en de voortgezette vorming van het onderwijzend personeel en van leermeesters , bestemd om werkzaamheden te gaan uitoefenen in de minder begunstigde regionen van de Gemeenschap , alsmede in de staten en gebieden in ontwikkeling , in het bijzonder die welke met de Gemeenschap zijn geassocieerd .

ACHTSTE BEGINSEL

Het gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding dient met name te worden gericht op de geleidelijke toenadering van de verschillende opleidingsniveaus .

Naar behoefte stelt de Commissie in samenwerking met de Lid-Staten voor verschillende beroepen die een bepaalde opleiding vergen , een geharmonieerde omschrijving van de basiseisen voor de toelating tot de verschillende opleidingsniveaus vast .

Op die grondslag zal worden gestreefd naar een grotere eenheid in de objectieve eisen , die voor het met gunstig gevolg afleggen van eindexamens worden gesteld ten einde te komen tot wederzijdse erkenning van de diploma's en andere getuigschriften die ter afsluiting van de beroepsopleiding worden uitgereikt .

De Lid-Staten en de Commissie zullen het organiseren van Europese wedstrijden en examens aanmoedigen .

NEGENDE BEGINSEL

Ten einde bij te dragen tot het bereiken van een globaal evenwicht tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van de Gemeenschap en rekening houdend met de tot dat doel opgestelde prognose , kunnen de Lid-Staten en de Commissie in onderlinge samenwerking aan dat doel beantwoordende initiatieven nemen , onder andere door het opstellen van daarop gerichte opleidingsprogramma's .

Deze initiatieven en programma's dienen gericht te zijn op versnelde beroepsopleiding van volwassenen , alsmede op omscholing en herscholing , met inachtneming van door economische expansie of regressie veroorzaakte situaties , van technologische en structurele veranderingen en van de voor bepaalde beroepen , beroepencategorieën of landstreken kenmerkende eisen .

TIENDE BEGINSEL

Bij de toepassing van de algemene beginselen van het gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding wordt bijzondere aandacht besteed aan de speciale vraagstukken betreffende bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of bepaalde groepen van personen ; speciale acties kunnen ten behoeve daarvan worden ondernomen .

De maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding kunnen gemeenschappelijk worden gefinancierd .

Voor de Raad

De Voorzitter

Eugène SCHAUS