1.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 29/4


OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en de regering van Australië inzake samenwerking op het gebied van het vreedzame gebruik van kernenergie

DE REGERING VAN AUSTRALIË

en

DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE (Euratom), hierna „de Gemeenschap” genoemd,

GELEID DOOR DE WENS om bij het gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden nauwer samen te werken;

OVERWEGENDE dat de Overeenkomst tussen de regering van Australië en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie betreffende overdracht van kernmateriaal van Australië aan de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, gesloten te Brussel op 21 september 1981, een beperkt toepassingsgebied heeft en in 2012 afloopt;

OPNIEUW BEVESTIGEND dat de regering van Australië, de Gemeenschap en de regeringen van haar lidstaten sterk gecommitteerd zijn aan nucleaire non-proliferatie, met inbegrip van de versteviging en efficiënte toepassing van de desbetreffende veiligheidscontrole- en uitvoercontrolestelsels, in het kader waarvan Australië en de Gemeenschap samenwerken op het gebied van het vreedzame gebruik van kernenergie;

BEVESTIGEND dat de regering van Australië, de Gemeenschap en de regeringen van haar lidstaten de doelstellingen van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (hierna „de IAEA”) en haar veiligheidscontrolesysteem steunen;

OPNIEUW BEVESTIGEND dat de regering van Australië, de Gemeenschap en de regeringen van haar lidstaten sterk gehecht zijn aan het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal, gesloten te New York en te Wenen op 3 maart 1980, en in algemene zin in werking getreden op 8 februari 1987;

OVERWEGENDE dat Australië en alle lidstaten van de Gemeenschap partij zijn bij het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, gesloten te Washington, te Londen en te Moskou op 1 juli 1968, en in werking getreden op 5 maart 1970, hierna het Non-proliferatieverdrag („NPV”) genoemd;

OPMERKENDE dat in alle lidstaten van de Gemeenschap een nucleaire veiligheidscontrole wordt toegepast overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna „het Euratom-Verdrag”) én de veiligheidscontroleovereenkomsten, gesloten tussen de Gemeenschap, haar lidstaten en de IAEA;

OPMERKENDE dat de regeringen van Australië en van alle lidstaten van de Gemeenschap deelnemen aan de Groep van Nucleaire Exportlanden;

OPMERKENDE dat rekening moet worden gehouden met de verplichtingen die de regering van Australië en de regeringen van de lidstaten van de Gemeenschap in het kader van de Groep van Nucleaire Exportlanden zijn aangegaan;

ERKENNENDE dat binnen de Europese Unie het fundamentele beginsel van vrij verkeer op de interne markt geldt;

IN HET BESEF dat de overeenkomst in overeenstemming moet zijn met de internationale verplichtingen van de Europese Unie en de regering van Australië krachtens de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie;

MEMOREREND de verplichtingen van de regering van Australië en de regeringen van de lidstaten van de Gemeenschap krachtens hun bilaterale overeenkomsten inzake het vreedzame gebruik van kernenergie;

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel I

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

1.   „bijproduct”: bijzondere splijtstof die in één of meer al dan niet op elkaar volgende processtappen ontstaat uit kernmateriaal dat overeenkomstig deze overeenkomst wordt overgedragen;

2.   „bevoegde instantie”:

voor de regering van Australië, de Australian Safeguards and Non-Proliferation Office;

voor de Gemeenschap, de Europese Commissie,

of elke andere instantie waarvan de ene partij de andere op ieder moment schriftelijk in kennis kan stellen;

3.   „uitrusting”: de goederen die worden genoemd in de punten 1, 3, 4, 5, 6 en 7 van bijlage B bij IAEA-document INFCIRC/254/Rev.9/Part 1 (Richtsnoeren voor de overdracht van kernmateriaal);

4.   „intellectuele eigendom”: eigendom als omschreven in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom, gesloten te Stockholm op 14 juli 1967, als gewijzigd op 28 september 1979, die ook andere zaken kan omvatten zoals overeengekomen door de partijen;

5.   „niet-nucleair materiaal”:

deuterium en zwaar water (deuteriumoxide) en elk ander deuteriummengsel waarin de deuterium/waterstofverhouding meer dan 1:5000 bedraagt, voor gebruik in een kernreactor, als gedefinieerd in punt 1.1 van bijlage B bij IAEA-document INFCIRC/254/Rev.9/Part 1 (Richtsnoeren voor de overdracht van kernmateriaal);

grafiet van de zuiverheid vereist voor de toepassing op het gebied van de kernenergie: grafiet voor gebruik in een kernreactor, als gedefinieerd in punt 1.1 van bijlage B bij IAEA-document INFCIRC/254/Rev.9/Part 1 (Richtsnoeren voor de overdracht van kernmateriaal), met een zuiverheidsgraad beter dan 5 deeltjes per miljoen boorequivalent en met een dichtheid groter dan 1,50 gram per kubieke centimeter;

