14.9.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 236/3 |
VERTALING
WIJZIGING VAN HET PROTOCOL VAN MONTREAL BETREFFENDE STOFFEN DIE DE OZONLAAG AFBREKEN
Artikel I
Wijziging
Artikel 1, lid 4
In artikel 1, lid 4, van het Protocol wordt de tekst
„bijlage C of bijlage E” vervangen door
„bijlage C, bijlage E of bijlage F”.
Artikel 2, lid 5
In artikel 2, lid 5, van het Protocol wordt de tekst
„en artikel 2H” vervangen door
„de artikelen 2H en 2J”.
Artikel 2, lid 8, onder a), lid 9, onder a), en lid 11
In artikel 2, lid 8, onder a), en lid 11, van het Protocol wordt de tekst
„de artikelen 2A tot en met 2I” vervangen door
„de artikelen 2A tot en met 2J”.
Aan artikel 2, lid 8, onder a), van het Protocol wordt de volgende tekst toegevoegd:
„Dergelijke overeenkomsten kunnen worden uitgebreid ter opneming van verplichtingen met betrekking tot het gebruik of de productie uit hoofde van artikel 2J mits het totale gezamenlijke berekende gebruik of de totale gezamenlijke berekende productie van de betrokken partijen de in artikel 2J voorgeschreven maxima niet overschrijdt.”
In artikel 2, lid 9, onder a), i), van het Protocol wordt na de tekst
„dient te zijn;”
„en”
geschrapt.
Artikel 2, lid 9, onder a), ii), van het Protocol wordt hernummerd tot artikel 2, lid 9, onder a), iii).
De volgende tekst wordt na artikel 2, lid 9, onder a), i), van het Protocol als artikel 2, lid 9, onder a), ii), ingevoegd:
„aanpassingen dienen te worden aangebracht aan het in groep I van bijlage A, bijlage C en bijlage F genoemde aardopwarmingsvermogen, en zo ja, wat de aanpassingen dienen te zijn, en”.
Artikel 2J
Na artikel 2I van het Protocol wordt het volgende artikel ingevoegd:
„Artikel 2J: Fluorkoolwaterstoffen
1. Elke partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2019 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, niet meer bedraagt dan het voor het respectieve onder a) tot en met e) vermelde aantal jaren vastgestelde percentage van het jaarlijks gemiddelde van haar berekend gebruik van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2011, 2012 en 2013, vermeerderd met 15 % van haar berekend gebruik van de in groep I van bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, als vastgesteld in artikel 2F, lid 1, uitgedrukt in CO2-equivalenten:
a) |
2019 tot en met 2023: 90 procent; |
b) |
2024 tot en met 2028: 60 procent; |
c) |
2029 tot en met 2033: 30 procent; |
d) |
2034 tot en met 2035: 20 procent; |
e) |
2036 en daarna: 15 procent; |
2. Onverminderd lid 1 van dit artikel kunnen de partijen besluiten dat een partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2020 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, niet meer bedraagt dan het voor het respectieve onder a) tot en met e) vermelde aantal jaren vastgestelde percentage van het jaarlijks gemiddelde van haar berekend gebruik van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2011, 2012 en 2013, vermeerderd met 25 % van haar berekend gebruik van de in groep I van bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, als vastgesteld in artikel 2F, lid 1, uitgedrukt in CO2-equivalenten:
a) |
2020 tot en met 2024: 95 procent; |
b) |
2025 tot en met 2028: 65 procent; |
c) |
2029 tot en met 2033: 30 procent; |
d) |
2034 tot en met 2035: 20 procent; |
e) |
2036 en daarna: 15 procent; |
3. Elke partij die de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen produceert, verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2019 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekende productie van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, niet meer bedraagt dan het percentage voor het respectieve onder a) tot en met e) vermelde aantal jaren vastgestelde percentage van het jaarlijks gemiddelde van haar berekende productie van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2011, 2012 en 2013, vermeerderd met 15 % van haar berekende productie van de in groep I van bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, als vastgesteld in artikel 2F, lid 2, uitgedrukt in CO2-equivalenten:
