29.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 81/16


BESLUIT Nr. 1/2011 VAN HET GEMENGD COMITÉ EUROPESE UNIE-ZWITSERLAND DAT IS INGESTELD BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT OP AUDIOVISUEEL GEBIED TOT VASTSTELLING VAN DE VOORWAARDEN VOOR DE DEELNAME VAN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT AAN HET COMMUNAUTAIRE PROGRAMMA MEDIA 2007

van 21 januari 2011

tot aanpassing van artikel 1 in bijlage I bij de overeenkomst

(2011/193/EU)

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat op audiovisueel gebied tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het communautaire programma Media 2007 (1), hierna „de overeenkomst” genoemd, en de Slotakte bij de overeenkomst (2), beide ondertekend in Brussel op 11 oktober 2007,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De overeenkomst is op 1 augustus 2010 in werking getreden.

(2)

Na de inwerkingtreding op 19 december 2007 van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad, (gecodificeerde versie) (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (4), lijkt het de overeenkomstsluitende partijen aangewezen de verwijzingen naar de genoemde richtlijn dienovereenkomstig bij te werken, zoals bepaald in de Slotakte die gehecht is aan de overeenkomst in de Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen over de aanpassing van de overeenkomst aan de nieuwe communautaire richtlijn, en artikel 1 in bijlage I bij de overeenkomst aan te passen, in overeenstemming met artikel 8, lid 7, van de overeenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1

Artikel 1 in bijlage I bij de overeenkomst wordt vervangen door het volgende:

„Artikel 1

Vrijheid van ontvangst en doorgifte van televisie-uitzendingen

1.   Zwitserland garandeert op zijn grondgebied de vrijheid van ontvangst en doorgifte van televisie-uitzendingen die onder de bevoegdheid van een lidstaat van de Unie vallen zoals bepaald bij Richtlijn 2010/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (5), (hierna „richtlijn audiovisuele mediadiensten” genoemd), volgens de volgende procedures:

Zwitserland behoudt zich het recht voor om:

a)

de doorgifte op te schorten van uitzendingen van een onder de bevoegdheid van een lidstaat van de Gemeenschap vallende televisieomroeporganisatie die op duidelijke, belangrijke en ernstige wijze de regels inzake de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid heeft geschonden, als vermeld in artikel 27, lid 1 of lid 2, en/of artikel 6 van de richtlijn audiovisuele mediadiensten;

b)

omroeporganisaties die onder zijn bevoegdheid vallen te verplichten zich te houden aan meer gedetailleerde of strengere regels op de bij de richtlijn audiovisuele mediadiensten gecoördineerde gebieden, op voorwaarde dat zij evenredig en niet-discriminerend zijn.

2.   In gevallen waarin Zwitserland:

a)

op grond van de hem door lid 1, onder b), geboden vrijheid strengere of meer gedetailleerde regels van algemeen openbaar belang heeft aangenomen, en

b)

van oordeel is dat een onder de bevoegdheid van een lidstaat van de Unie vallende omroeporganisatie een televisie-uitzending aanbiedt die volledig of hoofdzakelijk op zijn grondgebied is gericht,

kan het contact opnemen met de bevoegde lidstaat teneinde een wederzijds aanvaardbare oplossing voor ondervonden problemen mogelijk te maken. Indien de bevoegde lidstaat daartoe een met redenen omkleed verzoek van Zwitserland ontvangt, verzoekt hij de omroeporganisatie zich te voegen naar de desbetreffende regels van algemeen openbaar belang. De bevoegde lidstaat licht Zwitserland binnen twee maanden in over het gevolg dat aan zijn verzoek is gegeven. Zowel Zwitserland als de lidstaat kunnen de Commissie vragen de betrokken partijen uit te nodigen voor een ad-hocbijeenkomst in de marge van de vergaderingen van het contactcomité om de zaak te onderzoeken.

3.   Indien Zwitserland van oordeel is dat:

a)

het resultaat van de toepassing van lid 2 niet bevredigend is, en

b)

de betrokken omroeporganisatie zich in de bevoegde lidstaat heeft gevestigd om zich op bij de richtlijn audiovisuele mediadiensten gecoördineerde gebieden te onttrekken aan de strengere voorschriften die op haar van toepassing zouden zijn indien zij in Zwitserland zou zijn gevestigd,

kan het passende maatregelen tegen de betrokken omroeporganisatie nemen.

Dergelijke maatregelen zijn objectief noodzakelijk, worden op niet-discriminerende wijze genomen en zijn evenredig aan de nagestreefde doelstellingen.

4.   Zwitserland mag slechts maatregelen uit hoofde van lid 1, onder a), of lid 3, van dit artikel nemen indien de volgende voorwaarden vervuld zijn:

a)

het heeft het gemengd comité en de lidstaat waarin de omroeporganisatie gevestigd is, in kennis gesteld van zijn voornemen om dergelijke maatregelen te nemen, met opgave van de redenen waarop het zijn beoordeling heeft gebaseerd, en

b)

het Gemengd Comité heeft besloten dat de maatregelen in verhouding staan tot het beoogde doel, niet-discriminerend zijn, en in het bijzonder dat de beoordeling van Zwitserland in de leden 2 en 3 gegrond is.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2011.

Voor het Gemengd Comité

Het hoofd van de EU-delegatie

Jean-Eric DE COCKBORNE

Het hoofd van de Zwitserse delegatie

J.-F. JAUSLIN


(1)  PB L 303 van 21.11.2007, blz. 11.

(2)  PB L 303 van 21.11.2007, blz. 20.

(3)  PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23.

(4)  PB L 332 van 18.12.2007, blz. 27.

(5)  PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 (PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60) en laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 (PB L 332 van 18.12.2007, blz. 27) en als gecodificeerd bij Richtlijn 2010/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in de versie PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).”.