6.   „nucleair materiaal”: elk basismateriaal of elke bijzondere splijtstof als gedefinieerd in artikel XX van het statuut van de IAEA, goedgekeurd op de hoofdzetel van de Verenigde Naties op 23 oktober 1956 en in werking getreden op 29 juli 1957 (hierna „het statuut van de IAEA”). Elk besluit van de raad van bestuur van de IAEA krachtens artikel XX van het statuut van de IAEA tot wijziging van de lijst van materialen die als „basismateriaal” of als „bijzondere splijtstof” worden beschouwd, heeft in het kader van deze overeenkomst slechts effect nadat beide partijen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat zij die wijziging aanvaarden;

7.   „partijen”: de regering van Australië enerzijds, en de Gemeenschap anderzijds;

8.   „vreedzame doeleinden”: omvat het gebruik van nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal, uitrusting en technologie voor de opwekking van elektriciteit, en in de geneeskunde, de landbouw en de industrie, maar omvat niet onderzoek naar en ontwikkeling van explosieven, en evenmin militaire doeleinden. Onder militaire doeleinden valt niet de levering van stroom aan een militaire basis vanuit een elektriciteitsnet, of de productie van radio-isotopen voor medische toepassingen in een militair hospitaal;

9.   „personen”: elke natuurlijke persoon, onderneming of andere entiteit waarop de onder de respectieve territoriale bevoegdheid van de partijen vallende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van toepassing zijn, met uitzondering van de partijen bij deze overeenkomst zelf;

10.   „technologie”: technologie als gedefinieerd in bijlage A bij IAEA-document INFCIRC/254/Rev.9/Part 1 (Richtsnoeren voor de overdracht van kernmateriaal);

11.   „de Gemeenschap”: zowel

de rechtspersoon die bij het Euratom-Verdrag is opgericht, als

het grondgebied waarop het Euratom-Verdrag van toepassing is.

Artikel II

Doel

Doel van deze overeenkomst is een kader te bieden voor samenwerking tussen de partijen inzake het vreedzame gebruik van kernenergie, op basis van wederzijds voordeel en wederkerigheid en zonder afbreuk te doen aan de respectieve bevoegdheden van de partijen.

Artikel III

Gebieden waarop wordt samengewerkt

1.   Nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal, uitrusting en technologie waarop deze overeenkomst van toepassing is, worden uitsluitend voor vreedzame doeleinden aangewend, worden niet gebruikt voor de vervaardiging van, het onderzoek naar of de ontwikkeling van kernwapens of andere nucleaire explosieven, en worden niet gebruikt voor militaire doeleinden of op een andere wijze die militair gebruik in de hand werkt.

Nucleair materiaal, uitrusting, niet-nucleair materiaal en als bijproduct geproduceerd nucleair materiaal mogen uitsluitend voor vreedzame doeleinden, en dus niet voor militaire doeleinden worden gebruikt.

2.   De samenwerking tussen de partijen op grond van deze overeenkomst heeft onder meer betrekking op de volgende gebieden:

a)

levering van nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal en uitrusting;

b)

overdracht van technologie, inclusief het verstrekken van de voor dit artikel relevante informatie, op voorwaarde dat Australië en afzonderlijke lidstaten van de Gemeenschap zich bereid hebben verklaard om dergelijke overdrachten plaats te doen vinden in het kader van deze overeenkomst;

c)

overdracht van uitrusting die door de partijen is aangewezen als zijnde uitrusting welke ontworpen, gebouwd of geëxploiteerd is op basis van of met gebruikmaking van informatie die is verkregen van de andere partij, en die zich op het moment van die aanwijzing binnen de jurisdictie van een van de partijen bevindt;

d)

aankoop van uitrusting en instrumenten;

e)

toegang tot en gebruik van uitrusting en faciliteiten;

f)

beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval;

g)

nucleaire veiligheid en stralingsbescherming;

h)

veiligheidscontroles;

i)

gebruik van radio-isotopen en straling in de landbouw, de industrie en de geneeskunde;

j)

geologische en geofysische exploratie, ontwikkeling, productie, verdere verwerking en gebruik van uraniumbronnen;

k)

regelgevingsaspecten van het vreedzame gebruik van kernenergie, en

l)

andere gebieden die relevant zijn in het kader van deze overeenkomst, voor zover zij vallen onder de respectieve programma's van de partijen.

3.   De samenwerking betreft ook activiteiten op het gebied van nucleair onderzoek en ontwikkeling die van wederzijds belang zijn voor de partijen overeenkomstig de door de partijen overeen te komen aanvullende bepalingen.

4.   De in lid 2 bedoelde samenwerking kan de volgende vormen aannemen:

a)

organisatie van symposia en seminars;

b)

organisatie van gezamenlijke projecten en oprichting van joint ventures;

c)

oprichting van bilaterale werkgroepen voor de uitvoering van gezamenlijke projecten;

d)

levering van diensten van de splijtstofkringloop, zoals uraanconversie en isotopenverrijking;

e)

handel en commerciële samenwerking in verband met de splijtstofkringloop;

f)

overdracht van industriële uitrusting en industriële technologie, en

g)

andere vormen van samenwerking als schriftelijk overeengekomen door de partijen.