a) |
2019 tot en met 2023: 90 procent; |
b) |
2024 tot en met 2028: 60 procent; |
c) |
2029 tot en met 2033: 30 procent; |
d) |
2034 tot en met 2035: 20 procent; |
e) |
2036 en daarna: 15 procent; |
4. Onverminderd lid 3 van dit artikel kunnen de partijen besluiten dat een partij die de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen produceert, verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2020 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekende productie van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, niet meer bedraagt dan het voor het respectieve onder a) tot en met e) vermelde aantal jaren vastgestelde percentage van het jaarlijks gemiddelde van haar berekende productie van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2011, 2012 en 2013, vermeerderd met 25 % van haar berekende productie van de in groep I van bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, als vastgesteld in artikel 2 F, lid 2, uitgedrukt in CO2-equivalenten:
a) |
2020 tot en met 2024: 95 procent; |
b) |
2025 tot en met 2028: 65 procent; |
c) |
2029 tot en met 2033: 30 procent; |
d) |
2034 tot en met 2035: 20 procent; |
e) |
2036 en daarna: 15 procent; |
5. De leden 1 tot en met 4 van dit artikel zijn van toepassing tenzij de partijen besluiten de productie of het gebruik van de bedoelde stoffen toe te staan voor zover dit is vereist om te voldoen aan een door de partijen overeengekomen vrijgesteld gebruik.
6. Elke partij die de in groep I van bijlage C of in bijlage F genoemde stoffen vervaardigt, verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2020 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar uitworp van de in groep II van bijlage F genoemde stoffen, die wordt gegenereerd in elke productiefaciliteit die de in groep I van bijlage C of in bijlage F genoemde stoffen vervaardigt, voor zover mogelijk wordt vernietigd met behulp van door de partijen goedgekeurde technologieën gedurende hetzelfde tijdvak van twaalf maanden.
7. Elke partij verzekert dat de vernietiging van in groep II van bijlage F genoemde stoffen die worden gegenereerd door faciliteiten die de in groep I van bijlage C of in bijlage F genoemde stoffen produceren, enkel met behulp van door de partijen goedgekeurde technologieën geschiedt.”.
Artikel 3
In artikel 3 van het Protocol moet de aanhef worden vervangen door de volgende tekst:
„1. Voor de toepassing van de artikelen 2, 2A tot en met 2J, en 5, stelt elke partij voor elke in bijlage A, bijlage B, bijlage C, bijlage E of bijlage F genoemde groep van stoffen haar berekende niveaus vast door:”.
In artikel 3, onder a), i), van het Protocol wordt de laatste puntkomma vervangen door
„, tenzij anders bepaald in lid 2;”.
Aan het einde van artikel 3 van het Protocol wordt de volgende tekst toegevoegd:
„; en
d) |
wat de uitworp betreft van de in groep II van bijlage F genoemde stoffen die wordt gegenereerd in elke faciliteit die de in groep I van bijlage C of in bijlage F genoemde stoffen genereert, onder andere de hoeveelheden op te nemen die worden uitgeworpen door lekken in de apparatuur, procesontluchtingen en vernietigingsapparatuur, met uitzondering van de hoeveelheden die worden opgevangen voor gebruik, vernietiging of opslag. |
2. Bij de berekening van de niveaus voor de productie, het gebruik, de invoer, de uitvoer en de uitworp van de in groep I van bijlage C en in bijlage F genoemde stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, voor de toepassing van artikel 2J, artikel 2, lid 5 bis, en artikel 3, lid 1, onder d), gebruikt elke partij het aardopwarmingsvermogen dat voor deze stoffen is vastgesteld in groep I van bijlage A, bijlage C en bijlage F.”
Artikel 4, lid 1 septies
Na artikel 4, lid 1 sexties, van het Protocol wordt het volgende lid ingevoegd:
„1 septies. Bij de inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke partij de invoer van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen uit staten die geen partij zijn bij dit Protocol.”.
Artikel 4, lid 2 septies
Na artikel 4, lid 2 sexties, van het Protocol wordt het volgende lid ingevoegd:
„2 septies. Bij de inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke partij de uitvoer van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen naar staten die geen partij zijn bij dit Protocol.”.
Artikel 4, leden 5, 6 en 7
In artikel 4, leden 5, 6 en 7, van het Protocol wordt de tekst
„de bijlagen A, B, C en E” vervangen door
„de bijlagen A, B, C, E en F”.
Artikel 4, lid 8
In artikel 4, lid 8, van het Protocol wordt de tekst
„de artikelen 2A tot en met 2I” vervangen door
„de artikelen 2A tot en met 2J”.
Artikel 4B
Na artikel 4B, lid 2, van het Protocol wordt het volgende lid ingevoegd:
„2 bis. Elke partij stelt met ingang van 1 januari 2019 of binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit artikel ten aanzien van haar, naargelang van welke datum later is, een vergunningensysteem in voor de invoer en uitvoer van nieuwe, gebruikte, hergebruikte en geregenereerde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als genoemd in bijlage F en voert dat uit. Elke onder de werking van artikel 5, lid 1, vallende partij die besluit dat zij niet in staat is een dergelijk systeem met ingang van 1 januari 2019 in te stellen en uit te voeren, kan deze maatregelen uitstellen tot respectievelijk 1 januari 2021.”
Artikel 5
In artikel 5, lid 4, van het Protocol wordt de tekst
„2I”
vervangen door
„2J”.
In artikel 5, leden 5 en 6, van het Protocol wordt de tekst
„Artikel 2I”
vervangen door
„de artikelen 2I en 2J”.
In artikel 5, lid 5, van het Protocol wordt vóór de tekst
„alle in de artikelen 2F tot en met 2H vervatte verplichtingen”„aan” ingevoegd.
„with”
Na artikel 5, lid 8 ter, van het Protocol wordt het volgende lid toegevoegd:
„8 quater. |
|
Artikel 6
In artikel 6 van het Protocol wordt de tekst
„de artikelen 2A tot en met 2I” vervangen door
„de artikelen 2A tot en met 2J”.
Artikel 7, leden 2, 3 en 3 ter
In artikel 7, lid 2, van het Protocol wordt na de regel „- elke van de in bijlage E genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen over 1991,” de volgende regel ingevoegd:
„— |
elke van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen over de jaren 2011 tot en met 2013, zij het dat de onder de werking van artikel 5, lid 1, vallende partijen dergelijke gegevens verstrekken over de jaren 2020 tot en met 2022, maar dat de onder de werking van artikel 5, lid 1, vallende partijen waarop artikel 5, lid 8 quater, onder d) en f), van toepassing is, dergelijke gegevens verstrekken over de jaren 2024 tot en met 2026;”. |
In artikel 2, leden 7 en 3, van het Protocol wordt de tekst
„C en E”
vervangen door
„C, E en F”.
Na artikel 7, lid 3 bis, van het Protocol wordt het volgende lid toegevoegd:
„3 ter. Elke partij verstrekt het secretariaat statistische gegevens over haar jaarlijkse uitworp van de in groep II van bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per faciliteit overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder d), van het Protocol.”.
Artikel 7, lid 4
In artikel 7, lid 4, van het protocol wordt na de tekst
„statistische gegevens over” en „gegevens verstrekt over”„productie,” ingevoegd.
„production,”
Artikel 10, lid 1
In artikel 10, lid 1, van het Protocol wordt de tekst
„en artikel 2I”
vervangen door
„, artikel 2I en artikel 2J”.
Aan het einde van artikel 10, lid 1, van het Protocol wordt de volgende tekst ingevoegd:
„Wanneer een onder de werking van artikel 5, lid 1, vallende partij ervoor kiest gebruik te maken van financiering in het kader van een andere financiële regeling waardoor een deel van de overeengekomen meerkosten zou kunnen worden gedekt, wordt dat deel niet gedekt door de financiële regeling van artikel 10 van dit Protocol.”.