5.   De samenwerking op de specifieke, in lid 2 bedoelde gebieden kan indien nodig haar beslag krijgen in regelingen tussen een rechtspersoon van Australië en een rechtspersoon van de Gemeenschap; de respectieve bevoegde instantie stelt de andere bevoegde instantie er dan van in kennis dat deze rechtspersoon naar behoren gemachtigd is om die samenwerking te implementeren. Dergelijke regelingen omvatten bepalingen inzake de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten wanneer dergelijke rechten bestaan of ontstaan.

Artikel IV

Goederen die onder de overeenkomst vallen

1.   Deze overeenkomst is van toepassing op:

a)

nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal en uitrusting die rechtstreeks dan wel via een derde land worden overgedragen tussen de partijen of hun respectieve personen.

Dergelijk nucleair en niet-nucleair materiaal en dergelijke uitrusting valt onder deze overeenkomst zodra de desbetreffende goederen onder de territoriale jurisdictie van de ontvangende partij vallen, op voorwaarde dat de leverende partij de ontvangende partij schriftelijk van de overdracht in kennis heeft gesteld en de ontvangende partij schriftelijk heeft bevestigd dat bedoelde goederen zullen worden bewaard overeenkomstig deze overeenkomst en dat de voorgestelde ontvanger, indien deze niet de ontvangende partij is, een gemachtigde persoon is in het kader van de territoriale jurisdictie van de ontvangende partij;

b)

alle vormen van nucleair materiaal die in chemische of fysische processen of door isotopenscheiding worden vervaardigd, met dien verstande dat de hoeveelheid van het aldus geproduceerde nucleaire materiaal slechts wordt geacht onder deze overeenkomst te vallen in dezelfde verhouding als de hoeveelheid nucleair materiaal die bij de vervaardiging ervan is gebruikt en aan deze overeenkomst is onderworpen, bijdraagt tot de totale hoeveelheid van het aldus gebruikte nucleaire materiaal;

c)

alle door neutronenbestraling geproduceerde generaties van nucleair materiaal, met dien verstande dat de hoeveelheid van het aldus geproduceerde nucleair materiaal slechts wordt geacht onder deze overeenkomst te vallen in dezelfde verhouding als de hoeveelheid nucleair materiaal die aan deze overeenkomst is onderworpen en die, gebruikt bij deze productie, bijdraagt tot deze productie;

d)

nucleair materiaal dat wordt geproduceerd, verwerkt of gebruikt in uitrusting waarbij:

i)

aan deze overeenkomst onderworpen niet-nucleair materiaal geheel of in hoofdzaak verantwoordelijk was voor de productie, de verwerking of het gebruik van het nucleaire materiaal;

ii)

aan deze overeenkomst onderworpen uitrusting geheel verantwoordelijk was voor de productie, de verwerking of het gebruik van het nucleaire materiaal;

iii)

uitrusting, na overleg met de ontvangende partij, door de leverende partij is aangewezen als zijnde ontworpen, gebouwd, gefabriceerd of geëxploiteerd op basis van of met gebruikmaking van overgedragen technologie die aan deze overeenkomst onderworpen is, en

iv)

de onder ii) en iii) bedoelde uitrusting beperkt is tot de punten 1.1, 3, 4, 5, 6 en 7 van bijlage B bij IAEA-document INFCIRC/254/Rev.9/Part 1, en onderdelen van dergelijke uitrusting uitdrukkelijk zijn uitgesloten;

e)

nucleair materiaal dat onderworpen was aan de Overeenkomst betreffende overdracht van kernmateriaal van Australië aan de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, gesloten te Brussel op 21 september 1981;

f)

nucleair materiaal dat overeenkomstig bilaterale overeenkomsten door lidstaten van de Gemeenschap aan Australië was overgedragen en waarvan de Commissie bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst in kennis wordt gesteld, en

g)

nucleair materiaal dat voor nucleaire doeleinden is teruggewonnen uit andere ertsen en concentraten dan uraniumertsconcentraat, die rechtstreeks dan wel via een derde land tussen de partijen worden overgedragen, en waarvan de terugwinning door de overdragende partij is aangemerkt als relevant in het kader van de overeenkomst. Indien dergelijk nucleair materiaal niet kan worden onderworpen aan alle in artikel VII bedoelde voorwaarden, wordt het niet gebruikt totdat de partijen in onderling overleg de toe te passen veiligheidscontroles en fysieke beveiligingsmaatregelen hebben bepaald.

2.   Nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal en uitrusting als bedoeld in lid 1 blijven aan de bepalingen van deze overeenkomst onderworpen, totdat volgens de procedures van de krachtens artikel XII op te stellen administratieve regeling is vastgesteld:

a)

dat bedoelde goederen opnieuw zijn overgedragen buiten de jurisdictie van de ontvangende partij overeenkomstig de leden 5 en 6 van artikel VII;

b)

dat nucleair materiaal niet langer kan worden gebruikt voor enige nucleaire activiteit die relevant is vanuit het oogpunt van de in lid 1 van artikel VII bedoelde veiligheidscontroles, dan wel praktisch niet langer terug te winnen is. Om vast te stellen dat onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal niet langer bruikbaar, dan wel praktisch niet langer terug te winnen is voor verwerking in een vorm waarin het bruikbaar is voor enige nucleaire activiteit die relevant is vanuit het oogpunt van de veiligheidscontroles, aanvaarden beide partijen een besluit dat de IAEA neemt in overeenstemming met de bepalingen inzake beëindiging van de veiligheidscontroles van de relevante veiligheidscontroleovereenkomsten waarbij de IAEA partij is;

c)

dat niet-nucleair materiaal en niet-nucleaire uitrusting niet langer bruikbaar zijn voor nucleaire doeleinden, dan wel

d)

dat de partijen onderling bepalen dat het materiaal niet langer onder deze overeenkomst valt.

3.   De overdracht van technologie is aan deze overeenkomst onderworpen voor de lidstaten van de Gemeenschap die zich via schriftelijke kennisgeving van de betrokken lidstaat aan de Europese Commissie bereid hebben verklaard om dergelijke overdrachten plaats te doen vinden binnen het kader van deze overeenkomst. Een voorafgaande kennisgeving tussen de betrokken lidstaten en de Europese Commissie enerzijds, en de regering van Australië anderzijds, moet vóór elke overdracht worden toegezonden.

Artikel V

Verrijking

Voorafgaand aan elke verrijking van onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal tot de aanwezigheid van twintig (20) procent of meer van de isotoop uranium 235 is de schriftelijke instemming van beide partijen vereist. In bedoelde instemming worden de voorwaarden omschreven waaronder het tot twintig (20) procent of meer verrijkte uranium mag worden gebruikt. Tussen de partijen kan een regeling worden vastgesteld om de uitvoering van deze bepaling te vergemakkelijken.

Artikel VI

Handel in nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal, uitrusting en technologie

1.   Elke overdracht van nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal en uitrusting, uitgevoerd in het kader van de samenwerkingsactiviteiten, gebeurt overeenkomstig de relevante internationale verplichtingen van de Gemeenschap, de lidstaten van de Gemeenschap en Australië met betrekking tot het vreedzame gebruik van kernenergie als omschreven in artikel VII.

2.   De partijen staan elkaar, voor zover praktisch mogelijk, bij bij de aankoop door een partij of door personen binnen de Gemeenschap of vallend onder de jurisdictie van de regering van Australië, van nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal en uitrusting.

3.   De voortzetting van de onder deze overeenkomst vallende samenwerking wordt afhankelijk gesteld van de wederzijds bevredigende toepassing van het systeem voor veiligheidscontrole en toezicht dat door de Gemeenschap overeenkomstig het Euratom-Verdrag is ingevoerd, en van het systeem voor veiligheidscontrole en toezicht met betrekking tot nucleair materiaal, niet-nucleair materiaal of uitrusting, dat door de regering van Australië is ingevoerd.

4.   De bepalingen van deze overeenkomst worden niet gebruikt om de toepassing van het beginsel van vrij verkeer op de interne markt in de EU te belemmeren.

5.   Overdrachten van nucleair materiaal en desbetreffende diensten geschieden onder billijke commerciële voorwaarden. De toepassing van dit lid laat het Euratom-Verdrag en het daarvan afgeleide recht, alsmede de wet- en regelgeving van Australië, onverlet.

6.   Afgezien van het bepaalde in de leden 5 en 6 van artikel VII gebeurt elke heroverdracht van onder deze overeenkomst vallende goederen of technologie buiten de jurisdictie van de partijen overeenkomstig de verplichtingen van de regeringen van afzonderlijke lidstaten van de Gemeenschap en de regering van Australië binnen de groep van landen die nucleair materiaal leveren, bekend als de Groep van Nucleaire Exportlanden. Met name zijn de Richtsnoeren voor de overdracht van kernmateriaal, als neergelegd in IAEA-document INFCIRC/254/REV.9/Part 1, van toepassing op de heroverdracht van alle onder deze overeenkomst vallende goederen.

Artikel VII

Onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal

1.   Met betrekking tot onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal moet voldaan worden aan:

a)

in de Gemeenschap, de Euratom-veiligheidscontrole overeenkomstig het Euratom-Verdrag en de IAEA-veiligheidscontrole overeenkomstig de volgende veiligheidscontroleovereenkomsten, als mogelijk gewijzigd of vervangen, en overeenkomstig het non-proliferatieverdrag:

i)

de Overeenkomst tussen de niet-kernwapenlidstaten van de Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, gedaan te Brussel op 5 april 1973 en in werking getreden op 21 februari 1977 (IAEA-document INFCIRC/193);

ii)

de Overeenkomst tussen Frankrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, gedaan in juli 1978 en in werking getreden op 12 september 1981 (IAEA-document INFCIRC/290);

iii)

de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie betreffende de toepassing van de veiligheidscontrole in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland in verband met het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, gedaan te Wenen op 6 september 1976 en in werking getreden op 14 augustus 1978 (IAEA-document INFCIRC/263);

iv)

de op 22 september 1998 te Wenen ondertekende aanvullende protocollen IAEA INFCIRC/193/Add.8, IAEA INFCIRC/263/Add.1, en IAEA INFCIRC/290/Add.1, die op 30 april 2004 van kracht zijn geworden op basis van het IAEA-document INFCIRC/540 (gecorrigeerde versie) (Versterkt veiligheidscontrolesysteem, deel II);

b)

In Australië, de IAEA-veiligheidscontrole overeenkomstig de Overeenkomst tussen Australië en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie ter toepassing van de veiligheidscontrole in verband met het verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, die op 10 juli 1974 in werking is getreden (IAEA-document INFCIRC/217); aangevuld met het Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst tussen Australië en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie betreffende de toepassing van de veiligheidscontrole in verband met het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, gedaan te Wenen op 23 september 1997 en in werking getreden op 12 december 1998 (IAEA-document INFCIRC/217/Add.1).