Artikel 17
In artikel 17 van het Protocol wordt de tekst
„de artikelen 2A tot en met 2I” vervangen door
„de artikelen 2A tot en met 2J”.
Bijlage A
De tabel voor groep I van bijlage A bij het Protocol wordt vervangen door de onderstaande tabel:
Groep |
Stof |
Ozonafbrekend vermogen * |
Aardopwarmingsvermogen over 100 jaar |
Groep I |
|||
CFCl3 |
(CFC-11) |
1,0 |
4 750 |
CF2Cl2 |
(CFC-12) |
1,0 |
10 900 |
C2F3Cl3 |
(CFC-113) |
0,8 |
6 130 |
C2F4Cl2 |
(CFC-114) |
1,0 |
10 000 |
C2F5Cl |
(CFC-115) |
0,6 |
7 370 |
Bijlage C en bijlage F
De tabel voor groep I van bijlage C bij het Protocol wordt vervangen door de onderstaande tabel:
Groep |
Stof |
Aantal isomeren |
Ozonafbrekend vermogen * |
Aardopwarmingsvermogen over 100 jaar *** |
Groep I |
||||
CHFCl2 |
(HCFC-21) ** |
1 |
0,04 |
151 |
CHF2Cl |
(HCFC-22) ** |
1 |
0,055 |
1 810 |
CHFCl |
(HCFC-31) |
1 |
0,02 |
|
C2HFCl4 |
(HCFC-121) |
2 |
0,01-0,04 |
|
C2HF2Cl3 |
(HCFC-122) |
3 |
0,02-0,08 |
|
C2HF3Cl2 |
(HCFC-123) |
3 |
0,02-0,06 |
77 |
CHCl2CF3 |
(HCFC-123) ** |
— |
0,02 |
|
C2HF4Cl |
(HCFC-124) |
2 |
0,02-0,04 |
609 |
CHFClCF3 |
(HCFC-124) ** |
— |
0,022 |
|
C2H2FCl3 |
(HCFC-131) |
3 |
0,007-0,05 |
|
C2H2F2Cl2 |
(HCFC-132) |
4 |
0,008-0,05 |
|
C2H2F3Cl |
(HCFC-133) |
3 |
0,02-0,06 |
|
C2H3FCl2 |
(HCFC-141) |
3 |
0,005-0,07 |
|
CH3CFCl2 |
(HCFC-141b) ** |
— |
0,11 |
725 |
C2H3F2Cl |
(HCFC-142) |
3 |
0,008-0,07 |
|
CH3CF2Cl |
(HCFC-142b) ** |
— |
0,065 |
2 310 |
C2H4FCl |
(HCFC-151) |
2 |
0,003-0,005 |
|
C3HFCl6 |
(HCFC-221) |
5 |
0,015-0,07 |
|
C3HF2Cl5 |
(HCFC-222) |
9 |
0,01-0,09 |
|
C3HF3Cl4 |
(HCFC-223) |
12 |
0,01-0,08 |
|
C3HF4Cl3 |
(HCFC-224) |
12 |
0,01-0,09 |
|
C3HF5Cl2 |
(HCFC-225) |
9 |
0,02-0,07 |
|
CF3CF2CHCl2 |
(HCFC-225ca) ** |
— |
0,025 |
122 |
CF2ClCF2CHClF |
(HCFC-225cb) ** |
— |
0,033 |
595 |
C3HF6Cl |
(HCFC-226) |
5 |
0,02-0,10 |
|
C3H2FCl5 |
(HCFC-231) |
9 |
0,05-0,09 |
|
C3H2F2Cl4 |
(HCFC-232) |
16 |
0,008-0,10 |
|
C3H2F3Cl3 |
(HCFC-233) |
18 |
0,007-0,23 |
|
C3H2F4Cl2 |
(HCFC-234) |
16 |
0,01-0,28 |
|
C3H2F5Cl |
(HCFC-235) |
9 |
0,03-0,52 |
|
C3H3FCl4 |
(HCFC-241) |
12 |
0,004-0,09 |
|
C3H3F2Cl3 |
(HCFC-242) |
18 |
0,005-0,13 |
|
C3H3F3Cl2 |
(HCFC-243) |
18 |
0,007-0,12 |
|
C3H3F4Cl |
(HCFC-244) |
12 |
0,009-0,14 |
|
C3H4FCl3 |
(HCFC-251) |
12 |
0,001-0,01 |
|
C3H4F2Cl2 |
(HCFC-252) |
16 |
0,005-0,04 |
|
C3H4F3Cl |
(HCFC-253) |
12 |
0,003-0,03 |