2.   Ingeval de toepassing van een van de in lid 1 van dit artikel genoemde overeenkomsten met de IAEA om enige reden in de Gemeenschap of in Australië wordt opgeschort of beëindigd, sluit de desbetreffende partij met de IAEA een overeenkomst met een doelmatigheid en dekking die gelijkwaardig zijn aan die van de toepasselijke in lid 1, onder a) of b), van dit artikel bedoelde veiligheidscontroleovereenkomsten, of, wanneer dat niet mogelijk is,

a)

past de Gemeenschap, wat haar betreft, op het veiligheidscontrolesysteem van Euratom gebaseerde veiligheidscontroles toe welke een doelmatigheid en dekking bieden die gelijkwaardig zijn aan die van de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde veiligheidscontroleovereenkomsten, of, wanneer dat niet mogelijk is,

b)

treffen de partijen regelingen inzake de toepassing van veiligheidscontroles welke voorzien in een doelmatigheid en dekking die gelijkwaardig zijn aan die van de in lid 1, onder a) en b), van dit artikel bedoelde veiligheidscontroleovereenkomsten.

3.   De toepassing van fysieke beveiligingsmaatregelen gebeurt permanent op niveaus die minimaal voldoen aan de criteria van bijlage C bij IAEA-document INFCIRC/254/Rev.9/ Part 1 (Richtsnoeren voor de overdracht van nucleair materiaal); ter aanvulling van dit document verwijzen de lidstaten van de Gemeenschap, de Europese Commissie, in voorkomend geval, en Australië wanneer zij fysieke beveiligingsmaatregelen toepassen naar hun verplichtingen krachtens het Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal, gedaan op 3 maart 1980, met inbegrip van alle amendementen die van kracht zijn voor iedere partij en de aanbevelingen in IAEA-document INFCIRC/225/Rev.5 (Nuclear Security Recommendations on Physical Protection of Nuclear Material and Nuclear Facilities). Het vervoer is onderworpen aan de bepalingen van het International Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal, gedaan op 3 maart 1980, met inbegrip van alle wijzigingen die van kracht zijn voor iedere partij, en aan de IAEA-voorschriften voor het veilig vervoer van radioactief materiaal (IAEA Safety Standards Series nr. TS-R-1).

4.   Nucleaire veiligheid en afvalbeheer zijn onderworpen aan het Verdrag inzake nucleaire veiligheid, gedaan te Wenen op 17 juni 1994 en in werking getreden op 24 oktober 1996 (IAEA-document INFCIRC/449), het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval, gedaan te Wenen op 5 september 1997 en in werking getreden op 18 juni 2001 (IAEA-document INFCIRC/546), het Verdrag inzake de verlening van bijstand in het geval van een nucleair ongeval of een calamiteit met radioactieve stoffen, gedaan te Wenen op 26 september 1986 en in werking getreden op 26 februari 1987 (IAEA-document INFCIRC/336), het Verdrag inzake de vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval, gedaan te Wenen op 26 september 1986 en in werking getreden op 27 oktober 1986 (IAEA-document INFCIRC/335).

5.   Behalve in de in lid 6 van dit artikel bedoelde gevallen wordt onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal uitsluitend overgebracht buiten de territoriale jurisdictie van de ontvangende partij na voorafgaande schriftelijke toestemming van de leverende partij.

6.   Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst wisselen de partijen lijsten van derde landen uit waarnaar heroverdrachten door de andere partijen overeenkomstig lid 5 van dit artikel worden toegestaan. Elke partij stelt de andere partij in kennis van wijzigingen in haar lijst van derde landen.

Artikel VIII

Opwerking

De partijen geven toestemming voor de opwerking van splijtstof die onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal bevat op voorwaarde dat dergelijke opwerking plaatsvindt overeenkomstig de in bijlage A omschreven voorwaarden.

Artikel IX

Intellectuele eigendom

De partijen waarborgen adequate en effectieve bescherming van intellectuele eigendom die is voortgebracht en technologie die is overgedragen bij de samenwerking in het kader van deze Overeenkomst in overeenstemming met de toepasselijke internationale overeenkomsten en regelingen en met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in Australië en in de Europese Unie, de Gemeenschap of de lidstaten daarvan van kracht zijn.

Artikel X

Uitwisseling van informatie

1.   De partijen stellen de informatie waarover zij beschikken in verband met onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallende kwesties beschikbaar aan elkaar en aan personen binnen de Gemeenschap of onder de jurisdictie van de regering van Australië.