|
C3H5FCl2 |
(HCFC-261) |
9 |
0,002-0,02 |
|
C3H5F2Cl |
(HCFC-262) |
9 |
0,002-0,02 |
|
C3H6FCl |
(HCFC-271) |
5 |
0,001-0,03 |
|
* |
Waar met betrekking tot de factor voor het ozonafbrekend vermogen (ozone depleting potential — ODP) een interval is aangegeven, dient in het kader van het Protocol de hoogste aangegeven waarde te worden gebruikt. Indien slechts één enkele ODP-waarde is vermeld, is deze berekend op basis van laboratoriummetingen. Indien een interval is vermeld, gaat het om schattingen waarover minder zekerheid bestaat. Elk interval geldt voor de betrokken groep isomeren. De bovengrens wordt gevormd door de geschatte ODP van de isomeer met de hoogste ODP, de ondergrens door de geschatte ODP van de isomeer met de laagste ODP. |
** |
Ter aanduiding van de stoffen die de interessantste commerciële mogelijkheden bieden, met de bijbehorende, in het kader van het Protocol te gebruiken ODP-waarde. |
*** |
Voor stoffen waarvoor geen aardopwarmingsvermogen (global warming potential — GWP) is aangegeven, is de standaardwaarde 0 van toepassing totdat middels de in artikel 2, lid 9, onder a), ii), bepaalde procedure een GWP-waarde wordt opgenomen. |
Aan het Protocol wordt na bijlage E de volgende bijlage toegevoegd:
Bijlage F: Aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen
Groep |
Stof |
Aardopwarmingsvermogen over 100 jaar |
Groep I |
||
CHF2CHF2 |
HFC-134 |
1 100 |
CH2FCF3 |
HFC-134a |
1 430 |
CH2FCHF2 |
HFC-143 |
353 |
CHF2CH2CF3 |
HFC-245fa |
1 030 |
CF3CH2CF2CH3 |
HFC-365mfc |
794 |
CF3CHFCF3 |
HFC-227ea |
3 220 |
CH2FCF2CF3 |
HFC-236cb |
1 340 |
CHF2CHFCF3 |
HFC-236ea |
1 370 |
CF3CH2CF3 |
HFC-236fa |
9 810 |
CH2FCF2CHF2 |
HFC-245ca |
693 |
CF3CHFCHFCF2CF3 |
HFC-43-10mee |
1 640 |
CH2F2 |
HFC-32 |
675 |
CHF2CF3 |
HFC-125 |
3 500 |
CH3CF3 |
HFC-143a |
4 470 |
CH3F |
HFC-41 |
92 |
CH2FCH2F |
HFC-152 |
53 |
CH3CHF2 |
HFC-152a |
124 |
|
|
|
Groep II |
||
CHF3 |
HFC-23 |
14 800 |
Artikel II
Verband met de wijziging van 1999
Geen enkele staat of organisatie voor regionale economische integratie kan een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, respectievelijk toetreding tot, deze wijziging nederleggen zonder hetzij vooraf hetzij tegelijk hiermee een dergelijke akte neder te leggen met betrekking tot de op de elfde vergadering van de partijen te Peking op 3 december 1999 aanvaarde wijziging.
Artikel III
Verband met het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het Protocol van Kyoto daarbij
Deze wijziging is niet bedoeld om tot gevolg te hebben dat fluorkoolwaterstoffen buiten het toepassingsgebied van de in de artikelen 4 en 12 van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering of de in de artikelen 2, 5, 7 en 10 van het Protocol van Kyoto daarbij vervatte toezeggingen vallen.
Artikel IV
Inwerkingtreding
1. |
Met uitzondering van het bepaalde in lid 2 treedt deze wijziging in werking op 1 januari 2019, mits ten minste 20 akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de wijziging zijn nedergelegd door staten of organisaties voor regionale economische integratie die partij zijn bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken. Ingeval op genoemde datum niet aan deze voorwaarde is voldaan, treedt de wijziging in werking op de negentigste dag na de datum waarop daaraan is voldaan. |
2. |
De in artikel I van deze wijziging vastgestelde wijzigingen van artikel 4 van het Protocol, Handel met staten die geen partij zijn, treden in werking op 1 januari 2033, mits ten minste 70 akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de wijziging zijn nedergelegd door staten of organisaties voor regionale economische integratie die partij zijn bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken. Ingeval op genoemde datum niet aan deze voorwaarde is voldaan, treedt de wijziging in werking op de negentigste dag na de datum waarop daaraan is voldaan. |
3. |
Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt een dergelijke door een regionale organisatie voor economische integratie nedergelegde akte niet meegeteld naast de door haar lidstaten nedergelegde akten. |
4. |
Na de inwerkingtreding van deze wijziging overeenkomstig het bepaalde in de leden 1 en 2, treedt zij ten aanzien van elke andere partij bij het Protocol in werking op de negentigste dag na de datum van nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring. |
Artikel V
Voorlopige toepassing
Elke partij kan te allen tijde voor de inwerkingtreding van deze wijziging ten aanzien van haar verklaren dat zij de in artikel 2J vastgestelde beheersingsmaatregelen en de overeenkomstige gegevensverstrekking van artikel 7 in afwachting van de inwerkingtreding voorlopig zal toepassen.
Verklaring van de Europese Unie overeenkomstig artikel 13, lid 3, van het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag betreffende de omvang van haar bevoegdheid ten aanzien van de aangelegenheden die vallen onder het Verdrag en het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken
De volgende staten zijn momenteel lid van de Europese Unie: het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, is de Europese Unie bevoegd om toe te treden tot internationale overeenkomsten, en om de daaruit voortvloeiende verplichtingen na te komen, die bijdragen tot de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:
— |
behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu; |
— |
bescherming van de gezondheid van de mens; |
— |
behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen; |
— |
bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van de klimaatverandering. |
De Unie heeft haar bevoegdheid ten aanzien van het toepassingsgebied van het Verdrag van Wenen en het Protocol van Montreal uitgeoefend door rechtsinstrumenten aan te nemen, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (herschikking) (1), waarbij eerdere wetgeving ter bescherming van de ozonlaag werd vervangen, en Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 (2). De Unie is bevoegd voor het nakomen van de verplichtingen uit het Verdrag van Wenen en het Protocol van Montreal waarvoor in rechtsinstrumenten van de Unie, en met name de hierboven genoemde, gemeenschappelijke regels zijn vastgesteld, indien en voor zover zulke gemeenschappelijke regels worden beïnvloed of het toepassingsgebied ervan wordt gewijzigd door bepalingen van het Verdrag van Wenen of het Protocol van Montreal of een handeling ter uitvoering daarvan; in andere gevallen blijft de Unie haar bevoegdheid delen met haar lidstaten.
De uitoefening van bevoegdheden door de Europese Unie ingevolge de Verdragen, is door de aard ervan voortdurend in ontwikkeling. De Unie behoudt zich daarom het recht voor deze verklaring aan te passen.
Op het gebied van onderzoek als bedoeld in het Verdrag, heeft de Unie de bevoegdheid activiteiten uit te voeren, met name om programma's vast te stellen en uit te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten evenwel niet hun eigen bevoegdheden uit te oefenen.