Informatie die van derde partijen wordt ontvangen onder voorwaarden die het doorgeven van dergelijke informatie onmogelijk maakt, is uitgesloten van het toepassingsgebied van deze overeenkomst.

Informatie die door de leverende partij als van commerciële waarde wordt beschouwd, wordt uitsluitend verstrekt onder de door de leverende partij gespecificeerde voorwaarden.

2.   De partijen bevorderen en vergemakkelijken de uitwisseling van informatie tussen personen die onder de jurisdictie van de regering van Australië vallen enerzijds en personen uit de Gemeenschap anderzijds inzake kwesties die onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen.

Informatie die in het bezit is van dergelijke personen wordt uitsluitend verstrekt met instemming van deze personen en overeenkomstig de door deze personen gespecificeerde voorwaarden.

3.   De partijen nemen alle passende voorzorgen om de vertrouwelijkheid te waarborgen van informatie die als resultaat van de uitvoering van deze overeenkomst wordt ontvangen.

Artikel XI

Tenuitvoerlegging van de overeenkomst

1.   De bepalingen van deze overeenkomst worden te goeder trouw ten uitvoer gelegd op zodanige wijze dat belemmering of vertraging van en onrechtmatige inmenging in de nucleaire activiteiten in Australië en in de Gemeenschap worden vermeden en dat zij in overeenstemming zijn met de zorgvuldige beheersmethoden die vereist zijn voor de economische en veilige uitvoering van hun nucleaire activiteiten.

2.   De bepalingen van deze overeenkomst mogen niet worden gebruikt om commerciële of industriële voordelen te verkrijgen of om zich te mengen in de commerciële of industriële belangen, binnenslands dan wel internationaal, van elk van beide partijen of gemachtigde personen, noch om zich te mengen in het nucleaire beleid van elk van beide partijen of van de regeringen van de lidstaten van de Gemeenschap, noch om de bevordering van vreedzame en niet-explosieve toepassingen van kernenergie te belemmeren, noch om het verkeer van goederen die zijn onderworpen aan deze overeenkomst, dan wel met het oog daarop zijn aangemeld, binnen de onderscheiden territoriale jurisdictie van de partijen of tussen de regering van Australië en de Gemeenschap onderling te belemmeren.

3.   De boekhouding van onder deze overeenkomst vallend nucleair en niet-nucleair materiaal wordt gebaseerd op de fungibiliteit van het nucleaire materiaal en de beginselen van evenredigheid en equivalentie van nucleaire materialen en niet-nucleaire materialen als omschreven in de administratieve regelingen overeenkomstig artikel XII van deze overeenkomst.

4.   Elke wijziging van de in de artikelen I, IV, VI en VII van deze overeenkomst genoemde Information Circulars van de IAEA wordt uitsluitend van kracht in het kader van deze overeenkomst wanneer de partijen elkaar via diplomatieke weg schriftelijk ervan in kennis hebben gesteld dat zij deze wijziging aanvaarden.

Artikel XII

Administratieve regelingen

1.   De bevoegde instanties van beide partijen stellen administratieve regelingen vast om de doeltreffende tenuitvoerlegging van het bepaalde in deze overeenkomst te waarborgen.

2.   Een overeenkomstig lid 1 van dit artikel vastgestelde administratieve regeling kan worden gewijzigd als wederzijds door de bevoegde instanties schriftelijk overeengekomen.

Artikel XIII

Toepasselijk recht

1.   De samenwerking in het kader van deze overeenkomst dient in overeenstemming te zijn met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in Australië en binnen de Europese Unie van kracht zijn, alsmede met de internationale overeenkomsten die door de partijen zijn aangegaan. Wat de Gemeenschap betreft, omvat het toepasselijk recht het Euratom-Verdrag en het daarvan afgeleide recht.

2.   Elke partij waarborgt ten aanzien van de andere partij dat het bepaalde in deze overeenkomst wordt aanvaard en in acht genomen door, wat Australië betreft, alle overheidsondernemingen en alle onder de jurisdictie van Australië vallende personen aan wie een machtiging is verleend overeenkomstig deze overeenkomst, en, wat de Gemeenschap betreft, alle personen binnen de Gemeenschap aan wie een machtiging is verleend overeenkomstig deze overeenkomst.

Artikel XIV

Niet-naleving

1.   Wanneer één van beide partijen of een lidstaat van de Gemeenschap materiële bepalingen van deze overeenkomst schendt, kan de andere partij de samenwerking in het kader van deze overeenkomst bij schriftelijke kennisgeving geheel of gedeeltelijk opschorten of beëindigen.

2.   Voordat één van beide partijen een dergelijke stap neemt, overleggen de partijen om overeenstemming te bereiken over een besluit of corrigerende of andere maatregelen nodig zijn, en, wanneer dit het geval is, over de te nemen maatregelen en over de termijn waarbinnen zij moeten worden genomen.

3.   Tot opschorting of beëindiging overeenkomstig lid 1 van dit artikel wordt uitsluitend besloten wanneer de corrigerende dan wel andere maatregelen, niet worden uitgevoerd binnen de door de partijen vastgestelde termijn of, wanneer geen oplossing is gevonden na het verstrijken van een redelijke termijn. In dergelijke gevallen heeft de leverende partij het recht de terugkeer van onder deze overeenkomst vallende nucleaire en niet-nucleaire materiaal, uitrusting en technologie te eisen.

4.   In geval van het tot ontploffing brengen van een nucleair explosiemiddel door een lidstaat van de Gemeenschap die niet over kernwapens beschikt of door Australië, zijn de leden 1 tot en met 3 van toepassing.

Artikel XV

Overleg en arbitrage

1.   Op verzoek van een partij komen vertegenwoordigers van de partijen zo nodig bijeen om met elkaar overleg te plegen over problemen die ontstaan bij de toepassing van deze overeenkomst, om toezicht te houden op de uitvoering ervan en om regelingen te bespreken voor samenwerking die verder strekt dan die waarin deze overeenkomst voorziet. Dergelijk overleg kan ook de vorm aannemen van een briefwisseling. Meer in het bijzonder plegen de partijen overleg met elkaar voordat zij nieuwe verrijkings- of opwerkingsprojecten opstarten die relevant zijn voor het onder deze overeenkomst vallende nucleaire materiaal.

2.   Elk geschil dat ontstaat uit de interpretatie of toepassing van deze overeenkomst en dat niet door overleg of op een andere wijze door de partijen kan worden geregeld, wordt op verzoek van een partij voorgelegd aan een scheidsgerecht dat bestaat uit drie scheidsrechters. Elke partij wijst een scheidsrechter aan en de twee aldus aangewezen scheidsrechters kiezen een derde, welke geen onderdaan is van een partij, die de voorzitter wordt. Wanneer een partij binnen een termijn van dertig dagen nadat arbitrage is aangevraagd, nog geen scheidsrechter heeft aangewezen, kan de andere partij bij het geschil de voorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzoeken een scheidsrechter aan te stellen voor de partij die zelf nog geen scheidsrechter heeft aangewezen. Wanneer binnen een termijn van dertig dagen na de aanwijzing of aanstelling van scheidsrechters voor beide partijen nog geen derde scheidsrechter is gekozen, kan elk van beide partijen de voorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzoeken de derde scheidsrechter aan te stellen. Een meerderheid van de leden van het scheidsgerecht vormt een quorum en alle besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen van alle leden van het scheidsgerecht. De arbitrageprocedure wordt vastgesteld door het scheidsgerecht. De besluiten van het scheidsgerecht zijn bindend voor beide partijen en worden door die partijen uitgevoerd. De vergoeding van de scheidsrechters wordt bepaald op dezelfde basis als die voor de rechters ad hoc van het Internationaal Gerechtshof.

3.   Ten behoeve van de beslechting van geschillen wordt de Engelse tekst van deze overeenkomst gebruikt.

Artikel XVI

Aanvullende bepalingen

De bepalingen van alle van kracht zijnde bilaterale overeenkomsten inzake samenwerking op nucleair gebied tussen Australië en de lidstaten van de Gemeenschap worden beschouwd als een aanvulling op het bepaalde in deze overeenkomst en worden in voorkomend geval vervangen door de bepalingen van deze overeenkomst.

Artikel XVII

Wijzigingen

1.   Op verzoek van een partij kunnen de partijen overleg plegen over mogelijke wijzigingen van deze overeenkomst, teneinde met name rekening te houden met de internationale ontwikkelingen op het gebied van nucleaireveiligheidscontrole.

2.   Als de partijen dit overeenkomen, kan deze overeenkomst worden gewijzigd.

3.   Wijzigingen treden in werking op de datum die door de partijen is aangewezen, middels de uitwisseling tussen hen van diplomatieke nota's waarin zij elkaar ervan in kennis stellen dat hun respectieve voor de inwerkingtreding van een wijziging noodzakelijke interne procedures zijn voltooid.

De bijlage bij deze overeenkomst vormt een integraal onderdeel van deze overeenkomst en kan worden gewijzigd overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.

Artikel XVIII

Inwerkingtreding en duur

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum van de laatste schriftelijke kennisgeving dat de voor de inwerkingtreding vereiste interne procedures door de partijen zijn voltooid.

2.   Deze overeenkomst blijft van kracht gedurende een aanvankelijke periode van dertig jaar. Daarna wordt deze overeenkomst automatisch verlengd door bijkomende termijnen van tien jaar, tenzij een partij de andere partij ten minste zes maanden voor het verstrijken van een dergelijke bijkomende termijn middels een uitwisseling van diplomatieke nota's in kennis stelt van haar voornemen de overeenkomst te beëindigen.

3.   Ongeacht schorsing, beëindiging of verval van deze overeenkomst of van samenwerking in het kader hiervan om welke reden dan ook, blijven de verplichtingen krachtens de artikelen III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XI, XII en XIII zolang van kracht als aan deze artikelen onderworpen nucleair of niet-nucleair materiaal of uitrusting op het grondgebied van de andere partij of te eniger plaatse onder haar jurisdictie of beschikkingsmacht blijft, of totdat in overeenstemming met de bepalingen van artikel IV door de partijen wederzijds is vastgesteld dat dit nucleair materiaal niet langer bruikbaar is of praktisch niet is terug te winnen voor verwerking in een vorm waarin het bruikbaar is, voor enige nucleaire activiteit die relevant is vanuit het standpunt van de veiligheidscontrole.

4.   Deze overeenkomst vervangt de:

a)

Overeenkomst tussen de regering van Australië en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie betreffende overdracht van kernmateriaal van Australië aan de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, gedaan te Brussel op 21 september 1981;

b)

uitwisseling van nota's tot vaststelling van een uitvoeringsregeling inzake International Obligation Exchanges, bij de Overeenkomst tussen de regering van Australië en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) betreffende de overdracht van kernmateriaal van 21 september 1981, gedaan te Brussel op 8 september 1993;

c)

uitwisseling van nota's tot vaststelling van een uitvoeringsregeling inzake de overdracht van plutonium, bij de Overeenkomst tussen de regering van Australië en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) betreffende de overdracht van kernmateriaal van 21 september 1981, gedaan te Brussel op 8 september 1993, en

d)

uitwisseling van nota's tot vaststelling van een uitvoeringsregeling tussen de regering van Australië en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) betreffende de overdracht van plutonium in het kader van de Overeenkomst tussen de regering van Australië en EURATOM betreffende overdracht van kernmateriaal van Australië aan EURATOM, en het begeleidend schrijven nr. 2 van 21 september 1981 en de uitvoeringsregeling betreffende de overdracht van plutonium van 8 september 1993.

Gedaan in tweevoud te Canberra, de vijfde september tweeduizend elf, in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, hiertoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

Voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

J. M. BARROSO

Voor de regering van Australië

J. GILLARD


BIJLAGE A

OPWERKING

Overwegende dat krachtens artikel VIII van deze overeenkomst nucleair materiaal dat onder deze overeenkomst valt, uitsluitend mag worden opgewerkt overeenkomstig de in deze bijlage omschreven voorwaarden.

De partijen bij deze overeenkomst,

Erkennende dat de scheiding, de opslag, het vervoer en het gebruik van plutonium bijzondere maatregelen vereisen om het risico van nucleaire proliferatie te verminderen;

Gelet op de rol van opwerking in verband met efficiënt energiegebruik, beheer van in verbruikte splijtstof vervat materiaal of andere vreedzame en niet-explosieve gebruiksdoeleinden met inbegrip van onderzoek;

Geleid door de wens te komen tot voorzienbare en praktische toepassing van de overeengekomen voorwaarden als neergelegd in deze bijlage, waarbij rekening wordt gehouden zowel met hun vastbeslotenheid de doelstelling van non-proliferatie te bevorderen als met de behoefte op lange termijn van de splijtstofkringloopprogramma's van de partijen;

Vastbesloten voort te gaan met de ondersteuning van de ontwikkeling van de internationale veiligheidscontrole en andere maatregelen met betrekking tot opwerking en plutonium, inclusief maatregelen om de weerstand tegen proliferatie en doeltreffende fysieke beveiliging te bevorderen;

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Onder deze overeenkomst vallend nucleair materiaal mag worden opgewerkt overeenkomstig de volgende voorwaarden:

a)

de opwerking vindt plaats voor het doel van energiegebruik of het beheer van in verbruikte splijtstof vervat materiaal, in overeenstemming met het wederzijds via overleg tussen de bevoegde instanties overeengekomen splijtstofkringloopprogramma;

b)

een beschrijving van elk voorgesteld splijtstofkringloopprogramma, met inbegrip van nadere gegevens inzake het beleid en het wettelijk en regelgevingskader met betrekking tot opwerking en met betrekking tot opslag, gebruik en vervoer van plutonium, wordt verstrekt door de partij die deze activiteiten overweegt;

c)

het afgescheiden plutonium wordt opgeslagen en gebruikt overeenkomstig het in het bovenstaande punt a) bedoelde splijtstofkringloopprogramma, en

d)

de opwerking en het gebruik van het afgescheiden plutonium voor andere vreedzame en niet-explosieve doeleinden met inbegrip van onderzoek vinden slechts plaats onder de voorwaarden die schriftelijk tussen de partijen zijn overeengekomen na overleg overeenkomstig artikel 2 van deze bijlage.

Artikel 2

Binnen 40 dagen na ontvangst van een verzoek van één der partijen wordt tussen de partijen overleg gepleegd om:

a)

de toepassing van de bepalingen van deze bijlage te bespreken;

b)

wijzigingen van het in artikel 1 van deze bijlage bedoelde splijtstofkringloopprogramma in overweging te nemen;

c)

verbeteringen van de internationale veiligheidscontrole en andere controletechnieken, met inbegrip van de vaststelling van nieuwe en algemeen aanvaarde internationale mechanismen met betrekking tot opwerking en plutonium, in overweging te nemen, dan wel

d)

voorstellen voor opwerking en gebruik, opslag en vervoer van het afgescheiden plutonium voor andere vreedzame en niet-explosieve doeleinden met inbegrip van onderzoek in overweging te nemen.